Toen het volle maan was...
Het St.Thomasklooster
der paters Dominicanen te Zwolle door brand verwoest
VEILIG VERKEER. Ook Engeland leert de jeugd de regels van den weg. Onder
geleide van de sterke arm ontvangen d e scholieren onderricht in het naar bc-
ooren oversteken van den weg.
KNAL-EFFECT. Na de afbraak in de Jonker- en Ridderbuurt te Amster
dam, is Dinsdag de eerste paal geslagen voor 234 woningen welke daar
4 gebouwd zullen worden.
DE STAKING IN HET VISSCHERIJBED RIJF TE IJMUIDEtf. Op de plaatsen waar
anders .veel bedrijvigheid is, hecrscht thans volslagen stilte. De schepen liggen
verlaten aan de kade
HET ST. THOMAS-KLOOSTER der paters Dominicanen te Zwolle Is gis
teravond door een geweldigen brand verwoest. De schade door het vuur
aangericht is ontzaglijk. Het brandende gebouw.
IN STUDIO-CITY (Californie) wordt een afgedankt oceaanvliegtuig
als benzinetank voor auto's gebruikt.
DE HEER VERMEULEN is benoemd
OP BEZOEK BIJ DEN FOTOGRAAF TE ROTTERDAM In file wachten
de nieuw ingeschrevenen bij Maatschappelijk Hulpbetoon te Rotterdam
op toelating bij den fotograaf voor een pasfoto op hun stempelkaart.
tot stationschef te Zaandam.
FEUILLETON
Naar het Bngelsch
van
JEFFERY FARNOL.
18)
Aan den linker
kant van den schoorsteen was een horizon
taal plankje bevestigd en daarop stond het
model van een schip met volle zeilen. Daar
boven hingen aan den wand een sextant en
een telescoop. Aan den rechterkant van den
schoorsteen hingen twee stijgbeugels, twee
sporen, twee cavalerie-sabels en een karabijn
terwijl het midden van het schoorsteenvlak
werd ingenomen door een portret van ko
ningin Victoria.
Bellew zag dat elke wand van de kamer
op deze wijze verdeeld was en een marine-
en militaire zijde had. Intusschen zette de
sergeant thee en plaatste de matroos spij
zen en boter op tafel.
„We krijgen niet vaak bezoek meneer", zei
Peterday, „is 't wel Dick?"
„Neen", zei de sergeant, Bellew de spiering
aanreikend.
,De laatste maal was een jaar geleden",
vervolgde Peterday. Toen hadden we juf-
frouw Devine en tante Priscilla. Dat was net
vandaag voor een jaar, meneer. Toen was
tante Priscilla namelijk jarig, waaruit volgt
dat ze vandaag weer jarig is; vandaar de
broodjes en de spiering meneer. Maar ze
zullen vandaag niet aan boord komen, dat
merk ik wel. 't Is natuurlijk vanwege dien
verkoop".
„Vanwege den verkoop", herhaalde de ser
geant.
„Koffiemaat", zei Peterday ernstig, „hoe Is
de wind?"
„Redelijk redelijk".
„Waarom vergeet je dan thee te schen
ken?"
„Thee!" riep de sergeant. Meneer Belew,
vergeef me mijn onoplettendheid!"
En dadelijk greep hij de theepot eu begon
ernstig de kommetjes vol te schenken, maar
minder accuraat van beweging dan anders
en met een afwezigen blik.
„De sergeant heeft me verteld dat u musi
cus is", zei Bellew, toen Peterday hem de
schaal brood toeschoof.
„Ik een musicus! Stel je voor! De eenige
muziek, die ik maak is nu en dan een wijsje
op mijn fluitje; „de Britsche Grenadiers" en
,,'t Blonde Meissie" en „de Golf van Biskaye"
en zoo, dat is alles.
„Zoo. zoo", zei Bellew. „U moet weten, het
fluitje is het eenige instrument, waarmee ik
ook een beetje vertrouwd ben".
„Wel, speelt u waarachtig ook fluit?"
„Een beetje maar".
„Prachtig, prachtig! Ik heb hier een paar
mooie fluitjes. Als u zin heeft, kunnen we
een duet probeeren na de thee".
„Met pleizier", zei Bellew.
Peterday wierp een blik naar den sergeant,
zag dat hij niet at, klopte hem op den schou
der en vroeg weer:
„Hoe is de wind, koffiemaat?"
„Redelijk, Peterday, zoo-zoo", antwoordde
de sergeant, in zijn thee roerend.
„Waarom dan geen broodje of wat toast
koffiemaat. Heb je geen trek?"
.Peterday", zei de sergeant; steeds harder
in zijn thee roerend, „tengevolge van eenige
gezegden, geuit door een schurk, Greims ge
naamd, onzen huisbaas, in de gelagkamer
van het Zwarte Paard, was ik genoodzaakt
een pot donker bier over den kop van dien
Greims uit te gieten; waarna ik hem de deur
uitgetrapt heb. Peterday. Tengevolge van
deze feiten hebben we bevel tot opbreken
gekregen".
„Wil je zeggen dat we ons anker moeten
lichten koffiemaat?"
„Ik wil zeggen, kameraad, dat we Zaterdag
a.s. dat is den vijf-en-twintigsten, hebben op
te breken met pak en zak paarden en
voetvolk en kanonnen. Onze stelling moet
verlaten worden, we hebben terug te trekken
voor de overmacht en voorgoed, kameraad".
„Dat is geen pretje".
„„Voor jou zeker niet, Peterday, ik weet be
ter dan wien ook, hoe hard 't je vallen moet;
maar zie je: er werden dingen gezegd, die 't
bier noodzakelijk maakten, niks aan te doen,
maar 't moet hard zijn voor jou. die, om zoo
te zeggen, zelf niet aan de actie hebt deel
genomen, evenals destijds de huzaren bij As
seroen"
„Nou broeder, om je de waarheid te zeg
gen: je slaat den spijker op den kop. Dat
valt em 't hardst, dat ik er niet bij ben ge
weest en dat ik niet heb mogen meehelpen om
'm van katoen te geven".
.Peterday". zei de sergeant, plotseling en
voor 't eerst dien middag, zijn makker in de
oogen kijkend, „den vijf-en-twintigsten van
deze maand staan we op straat geen
dak meer boven ons hoofd, en allemaal door
mijn toedoen Peterday wat zeg je daar
van?"
„Ik zeg der op, koffiemaat, dat er nog
meer huizen in de wereld zijn en dat zulke
kleinigheden tusschen ons niet moeten tel
len. Als we 't anker moeten lichten, dan is
't van de week: alle hens an dek en speel
poot-an! Koffiemaat, geef me de vijf!"
Waarop de magere en de dikke elkaar de
harige knuist reikten, over de zeer in aantal
verminderde spieringen, en die krachtig
schudden.
„Peterday je haalt me een doorn uit den
voet ik dank je, Peterday, geef me de
broodjes".
De sergeant liet zich na dit „pak van zijn
hart" niet onbetuigd en zij aten, lachten en
praatten samen tot alle schalen leeg waren.
Daarna ruimden de twee veteranen de te-
fel af, waschten borden en kommetjes om
en wezen daarbij alle door Bellew aangebo
den hulp nadrukkelijk van de hand
„Ja Peterday", zei de sergeant terwijl hij
de schoone kommetjes wegzette, „nu je de
zaak zóó opneemt, moet ik je zeggen, dat het
verhuizen me niks meer kan schelen, behalve
dan de boekenplank en 't kastje."
„Kastje!" zei Peterday met een geknor van
minachting, „man, der is in de heele wereld
geen onmogelijker kast als dat ding; je kan
der niet bij of je moet overhellen naar stuur
boord tot je bijna water schept, en daarbij
is 't nog de donkerste hoek".
De sergeant keek hem droomerig aan. „Kan
zijn kameraad", antwoordde hij, „maar ik
was er aan gewend".
Peterday ging er niet verder op in, maar
stond op. liep naar een zwarte kist in een
hoek van de kamer en haalde daar twee
fluitjes uit, die hij aan Bellew gaf. Bellew
legde zijn pijp weg, nam één der beide fluit
jes en probeerde het, terwijl Peterday met
stralende oogen toekeek.
„Wat zou u zeggen van ..Annie Laurie" me
neer? Om te beginnen. Zullen we „Annie
Laurie" nemen? Goed. Een, twee, drie!"
En George Belew, Amerikaansch burger en
millionair, blies er lustig op los en werkte
kleine haaltjes en trillers cioor de melodie,
die direct het hart van den eenbeenigen zee
man stalen.
Ze hadden drie of vier wijsjes geblazen,
met groote opgewektheid en bravoure, toen
de sergeant, die naar buiten was gegaan om
zijn beste rijlaarzen te poetsen, weer binnen
kwam met de laarzen onder zijn arm.
,-Heb je ooit zóó fluitje hooren blazen,
<offiemaat?" "vroeg Peterday.
..Neen. 't Is formidabel, maar wat treurig.
Willen de heeren niet wat vroolijkers geven?"
Waarop Peterday dadelijk de „Britsche
Grenadiers" inzette, dat de beide muzikan
ten voordroegen met een vuur en een tempo
die de kamer deden daveren.
En zoolang de tonen van dat oude marsch-
lied weerklonken, stond de sergeant voor den
haard, recht als een kaars en met zijn oogen
dicht.
Toen 't lied uit was. stond Peterday op,
liep naar de huishoudkast en haalde een kom
te voorschijn, die hij midden op tafel zette
met drie glazen er om heen, alsmede drie
lepels en een citroen, ondertusschcn zijn oog
op den ketel gevestigd houdend. Toen deze
eindelijk zoo welwilend was om te gaan ko
ken, stampte hij met zijn houten been op
den grond.
„Héla!" schreeuwde hij. als had hij het tot
den man in den uitkijk. Waarop de sergenat
plotseling een zwarte flesch opdiepte uit een
onbegrijpelijken schuilhoek en deze aan Pe
terday ter hand stelde die dadelijk begon
met uit den inhoud van de flesch en het ko
kende water een groc te bereiden in de kom
op tafel, een groc. die een geur verspreidde
door de kamer, om te watertanden. En toen
de glazen tot den rand gevuld stonden, elk
met een schijfje citroen er in, stond de ser
geant plechtig op.
„Meneer Bellew en Peterday," zei hij „hier
gaat tante Priscilla".
„God zegene haar", zei Peterday.
De toast werd gedronken, de glazen gele
digd en weer gevuld en er werd dien avond
nog veel gepraat.
Tegen negen uur stond Bellew op en nam
afscheid. De sergeant haalde zijn hoed en
stok en zei dat hij hem een eindweegs zou
wegbrengen en toen Bellew de knuist van
den matroos geschud had wandelden zij te
zamen de deur uit en den weg op.
„Sergeant", zei Bellew, nadat ze een eindje
gegaan waren, „ik heb een boodschap voor
u".
„Voor mij meneer?"
„Van tante Priscilla".
„Van werkelijk?"
„Ze verzocht me u te zeggen dat de perzi
ken vanavond rijper zijn dan ooit".
£Wordi vervolgd).