BRIEVENBUS. MARCJE VAN 'T SPOOKHUIS Deze raadsels zijn Ingezonden door Jon gens en Meisjes, die Onze Jeugd lezen. Iedere maand worden onder de beste op lossers vier boeken verloot.) AFDEELING I (Leeftijd 10 jaar en ouder.) 1. (Ingez, door Avrovink.) Zet achter een meisjesnaam van 2 letter grepen den naam van een boom. Daar achter den naam van een hoogte en je krijgt een plaats in N. Brabant. 2. (Ingez. door Seringenknopje.) Mijn geheel is een land van Europa van 9 letters. 7 8 9 is niet arm. 1 2 3 4 is een windrichting. 5 5 6 is een lidwoord. 3. (Ingez. door Ansepans.) Geschreven met een e is het een bede vaartplaats, met een o een geurige drank. 4. (Ingez. door Avrovink.) Verborgen steden. a. Waar woont Henk nuize? b. Waar woont W. Teer? c. Waar woont E. W. Doorn? d. Waar woont Daan S. K Staal? e. Waar woont T. T. Reuch? f. Waar woont L. L. Zwoe? g. Waar woont O. Lennd? h. Waar woont O. O. Kit? 5. (Ingez. door Urret.) Figuurraadsel. R R R R een moedig man een volledig stel kleeren een land van Europa kant van de dijk ander woord voor opwinding een edelman 6. (Ingez. door Dik Trom.) Vul de puntjes in met medeklinkers, zoo dat er een aardig gezegde komt. .oe. e.. ..e. i. ui. a. .e a..e.e .e e. .e..e. AFDEELING II (Leeftijd 9 jaar en jonger.) 1. Ingez. door Avrovink.) Mijn geheel bestaat uit 9 letters en vormt -een naam van een bijzondere soort heester. 7 2 2 5 drijft op de melk. 1 2 4 5 is een ander woord voor lof. 6 3 8 9 is zuur. 7 2 3 4 9 zijn mooie bloemen. 5 8 9 is onder den grond. 2. (Ingez. door Avrovink.) Figuurraadsel. x X X X X X een kleur, een boom een broodje een soort glimlach. een insect ook een insect een roofdier. De kruisjes noemen een groente, 3. (Ingez. door Avrovink.) Ik ben een stad in Limburg van 8 letters. 4 6 7 8 heeft geen hoeken. 1 2 3 4 is een Limburgse he e rivier.. 6 2 4 is een lichaamsdeel. 5 6 7 8 is ook een lichaamsdeel. 8 6 5 is niet knap. 1 2 6 8 is een kleur. 4. (Ingez. door Padvindstertje.) Strik vragen. e. Welke koning heeft geen rijk. b. Hoeveel eieren kan je nuchter eten? c. Wie houdt maaltijd zonder te eten? d. Wie geeft ons gewillig wat ze van een ander moet leenen? 5. (Ingez. door Avrovink). Een voorwerp, dat vroeger op school werd gebruikt en de naam van een boom vor men samen een stad in Zuid-Holland. 6. (Ingez. door Avrovink.) Niet krom en daarvoor een klinker en een medeklinker vormen een stad in Utrecht. RAADSELOPLOSSINGEN. De raadseloplossingen der vorige week eijn: AFDEELING I 1. De tijd gaat snel gebruik hem wel. 2. Overdaad schaadt. 3. Parkietje. 4. Den Haag. 5. Als er een schaap over den dam is. vol gen er meer. 6. a. Huisjesslak, b. de kachel, c. Slok, lok. d. Wanneer hij uit het raampje kijkt. AFDEELING IT 1. Roodkapje. 2. Rotterdam. 3. Ledikant. 4. Pechvogeltje. 5. Wipneusje. 6. Sint-Nicolaas. Goede raadseloplossingen ontvangen van: Parkietje 5 Het oudste Blondje 6 Het jongste Blondje 6 Directeurtje 4 Kerstroosje 6. Kruidje-roer-me-niet 5 Duinpieper 5 Avrovink 6 Het oudste Blondje 5 Het- jong ste Blondje 6 Elzenhaantje 6 Oeverkevertje 6 Netty Zijlstra 6 Zandkevertje 6 Hermien Janssen 6 Schrikkelkindje'6 Een naamlooze 6 Wilgenkatje 5 Zangstaartje 6 Nachtegaaltje 5 Zilverschoon 5 Gouden regen 5 De kleine vogelvriend 6 Ansepans 6 Wim 5 Vaders jon gen 5 Puckie 6 Roodkapje 6 Sneeuwvlokje 5 Parkietje 6 Puckie 6 Roodkapje 6 Sneeuw vlokje 5 Vaders Jongen 5 Wim 5 De kleine Boomelaar 6 Do kleine Gymnast 6 Koekoek 5 Roodborstje 5 Acaciatakje 5 Moeders Troe telkindje 6 Roomsoesje 6 Naamlooze 5 De kleine Hardrijder 6 De tuinman 4 Tamboer 4 Concordiaan 6 Slaapmutsje 5 Duinviooltje 2 De looze Vos 6 Orgelist 5 Iris 6 Prikkel draad 5 RUIL-RUBRIEK. AVROVINK!v. Marumstr. 24 r. heeft 15 Hille, 1 Bali, 2 Haust, 1 Bensdorp, 7 Rood- band. de nrs. 128. 160 150 162 131 132 138. 2 Scholten. Hiervoor vraagt hij Weegschalen, y. S., Miss Blanche 1932. MAg v. EVERDINGEN, Nic. v. d. Laanstr. 4 heeft 3 Kwatta, 3 Sickesz, 2 Meco, 3 Vet- planten, 1/4 v. Melle, 1 Scholte, 10 Elftal len, 3de serie, 2 4de serie, 16 5de serie, 3 Olym piade, 1 Spelmoment 1 Bali. 100 zeldzame Buitenlandsche postzegels. Hiervoor vraagt hij Weegschaaltjes en Scholten S. v. GRAAS, Karolingenstr. 39, heeft 120 Cactus Verkade, 20 Klok, 20 Leupen, 44 Ky- riazi, 15 Duifjes. 12 Meco, 50 Haka, 31 Koorn, 13 Klaverblad 42 Hille-Utrecht, 11 Geld. 6 D. E 240 Sickesz (31) 36 Brood- en Meelfa briek (21). Voor dit alles vraagt ze Aanstel en Sunlight RANGBERDERTJE bedankt een vriende lijke onbekende voor de ontvangen bonnen. DUINVIOOLTJE, Plataanstraat 60, Haar lem-Noord, heeft 8 Dobbelman, 50 Tieleman nrs. 150, 1 Bensdorp, 1 Rademaker, 11 Hoe heet die vogel? 2 Roodband, 1 Voetbal, 2 W. Indiü-vlaggen. 8 Hoenders 2 Duifjes. 9 Meco, 2 V. S- Hiervoor vraagt ze Droste (Bali) Ook heeft ze 30 Weegschaaltjes Daarvoor vraagt ze Leupen Serie A. POSTZECELRUBRIEK. NOORWEGEN vin /O0~ /r-r- 30-0" /«tg PosL- Frimti-I't /o-&- /T-&- I0-&- -0- 3/0-0- 5~0-0- /O 0-0 100-&- De eerste zegel voor de vliegpost verscheen in 1927. Hierop is een vliegtuig afgebeeld boven het silhouet van een groot gebouw. Aan de onderzijde van de zegel staat in het midden de landsnaam „Norge", links daar van „Luftpost" en rechts de waarde nl. 45 ore (groenblauw). Grootte van 't vakje 2.3 bij 2.8 c.M. Ter herdenking van den lOOsten geboorte dag van den beroemden Noorschen schrijver Henrik Ibsen werden in 1928 eenige herinne ringszegels uitgegeven met de beeltenis van den schrijver, zijn naam en de jaartallen 1828-1928. Uitgegeven werden: 10 ore (groen) 15 ore (geelbruin), 20 ore (rood) en 30 ore (ultramarijn). Grootte van de vakjes 2.8 bij 2.3 c.M. In 1929 werden vele portzegels overdrukt met „Post Trimerke" of alleen „Post" en als gewone frankeerzegels gebruikt, n.l. 1 ore (olijfgrijs). 4 ore (rood-lila). 10 ore (groen), 15 ore (bruin), 20 ore (lila), 40 ore (ultrama rijn) 50 ore (roodbruin), 100 ore (oranjegeel) en 200 ore (violet). Grootte van. de vakjes 2.8 bij 2.3 C.M. Zie voor de indeeling 't schetsje Zeer geachte Mevrouw Blomberg, Zéér danken wij U en de Rubriekertjes voor alle mooie en aardige dingen die wij wederom voor ons Sinterklaasfeest ontvan gen hebben. Het is zoo heerlijk dat hierdoor het ons weer mogelijk is gemaakt alle kinde ren, en het zijn er heel wat, Maandagavond een mooi geschenk te geven. Ook namens alle Zusters. Hoogachtend, M. J. REBEL, Adj. Directrice. Ons vriendje, het eekhoorntje. Fftttftttdaar is hij weer! Met on geloofelij ke snelheid klautert ons kleine, le nige vriendje langs de gladste boomstammen naar boven, vlugger soms, dan ons oog hem kan volgen. Alle nagels van zijn vier pootjes slaat hij in de boomschors, dan neemt hij een nieuwen aanloop om te springen en schiet zoo verder naar boven. En de spron gen volgen elkaar zóó vlug op, dat het lijkt, alsof het diertje langs den stam naar boven glijdt. Is hij hoog genoeg gekomen, dan loopt hij naar de uiterste punt van een tak en springt van daar uit over in de kruin van een anderen boom. Als het moet, springt hij wel vijf meter ver, daarbij geholpen door zijn langen pluimstaart. Voortdurend zoekt hij naar eten. Nu zit hij op z'n achterpooten, met de korte voorpootjes brengt hij een den nenappel naar zijn bekje, draait dezen voort durend om en om en met de vlijmscherpe tandjes knaagt hij er blaadje voor blaadje af, net zoo lang tot de kern van den appel zichtbaar wordt. Deze wordt dan smakelijk naar binnen gewerkt. Het levendige, vlugge eekhoorntje is een sieraad vair het bosch. Altijd opgewekt gaat hij zijn weg, van boom tot boom, van kruin tot kruin. Jammer ge noeg is hij een vriend van eieren en plun dert alle nesten, die hij op zijn strooptoch ten vindt. Ook jonge vogels versmaadt hij niet en de beschadigingen die hij aan jonge boomaanplantingen toebrengt, zijn soms van dien aard, dat wij hem als een schadelijk dier moeten kenmerken en zijn vermindering- niet uit het oog mag worden verlor-en. Daarom kan het eekhoorntje slechts in de groote. uitgestrekte bosschen worden geduld, in parken en aangelegde plantsoenen echter dient hij te worden geweerd, om de verwoes tingen die hij aanricht, onder planten en nuttige vogels. door W. B.—Z. 7) Black sprong in 't rond en kwispelde met zijn staart. Arme Margje, ze dacht er niet aan. dat een zwerverskinó gebrek moet lijden en' ellende. Harmsen en zijn vrouw kwamen bepakt en beladen thuis. Margje voelde zich weer even ongelukkig. „Gevonden?" vroeg de vrouw. „Nee, vrouw en ik heb overal gezocht, Ik heb op mijn knieën onder 't ledikant gele gen. Ik heb de mat opgerold. Ik heb.... .Schei nu maar uit niet te vertellen wat je hebt gedaan. De broche is weg, de spelden zijn weg en 't wordt tijd, dat jij nu ook maar weggaat." „Ik heb ze niet vrouw!" „Waar zijn ze dan?" ,.Dat weet ik niet vrouw." „Zet 't eten maar op." Hoeveel eetlust Margje anders had. nu at ze met lange tanden. Dus ze zagen haar aan voor een dievegge. Hoe gauwer ze dan maar ging, hoe beter. Morgen zou ze voor dag en dauw met Black vertrekken. Ze zou niet wachten tot ze haar wegjoegen. Dien dag deed ze. wat haar opgedragen werd, heel stil. 's Avonds pakte ze haar heele garderobe in een grooten bonten zakdoek, die nog aan haar vader had toebehoord. Ze zou zorgen 't allereerst op te zijn en dan zou ze vertrekken voorgoed. Jammer, dat ze nu ook weg moest van Petertje. Misschien vloog hij haar wel na. Zeker zou hij haar missen. Margje sliep dien dag veel rustiger dan de beer en zijn vrouw. Vooral boer Harmsen woelde en woelde zonder ophouden. Zijn vrouw had hem verteld van de vermiste broche. Wonderlijk was 't zeker. Eerst die speld en nu weer de broche. Maar dat kind zag er toch nieet uit als een dievege. Waar moest de stumperd heen, als ze morgen door zijn vrouw werd weggestuurd. Want 't stond nu wel vast, dat de broche niet meer terecht zou komen. Telkens probeerde hij een gesprek met zijn vrouw. Zouden ze 't met Margje nog maar niet eens probeeren? Waar zou 't kind met de sieraden gebleven zijn? Kon 't niet zijn, dat ze wat verstrooid was en 't ergens had neer gelegd, waar 't niet hoorde maar waar 't zeker wel weer gevonden, zou worden. Vrouw Harmsen kon ook niet al te best in slaap komen. Wat zouden ze er in het dorp wel van zeggen als ze Margje weg joeg? Mevrouw Beukelaer zou haar zeker weer tot zich nemen, maar met de vriend schap zou 't gedaan wezen. Zij, vrouw Harmsen kon Margje best mis sen. Voor het huiswerk deugde ze niet. Harmsen beweerde juist, dat hij een flinke hulp aan 't meisje had. Ze pruttelde nooit tegen, stond altijd klaar en pootig, dat ze was. Lang voor de wekker afliep, stond boer Harmsen op. 't Weer was zoo mooi als 't we zen kon en misschien kon hij met Margje eens praten. Wat scheen de zon mooi! Wat zongen de vogels vroolijk! Daar sprong Black al tegen hem op. Ja, ja beste hond, zei Harmsen, die haast gesmoord werd in de liefkoozingen van het dier. Nu rende Black naar den eikeboom, hief den kop op en begon jammerlijk te huilen. „Wat is het, Black? Zit er soms een eek hoorntje in de twijgen?" Black schudde den ruigen kop. alsof hij zeg gen wou: jullie begrijpen me niet. Met zijn voorpooten probeerde hij den ruwen stam te omvatten. „Wat wil je dan toch hond?" vroeg Harm sen. Heel diepzinnig keek Black weer naar bo ven. Nu werd de boer heusch nieuwsgierig. Hij haalde een ladder van de deel, zette die,» tegen den boom en klom naar boven. Zat daar een eekhoorn? Hij maakte een sissend geluid, dat tct gevolg had. dat Peter tje en zijn wijfje angstig van hun nestje vlogen. De boer wou weer naar beneden gaan. Er was immers niets te zien. Daar moest Black niets van hebben. Hij blafte en blafte van belang. Nu moet ik weten, wat dat beest wil, dacht de boer. Hij begreep best, dat Black hem toch op iets attent wou maken. Boer Harm sen klom nu in den boom en tuurde en tuurde. Wat lag daar in 't eksternest? (Wordt vervolgd.) Flinke menschen hebben tot lijfspreuk, dafc de moeilijkheden in de wereld zijn om door ons te worden opgelost of overwonnen. En inderdaad, hoe moeilijker een opgave is, hoe meer voldoening we zullen hebben, als we het vraagstuk hebben weten op te los sen. Zoo gaat het ook met spelletjes, waar voor je een flink verstand en een goed ge heugen moet hebben, om ze te kunnen spe len. De twee figuurtjes, die je hier op de teekening ziet. zien er heel eenvoudig en regelmatig uit en toch is het een heel kunst stukje om ze na te teekenen! Ja, ik hoor jullie al lachen, maar probeer het maar eens Twee minuten lang mag je de teekeningetjes aankijken, zoodat je ze goed in je geheugen kunt opnemen. Dan wordt de teekening om gekeerd of weggenomen en je brobeert. uit het hoofd de beide figuurtjes na te teeke nen. Het bovenste figuurtje kan in één streek worden geteekend. dus zonder pen of potlood van het papier te nemen. Het onder ste figuurtje kan in twee streken worden ge teekend, dus hier mag je pen of potlood één keer van het papier nemen. Het is een leuk winteravondspelletje, als je zoo onder elkaar bent. Maar het is ook een prachtige oefening van je waarnemings vermogen en je geheugen. Je zult eens zien, hoe moeilijk het is, deze eenvoudige teeke ningetjes precies na te teekenen en wat een goed geheugen je daarvoor noodig hebt! GUUS GERBE. Een natuurkundig kunstje, Met heel eenvoudige middelen kunnen wé soms natuurkundige proeven nemen. Een interessant kunstje bijv. is dat, waarvoor we twee waterglazen, een stukje vloeipapier en een eindje kaars noodig hebben. De beide glazen moeten precies even groot zijn en ook dezelfde glasdikte hebben. Het vloeipapier wordt goed vochtig gemaakt en vervolgens op het eene glas gelegd, nadt we daarin een brandend eindje kaars hebben geplaatst. Nu neemt men het tweede glas en zet het met de j opening naar beneden, op het eerste, zooals we dat op het teekeningetje kunnen zien. Het bovenste glas wordt voorzichtig een beetje aangedrukt, zoodat het vrijwel luchtdicht sluit. Het gevolg zal zijn, dat de kaars inkor ten tijd uitgaat, en wel zoodra alle zuurstof, i die zich in de glazen bevindt, is verbruikt, j De verwarming doet echter de lucht uitzet ten en gedeeltelijk wordt ze ook uit de glazen verdreven. Zoodra de kaars uit is, trekt de lucht zich weer samen en zoodoende ontstaat tenminste gedeeltelijk, in de glazen een va- i euum, dat is een luchtledig. Hierdoor wor den de glazen vast op elkaar gedrukt, zoo- dat men ze samen kan oplichten, door ze aan het bovenste glas op te heffen. Er hoort J eenige moeite toe, om de glazen weer van. eikaar te krijgen. Als we dit experimentje gaan uitvoeren, moeten we eerstens voorzichtig zijn met het brandende eindje kaars, en dan moet het zoodanig in het glas worden gezet, dat de vlam het glas niet raakt, ander loopen we kans, dat het springt. EEN HANDIGE JONGEN Een jongen kwam voorbij een smederij, waarin de baas juist bezig was een stuk gloeiend staat te behameren. „Dat ziet er uit, alsof het heet is, merkte j de jongen gekscherend op. „Ach dat lijkt maar zoo, neem het maar I gerust in je handen, grijnsde de smid, die dacht, dat de jongen hem in het ootje wilde nemen. „Als je me een dubbeltje geeft', dan steek ik het in mijn zak." zei de jongen. De smid wilde dat grapje wel eens mee- I maken en gaf den jongen het dubbeltje. De jongen nam het kalm aan stopte het in z'n zak en wandelde weg. Brieven aan de Redactie van de Kinder - Afdeeling moeten gezonden worden aan Mevrouw BLOMBERG—ZEEMAN, Marnix- straat 20. NAOHTVLINDERTJE. Wat is dat zielig met Kees afgeloopen. Maar was hij er wel op tijd? Hij moest wel naar de Maria-Stïch- ting. De andere kinderen hebben er juist zoo genoten. ELZENI-IAANTJE. Ja, ik vond je auto bus prachtig. Wat had moeder die poppe tjes alleraardigst aangekleed. Waren je an dere inzendingen soms legkaarten? W. v. d. L. Ben jij niet op onze tentoon stelling en ons féést geweest? Leuk, dat jul lie nu zoo'n grooten familiekring hadden. En vond je kleine neef het niet heerlijk om Sint echt te zien? Vast hartelijk gefeliciteerd met moeders verjaardag. Prettig voor moe der. dat allen dan nog bijeen zijn. HET JONGSTE BLONDJE. Het doet me genoegen, dat je cadeautje naar je zin was. Je schrijft keurig met dit potlood. Ik houd ook nog meer van gevulde koek dan van spe culaas. Nu was jc prachtig op tijd. Stuur dat versje maar eens van Domme Piet.". IiÈT OUDSTE BLONDJE. Je raadsels zijn goed. Je hebt zeker nog wel eens aan Zaterdag terug gedacht. Die professor Jopie heeft zeker altijd een mooi cijfer voor teeke nen op zijn rapport gekregen. Hoe was 't in de Klnder-Bewaarplaats? Was je er op tijd? AVROVINK. 'k Heb nu weer een stelletje raadsels van je afgewerkt. Ik hoop. dat de raadselprijs naar je zin is. KRUIDJE-ROER-MIJ-NIET. Ja zeker ik was net zoo benieuw naar alles wat er komen zou. als jullie allemaal. DIRECTEURTJE. Ja. er was mooi werk op onze tentoonstelling. Zoo houd je zoo van Geschiedenisboeken. Ik zal er om denken, als je eens een prijs wint. PARKIETJE. Je hebt nu misschien wel 't een en ander op de tentoonstelling gezien, dat je 't volgend jaar ook kunt maken. DE KLEINE TIMMERMAN. Als je dit leest, heb je het boek zeker al ontvangen, hè? W. L. Als je bij me komt, neem dat versje dan nog eens mee, dan kunnen we dat sa men bespreken, 't Geheim van den smid is eigenlijk dit: volhouden en vertrouwen! dat "t vruchten zal afwerpen. SOLVEJG. Prettig, dat jouw cadeautje ook in je smaak valt. Leuk. dat je je eigen naam kreeg op te peuzelen. Je winkel was schitterend. Ik wil graag gelooven, dat 't je moeite gekost heeft er 'afstand van te doen. Dat is heelemaal niet kinderachtig. Was je nichtje blij met de piano? Heb je er: turf in je ransel voor haar op getokkeld? ROZEKROONTJiE. 't Speet me wel, maar ik had een zieke thuis en kon daarom niet naar Roderik den toovenaar gaan. Heb je genoten? DIK TROM. Je raadsels zijn goed. Zoo je zult bemerken, heb ik er al een geplaatst Je mag best eens een verhaaltje sturen. Heb je Zaterdag plezier gehad op ons feest? SCHRIKKELKINDJE. 't Doet me ple zier. dat jij het Zaterdagmiddag zoo fijn goed bedacht. Prijkt het ringetje alle da goud bedacht. Prijkt het ringetje alle da gen aan je vinger? Hoe was 't Sint-Nicolaas- fcest van de zang. II. BURRY geeft geen adres op. zoodat ik zijn ruilaanvraag niet plaatsen kan. ZANDKEVERTJE. Jij bent een dankbaar Zandkevertje hoor! 'k Ben blij, dat Sint zoo goed om je gedacht heeft. De muts en de das draag je zeker alle dagen, 'k Vond je inzen ding alleraardigst DE KLEINE VOGELVRIEND. Jammer, dat je Zaterdag niet kon komen. Moeder en je plaatsvervanger hebben dus wel genoten. Dat doet me plezier. Ik vind het ook prettig, dat- 't cadeautje naar je zin was. ZILVERSCHOON. Iieb je al eens gepro beerd zoo vlug te teekenen als Professor Jopi. Kom het bock Woensdag maar ruilen. Wat heeft de goede Sint nuttige en lekkere din gen bij je gebracht. Ecnig, dat je nu al weer aan 't prakkizeeren bent, wat je een volgend jaar voor de zieke kinderen zult maken. NACHTEGAALTJE. Ik had er zeker een voorgevoel van, dat je een étui zoo noodig had. Wat hebben ze jou in 't zilver gezet. Een deftig nachtegaaltje, hoor! Als je zoek raakt kunnen ze je door de broche terugvin den, hè? WILGENKATJE. Ik dacht wel, dat de Sint jou ook niet zou vergeten. Wat een rust voor je, dat je eerste rapport er zoo goed uitzag. Je vindt het zeker wel prettig bij Juffrouw B. EEN NAAMLOOZE schrijft me over den prettigen Zaterdagmiddag. Hij heeft een vliegmachine, gereedschap en het Gulden Jongensboek van Sint gehad. Gelukkig maar, dat Sint wel wist, wie hij was. MIEP VAN DER F. Dus je hebt het ge zellig gevonden in de Maria-Stichting. Wat ben je nu gauw jarig. Je schrijft keurig voor zoo n kleine peuter. Zet de volgende week dien schuilnaam maar onder je raadsels en briefje. ANSEPANS. Die Sint heeft maar lek kere dingen in je schoentje gestopt. 't Spijt je zeker wel, dat hij weer is afgereisd. Waren de yo-yo's van chocolade of waren 't echte? LANGSTAARTJE. Je zult zeker nog wel eens terugdenken aan je ziekenhuisbezoek. Prettig, dat 't overal zoo'n vroolijke stem ming was. Spaar je kaarten maar voor an dere brieven,. De volgende week schrijf ik een nieuwen wedstrijd uit. Bewaar je meu beltjes en kleedjes maar voor een volgend jaar. Ik vond jouw inzendingen snoezig. De vlekken worden je in deze Sint-Nicolaasstem ming gaarne vergeven. DUINROOSJE. 'k Vind het zoo prettig allemaal zulkedankbare brieven te krijgen, 't Was niets erg. dat deze week je raadsels ontbraken. Wat heb jij leuk levend speel goed gekregen. Hoe gaat 't met de viervoe ters? Wat ben je verder goed bedacht. Heb je Donderdag ook veel plezier gehad op 't schoolfeest? HAAKSTERTJE. Wat was dat aardig postpapier. 1-Ieb je Woensdag prettig met je winkeltje gespeeld? Je kon er ook lekker snoepgoed verkoopen. Zijn de festiviteiten bij jullie nu voorbij? SLAAPMUTSJE. Neen, ik was de St. Nicolaas niet in de Kinder-Bewaai-plaats. Leuk. dat je zoo'n uitdeeling eens hebt mee gemaakt. Schrijf mij maar niet meer op dat mooie postpapier. Dan gaat- 't veel te gauw op. ZOMERKINDJE. Je hebt zeker meer Ru briekertjes in de Kinderbewaarplaats ont moet. Een goed voornemen van je om een volgend jaar zeker weer mee te doen. Heb je al 't moois al in je kamertje geschikt? Of moet de verbouwing eerst klaar zijn? De vol gende week komen je raadseloplossingen zeker. CONCORDIAAN. Je raadsel is goed. DE KLEINE HARDRIJDER. Zaterdag is voor jou dus ook een vroolijke dag geweest. Zing je nog wel eens van: Zwaan, zwaan, zwaan kleef aan? Je raadsel is góed. ROOMSOESJE. Er konden toch nog wel twee boterhammetjes bij per dag. Wat aar dig, dat vader vroeger ook Rubriekertje was. En wat is hij zuinig op zijn prijzen geweest. MOEDERS TROETELKINDJE. 'k Vind het prettig, dat jij het Zaterdag ook zoo naar je zin hebt gehad. Je hebt mooi postpapier van Sint gehad. Wees er maar wat zuinig op. DE LOOZE VOS- Ben jij zoo'n bovenst beste jongen, dat je zóóveel van Sint-Nïco- laas hebt gekregen? Ik dacht, dat je nog wel een beetje stout was. RANGBERDERTJE. Ja, die professor Jopie kon wel professor in 't teekenen wor den. Nu nadert je verjaardag weer. De feest jes zijn bij jou niet van de lucht. Weet je al enkele cijfers van je kerstrapport? DUINVIOOLTJE. Zaterdag heb ik ook genoten. Ik vind het altijd een aardige ge dachte jullie allemaal om me heen te heb ben. Gebruik je nieuwe postpapier maar niet voor de Rubriek. Dan is het veel te gauw op. Hoe gaat het met je vogels? ACACIATAKJE. 't Was wel een weekje vol afwisseling. Probeer op school nu ook maar. eens vlug te teekenen. Het doet me ge noegen. dat je zoo blij bent het St. Nicolaas- bezoek in 't Diaconessenhuis meegemaakt te hebben. Wat knap van Sint, dat hij jouw naam wist. Lief van je hoor, om een volgend jaar nog meer te willen maken. DE KLEINE GYMNAST. Je raadsels zijn goed. ROODBORSTJE. Je raadsel is goed, ook dat van KOEKOEK. DE KLEINE BOEMELAAR. Je raadsels zijn goed. VADERS JONGEN. Ook al een dank bare jongen, hè? Gebruik je de potlooden dagelijks? Hoe kon ik dat toch zoo goed ra den, dat je die noodig had? Wat heb je al zoo gezegd? Vervelen behoef je je niet, hè? WIM. Je vrije uurtjes besteed je nu ze ker met knutselen aan de motor. Een leuk werkje, hè? SNEEUWVLOKJE. Ben je al bezig ge weest om je ansichten-album te vullen? Wat heb ik dat ook goed uitgemikt. PUCKIE en ROODKAPJE. Ja. ik heb ervan gehoord, dat 't Zondag zoo aardig was in de Licht-Hoeve. En wat trof dat, dat Sint juist jullie ledikantje uitdeelde. ROZENKNOPJE. Je leert zeker veel mooie dingen maken op dat atelier. Bevalt het je er goed? Je schrijft netjes en daarom mag je wel met potlood blijven schrijven. IRIS. Je vriendinnetje vond het zeker wel fijn, dat ze Zaterdag met je mee mocht. Heeft Orgelist flink verkocht op de bazar? Wat prettig voor je, dat vader mee ging naar 't Diaconessenhuis. Je broer mag het boek komen ruilen. PRIKKELDRAAD. Je profiteert zeker alle dagen van vaders cadeau, 't Is gezellig, dat de beide vriendinnen zoo alles samen doen. ANNEKE. 'k Ben blij voor jullie, dat Sint-Nicolaasavond toch nog een feestelijk tintje had. Hoe is 't nu met de patiënten? Ik hoop zoo. dat moeder weer op de been is. Dan komt de fleur er weer in hè? W. BLOMBERG—ZEEMAN. Marnixstraat 20 Haarlem;, 9 December 1932. EEN WINTERAVONDSPELLETJE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 16