ALLES VOOR KERSTMIS. ABR. MEIJER een ze m mm HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAC 16 DECEMBER 1932 EEN PRETTIG HANDWERKJE. We beelden hieronder een motief af, dat •eigenlijk voor alle mogelijke doeleinden te gebruiken is. Het wordt gewerkt met den gewonen borduursteek en er kan zowel wol, als katoen of zijde voor worden ge bruikt. Het bloemmotief is op de juiste grootte aangebracht, zoodat de behandeling nogal gemakkelijk is. Als we een stukje carton-papier tusschen de strak gespannen stof en de teekening leggen, kan deze op de gewone wijze worden doorgetrokken. Vooral voor de hoeken van een tafellaken leent het motief zich goed. Nu de feestdagen weer naderen en we onze middagdisch graag extra netjes maken, is dit een geschikte ge legenheid, verloren uurtjes te gebruiken om te gaan borduren. Gewoonlijk zijn we ai gauw geneigd om voor de Kerstdagen hulsttakjes en boompjes op het tafellinnen te appliqueeren, maar hoe mooi dit ook is, na Kerstmis hebben we daar weinig meer aan. Een keurig geborduurd tafellaken waarvan we ook de feestdagen plezier heb ben, is toch altijd te prefereeren. Daarom is het beter, een neutraal motief te nemen dat we toch, door de kleurenkeuze, groen en rood, in feeststemming houden. Als we de teekening niet te hard doortrekken, zoo dat het papier niet beschadigt, kunnen we deze meermalen calqueeren, bijv. op de hoeken of langs den rand van het tafellaken Bijpassende motiefjes voor de servetten, krijgen we door een deel van het motief een enkel blad of takje, door te trekken. Op een hoek van een kussensloop, een bedde- laken, of een gewoon linnen sierkussen, zal het motief eveneens een aardig effect maken Trouwens, een vrouw die graag handwerkt en met smaak de goede kleurencombinatie weet te kiezen, zal voor een mooi borduur- motiefje nog talrijke andere voorwerpen heb ben, om het op aan te brengen. KLEM FAliLTp „En weet je, wat je nu eens doen moest?" zei mijn oude vriend tegen me, die behalve een flatteuzen grijzen baard, die hem meer eerwaardigheid verleent dan hij eigenlijk heeft, ook een kostelijk gevoel voor humor bezit, „nu moet je in je woordenboek eens opzoeken wat precies een fabel is". Dit was, let wel, na afloop van een klein voorval, dat ik u zoo dadeliijk zal vertellen, en na afloop van de korte mededeeling, die hij er tot slot aan vastgeknoopt had. Ik deed natuurlijk, wat hij zei. Hij is een kostelijk oud heer en is op de subtiele manier, waarvan ik het meeste houd onweerstaanbaar komiek. Ik ging naar huis, en ik zocht in mijn woor denboek de definitie van het> woord fabel op. Er schemerde mij wel vaag iets voor den geest van wat een fabel ongeveer was, en terwijl ik naar huis fietste, verkneukelde ik mij al lichtelijk ln het grapje, dat ik aan voelde komen maar de werkelijkheid over trof mijn stoutste verwachtingen. Nooit van mijn leven nog heb ik zoo'n verrukkelijke, zoo'n sprankelende, zoo'n ocrkomische defi nitie van een litterair begrip gezien. „Een fabel", zei mijn woordenboek is,....„ Ik zal u maar liever eerst vertellen, wat er gebeurd was. Ik kwam bij mijn vriend, den ouden heer, en vond hem in aandachtige beschouwing van iels heel gewoons: een hond, die, wat eigenlijk streng verboden was, onder de tafel op een stuk been zat te klui ven. Hij heeft twee honden, de oude heer. en nummer twee loerde venijnig met één oog boven de rand van zijn mand uit en sloot het listig en haastig, zoodra hij zag dat iemand naar hem keek. „Ze hebben", vertelde hij me. „al van van ochtend vroeg af ruzie om dat been. Als de êcn het heeft, en naar de deur vliegt, als er gebeld wordt en het in zijn opwinding één seconde vergeet, dan zit, als hij terugkomt, de andere er boven op en snauwt en grauwt hem af, tot hij in 's hemelsnaam maar met een ongelukkig gezicht over zijn stommiteit in zijn mand kruipt. En dat gaat de heele dag zoo door. Dan de één. zoodra zijn waak zaamheid ook maar een seconde verslapt, de ander „Maar mijn hemel", zei ik slim, „waarom geeft u ze er dan niet alle twee één?" En toen keek hij mij listig aan en zei: „Dat is hem nu juist de kwestie. Als ik ze er alle twee één geef, dan kijken ze er geen van tweecn naar om. Daar zit hem de charme van het geval niet in. Dat been, nou ja! Zc zijn niet jong meer, en zc hebben meer beenen gehad in hun leven. Nee, samen één, en anders.... Weet je, wat Je eens doen moest?" „Nou?" zei ik benieuwd. „Je moet in je woordenboek eens opzoeken wat een fabel is Zooals ik zei, dat heb ik gedaan en om cr verder geen woorden aan vuil te maken, zal ik u precies de definitie van een fabel citeeren: „Een fabel, is een verdichte vertelling, waar in men de écn of andere waarheid die men niet openlijk wil uitspreken .aanschouwelijk voorstelt en waarin men aan- dieren of din gen toedicht, wat op de menschen toepasse lijk is". Dat zei mijn woordenboek. Een dood boek, een dor ding, iets zonder humor en zonder charme is een woordenboek WILLY VAN DER TAK. De lucht is strak blauw en er waait een scherpe Noord-Oostenwind op het oogonblik dat dit op het papier komt te staan: terwijl u het leest, giet het misschien alweer pijpe- stelen en dartelt een bolle Zuid-Westenwind om de hoeken der straten. Dat wil echter allerminst zeggen, dat het met den vorst al afgeloopen zou zijn in dit seizoen, want de winter is nog niet goed en wel begonnen, en nu hebben we het eerste laagje ijs al te pakken. Vermoedelijk zullen er hierop nog wel meer volgen, nessimisten voorspellen zelfs met somber gedicht 'n strenge winter, nóg kouder dan 19' "-1929, maar waar ze de wijs heid vandaan halen hoort men meestal niet. Zoo werd er enkele jaren geleden eens een zeer strenge winter voorspeld, omdat de bijen een dubbele wand in hun korven had den gemaakt.. Dat leek inderdaad ernst, en het gebeurde dan ook, dat wij op den dag van Sinterklaas al op schaatsen stonden: tien of veertien dagen later plensde het van den regen, en die winter heeft zich verder gekenmerkt door lauwen wind, regen en zacht weer. Nu kunnen wij die bijen een dergelijke voorspelling niet kwalijk nemen: ik weet niets van hun gewoonten af, maar misschien diende die dubbelen wand wel om zich te beschermen tegen een vroeg wintertje, een strengen winter voorspelde het echter zeker niet. Toch kunnen wij ons wel wat gaan wape nen tegen koude die misschien komeft gaat, en die als zij ons overvalt zonder dat wij erop voorbereid waren, heel wat last kan veroorzaken. En bedenkt u dan ook maar eens, dat dergelijke onaangename verras singen maar al te vaak Zaterdagavond laat of op Zondag plaats hebben, wanneer er niemand meer te krijgen is om hulp te ver- leenen. Allereerst denken wij aan de kranen: wan neer het vorstig weer is zonder wind, kan het met het water in de leidingen heel wat liiaen, maar wanneer er 'n felle wind waait, bevriezen ze maar al te gauw. De meeste aandacht vragen natuui'lijk de buitenkranen, die altijd apart afgetapt kun nen worden, en die nu zeker al bevroren zijn, of het alweer zijn geweest, wanneer zij waren vergeten. Ze worden op de bekende manier afgetapt: de stopkraan wordt ge sloten, aftapkraantje en groote kraan wor den opengezet, zoodat de laatste resten water uit de buis verwijderd worden. En dan mogen we de watermeter ook niet vergeten: die zit daar wel aardig weggestopt, maar we kunnen er toch niet heelemaal van opaan, dat strenge vorst geen invloed op hem zal hebben. Dus pakken wij hem liefde rijk in, liefst in stroo of oude kranten, ook wel in een zak, maar we moeten zorgen dat het plaatje waarp de cijfers te lezen staan, vrij blijft, anders halen wij ons de ongenade van den meteropnemer op den hals. Voor een meterput in den tuin is inpakken in stroo wel het meest afdoende: kranten worden spoedig vochtig en dan wordt het een echte vieze boel in die put, welke wij er toch tegen den zomer weer uit moeten halen. Mocht de meter toch bevroren raken bij strenge vorst, of als ze niet voldoende bevei ligd is, dan kan een enkele ketel kokend water dikwijls de zaak-weer in het reine brengen, evenals dit het geval is met een bevroren kraan, wanneer de vorst in de kraan zelf zit. Dat we onszelf ook dikker inpakken daix anders, spreekt vanzelf, maar dan moeten wij ook eens gaan denken aan de talloos velen, die daartoe geen kans zien, en die zich ook heel wat prettiger zouden voelen in dikke kleeren dan in dunne. Daarbij komt nog, dat zij ook zuinig met brandstoffen die nen om te springen, zoodat er voor warme kleeding meer dan ooit aanleiding bestaat. De dieren hebben ook last van de kou, in zooverre dat zij behoefte hebben aan eten: de natuur zelf verschaft ze wel een dikkere jas, maar vooral de vogels komen vragen of er niet wat voor hen kan overschieten. Waar ze op geregelde tijden wat krijgen, zitten ze vaak in heele rijen in de boomen te wach ten tegen den tijd dat het gewoonlijk komt, en als het lang duurt, komt er een erg bru tale op de vensterbank zitten, om een zwij gende aanmaning naar binnen te sturen. Bij koud vriezend weer moeten wij ook springende handen en winterhanden en voe ten zien te voorkomen. Sommigen hebben daarvan zoo'n last, dat er bijna geen doen aan is, maar in de meeste gevallen doet een flesehie kamferspiritus vermengd met gly cerine, gelijke deelen, wonderen. Springende lippen kxmnen ook voorkomen worden door cacaoboter of vaseline, terwijl anderen, die last hebben van eeix overprikkelde huid bij vorstweer, baat kunnen vinden bij talc- poeder. Dit zijn allemaal van die eenvoudige huis middeltjes, welke, bij tijdig gebruik heel wat last en onaangenaamheden kunnen voor komen. Want al wordt er nxi ook beweerd, dat voi'stweer „zoo gezond" is, toch ben ik zoo vrij om dit te betwijfelen: al die kleine kwaaltjes hebben we heelemaal niet bij regen en wind, en velen voelen zich dan ook niet aangenamer dan wanneer het nat is en winderig. E. E. J.P. Er zijn menschen Uie er twee humexxren op na houden: een voor de huisgenooten en een voor de „anderen". Ik behoef wel niet te zeggen wie er het slechtste afkomen: het zijn nu eenmaal altijd de arme huisgenooten die op het kwade humeur getrakteerd wor den. Soms is het verschil heel opvallend. Tegen haar vriendinnen, tegen haar leveranciers, tegen enlken willekeurigen vreemde is me vrouw een en al beminnelijkheid. Ze doet haar best de reputatie van de charmante mevrouw Die-en-Die te veroveren en te handhaven. Maar tegenover haar huisgenoo ten geeft ze zich die moeite niet, dan is ze zichzelf.. Wat inhoudt, dat al die vriendelijk heid tegenover vreemden niet echt is, dat ze zich alleen maar vriendelijk wil doordoen. Ik heb dat bij kinderen nooit zoo sterk aangetroffen. Dat ze gezeggelijker en be leefder bij anderen zijn dan thuis, is nxeestal een kwestie van verlegenheid, van nog niet Het mooiste feest van het jaar, Kerstmis nadert. De tijd van -voorbereiding is er weer, we beginnen onze woningen extra ge zellig te maken met kaarsen, dennengroen en alles wat daarbij behoort. De geur van het groen hangt in de kamerherinneriix- gen aan onze eigen kinderjaren worden levendigToch is het gebruik om ter ge legenheid van het Kerstfeest de woning met een boom of met takken dennengroen le versieren, nog niet zóó oud. als we wellicht geneigd zouden zijn tc veronderstellen. Ter wijl tegenwoordig haast in geen woning meer een groote of kleine kerstboom ont breekt, of tenminste geen. dennengroen-ver siering', was dit gebruik tot voor ongeveer vijftig jaren vrijwel onbekend. In de versie ring van onze woning met het donkere groen, juist in deze kortste, vaak triestige dagen, ligt iets wonderschoons. En eigen lijk moest geen huisvrouw terugschrikken voor de betrekkelijk geringe moeite die het vervaardigen van een aardige versiering, een krans of lampversiering, medebrengt. Die mooie dingen kunnen we gemakkelijk zelf maken en de kosten zijn dan van geen be- teekenis. Wat dennetakjes, een eindje rood lint en enkele kaarsen, is alles wat we noodig hebben. Het behoeft niet overdadig te zijn, integendeel zal men vaak met een beschei den versiering een beter effect bereiken, daar het cr immers slechts om gaat, door de aan wezigheid van wat groen en kleuren, de juiste kerststemming te brengen. Om een aardigen krans te kunnen maken hebben we bindtouw, rood of goudkleurig lint, groen en een hoepel noodig, danwel een ijzerdraad; van voldoende stevigte, om het tot een hoepel te kxmnen buigen. De hoepel moet dienen om den krans het ronde model te geven en er tevens het groen goed aan te kunnen bevestigen. Men omwikkelt den hoepel met groen en bindt het dan goed, maar niet te dik, met heel dun touw Bij het vaststellen van de grootte van den krans dienen we er mede te rekenen, dat deze nog ongeveer twintig centimeter aan doorsnede toeneemt, als het dennengroen er om zit. Is dus uw bedoeling om bijv. een krans te maken van 80 cM. doorsnede, dan moet de hoepel ruim 60 cM. doorsnede heb ben. Moet de krans dienen, om tc worden opgehangen, dan moet hij rondom van groen worden voorzien, dient hij als tafel- stuk dan kan de onderkant vrijblijven. Het groen wordt zoo regelmatig mogelijk en niet al te dik aangebracht. Om den krans op te hangen, maakt men gebruik van twee stuk ken rocd lint, waarvan men de vier uitein den op gelijke afstanden aan den hoepel be vestigt, zoodat zich als het ware twee lus sen vormen. Vindt men dat niet sterk ge noeg', dan neemt nxen touw en omwikkelt dat met lint, dat dan heel dun mag zijn, daar liet niets behoeft, te dragen. Ook rood of groen crcpc-papier kan in dit geval dienen. Om de kaarsen een weinig stevig heid te geven, kan men gebruik maken van de bekende kaarshoxidertjes en anders neemt men een stukje ijzerdraad, waarvan men het eene einde om den hoepel en het andere om de kaars draait. In het laatste geval steekt men met een heete naald gaatjes hx de kaar sen en haalt daar het ijzerdraadje door. Dient de krans als tafelversiering, zoodat hij daar vlak op komt te liggen, dan kan men er zwaardere kaarsen in plaatsen. Als de krans moet hangen, is het weiischeliiker om de ge wone. lichte kerstboomkaarsjes te nemén, omdat die nic-t zoo gauw opzij vallen. Het is niet noodzakelijk, dat dc versieringen enkel uit dennengroen worden gemaakt. Men kan en het effect daarvan is nog mooier pijnboomgroen afwisselen met dennen groen. Tusschen het geheel brengt men hier en daar dennenappels aan, die men kan ver zilveren of vergulden, maar ook in hun na tuurlijke kleur laten. Ook het iets lichtere hulst en mistletoe doet het aardig, als on derbreking van het donkere dennengroen. Uit een oud bloemenmandje, dat we mis schien nog op zolder vinden, kxxnnen we eveneens een aardige versiering maken. Het hooge hengsel wordt met groen en lint om wikkeld, het mandje zelf natuurlijk ook met groen getooid en dan verguld met glanzend roode appelen en vergulde noten. En op den rand zetten we enkele kaarsjes, die op de zelfde manier worden bevestigd als bij den krans het geval is. Oude kandelabers, waar mede we eigenlijk niet zoo goed weg meer weten, kunnen ook uitstekend dienst doen als kerstversiering. Een eenvoudige witte kaars er in, een takje hulst er om heen en die oude voorwerpen zullen er weer gezellig en feestelijk uitzien. En tot slot nog een paar raadgevingen, die gelden voor iedereen, ook voor dc voorzichti- gen! Zet een kerstboom groot of klein nooit te dicht bij de kachel. Dennenhoxit en -groen is zeer licht ontvlambaar, vooral als de warme kamerlucht het water er al goed deels aan heeft onttrokken. De bopm zal ook langer mooi blijven, als hij niet al te warm staat. Breng de versieringen, zooals zilve ren ballen en klokjes, slingers en het z.g. engelenhaad, zoodanig aan, dat ze niet in aanraking kunnen komen met de kaarsvlam. Veilig ïs het, om in een hoek van de kamer een emmer water met spons te plaatsen. Zou er dan, ondanks onze voorzorgsmaatregelen toch iets in brand geraken, dan kunnen we onmiddellijk ingrijpen". W. aVEAZUR. gewend zijn. Leeren ze de menschen beter kennen dan gedragen ze zich vrij en onge dwongen, werkelijk alsof ze thuis zijn. Kin deren zijn meestal te eerlijk om een houding aan te nemen. Toch gebeurt het een enkel keertje, dat ze maniertjes toonen tegenover anderen. Dat doen ze ook onx in den smaak te vallen, ze doen „lief" en beter dan ze zijn. „Je mag best met mijn pop spelen, hoor. In vind het altijd goed als anderen kinderen met mijn speelgoed spelen". Vertrouw dat niet te erg! Iemand die graag geeft, geeft zonder commentaar, hij vertelt er niet nog eens extra bij. dat hij zoo graag geeft. Dat is mooidoenerij. En let eens op. dat zelfde kind zal zijn speelgoed niet aan een broertje of zusje gunnen. We moeten de zaak niet omdraaien en zeggen: dat kind is overal lief. behalve thuis. Nee. het kind is niet lief. maar doet zich buitenshuls anders voor. Thuis is het zich zelf, tegen anderen is het schijn heilig. Schijnheiligheid is een onuitstaanbare eigenschap. Niets is zoo irriteerend als iemand die zoo goed en zoo lief doet en hoopt, dat jp dat merken zult. Als uw kind bij anderen brutaal en ondeugend is, dan kan dat erg vervelend zijn. Maar wees bli.idat het tenminste eerlijk is! Merkt u iets van schijnheiligheid, dan lijkt het mij voor die kinderen niet kwaad ze eens flink in de maling te nemen, te spotten met hun braaf heid. Dat hebben ze noodig, willen ze later geen huichelaars worden. Natuurlijk moeten we hier ook weer voor zichtig zijn. Er zijn kinderen, die werkelijk braaf willen zijn en die zich dat suggereeren door af en toe iets heel nobels te doen en er bij te vertellen, dat het nobel is. En dat vertellen gebeurt dan meestal in vragende vorm. Het kleine kind vraagt al: „Ben ik zoet?" Het groote vraagt het wat minder kinderlijk, maar is toch ook verlangend te hooren, dat het op den goeden weg is! Maarzoo'n kind zal ook thuis juist thxiis! zijn goeden wil toonen. Dat wil lief zijn voor zijn eigen rust en geluk en niet om door anderen, door vreemden, geprezen te worden. BEP OTTEN. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. WEEKNIEUWS GR. HOUTSTRAAT 16, HAARLEM De nij-pende koude van de laatste week heeft ons doen beseffendat we in 't hartje van den winter zitten en dat de koudste weken vein het winter seizoen waarschijnlijk nog te wachten zijn. Het is daarom, goed te weten, dat A b r. M e ij e r zeer mooie Kr im p- vr ij e wollen camisoles verkoopt en in wollen ondergoederen een assortiment aanbiedt zooals U nergens ter plaatse zult vinden. De beste kw alit eit en ver koopt Abr. Meijer tegen zeer matige prijzen. KEUKENGEHEIMEN. Dit keer hebben de gerechten betrekking op den Kersttijd 1932, die weer in aantocht is; ik geef hierbij recepten voor een gevulde gans, appelcompöte en een gestoofd konijn. Gevulde gans (8 personen): 1 gans. 200 gram boter, 1 K.G. kastanjes. 1 pond zure appelen. 50 gr. rozijnen, melk, boter, zout, suiker, het sap van l 2 citroen. Indien de ganzelever aanwezig is, kook deze dan gaar (20 min.) en maak hem fijn. Kruis de kastanjes, kook ze 3 4 uur met zout pel ze en maak ze met een houten lepel of stamper tamelijk fijn. Vermeng deze puree met wat melk, boter, zout. suiker en het citroensap. Voeg de lever, de afgewasschen rozijnen en de gesnipperde appelen toe en vul met dit mengsel („farce") de goed ge- wasschen en gezouten gans. Naai de beide openingen van het dier dicht. Braad de gans aan alle kanten iix de boter mooi bruin en voeg, als deze goed van kleur is, wat water toe. Laat de gans in het geheel 2 1/2 a 3 uur braden, en bedruip hem af en toe. De zoetzure vulling heeft ten doel, het vette van de gemeste gans een weinig op te heffen, zoodat men minder last ervan heeft, dat dit gei'echt „te zwaar op de maag valt". Appelcompöte: ter afwisseling met dc ap pelmoes, die in de meeste gevallen bij ge braden kalkoen of gans wordt gegeven, kan men ook van appelen een smakkelijke com pote maken. Hiervoor is noodig voor 4 per sonen: 6 rijpe goudrenetten. I '2 L. water plus 2 d.L. witte wijn of 6 d.L. water plus sap van 1 citroen, een citroenschilletje, plm. 50 gr. suiker, maïzena. Schil en halveer de appelen, boor de klok huizen eruit. Breng dc vloeistof met de suiker en het citroenschilletje aan de kok in een platte pan met een groot bodemoppervlak. Laat dc appelen aan beide kanten gaar en zacht koken; leg ze, met de bolJe kant naar boven, in een com pote schaal en plaats op iedere appel een half geconfijt kersje. Bind het vocht met een weinig maizena en giet het over de appels (hierdoor worden zij min of meer ge glaceerd). Gestoofd konijn (4 personen): 1 konijn, zout, peper, 200 gr. boter, 50 gr. bloem. 612 d,L. bouillon (b.v. van 2 bouillonblokjes). 1 uitje, laurierblad, kruidnagel, peterselie, melk. Snijd het konijn in stukken, wasch deze en wrijf ze in met zout en peper. Bak ze in de boter mooi bruin en neem ze uit de pan. Voeg de bloem bij de boter en, onder goed roeren, de bouillon bij kleine hoeveelheden tegelijk: laat ondertusschen de saus steeds even aan de kook komen. Voeg de kruiden toe en laat het vleesch in deze saus plm. 1 uur stoven. Maak de saus af met een scheutje melk en neem dc kruiden eruit. Fresentecr dit gerecht met appelmoes en gekookte aardappelen of droge rijst. C. F,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 14