Toen het volle maan was... Overstrooming in Schotland DE AFDEELINGEN DEN HAAG van den Nederlandschen Toonkunste- liaarsbond hield Dinsdag in de Reside utic een 'demonstratie met rijwielen tegen liet te werksteden van buitenlan dsche nn s'ci in het amusementsbedrijf DE NIEUWE WEG ROTTERDAM-DEN HAAG. D nieuwe Rijksweg bij Overslag nabij de Zwcth s Dinsdag voor het verkeer opengesteld. TEN GEVOLGE VAN STORMWEER hebben op verschillende plaatsen in Schot land overstroomingen plaats gehad, waardoor belangrijke schade werd aangericht De rivier de Dochart was in een wilden stroom veranderd. DE LEDEN van den Zuid-Hollandschcn brandweerbond hielden Dinsdag ecu ex cursie naar het wrak van de ,.P. C. Hooft ïe Pernis. De mensehen begeven zich aan BEKENDE OCEAANVLIEGER BELLONTE is in het huwelijk getre- boord. den met Rolande Lafon. Het bruidspaar na de huwelijksvoltrekking. TWEE JONGE LEEUWTJES zijn dezer dagen per vliegtuig van Ostendc naar Londen overgebracht. Het transport gos.hicddc zonder incidenten. FEUILLETON Naar het Engelsch van JEFFERY FARNOL. W Anthea pakte den kleinen wijsneus eens klaps om zijn hals en gaf hem een hartelijken kus. „t Was erg daper en lief van je. snoes", zei ze. ..om alleen deze groote, vreeselijke' we reld in te gaan om voor mij een schat te zoeken". Ze wilde hem nog een zoen geven maar hij herinnerde er haar met grooten ernst aan. dat zij niet alleen waren. „Maar lieve jongen, schatten liggen tegen woordig zoo maar niet voo r't oprapen en ze ker niet in de buurt van Dapplemere", ver- yolgde ze met een bitter lachje. „Daarom wou ik juist nar Afrika". „Afrika?" „Jawel", zei Bellew. ..toen hij over mij strui kelde was hij op weg naar Afrika om een zak goud te gaan halen". „En groote Por wil met mij mee gaan", zei hij ..Maar hij vindt Afrika zoo ver af. Daar om wil hij een ander reisplan maken en daar om is ie eerst mee hierheen gekomen". „Zoo praatten ze genoeglijk een half uurtje en toen de thee was afgeloopen stelde An thea voor nog even naar buiten te gaan en ze liepen gedrieën den lauwen avond in, die geurde van rozen en kamperfoelie. En onder de wandeling in de schemer bracht de kleine Por telkens weer de schat ie berde. Waarom zou er nu toch niet een kist of een kruik met goudstukken verborgen zijn op een plaats, die bij zoon vreeselijk oud huis hoorde? Ze lachten ook altijd om hem! 't- Kon toch! Anthea legde haar hand op zijn krullebol en glimlachte. Ze wees Bellew het mooie don kere boschje en den boomgaard en het vre dige weiland en de beek. Maar er waren nog andere mooie dingen waarover noch zij, noch de jongen spraken, doch die Bellew daarom met- niet minder be wondering aanschouwde: zoo bijvoorbeeld de wijze, waarop Anthea haar lange donkere wimpers kon neerslaan op geheel onverwach te oogenblikkende welving van haar warme, roode lippen; de zachte blankheid van haar hals. Deze en vele andere dingen merkte Bel lew op. toen zij daar zoo kalm met hun drieën door den zomeravond wandelden. En al vroeg ging hij naar bed en 't was werkelijk befachelijk vroeg sliep dadelijk in en droomde nergens van. Doch verre van daar, aan den kant van een eenzamen weg, vergeten en ongezien, met wanhopige blikken, zat de Schim van een Verloren Geluk en grijnsde in de duisternis. HOOFDSTUK VH. Dat onder meer over Adam handelt. Bellew werd den volgenden morgen vroeg wakker, hetgeen bij hem een zeer ongewoon verschijnsel was. Maar er viel niets aan te doen. Hij was buitengewoon vroeg wakker. De zon wierp stroomen van licht in de open kamer, maar het kwam Bellew voor, dat hij daardoor niet wakker was geworden, terwijl hij nog wat lag na te dompelen. Ook niet door het zingen van den lijster in den appel boom voor het huis een nieuwsgierige appelboom, die zich in de ongelooflijkste bochten had gewrongen om in het raam van de logeerkamer te kunnen kijken en Bellew begon zich suffig af te vragen wat i het dan geweest was. Eensklaps hoorde hij het geluid weer een vreemd geluid, zooals hy nog nooit gehoord had en dat, toen hij nauwlettender luisterde, een soort van eeh- tonige lijkzang bleek te zijn, die door iemand, onder zijn raam. werd voorgedragen. Bellew uit zijn bed. liep naar liet raam. en leunde naar buiten in de gouden frischheid van den morgen. Hij keek rond en ontwaard- de spoedig den somberen zanger, die met een juk waaraan twee emmers vol water, op zijn schouders naar de lucht stond te kijken en wel hemel nog toe niemand anders bleek te zijn dan de boer, op wiens hootkar hij don vorigen middag gereisd had. Toen Bellew tot deze ontdekking kwam, riep hij hem vroolijk „goeden morgen" toe. De man keek op. zijn vierkante onderkaak zakte en hij bleef Bellew met open mond staan aankijken. „Wat nou? Zijde gij dat meneer", vroeg hij ten slotte, ,.en wat voerde daarboven uit?" „Slapen natuurlijk", antwoordde Bellew. „Wel hek nou ooit'", riep de ander lachend, „gij doet niks anders as slapen, geleuf ik ..Behalve als jij in de buurt komt", lachte Bellew. „Heb ik oe dan wakker emaakt?" „Ja je gezang". „Mijn gezang? da wil Tc geleuve! Mien ge zang zou de doode uit 't grave hale; dat zeit Prudence ten minste en die het 't gewoonlijk bi 't rechte and en as dat niet zoo is. dan is ze toch zeker een baas ien de keuken en dat is geen zaak om uit te vlakke. Maar ik zing niet duk. Alleen maar a'k alleen zij of goed gezind en dat komt niet duk voor". .Neen?" vroeg Bellew. „Neeje, heeledal niet. Inte'gendecle. ik zij somber en ver van vroolijk en geen won der ook". „Maar zooeven zong je toch". „Ja, da's waar. Maar je mot haast wel zin gen, op zoo'n mooien morgen. De lijsters ken- ne 't- ook niet houwe. Ik zal niet ontkenne da 'k zong, maar niettemin zij 'k treurig jen m'n gebeente". „Wat is er dan?" vroeg Beliew, „word je misschien ook geplaagd door de Schim van e een Verloren Geluk?" „Nee, meneer! 't Zijn geen spoke of gees- tes of geraamtes; en 't is ook geen ding waar over ik hier kan staan kletse, met een dag wark veur me, dus met je verlof meneer Met deze woorden bracht hij zijn hand aan de klep van zijn pet en stapte weg met zyn glinsterende emmers. Bellew ging zich scheren en was kort nadien gekleed. Hij liep naar beneden, ging het huis uit en wandelde door den vroegen zonne schijn naar het achter-erf, waar kippen ka kelden en koeien loeiden en eenden snater den en ganzen en kalkoenen gakkerden en schreeuwden en waar de man van den hooi wagen zelf druk in de weer was. „Ik geloof", zei Bellew, op hem toe stap pend, „ik geloof dat jij ac Adam. bent, van wien ik zooveel gehoord heb". „Adam is mijn naam. meneer'. „Stop dan een pijp. Adam", en Bellew reik te hem zijn tabakszak. Adam haalde uit zijn vestzak een klein, vuil aarden pijpje, tikte tegen zijn pet en begon het neuswarmertje te stoppen. .Ja meneer", zei hy, toen hij na een oogen- blik de eerste rookwolken met zichtbaar ge not uitblies. „Adam hebben ze mij een goede dertig jaar geleden gedoopt; maar ik noem me zelf mees ten tieds „den ouwen Adam". „Maar je bent toch niet oud?" ,,'t Is niet om mijn ouwerdom, meneer; 'l is om den olden Adam binnen in me. Ik zit vol van den olden Adam en hij is altid present en wordt me ielk oogeblik de baas. Giesteren nog had ie me hevig en hevig te pakke met dien kerel Job Jagway (een errebeier van meneer Cassilis, ziet u). Die vent Job Jagway lag me aldeur an me hoofd te zeure dat ons hooi juffer Anthea's hooi, ziet u) muf was muf! Nou en toen het den ouwen Adam den overhand in me gekrege op een ongelegen oogenblik, meneer! en ze hebbe Job Jagway motte wegdrage. Maar dat komp allemaal veur rekening van den olden ik zij de zachtmoedigste mcnsch van de wereld, zoo zacht as een lam'" „En wat had meneer Cassilis wel le zeg gen over die behandeling van zijn knecht?" „Die schreef een brief an juffer Anthea, meneer, die schrijft allied an Juffer An thea over 't een of ander. Hij schreef dat ie me kon angeve weg es manslag of zoo. maar dat ie 't uit respek voor hcur, bi een war- schouwïng zou late". „En juffrouw Anthea vond 't zeker niet erg prettig?" „Prettig? „„O. Adam zeit zcheb ik nog niet genoeg moeilijkhedens. dat je 't nog zwaarder veur me moak!"" En ik zag de trane ien der oogc toen zc 't zee. Ik 't harder veur der moake! Nee heur! As ik kos, dee ik alles om 't lichter te make maar ik kan niet. Niks an te doen!" „Ja, ik geloof wel dat je dat doen zx>udt Adam" zei Bellew. „En komt meneer Cassilis veel op Dapplemere?" „Nou ien den lesten tijd niet zoo veul. Dc leste maal was gister, net veur dat Gorrie thuis kwam. Ik waar an "t werp op 't arf en hij komt op me afrije, zoo vriendelijk as een kind dat was aardig van 'm. net na die geschiedenis met Job Jagway, ....O, Adam zeit ieik heur dat Jullie verkooping gaat houwen op Dapplemere. niet?"" Hij bedoelde wat ouwe meubels, meneer, die juffer Anthea wil late veilen om wat ree geld in de hand te krïjge. Der legge nog zooveul rekcnlngcJa zeg ik we ruime wat rommc! op'"' ik maakte 't maar zoo licht meugelijk ....Nou Adam."" zeit io. „as Job Jagway op de vei ling komt om een paar dingen te koopen, dan geen gevecht meer heur!" en hij knikte me goeien dag en rijdt weg. En. meneer, toen ik 'm gaan zag, kwam den olden Adam weer in me op. zoo hevig, dat 'k blij was dat er geen greep ien de buurt stond". (Wordt vervolgd). DE HEER A. RIENKS hoofdinspecteur van het lager jmdcrwijs te den Haag s benoemd tot raadsadv snir bij liet De- bartcmeiit van Onderwijs, Kui s m en Wetenschappen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 13