i LETTEREN EN KUNST „ARNHEM" FILMNIEUWS ESBJERG, DE CONCURRENT VAN IJMUIDEN. De Fiskebilzentrale. LEVENS VERZEKERING MAATSCHAPPIJ HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAG 30 DECEMBER 1932 HET TOONEEL. JACQUELINE ROYAARDS-SANDBERC. Bij haar zilveren tooneeljubileum. Mevrouio Royaards Sandberg als Badeloch in Gysbrecht van Aemstél. Op Vrijdag 6 Januari zal mevrouw Jacque line Royaards—Sandberg in den Gysbreght Aemstel in onzen Stadsschouwburg haar zil veren tooneel jubileum herdenken. Een be langrijk jubileum, want in mevrouw Royaards eeren wij niet alleen de talentrijke, intelli gente en aristocratische actrice, maar ook de vrouw, wier heele persoonlijkheid van zoo overwegenden invloed- is-geweest op misschien de belangrijkste en roemrijkste periode van ons tooneel. Hoe groot die invloed was, zul len maar weinigen in ons land volkomen hebben beseft, maar wij mogen het hier bij haar jubileum wel zeggen, dat mevrouw Royaai'ds door haar geloof in het werk van haar man, haar fijn-vrouwelijke tact en haar wilskracht meer dan iemand anders heeft gedaan om het talent var. Willem- Royaards tot volle ontplooiing te brengen. Mevrouw Royaards was in de bloeiperiode van „Het Tooneel" de stille, kracht achter de schermen en zij heeft met haar diplomatie- ken aanleg onnoemelijk veel bijgedragen tot het instandhouden en den bloei van het ge zelschap, dat eens de roem was van ons na tionaal tooneel. Zij was de vrouw, die ande ren van Royaards" beteekenis voor de Neder- landsche kunst zoo wist te overtuigen, dat zij medehielpen zijn gezelschap niet alleen in stand te houden maar ook tot volle ontwik keling te brengen. Zij wist vertrouwen, en meer dan dat, ook geestdrift te wekken in de harten van velen voor de prestaties van Willem Royaards, niet omdat hij haar man, maar omdat hij de groote kunstenaar was. Mevrouw Royaards is niet echtgenoote al leen geweest, zij was ook de animatrice van den meest genialen tooneelleider, dien Ne derland ooit heeft bezeten. Het is geen phrase, wanneer ik hier zeg. dat het werk van Royaards voor een deel ook het werk van me vrouw Royaards was en daarom verdient zij de hulde van allen, die nog met dankbare er kentelijkheid terugdenken aan deze glanspe riode van ons tooneel. welke wij eerst op haar volle waarde hebben leeren schatten, toen zij voor altijd geëindigd was. Maar het is niet alleen het verleden, ""-et is ook het heden, dat wij in mevrouw Royaards eeren, want als actrice viert zij haar jubileum en als tooneelspeelster neemt zij gelukkig nog steeds een zeer eigen en heel voor name plaats in ons land in. Wij hebben dit vooral verleden jaar bij de opvoering van Shakespeare's Liefde's Lief en Leed gevoeld, toen zij de prinses met zulk een féline charme, zoo frisch en schalks, zoo gracieus en merk waardig jeugdig en vooral zoo aristocratisch speelde. Toen heeft zij weer eens overtuigend laten zien, tot welk een hoogte zij in deze 25 jaar als actrice gestegen is en welk een zeer persoonlijk, voornaam cachet zij aan som mige rollen weet te geven. En zij zal dit ook doen op haar jubileumavond als Badeloch, in welke rol zij de noblesse van een vrouwe van Aemstel met de innigheid van de liefhebben de echtgenoote en moeder weet te vereenigen. Mevrouw Royaards heeft haar naam en haar roem als actrice zeker wel in de eerste plaats aan haar man te danken. Uit aristo cratische kringen, die heel ver van het toen malige beroepstooneel afstonden, voortgeko men. scheen het in het begin, toen zij een contract had afgesloten met de oude Kon. Ver. Het Nederlandsch Tooneel. zeer dubieus, of zij ooit als tooneelspeelster zou slagen. De jonge actrice kreeg er zeer weinig te doen en het publick merkte haar nauwelijks op. Er kwam plotseling verandering. toen Royaards en Verkade gezamenlijk met hun1 bekende zomerspelen begonnen en mevrouw Royaards daarin een vrij belangrijke rol speelde. Maar ook dit was nog maar een voor spel; met de oprichting van Royaards' ge zelschap begon feitelijk pas mevrouw Royaards' carrière. Het was met haar Eva in „Adam in Ballingschap" het openingsstuk van Het Tooneel en later met haar Rafaël in Lucifer, dat zij plots in het volle licht kwam te staan en zij haar naam maakte. Een persoonlijk, zelfstandig talent was me vrouw Royaards toen zeker nog niet. Zij be hoorde geheel tot. wat Frans Mynssen eens zoo karakteristiek de ..medium-acteurs" van Willem Royaards heeft genoemd. Zij was als bijna alle anderen de volgzame discipel van den Meester en paste zich volkomen aan bij Royaards' stijl en spel. Dat zij in het begin als actrice algemeen bewonderd werd, zou men moeilijk kunnen volhouden. Er was in haar dictie vooral bij Vondel een zekere gemaniëreerdheid het „mevrouw Royaards- toontje", zooals men het meestal noemde die min of meer gekunsteld aandeed en som migen zelfs irriteerde. Ik mag dat bij haar jubileum gerust schrijven, omdat mevrouw Royaards zich in den loop der jaren hoe lan ger hoe meer hiervan los heeft weten te ma ken en zij in het zeggen van verzen door haar diep intellect en haar zuiver gevoel voor klank en rhythme een voor ons land dat niet rijk is aan goede verzenzeggers zeld zame hoogte heeft bereikt. Maar toch, ondanks een zekere gemanie- reedheid, die ook nr" wel eens hinderde, hoe veel moois wist zij ook toen reeds in deze Vondel-spelen onder Royaards' leiding te ge ven. Het is nu al meer dan 22 jaar geleden, dat ik mevrouw Royaards in Lucifer heb ge zien, maar nog altijd heb ik in mijn herinne ring bewaard het moment van haar opkomst als Rafaël, zoo licht en etherisch, dat waar lijk iets van het bovenaardsche met haar ten tooneele verscheen. Het talent van mevrouw Royaards heeft zich altijd het meest geëigend voor het teer poëtische en zacht vrouwelijke, veel meer dan voor het gepassioneerde, zwoel-harts- tochtelijke. Zij is altijd de aristocrate onder de actrices gebleven, zoo zelfs, dat zij evenals indertijd Enny Vrede dat deed en ook Elsa Mauhs nog doet haar omgeving er soms ondanks haarzelf door verbur gerlijkt. Mijn mooiste herinnering aan me vrouw Royaards zal ik bewaren van de rol len, waarin zijn de passielooze, reine, boven het aardsclie uitgestegen vrouw kon zijn. zooals „Onze lieve Vrouwe" in Teirlinck's Ik dien welk een wijding wist mevrouw Royaards te geven aan dat oogenblik, waarin Maria van het altaar afdaalt en het kleed van Beatrys aantrekt Indra's dochter in Strindberg's Droomspel en „la douce Vio- laine" in Maria Boodschap van Claudel. In die rollen zou alleen een Tilly Lus haar heb ben kunnen vervangen of evenaren. Zij bracht hiervoor het wel zeer eigene en per soonlijke van haar talent mede en zij vond in Royaards den fijn-zinnigen leider, die het tot de hoogste perfectie wist op te voeren. Maar men zou de actrice onrecht doen, wanneer men ook niet haar aanleg voor het gracieuse, schalksehe en kokette erkende. Zij is behalve de aristocrate ook volkomen de vrouw al is het dan niet de gepas sioneerde vrouw op het tooneel. Het is wel opmerkelijk, hoe zij steeds ook nu nog de gratie en de charme der jeugd als het ware met zich medebrengt. Zij heeft eens een bakvisch gespeeld in De Sabijnsche Maagdenroof met een zoo ongedwongen, gezonde natuurlijkheid en van een zoo vol maakte ongerepte jeugd, als zelfs een jonge actrice niet had kunnen geven. En herinnert gij u nog haar Monna in ..Blauwbaard s Acht ste Vrouw'' een harer beste rollen waar in zij van een zoo fijne distinctie, betoove- renüe jeugd en verrukkelijke gratie was en tegelijk zoo speelsch koket, zoo vlinderach- tig-licht en geraffineerd? De roem van Royaards is voor een deel ook de roem van mevrouw Royaards geweest. Wanneer wij het repertoire van Royaards overzien, dan is het telkens weer mevrouw Royaards. die naast haar man in de groote voorstellingen is opgetreden. Ik noemde reeds Adam in Ballingschap, Lucifer, Maria Bood schap, Droomspel en Ik dien. Maar hoeveel meer rollen,, van gansch ander karakter her inner ik mij van haar! Royaards plaatste zijn vrouw doorgaans in rollen, welke voortref felijk voor haar talent pasten en waarin zij ook bijna altijd kon uitblinken. Pareithious in Roelvink's De Gordel van Hippolyta, Tril by. Jonkvrouwe de la Seiglière, Olivia in Drie Koningavond, Titania in Midzomernachts- droom hoe teer, broos en poëtisch was dat van haar! Rose in Mijlpalen, Helène in Het groote Avontuur, Gretchen in Faust, Freuleke van Roelvink, Eliante in De Misan- throop, Jeanne in 'n Roes van Strindberg, Rosine in De Barbier van Sevilla, Lucille in Danton's Dood het noemen der namen al leen roept de herinnering aan dien mooien tijd weer op. Met welk een roemrijke periode van ons tooneel valt haar carrière samen" Dat mevrouw Royaards nog steeds haar eigen, voorname plaats van de aristoratische actrice op ons tooneél inneemt, wij hebben het verleden jaar in het door mij reeds ge noemde Liefde's Lief en Leed van Shakes peare gezien. En ook in Süss de Jood, waarin zij de hertogin met zoo'n vorstelijke gratie en voorname distinctie speelde. En als zij Ba deloch is wij herinneren het ons van de laatste Gysbreght-opvoeringen dan voelen wij heel duidelijk, dat in haar het meest de geest van Royaards voortleeft. Mevrouw Royaards zou moeilijk voor haar zilveren jubileum een betere rol hebben kun nen kiezen dan Badeloch. want het is in den Gysbreght van Aemstel, dat zij naast haar man eens de schoonste triomfen heeft ge vierd. Met de keuze van Badeloch eert zij ook Willem Royaards. J. B. SCHUIL. schouwer den draad van het overigens doori eenvoud uitmuntende verhaal vergeet. Deze film is in de Dolomieten opgenomen. Echte Tiroler boeren en boerinnen spelen er in mee. Behoudens enkeie brokstukjes atelier werk bestaat zij uitsluitend uit ter plaatse gefilmde werkelijkheid. Afgezien van de ar tistieke en technische hoedanigheden, welke zulk een werk vertegenwoordigt, dient- men alleen reeds bewondering te hebben voor den lichamelijken moed. welke voor de vervaardi ging noodig is geweest. Leni Riefenstahl staat als alpiniste voor niets. Zij heeft het bijv. bij deze opname aan gedurfd een kaarsrecht omhoog loopenden rotswand van driehonderd met er te bestij- jen zonder dat haar medewerkers gelegen heid hadden veiligheidsmaatregel^} te nemen. Want een touw kon men niet. spannen, daar dit op de foto te zien zou zijn gekomen. Deze sportieve jonge vrouw behoort in dit romantische landschap volkomen thuis. Te midden van de natuurpracht loopt men de kans, dat een menschclijke figuur detoneert. Een ruwe boer of een verweerde oude geiten hoedster vallen niet uit.den toon. Maar een bekoorlijk jong meisje, dat, naar het scenario eischt .de mannen razend moet maken van liefde en de vrouwen razend van jaloezie, wordt tusschen de ravijnen en rotsen van hel sneeuwgebied licht belachelijk. Hier kan men geen filmsterren van het geblankette en kwijnende soort gebruiken. Doch geene der atelier-schoonheden haalt het in bekoorlijkheid bij de charme van deze sportieve vrouw. Even indrukwekkend als de maanschijf door de spleten der bergspits, als het vee op de alpenweiden, als de weerspie geling van het licht in den bergstroom, als het kerkgaande bergvolk, als de glinstering van het kristal in de grot is het. bevallige lichaam en het klassiek mooie gelaat van ci.t meisje. Hoe heeft de fotograaf ook van dit gegeven profijt getrokken! Leni Riefenstahl is Junta, de geheimzinnige bewoonster van den berg. De dorpsbevolking houdt haar voor een heks. Telkens als het volle maan wordt, betoovert de glans van den gevaarlijken bergtop met haar verleidelijke bewoonster de jonge mannen. Reeds zijn ve len hunner bij het beklimmen van den top dood gevallen. Als de maan vol wordt, sluit de bevolking de blinden voor het onweer staanbare licht. Totdat een vreemdeling, een jonge schilder, de betoovering verbreekt. Hij leert van Junta den weg naar boven en vindt in de grot, waarvan zij alleen het geheim weet, een schat aan kristallen. Op zijn aanstichten halen de boeren de kostbare steenen naar beneden; het dorp viert feest, maar Junta stort zich. nu zij zich van haar liefste bezit beroofd voelt, te pletter. Het is een oogenlust de snelle ren en het koene klimmen van dit meisje te volgen. Een legende, nog ouder dan die der Tiroler boe ren, is hier tot leven belichaamd. De godin Artemis, door de kunstenaars van het oude Hellas en het oude Rome in gedichten en beeldhouwwerken verheerlijkt, draaft hier in levenden lijve door de wouden en bestijgt in levenden lijve de bergen. Voortdurend moet men bij deze verschijning aan de kunst van Oviaius en Praxiteles denken. Het is bij dit alles Leni Riefenstahl boven dien nog gelukt de expressie van het verwil derde, onnoozele meisje met haar angst voor vervolging en haar angst voor het. onbegre pen liefdesgevoel in de goede maat weer te geven en hierdoor het dramatische te brengen in dit fotografisch zoo prachtig ge slaagde werk. H. G. CANNEGIETER EEN FILM VAN LENI RIEFENSTAHL Vanavond zal in Cinema Palace alhier de première gaan van een in vele opzichten be langwekkende film. Met ..Het. Blauwe Licht' heeft Leni Riefenstahl, bekend als medewerk ster aan de Alpenfilms van dr. Arnold Franck, haar eerste proeve geleverd van zelf standig regie-werk. Dat zij hiermee geslaagd is, is mede te danken geweest aan de voor treffelijke fotografie van haar operateur Hans Schneeberger, wiens naam hier wel allereerst mag worden genoemd. De film is geïnspireerd op een legende, welke dc boeren uit het vrijwel van de we reld afgesloten Sarntal haar hebben verteld Maar eigenlek is zoo'n legende overbodig, want de natuur, zooals Schneeberger die met behulp van de camera heeft weergegeven, is op zichzelf reeds sprookjesachtig genoeg. Men kan er, bijna had ik gezegd: urenlang naar kijken, maar deze termijn is voor den onrus- tigen mensch uit het tijdperk der snelheid rijkelijk lang. Nu. uren duurt de film weliswaar niet, maar het eenige bezwaar, dat men tegen dit in drukwekkende werk zou kunnen inbrengen, is de traagheid van tempo en de gerektheid, welke door te veelvuldige herhaling ontstaat. Dit bezwaar geldt te sterker, daar de film gecomponeerd is als een roman, en dus de spanning een wezenlijk bestanddeel ervan uit maakt. En, hoe spannend sommige gedeelten mogen zijn, als geheel lijdt de compositie on der gebrek aan climax en te lang treuzelen met de ontknooping. In het onderhavige geval hindert dit be zwaar echter maar weinig, want de prachti] gefotografeerde en prachtig gemonteerde ta- fereelen boeien het oog dermate, dat de toe- MUZIEK WIENER OPERETTE. DER ZICEUNERBARON. Strauss' „Der Zigeunerbaron" heeft Don derdagavond heel wat meer belangstellenden naar den Stadsschouwburg getrokken dan Kalman's „Grafin Maritza". En de velen die er waren hebben zich door den onuitputte- lijken stroom van melodieën laten meeslee- pen, hebben zich doen vervoeren tot een ex tase, zooals we van ons gereserveerd publiek zelden zien. Men heeft gejubeld aan het einde, gejubeld zonder einde, de slotwals moest- drie, viermalen herhaald worden en heel het auditorium stond en zong mee of klapte het rythme ir. de handen Dat was voor een operette van Johann Strauss, den walskoning, wiens walsen de tijdelijke overwoekering door modieuze mu ziek alweer zegevierend doorstaan hebben; wiens operettes „Die Fledermaus" en „Der Zigeunerbaron'" eveneens alle epidemieën tarten en onsterfelijk blijken. Nooit is me de superioriteit van Strauss sterker gebleken dan bij de twee voorstellin gen die het Weener Operettegezelschap een week na elkaar alhier gaf. Hoe kaal scheen Kalman's muziek in vergelijking met den Strauss van melodieën die in „Der Zigeuner baron" den hoorder verrukt, kaal ondanks de opsiering met moderne effectjes. Een paar moeizaam gevonden themas, die daarom nog geen vondsten zijn, een paar lijzig uitgerekte walsen, tot in het oneindige herhaald: zie daar wat „Grafin Maritza" aannemelijk moet maken. Johann Strauss behoefde niet in herhalingen te vervallen, voor zoover ten minste de stof daar niet uitdrukkelijk aan leiding toe gaf: de melodische bron welt voortdurend, de vondsten verdringen elkaar, het glinstert en prikkelt zonder oogenblik van inzinking. Hier vinden we de Weener wals in haar onbedorven staat, gezond en fleurig, vol verve, onweerstaanbaar. Maar daarnaast verrukken u tientallen andere wij zen en andere rythmen. Weinige zijn de oogenblikken waar de muziek zwijgt. Krijgt men bij menige nieuwe operette min of meer den indruk van een klucht met muziek, bij Strauss' werk zou men eer van een ko mische opera kunnen spreken. Indien ik alle aardige momenten zou willen releveeren, zou ik haast tot een lijst van alle muzieknummers der operette komen. Enkele wil ik noemen; in het eerste bedrijf de aria „1st nicht schwer", de lachwals der oude Zigeunerin, de tenoraria van den varkens fokker Zuspan, de finale: in het tweede be drijf het duet van Barinkay en Saffi. het terzet, de „Schatzwalzer", het aardige Zigeu nerkoor, het „Wcrbelied" van Homonav, de uitnemende, meeslecpcnde finale, waarin de Rakoczy-marsch dramatisch verwerkt is: in het derde bedrijf het slot. Zooals ik reeds opmerkte; „der Zigeuner baron" is geen klucht met coupletten maar een komische opera, die eischen aan de zang kunst der vertolkers stelt. En daaraan kon den de Weeners voldoen. Edita Klein gaf een goede Saffi; Achnes Achitz was in de rol van de oude Czlpra oneindig beter dan in die dei- jonge Zigeunerin in „Grafin M.". hoewel ook nu haar overdreven vibrato onwenschelijk voorkwam. Maria Karin had een minder be langrijke zangpartij te vervullen, Margit Lorm was een kostelijke „Mirabella". De Wij blijven de baas. Een collega van"Vestkysten", het- groote dagblad in Esbjerg. is zoo vriendelijk mij wat gegevens te verschaffen. Hij vouwt met een verheugd geziciit zijn krant open en toont mij een juist dien dag uit Den Haag ontvangen telegram. „Holland vil ikke spaer- re for Indförsel af Fisk", staat er boven. Geen contingenteering van den invoer van Deen- sche visch dus. Het bericht bevat de ver klaring van minister Verschuur in de Tweede Kamer. Die werden böse sein in IJmuiden", zeg ik. .Wir nicht", zegt hij glimlachend en hij legt mij den weg uit naar de Fiskebilzentrale, de centrale der vlschauto's, waar de vijf en veertig naar IJmuiden en andere plaatsen afrijden In Esbjerg wordt de vischerij uitgeoefend met kotters. 40-tons schepen met krachtige motoren. De vloot telt er 500 ruim en 2500 man vinden er werk op, terwijl in de neven- bedrijven zeker nog wel evenveel menschen werkzaam zijn. De kotters zijn met vier of vijf man bemand. Onvervaarde visschers zijn deze Denen, een ondernemend ras van lieden die tot het scheppen van den grond, waarop zij wonen zelf titanenarbeid moesten ver richten. Want was niet eenige tientallen jaren geleden dit deel van Jutland een en al moeras en onbewoonbare grond? Nu heb ben de Esbjergers een prachtig park in de nabijheid der stad om zich in te vertreden. Zooals men weet zijn de Denen de toe passers van het „snurrevaad"-systeem. een vischwijze, die men in Nederland begint na te volgen, waarin de Urkers o.a. een goede methode zien voor hun Noordzeevisscherij. De visschershaven van Esbjerg heeft zich steeds uitgebreid, er zijn aldoor nieuwe havens bijgekomen, zoodat een complex van havens nu als een bolwerk om de stad ligt met een gezamenlijke lengte van vijf kilo meter, waarboven hoog de watertoren uit steekt, die in afwijking van de meeste watertorens nu eens aesthet-isch verantwoord is. In 1909 werd besloten tot den aanleg van een geheel nieuwe haven aan de Noordzijde en 1 April 1933 werd een uitbreiding geopend die de haven nog eens met een derde ver grootte. Uit een grafisch overzicht van de resultaten der visscherij in "Vestkysten" over de jaren 1881 tot 1931, blijkt, dat de waarde van den omzet in Kronen van 1881 met een vrijwel nihil bedrag in 1900 geklommen was tot een half millioen waarna hij met eenige schom melingen steeg tot 1.75 millioen in 1913. In de oorlogsjaren vertoonen de cijfers zoowel van Kronen als kilogrammen een geweldige stijging, 4 millioen Kronen in 1915 en 12.3 millioen in 1916. het hoogste bedrag, dat ooit bereikt werd. Daarna komt een snelle daling in 1917 tot 3 1.2 millioen, maar in 1919 is weer een cijfer van ^ijna 8 1,2 millioen Kro nen bereikt, dat nog slechts in 1924 over troffen werd met 9 millioen. Daarna vertoont de grafiek weer een inzinking, die in 19*27 het diepst is met 6 millioen, waarna de curve weer geleidelijk stijgt tot 8.7 millioen in 1930 met een daling in 1931 tot 6.5 millioen, een bedrag, dat toch altijd nog ver staat boven het gemiddelde tot na den oorlog toe. Uit de grafiek kan men concludeeren, dat het vooral de laatste jaren zijn, die Esbjerg's visscherij zulk een groote vlucht deden nemen Anders dan in de oorlogsjaren blijft echter de lijn. die de geldwaarde aangeeft gestadig beneden die van het aantal kilogrammen, hetgeen op een afnemen van de prijzen wijst. Stellen wij de cijfers van IJmuiden daar tegenover, dan blijkt, dat de omzetten in IJmuiden steeds belangrijk grooter waren dan in Esbjerg. In 1905 begint de statistiek met een bedrag van f 4 millioen, tot en met 1914 is dat ge leidelijk opgeklommen tot 7 millioen gulden, waarna in 1915 de stijging komt tot 18 mil lioen en in 1916 ook in IJmuiden het top cijfer wordt bereikt van 36 1/2 millioen gul den. In 1919 vertoont de curve ook in IJmui den weer een opgang n.l. tot 24 millioen, waarna in 1923 het diepste punt- bereikt is mannenstemmen waren zonder uitzondering goed te noemen: inzonderheid die van Peter Rausch (Barinkay) en Willy Görg (Zuspan). Ook het koor zong uitstekend; het orkest speelde beschaafd en slagvaardig en de kapelmeester E. Günther hield het geheel goed in de hand en gaf de noodige levendig heid aan het muzikale deel der voorstelling, waarvan het scenische vlot en vroolijk ver liep. Inderdaad: dit was een opvoering, waarvan jong en oud, musicus en leek ten volle ge nieten kon. waar de levenslustige zich kon uitleven en de brompot het lachen kon lee ren; een lichtpunt in de donkerte der dagen. Ik vernam dat de Weeners Zaterdag 7 Januari hier nogmaals een voorstelling den ken te geven. Ik hoop dat ze dan weer „Der Zigeunerbaron" zullen geven: het succes van Donderdagavond zal daartoe wellicht aanleiding geven. Laat dan iedereen, die dit werk nog niet zag, daarheen gaan en ge nieten! K. DE JONG. met bijna 11 millioen. Geleidelijk stijgt de op brengst van den omzet vervolgens ook in IJmuiden tot bijna 17 millioen in 1929 hetgeen tot 14.5 in 1930 en 11.5 millioen in 1931 ge daald is. Men ziet uit de bedragen, mede in aanmerking nemende dat de Kroon tot het grootste gedeelte van het vorig jaar een waar de had van 66 cent, dat IJmuiden voorloopig den Denen nog wel de baas is. Van den omzet in kilogrammen geven wij hier nog dc volgende vergelijkende cijfers. In 1913 in Esbjerg 8 1,2 millioen K.G.. in IJmui den 4S 1 2 millioen, in 1915 in Esbjerg 9 mil lioen K.G. in IJmuiden 92 millioen. in 1916 Esbjerg 24 1/2 millioen K.G. in IJmuiden 102 in 1922 Esbjerg 5 1 2 millioen K.G.. IJmuiden 62 millioen KG., in '27 in Esbjerg 16 millioen K.G.. in IJmuiden 27 1 2 millioen, in 1930 in Esbjerg bijna 21 millioen K.G., in IJmuiden 69 1.2 millioen. Uit de statistiek van den omzet in kilo grammen blijkt dus, dat in de laatste jaren het verschil tusschen Esbjerg en IJmuiden kleiner geworden is. Bovendien leert een ver gelijking der statistieken, dat in Esbjerg voor een gelijk aantal kilogrammen tot 1930 toe, hooger prijs betaald werd dan te IJmuiden. Wanneer thans echter de prijzen hier niet véél beter waren, dan zouden de Dcenen niet met hun auto's den langen tocht naar onzen afslag ondernemen. De afslag in Esbjerg is een modern groot gebouw aan dc nieuwste haven, waar het treft, hoe weinig men er van vischlucht bemerkt. Men heeft mij gezegd, dat Esbjerg de zindelijkste en properste stad van Dene marken is. en inderdaad, hier wordt wel het bewijs geleverd. Geen rommel, geen stank geen afval. De breede kaden waarover de auto's rennen, met spoorrails en manden en kisten visch aan de kanten zien er rein en helder uit. Groote, hooge fabrieken blazen wolken stoom uit, Voor het Sjömanshejm staan visschers te turen naar het water en naar de enkele kotters, die in de ruime Nyhavn bijeen liggen. Bij de Engelsche boot aan den steiger is drukte van passagiers, die oversteken zullen. Waarlijk van een „stervend Esbjerg" kan niet gesproken worden. De Fiskebilzentrale is een instelling, die nog lang niet bij alle Esbjergers bekend Is. Zelfs een taxi-chauffeur moest er den weg naar vragen. En toch, in deze vischautomo- bielcentrale komen de draden samen van het net, dat de ondernemende Denen over Europa spanden. In dit kleine gebouwtje op zij van den vischafslag berust de gansche regeling van den rooster der vischchauffeurs, hier is bekend wie er rijden en met welke lading en voor wiens rekening; men kan er inlich tingen bekomen en van hier gaan de orders uit naar die vaste pleisterplaatsen op de routes in Europa, waar zij de chauffeurs be reiken kunnen. De groote wagens, de Volvo's en de Triangels, (een Deensch merk), worden er geladen, rijden af en rijden aan en brengen bedrijvigheid. Hier, aan den afslag en aan de autocentrale vindt men hoofd en hart van Esbjerg. De Fiskebilzentrale is het beste bewijs van Deensche ondernemingslust in kwade tij den. Over het peil. waarop de Esbjergsche en in het algemeen de Deensche bevolking staat, het hooge cullureele peil in dit ontwikkelde land. zullen wij in een volgend artikel nog iets zeggen. K. Pk. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. por regel. waarborgt U en Uw gezin een onbezorgde toekomst. Bijkantoor Sckotersing 129. Dir. W. J. WIERSMA NIEUWJAARSRECEPTIE BURGEMEESTER. De Burgemeester en Mevrouw Maarschalk zullen ter gelegenheid van den Nieuwjaars dag ontvangen tusschen 3 1:2 en 5 1/2 uur. NED. ZIONISTENBOND. De afdeeling Haarlem van Nod. Zionisten bond houdt een propaganda-vergadering op Dinsdagavond 3 Januari in café-restaurant Brinkmann, Gr. Markt. Op deze vergadering zal het woord ge voerd worden door Dr. A. van Raalte, direc teur van den gemeentelijken Keuringsdienst van Waren te Amsterdam. De vergadering zal worden opgeluistend door vioolspel van den heer E. A. Cats, te Haarlem, die aan den vleugel zal worden begeleid door den heer A. Prins, eveneens te Haarlem. Mcj. B. Bosman, te Rotterdam, zal dcclameeren. Dc visschershaven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 7