PETER'S SLEDEVAART. BIJVOEGSEL HAARLEM'S DAGBLAD AAN ALLEN. Nog een enkele dag en het Nieuwe Jaar staat weer voor ons. Laten wij dien enkelen dag doen wat in dat mooie versje staat: Oudejaar, o laat ons rusten. Stilstaan voor we verder gaan. 't Nieuwe Jaar wordt niet begonnen Voor we hebben stil gestaan. *t Is een goede gewoonte, dat er een dag in 't jaar is, waarop we nu eens stil willen staan even willen nadenken. Een sommetje willen maken van wat ons dit jaar overkwam aan goed en kwaad. Misschien valt de uitkomst mee. Er waren ten slotte toch nog heel wat zonnige, blijde dagen. Dan willen we nog een sommetje maken van wat we zelf verricht hebben. Misschien valt dit sommetje niet mee. Misschien is er veel, waar we nu spijt van hebben, dat we anders hadden willen doen. Ook veel. dat verzuimd is. Laat het dan zoo zijn, dat we ons op dezen laatsten dag ernstig voornemen van het Nieuwe Jaar iets goeds te maken. Misschien zijn er onder jullie, die op Oude- jaars-avond op mogen blijven. De jongeren mogen zeker toch nog wel een uurtje mee feest vieren. Eeuwen lang heeft men op Oudejaarsavond feest gevierd. De dagen gingen immers len gen. Het licht had de overwinning behaald over de duisternis. Moeder bakt oliebollen of appelbeignets, zooals onze grootmoedex-s en overgrootmoe ders ze ook gebakken hebben. De cirkelvorm herinnert ons juist aan de zon. De appelen en noten, die misschien nu ook op jullie ta fel komen, zijn het symbool van de natuur, die bezig is opnieuw te ontwaken. In 't klok huis van den appel zitten immers de pitten, dat zijn de kiemen voor een nieuw leven. Zoo slaapt ook in den harden note-dop de levens kiem. Als de klok 12 heeft geslagen, gillen de si renen der booten, de fluiten der locomotieven er wordt geschoten, er klinken klokke-toneix Dit alles is nog een overblijfsel, een herinne ring aan den heidenschen tijd, waarin men geloofde op deze wijze de kwade geesten te kunnen verbannen alvorens een nieuw jaar begon. En dan komt de Nieuwjaai'sdag. 't Is al weer een heel oude gewoonte, dat men elkaar „veel heil en zegen toewenscht. Mochten er op Oudejaarsavond nog droeve gedachten tot ens komen, op Nieuwjaarsdag moet het alom vreugde wezen. Het nieuwe jaar kan immers zoo veel goed maken, zoo veel goeds brengen. In sommige streken van ons land eet men op Nieuwjaai-sdag oublieën. Deze opgerolde koeken zijn weer 't symbool voor het onbekende jaar, dat zich langzamerhand voor ons ontvouwen zal. In andere streken schrijft men op Nieuw jaarsdag het ïxieuwe jaartal op de deuren der huizen. In Frankrijk geeft men elkaar geschenken. Vroeger kwamen de Nieuwjaarszangers om van huis tot huis hun wenschen op te dreu nen. Toen dit door de overheid verboden werd, kreeg men de Nieuwjaarsprenten. On der het plaatje stond een wensch. De nacht wacht, de lantaarn-opsteker, de porder, de asch-karreman en anderen hadden zoo hun eigen prenten, die ze rondbrachten en waar voor ze natuurlijk een Nieuwjaarsfooi in ruil verwachtten. De lantaarn-opsteker had b.v. dit rijmje: Wij, die deze stad verlichten Als de dagtoorts komt te zwichten, Wenschen U, o burgerschaar, Heil en zegen in dit jaar. Wij, kinderen van dezen tijd, sturen elkaar op Nieuwjaarsdag mooie glanzende kaartjes, waarop hoefijzers en vette biggetjes slaan, als teekenen van groot geluk. Voor de post zijn er dan ook geen drukker dagen dan de dagen voor, op en na Nieuwjaar. De Hollandsche jeugd mex-kt niet zoo heel veel van den Nieuwjaarsdag. Dan is 't in de Brabantsche dorpen heel wat feestelijker. De lieve jeugd gaat daar als een groote kluwen van huis tot huis, op eentonige wijs zin gende: Nieuwe jaax-ke zoete Het verken heeft vier voeten Vier voeten en eeix steert Dat is wel een nieuwjaar weerd. Natuurlijk is 't om geld of wat lekkers te doen. 's Avonds wordt van het geld getrac- teerd. Waar we ook wonen, wie of wat we ook zijn Maandag 2 Januari is alle feestelijkheid voorbij, 't Nieuwe jaar vraagt nieuw werk, nieuwe toewijding. En wij allen willen op nieuw beginnen, met nieuwen moed. W. B.—Z. NIEUWJAAR door W. B-Z. Nieuwjaar, zeg zul je ons brengei'' Veel voorspoed en veel geluk. En zul je ons spoedig verlossen Van alle zorgen en druk. Nieuwjaar, zeg wil je ons geven Voor school een heel goed rapport. Laat 'k altijd mijn lessen maar kennen, Zoodat de meester nooit mort. Nieuwjaar, zeg wil je ons geven Gezondheid eiken dag weer. En blijdschap en lust om te werken Ja, dat verlang ik zoo zeer. Nieuwjaar, doe weg de malaise. Geef werk maar aan iedereen. En mocht er nog armoede wezen, Dat elk zijn hulp dan verleen. Antwoord van het Nieuwe Jaar: „Mijn kind, wat 'k breng is verborgen, Doe jij maar rustig je plicht. Al brengt ik opnieuw groote zoi'gcn Na ieder duister komt licht. OM TE KNUTSELEN. DE SPRINGENDE KJKVORSCH Uit het z.g. wenschbeentje van een kip, dat er uitziet zooals het hier is geteekend, kan je met een beetje handigheid een aar dig stukje speelgoed maken. Je begint na tuurlijk met het beentje grondig te zuive ren van vet- of vleeschresten. Heb je dat gedaan, zoodat het beentje niet meer vet tig aanvoelt, dan neem je een stukje elas tiek en bind dat aan beide einden vast, en wel zoo, dat het gedraaid en goed gespan nen zit. Dan neem je een stukje hout, dat door het gedraaide elastiek wordt gestoken zoodat het eene einde Lot aan het vorkvor- mïge gedeelte vaxx het beentje reikt. Op het vorkgedeelte van het beentje wordt nu een klein stuk pek bevestigd. Als we dit alles klaar hebben, daix hebben we niets verder noodig dan een stukje carton, waaruit de omtrekken van een kikvorsch worden ge knipt, in de grootte van het beentje, of lie ver zóó groot, dat nog juist de einden onder het kaï-ton uit komen. Het cartonnetje krijgt met gekleurd potlood, kleurkrijt of water verf een groen tintje met donkere plekken, zoodat het er écht natuurlijk uitziet en wordt vervolgens op het beentje gelijmd. Van belang is, dat de kikvorsch aan den juisten kant wordt gelijmd. Het houten staafje wordt zóó gedraaid, dat de punt in het pek blijft kleven. Op den anderen kant wordt dan de kikvorsch bevestigd. Daarmede is het nieuwe speelgoed gereed. Je behoeft slechts het houtje in het pek te drukken en den kik vorsch dan neer te zetten. Na een oogenblikje zal het pek het staafje loslaten en door de spanning die er op zit, zal de kikvorsch van zelf een sprong in de lucht maken. DE EERSTE SNEEUW. Heb je wel eens bedacht hoe gek veel die ren buiten, zoo in den winter moeten staan te kijken, wanneer het begint te sneeuwen? Allerlei wild toch, konijnen, fazanten, patrij zen. begonnen hun eerste levensjaar ongev. in Mei. Die jonge dieren zijn tegen het na jaar volwassen en drijven dan op eigen wie ken. al blijven ze in eikaars omgeving of in troepen bijeen. Ze hebben goed geleerd om voor zichzelf te zorgen, wat voedsel en vei ligheid betreft, maar dan dwarrelt daar in eens uit een loodgrijze lucht sneeuw omlaag, klevige, koude vlokken. Ze vallen uren ach tereen. dekken den grond met een dun laagje eerst; hooger rijst de sneeuwval; een sneeuw storm wervelt de jachtsneeuw te hoop. Heel de him bekende wereld is in enkele uren on herkenbaar geworden, begraven onder den dichten, killen sneeuwdeken. Ze zoeken er heusch niet zoo gauw weg in en schijnen zoo van streek dat ze volslagen machteloos zijn om voor hun voedsel en be schutting te zorgen en de gewone veiligheids waarborgen ontbreken. Konijnen, anders zulke eei'ste klas gi-avers en holendelvers in het mulle zand, schijnen nooit op het idee te komen om een sneeuwlaag je weg te krabbe len en hun voedsel daaronder te zoeken. Ze weten zich nauwelijks een weg te banen naar een wat dichtgesneeuwd hol. Ze zijn de hun bekende richtpunten en uithangborden in hun omgeving kwijt. Toch klemt met elk uur. eiken dag hun honger en slechts hier en daar steekt een sprietje gras boven de sneeuw uit. Dan gaan ze maar aanvallen op wat ze zien en eetbaar lijkt, ze knagen aan allerlei groene boombast, zoo hoog ze maar reiken kunnen en doen op die manier heel wat schade aan allerlei houtgewas, dat niet al te bitter smaakt. Daarom zie jc in goed verzorgde bos- schen om den aanplant van jonge heesters en om boomkweekerijen ovex-al flinke hek ken met ijzergaas tot in den grond, om die winterknagers er buiten te houden. In een besneeuwd bosclx ontdekte ik eens heel veel konijnensporen rondom een gevelden denne- boom. Van onderen is die kurkachtige den nenschors oneetbaar, maar hooger tusschen de takken, waar de mooi rosbruine en groene jonge bast zit, was die stam op ver scheiden plekken van alle schors ontdaan. Overal zag je hoe de scherpe beiteltjes der konijnen tanden de bast tot op het hout weg- geknaagd hadden, om in vredesnaam toch waar wat te bikken te hebben. Ook eekhoren tjes eten in het voorjaar boombast en jonge boomspruiten om hun honger te stillen. Als na een paar weken de sneeuw gedooid is, staan heel wat jonge stammetjes aan hun vcet deerlijk beschadigd en soms rondom van bast ontbloot, alsof ze sokjes aan had den. Zoo'n paar weken van blanke sneeuw beteekent hongerlijden van het wild, dat dan erg vermagert en verzwakt. Je kunt dan ha zen zien springen zoo broodmager dat het wel spokekn lijken, inplaats van de welge dane achtponders uit den nazomer. Van de koude hebben wilde dieren niet zoo gauw te lijden. Een dichtbeliaard winterpelsje, een warme donslaag onder borst- en buikveeren maken dier of vogel tegen heel wat koude be stand. Maar honger is een scherp zwaard Korhoenders weten zich bij sneeuw nog wel te voeden met de karige bladknoppen van dennetjes, die loten moeten het dan ontgel den, wat hun boutjes in een voorjaar met veel sneeuw, naar hars of terpentijn doet smaken. Dieren op korte pootjes zakken tot den buik in zachte sneeuw en kxinnen zich niet vlug meer verplaatsen. Ze worden door het moeilijke leven dan zwakker en raken snel uitgeput. Hun sporen in de sneeuw wij zen roofdieren, roofvogels en stroopex-s den weg naar hun legers of schuilplaatsen, waar ze een gemakkelijken buit opleveren. Troepjes jonge fazanten zitten na een eer sten, zwaren sneeuwval als versuft bijeen, tegen elkaar gekropen, alsof ze nog in moe ders warme nest waren, om wat warm te blijven en weten van ellende zoo gauw niet Anasja keek onwillekeurig om en zag in de donkerte van de struiken tientallexx oogen fonkelen, als even zoovele sterretjes. „Wol ven", zei ze zacht. Als zwart-grijze schaduwen afstekend tegen de glanzend-witte sneeuw, kwamen ze onhoorbaar aangeslopen, naderden de kinde ren meer en meerhet werd een wedloop tusschen paarden en wolven. In het bleeke maanlicht kon Peter ze nu duidelijk waar nemen. Met opgetrokken bovenlip, om de slagtanden vrij te hebben voor den eersten aanval, zijn de roovex-s achter de slede ge komen. Een oogenblik is Peter verlamd van schrik, maar dan herinnert hij zich den raad dien vader hem gaf. Hij werpt ze een stuk vleesch uit zijn mondvoorraad toe. De uitge hongerde dieren bevechten nu elkaar, om het begeerlijke hapje te bemachtigen. Maar lang laten de wolven zich niet ophouden, de strijd om den buit is spoedig uitgevochten en met nog grootere driestheid jagen ze de slede na. Ze heffen een angstwekkend gehuil aan. dat door de omliggende heuvels veel voudig wordt weerkaatst. Dan neemt het gevecht een aanvang. De aanvoerder, een groote, oude wolf, springt van terzijde met een geweldigen sprong op de paarden Peter weet, dat het om zijn leven en dat van Anasja gaat. Met een goedgerichl schot maakt hij den aanvaller onschadelijk. Even laten de wolven zich nu afschrikken, maar dan vallen ze opnieuw aan. Een jonge, strijdlustige wolf, bespringt den achterkant van de troika, maar ook deze aanval weet Peter af te slaan. En terwijl Peter bezig is, zich de vijanden van het lijf te houden, schiet de slede, door Anasja bestuurd, als een pijl uit den boog vooruit. Na een avond van strijd en schrik, een strijd waarin Peter tenslotte toch overwin naar bleef, dropen de wolven af. „Gered", zuchtte hij, en zonk doodelijk vei-moeid in de troika 't Was nu oudejaarsavond en in het ouder lijk huisje heerschte groote onrust. Dagen lang hadden vader en moeder niets van hun kindex-en vernomen en met angstig-kloppend hart beluisterden ze elk geluid, dat van bui ten kwam. Was hun kinderen toch een on geluk overkomen en zouden zij ze nu nóóit meer terugzien"5 Neen. aan die mogelijkheid wilden ze niet denken! Traag kroop dc klokwijzer naar twaalf. In 't naburige dorpje lieten de kerkklokjes hun zilveren stemmetjes hoox-en. ten teeken dat het oude jaar bezig was, afscheid te nemen. Lx gedachten verzonken, luisterde moeder ïfaar die kleppende klokjesMaar hoorde ze goed? Was het niet alsof het klok kenspel werd begeleid door een vroolijk schel - lengerinkel. het zoo bekende geluid van de troika-schellen? Ze vertrouwde haar ooren niet. liep naar buiten, de sneeuw in en toenzag ze in den stillen, helderen maan nacht de slede naderen, bestuurd door Anasja. In de troika zat Peter, vermoeid maar met een lachend gezicht. De vreugde van het weerzien was gx-oot, alle zorgen waren nu spoedig vergeten en zelfs vader voelde zich minder ziek dan ge woonlijk. nu hij zijn kinderen terugzag. Zoo werd in het kleine huisje in de onher bergzame. Russische steppen, door een ge lukkige familie toch nog een prettigen oudejaarsavond gevierd. wat ze aanvangen moeten. O wee! als een vos of wezel zulk een troepje ontdekt! Gelukkig is de sneeuw in ons landje nooit van langen duur. zoomin buiten als in dc stad. En dat is maar goed. Want wel is het voor de kinderen leuk. om in de sneeuw te kunnen rollen, maar voor menig diertje be teekent het een hongerkuur. G. DE GR. EEN VOCELWERELD ONTDEKT. De ontdekker is een zekere dokter Bernat- zik. Deze groote natuurvriend deed een on derzoekingstocht in "t hartje van Afrika. Daar zag hij groote kolonies lepelaai's. Plot seling dacht hij aan zijn jeugd, die hij had doorgebracht in de omgeving van Weencn. Daar vlak bij was het Neusiedlermcer. Op zijn centje was hij daar vaak aan het speu ren geweest, 't Meer was nog grooter dan ons Naarder-Meer. Toenmaals werd het door menschen zoo goed als nimmer bezocht. Onze dokter besloot, zoodra hij in 't vaderland was teruggekeerd naar zijn geliefkoosd plekje te gaan. om opnieuw een onderzoek in te stellen. In dien tusschentljd was het Neusled- lermecr, vooral door zijn schittei-ende omge ving een druk bezocht plekje geworden. Voor al s Zondags vertoefden er duizenden stede lingen en 's zomers werd er vooral door de jeugd geregeld gekampeerd. Dat was voor onzen natuuronderzoeker een heele teleur stelling. Zijn stille meer was veranderd in een druk bezocht vacant ic-oord. Toch ging hij op onderzoek uit. Na een mocizamen tocht tusschen riet en kroos door ontdekte hij niet alleen een lepelaarskolo nie. maar ook een 60-tal zilverreigers. We kenlang heeft Dr. Bernatzik in zijn opvouw bare kano deze dieren bestudeerd. Toen de vogels aan hem gewend waren, heeft lnj er prachtige opnamen van gemaakt. De broed plaatsen worden nu door de regeering be schermd. Dr. Bernatzik wil niemand dc vind plaatsen meedeelen en dat is best te be grijpen. Goedkoope lucifers. In Frankrijk neemt men proeven lucifers te maken Van carton; deze zouden veel goedkooper zijn dan onze houten lucifers. De schrijfmachine op school. In Ame rika heeft men op sommige scholen de lessen in schrijven afgeschaft en vervangen door lessen in machineschrijvcn. Een oude schildpad. In dc Londcnschc dierentuin heeft men een schildpad, dien men minstens voor 200 jaar oud houdt. DIOGENES. Hier hebben we nu eens het portret van Diogenes, de bekendste van alle cynische phi- losophen. waarvan de iets ouderen onder jul lie wel zullen hebben gehoord. Op zijn naam staan heel wat historische en ook wel eerst later bedachte anecdotes en kernachtige ge zegden. De geheel aparte plaats die deze ge schiedkundige figuur inneemt, maakte hem tot voorbeeld voor vele latere en zelfs in onzen tijd levende humoristen. Diogenes van Sinope. zoo is zijn juisten naam. werd gebo ren in het jaar 412 voor Chr. hij was leerling van Antisthenes. maar overtrof tenslotte verre zijn lcermceester. Hij was het die de woorden sprak: „Onafhankelijk en zonder behoeften te zijn, is goddelijk En hij was er den man niet naar om het bij woorden te laten. Volgens de oude geschiedschrijvers, paste hij de i-egels die hij opstelde, in de allereerste plaats op zich zelf toe. Hij zette zijn wijze woorden op nogal krasse manier in de praktijk om. door afstand te doen van alles, wat lót leven aangenaam kon maken en inderdaad zonder verlangens en zonder behoeften te leven. Daarom ook koos hij een grooten ton tot woning. Alles wat hij bezat was een ouden mantel en een houten beker, dien hij echter ook nog wegwierp, toen hij zag dat een jongen uit zijn hand dronk. „Zonder beker gaat het óók, redeneerde hij. Op zekeren dag kwam Alexander de Groote hem eens bezoeken en aangetrokken door de geestige antwoorden van Diogenes, zeide hij dezen, dat hij een wensch mocht doen. dat hij mocht verlangen wat hij slechts wilde en dat die wensch zou worden vervuld. Lang dacht Diogenes niet na„Ga niet zoo in de zon staan", was zijn antwoord. Of de groote Alexander aan dien wensch gevolg heeft gegeven, vermeldt ae geschiedenis niet. al is aan te nemen dat dit wel het geval zal zijn geweest. Het portret dat je hier ziet, is een getrouwe copie van de buste, die in de villla Albani te Rome zorgvuldig wordt bewaard. Diogenes stierf te Corinthe, in het jaar 323 vóór Chr. Een oudejaarsavond-vertelling. In de cindelooze steppen, waardoor zich de bi-eede Wolga-i'ivier slingert, vele dag reizen verwijderd van de eeuwenoude Tsa- renstad Moskou, woonde eens een jongen, Peter genaamd. Hij was de zoon van een arme boei'enfamilie. die leefde van het wei nige, dat op den onvruchtbaren bodem wilde groeien, en van de jacht op pelsdieren. De dierenvellen werden verzameld en éénmaal per jaar, in December reisde vader met de troika, de Russische slede naar Moskou, om de vellen te verkoopen. Dat was altijd een groote gebeurtenis, want de reis naar Moskou was lang en gevaarvol. Dagen van te voren werd de troika nage zien en in orde gebracht en de steppenpaard- jes, die de slede moesten trekken, kregexx wat beter voer dan gewoonlijk. En als va der. na dagenlange afwezigheid, behouden terugkeerde, was er groote blijdschap. In de lange winteravonden, die dan volgden, kon vader zoo mooi vertellen van het oude Moskou, dat alle Russen heilig is. Als hij vexTxaalde van de meer dan vierhondei"d ker ken, van het Keizex-lïjk slot. het- Kremlin, omgeven door achttien torens en'van de dui zenden lichtjes, die twinkelden in de sneeuw, dan moest Peter haast aan een sprookje denken. Ach, wat had hij óók graag Moskou ge zien! Maar het leek Peter een di'oom, die wel nooit werkelijkheid zou worden. Ver leden jaar nog had hij vader gevraagd, hem mee te nemen, doch vader had hem nog te jong gevonden, om een zoo moeilijke en ge vaarlijke reis mee te maken. En misschien had vader wel gelijk, want met een wolven horde, die honger heeft, valt niet te spotten! „Bovendien", had vader gezegd. ..als ik eens niet zou terugkeeren. dan ben jij mijn zoon Peter, nog hier, om voor je moeder en je oudere zusje Anasja het brood te ver dienen en ze te beschermen Zoo spoedde de hex-fst weer ten einde. Koning winter legde de rivier in zijn ijzige boeien en spreidde een smetteloos sneeuw kleed over de verlaten, troostelooze vlakten. In het huisje van Peter hecx-schte een sombere, verdrietige stemming. Vader was ziek geworden en de dag. dat de groote reis naar het verre Moskou moest worden aan vaard. kwam steeds nader. Met zorgvolle gezichten zaten moeder en Anasja voor zich uit te staren. Want reeds was December in het land en zij dachten aan de ramp, dat vader niet op reis zou kunnen gaan en dus ook de dicx-envellen niet zouden worden verkocht. Dat beteekende im mers nog méér zorgen en ontbering, ja. mis schien wel honger. Peter zag ook. hoe zijn vader onder die gedachte leed en hij nam toen een moedig besluit. Hij ging naai- vaders ziekbed en sprak: „Vacler, laat mij gaan. ik ben jong en sterk en zal zeker terugkeeren." Ondanks zijn verdriet, moest vader glim lachen. Al leek het hem onmogelijk, dat Peter de gevaaxiijkc reis zou kunnen maken in zijn hart deed het hem toch goed, zoo'n dapperen jongen te hebben. „Lieve jongen, mijn zoon." zei dc oude boer. ..hoe zou ik het kunnen goedvinden? Je kent dc gevaren van de reis niet, de ver raderlijke, met sneeuw bedekte ravijnen, de wanhopige aanvallen van de troepen honge rige wolven...." Maar Peter hield aan. In zijn jonge hart gx-oeide het verlangen om een heldendaad te doen enom zijn droom, het oude hei lige Moskou te zien. te verwezenlijken. Eindelijk wist hij vader te bewegen, zijn toestemming voor de x-eis te geven. „Alléén", had vader gezegd, „wensch ik dat je zuster Anasja meegaat. Zij is iets ouder dan jij en zal je in oogenblikken van gevaar raad kun nen geven."' Met een bezorgd hart zag moeder toe, hoe Peter de toebereidselen voor de reis maakte. De dag van vertrek was aange broken. Toen het in het Oosten begon te dagen, werden de kleine, vlugge paardjes voor de troika gespannen, die zwaar beladen was met dierenvellen, mondvoorraad en nog zooveel meer. Anasja en Peter stapten in en voort ging het nu, de oneindigheid tegemoet. Nóg klonk moeder's lieve stem in Peter's ooi-en: „dag jongen, wees moedig!"' En met zijn heldere, kx-achtige jongensstem had hij haar toegeroepen: „Heb geen vrees moeder, wij komen behouden terug." De zon begon den hemel te beklimmen en wierp haar eerste stralen over de onaf zienbare sneeuwvlakte. In volle vaart ging het verder en vóór de avond viel, waren Peter en Anasja mijlen ver van het ouder lijk huisje verwijderd. Toen de zon bloedrood achter de westelijke heuvels zonk, maakten zij alles gereed voor het nachtleger. Peter deed, zooals vader hem gezegd had. Hij haalde uit het kreupelhout wat takken en maakte vuur, om de wolven op eexx af stand te houdexi. En om beurten waakten en sliepen Peter en Anasja. Bij de eerste schemering ging het weer verder en na vele dagreizen kwamen de torens van Moskou, waarvan vader zoo dik wijls had verteld, in zicht. Het scheen Peter wel een tooverspi-ookje, dat plotseling uit de sneeuwwoestijn oprees. Zijn hart bonsde van opwinding, bij het zien van de mooie oude stad, de stad waar Vadertje Tsaar woonde. De vellen waren spoedig en voordeelig ver kocht en vol moed en overgelukkig aan vaardden de kindex-en de terugreis. Reeds waren ze weer dagenlang onderweg. Als een wervelwind ging het langs ravijnen, heuvels en bosschen. Steeds meer vuurde Peter de paardjes aan. want vandaag was het oude jaarsdag en nog vóór het nieuwe jaar wilde hij' weer thuis zijn. In gedachten verheugde hij zich al op den blijden en behouden terug keer. Wat zou moeder verheugd zijn en wat zou vader trots zijn op zijn flinken zoon.... Ook deze laatste dag van het jaar liep nu ten einde. De avond begon al te dalen over de witte wereld rondom. Het sneeuwde en een ijskoude wind blies over het land. Maar wat was datDe paarden wer den onrustig en begonnen, zonder aanspo ring, nog harder te loopen. Als een bliksem flits schoot het Peter te binnen: Wolven! Want vader had hem gezegd: „Als de paar den onrustig werden, wees dan op je hoede dan zijn er wolven in de buurt, ook al kun je ze misschien nog niet zien.-' Hax-der en harder stoven de paarden over de hard-bevroren sneeuw en Peter begreep dat het gevaar naderde. „Neem jij de teu gels. Anasja!" zei hij, „ik zal mijn geweer ge reedhouden.''

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1932 | | pagina 17