mme ABR. MEIJER NIEUWE BEGRIP IN DEN NOOD. 4wS □3ZKG HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAC 5 JANUARI 1933 Het is in deze rubriek al eens meer gezegd een tijd als deze heeft vóór, dat de men- schen leeren elkaar te helpen, omdat men is gaan inzien, dat het niet aangaat om te zeggen: ieder moet maar voor zichzelf zor gen. Om dit goed te kunnen doen, is het ech ter noodig om zich in eikaars toestand, in eikaars levensomstandigheden te verplaatsen en dit brengt soms onoverkomelijke moeilijk heden met zich mee. Want degene, die de hulp geven zal, is misschien weieens te spoe dig geneigd om te zeggen: wel vreeselijk om in zulke moeilijke omstandigheden te ver- keeren, maar ik weet toch dat de menschen zich nog dit of dat permitteerenterwijl daartegenover de ontvanger -in vele gevallen meent, 'dat de ander zich met geen moge lijkheid in de zorgen van zijn bestaan kan verplaatsen. Dit wederzijdsch misverstand, gevoegd bij de moeilijkheden zoowel van het geven als van het ontvangen, geeft soms een totaal verkeerd begrip aan beide zijden. Wat in het eerste geval soms ovei'bodige luxe schijnt, blijkt in het geheel niet het ge val te zijn: de menschen zitten in de bios coop omdat zij er met centen tegelijk voor gespaard hebben, zij bezoeken een concert omdat zij er een vrij kaartje voor kregen, zij bezoeken een voetbalwedstrijd omdat hun buurman onverwacht ziek werd. en het kaartje aan hen afstond. Of zij blijken een radio te hebben, die er gisteren nog niet was; maar er zijn veel menschen die aan anderen denken, en een van die heeft een nieuw toestel gekocht, en het oude aan hen cadeau gedaan om hun het genoegen van wat afleiding te bezorgen. Het gaat niet aan. om de menschen die net slecht gaat, te veroordeelen op wat schijn bare luxe, die heel vaak ook nog cadeau ge kregen is, en die men hen zeker niet mag misgunnen het leven Is voor hen toch al niet goedgeefsch in den tegenwoordigen tijd. Maar aan den anderen kant moet degene die in moeilijkheden verkeert, en zich door welmeenenden wil laten helpen, niet met minachting denken; eigenlijk begrijp je er toch niets van want je voelt het immers zelf niet. Dat is evenmin rechtvaardig, want iemand die een ander wil helpen, en die maar niet met oppervlakkige en zoetsappige liefdadigheid giften wil rondstrooien zonder ook maar eenigszins met de omstandigheden rekening te houden, zal zich wel degelijk moeten verplaatsen in de situatie van den ander om een inzicht in de moeilijkheden te krijgen. De tijd van de liefdadigheid-zonder meer is voorbij: geen enkel weldenkend mensch zal meer bij een onbekend gezin binnenloopen om versnaperingen te brengen die het misschien niet noodig heeft, alleen omdat zij er een dokter hebben zien weg gaan. Zoo gebeurde het vroeger toch wel, en wan neer de familie voor een dergelijke eer be dankte, werden zij nog voor ondankbaar uitgemaakt. Stelt u eens voor, dat er een onbekende binnenstapt, die het niet noodig vindt zich bekend te maken, maar die wel met zoogenaamde heerlijkheden aankomt. Wie helpen wil, moet weten wat hij doet. terwijl degene die de hulp krijgt, evenveel recht heeft om te weten, van welken kant de hulp komt. Met familieleden onderling geldt ditzelfde, Maar daar is de moeilijkheid nog grooter, omdat men elkaar soms a 1 te goed kent. wat de verhouding weieens overprikkeld maakt. „Van je familie moet je het maar heb ben", zegt men dan bitter. Maar de oorzaak van dergelijke wanverhoudingen ligt dik wijls in het feit, dat men wederzijds zoo weinig van elkaar verdraagt, en dat men meent elkaar van alles te kunnen zeggen, wat men tot een vreemde nooit zou durven doen. In deze verhoudingen is het nog veel noodzakelijker om zich steeds voor te nou- den, dat een volkomen begrijpen van elkaar's situaties de eenige goede verstandhouding kan geven. Wanneer ik dan hoor van Iemand, die in een groote familie vele der leden op een verstandige manier door de moeilijkheden heen helpt, dan vindt ik dat veel verdienste lijker dan de hulp aan vreemden, omdat de laatsten eventueele critiek niet spoedig zul len uiten, terwijl in de families de verhou ding te intiem is, om critiek te kunnen ont gaan. Die critiek kan echter zeer heilzaam werken al is ze niet aangenaam, en het kan vaak weer leiden tot beter begrip van elkan ders wenschen. Maar het kan ook aanleiding geven tot verwijdering, en daarvoor moeten beide partijen wel oppassen. E, E, J.—P. (i wa k „Nee, moeder, ik geen vleesch". „Wat is dat nu, Gerrie? Heb je geen trek?" „Jawel, maar ik wil geen vleesch". Gerrie heeft een kleur gekregen; ze kijken allemaal naar hem en het is een beetje moei lijk het te zeggen. „Ik wil nooit meer vleesch. moeder". Ziezoo, nu is het er toch uit. „Gunst, hij wil vegetariër worden", zegt zijn ouder broertje verbaasd. „Wat gek". „Nou, nou", helpt vader Gerrie, „dat is heelemaal zoo gek niet. Laat Gerrie maar eens vertellen waarom hij dat besluit geno men heeft". Gerrie kijkt vader dankbaar aan. „Omdat", zegt hij, toch nog verlegen, „omdat ik het gemeen vind beesten dood te maken en omdat ik geloof, dat je ze niet dood mag maken." Gerrie heeft er blijkbaar ernstig over nage dacht; vader knikt. En Gerrie krijgt dien dag geen vleesch. Maar moeder kijkt bezorgd; Gerrie is al niet sterk, eet ook niet al te veel. Zal hij het buiten vleesch kunnen stellen? Als Gerrie ook de volgende dagen het vleesch weigert en het hém dus ernst blijkt te zijn, spreekt moeder er met den dokter over. En de dokter zegt: Gerrie heeft vleesch noo dig. Daar zitten we midden in het probleem! Nu zullen er natuurlijk andere dokters zijn, die zeggen dat niemand vleesch noodig heeft, dus Gerrie ook niet. Maar moeder vertrouwt op haar huisdokter. Die voelt niet voor het vegetarisme, moeder eigenlijk ook niet. Maar moeder voelt wel hoe ernstig Gerrie het meent. Er wordt met Gerrie gesproken. Als hij nu nog eens een paar jaartjes vleesch bleef eten; hij is in den groei, het kan van invloed zijn op heel zijn later leven. Gerrie laat zich be praten. Hij probeert weer vleesch te eten. Maar het lukt hem niet meer! Hij heeft zoo'n tegenzin in vleesch. dat hij het niet meer door zijn keel kan krijgen. Hij wordt onpasselijkNee. het gaat niet. „Hoe komt dat toch zoo opeens?" vraagt moeder. En dan vertelt Gerrie. Hij heeft bij een vriendje gegeten en bij dat vriendje thuis waren ze vegetariërs. De vader had gevraagd of Gerrie wel eens vleesch at en Gerrie had ja gezegd. „Nu", zei de vader, „dat moet je natuurlijk zelf weten. Maar weet je, wij gaan van het principe uit. dat je al etend je volle aandacht aan je voedsel moet geven. Dan pas heeft het de gewenschte uitwerking. Je denkt na over wat je eet; je ziet de groenten, de vruchten groeien, je ziet den weg dien ze afgelegd heb ben om op je bord te verschijnen. Als je uu prettig en rustig vleesch kunt eten terwijl je je voorstelt hoe er een dier voor geslr.'ht is, ja, dan zal vleesch je ook wel goed bekomen". Ze hadden daar werkelijk heel stil zitten eten en Gerrie had het een leuk spelletje ge vonden zoo te bedenken waar je eten van daan kwam. „Maar ziet u. moeder, toen ik thuis -"--r vleesch zou eten, moest ik er ook aan denken en toen kon ik het niet meer door mijn keel krijgen. Want natuurlijk kun je niet prettig en 'rustig eten als je weet hoe dat vleesch op je bord komt, als je ziet dat het beest een beest was en hoe ze dat toen dood gemaakt hebben". Ja, als het zoo erg is dan moeten ze Gerrie wel toegeven. Eten met zoo'n tegenzin ge nuttigd kan geen goede uitwerking hebben. Er worden andere voedzame spijzen voor hem bedacht en men hoopt er verder het beste van. Forceeren kun je zooiets niet. Als het de kinderen werkelijk ernst is moeten we reke ning houden met hun ideeën. We moeten be denken. dat er veel stroomingen in de we reld zijn en dat onze kinderen daardoor gegrepen kunnen worden. BEP OTTEN. Zuurkoolschotel (lunch schotelt je voor 4 personen): 1 pond zuurkool. 1/2 kilo aard appelen, 212 dL. melk, 11/2 ons ham (in niet te dunne plakjes gesneden), boter, zout, peper, nootmuskaat, paneermeel. Wasch de zuurkool en kook ze gaar in weinig water met zout (pl.m. 3 4 uur). Laat ze nog een kwartiertje stoven met een klontje boter. Kook de aardappelen overgaar en giet het water af; stamp ze met een houten lepel fijn en roer ze onder toevoeging van de melk en wat boter, goed luchtig; voeg zout, peper en nootmuskaat naar smaak toe. Rol de zuurkool in de plakken ham. Leg onder in een vuurvaste schotel een laagje aardappelpuree, plaats hierop de gevulde hamrolletjes en bedek deze met de rest van de puree. Bestrooi het geheel met paneermeel leg hier en daar een klontje boter en zet de schotel in de oven om een mooi bruin korstje te krijgen. In plaats van het korstje van paneermeel en boter kunt u een dikke kaassaus over de aai'dappelpuree gieten; strooi nog wat ge raspte oude kaas over de saus voordat u de schotel in de oven zet. „Moderne" wintergroentesoep (4 personen) 1 1/4 L. bouillon (bijv. van 4 bouillonblokjes). 30 gram rijst, soepgroente (schorseneren, spruitjes, winterwortel, prei of ui, peterselie, selderij). Wasch de rijst en kook ze een half uur In de bouillon voeg daarbij de groente die, na dat ze gewasschen is, door de vleeschmoïen gemalen ls, of heel fijn gehakt. Neem de pan van het vuur zoodra de inhoud weer aan de kook is gekomen. Roer er desge- wenscht een klontje boter door. Dit zoogenaamde overgangsgerecht naar de rauwe kost geeft een zeer geurige soep, waarin de zoo gezonde, vitaminerijke, rauwe groente in een behagelijk warme toestand voorkomt." Broodschotcltje met appelen (4 personen) 200 gr. oud brood zonder korst, 4 dL. melk. 2 eierexx, 2 goudreinetten, 100 gr. suiker, 25 gr. rozijnen, kaneel, boter. Klop de eieren met de helft van de suiker en een theelepel kaneel goed door elkaar en voeg daarbij de melk. Snijd het broocx in dunne sneedjes en laat deze een uurtje in de vloeistof weeken. Schil de appelen en snipper ze fijn, vermeng ze met 30 gr. suiker en de gewasschen rozijnen. Leg in een vuur vaste schotel een laagje van sneedjes brood hierop de gesnipperde appels en als dekseltje de rest van het brood in keurig aan elkaar passende stukken. Strooi de rest van de suiker, vermengd met wat kaneel erover, leg hier en daar een klontje boter en zet de schotel 1/2 a 3 4 uur in een warme oven. In dit schoteltje worden de stukjes appel wel zacht, maar niet tot moes. hetgeen een tegenstelling vormt met het meer bekende broodschoteltje, waarin appelmoes wordt gebruikt. ONS WEKELIJKSCH KNIPPATROON. Na de japonnetjes en gekleede mantels, die we de laatste weken brachten, komen we nu weer eens met iets geheel anders,namelijk een ècht-vlotten sportieven mantel. Deze mantel kan worden gemaakt uit tweed of wollen crêpe, voox-al als het de bedoeling is om hem straks in het vroege voorjaar te dra gen, maar ook kunnen we er de bekende zware kameelhaar voor gebruiken en daxx wordt het een mantel, die ons tegen de fel ste koude voldoende zal beschutten. Alle deelen zijn met gestikte randen, zoo ook kraag en revers, wat den mantel de spor tieve noot geeft. Bij een stofbreedte van 130 c.M. hebben we ongeveer 3.75 Meter stof noodig. Het knip- patrooxi van dezen maxxtel is verkrijgbaar in de maten 44 en 48 en kan worden aange vraagd bij de „Afd. Knippatronen" van de Uitgeversmaatschappij „De Mijlpaal", post bus 175, Amsterdam. De prijs is f 0.70. Het bedrag kan worden voldaan per postwissel, in postzegels, dan wel op postgiro-rekening 41632. De lezeressen worden vriendelijk verzocht, bij bestelling niet alleen het nummer van dit (J 6028), maar ook de verlangde maat op te geven. Hiex-door zal onnoodige vertraging in de toezending worden voorkomen. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN a 60 Cts. per regel. WEEKNIEUWS CR. HOUTSTRAAT 16, HAARLEM Gedurende Januari worden opge ruimd, tegen zeer lage prijzen, alle voorhanden zijnde: NAJAARSGOEDEREN WINTERGOEDEREN In de nieuwste facons, nieuwste dessins en nieuwste kleuren en in de bekende uitstekende kwaliteiten. ALLERLEI VOOR DE HUISVROUW. Iedere huisvrouw weet, wat een krachts inspanning het uitwringen varx het wasch- goed eischt en hoe moe dat de armspieren kan maken. Er zijn wel wringers te koopen, maar niet iedere vrouw kan zich een der gelijke uitgave voor de huishouding per mitteeren, vooral ook omdat we met wat overleg die uitgave kunnen voorkomen. Aan beide einden van een ongeveer 30 een timeter lang stokje (bijv. een stuk van een bezemstok) knoopen we een sterk stukje touw of koord (A) en hangen het dan aan het handvat of tobbe of teil. Twee andere stokjes van gelijke lengte (B) verbinden we met twee stevige touwtjes. Over het stokje (A) wordt het stuk waschgoed getrokken, dat we onder handen hebben en om de belde einden winden we het touw van het stokje iB.t Als we nu het stokje b naar rechts of links omdraaien, kunnen we zonder veel moeite naar hartelust wringen. De stukjes doen dan het halve werk voor ons. WAT DOEN WE.... als borden en pannen onaangenaam naar visch of een andere spijs ruiken? We doen dan een schrijfje citroen in het afwaschwa- ter, het euvel is dan verholpen. Emaille pannen kunnen aan den buiten kant vaak zulke leelijke. gevlamde vlekken vertoonen. Met een stukje krantenpapier, ge doopt in nat zout. wrijven we ze gewoon weg. De pannen worden weer als nieuw. Vitrage- en voile gordijnen zijn al spoedig weer stoffig en grijs. Als we ze weer wasschen doen we een paar bladen wit gelatine in het spoelwater. De gordijnen zullen dan veel lan ger mooi en helder blijven. De emancipatie van de vrouw is alweer een ding van de vorige generaite, en de gesprek ken over de al- of niet bestaanbaarheid van de gelijkstelling van man en vrouw beginnen aanmerkelijk minder in getal te worden, om dat het onderwerp leelijk afgezaagd is. Niettemin schijnen Zij. waarmee speciaal bedoeld wordt de gesprekken over de gelijk stelling, wel eenigen invloed te hebben ge had over de invloed van de emancipatie lioore men de mannen, die klagen over de nog steeds groeiende zelfstandigheid en onaf hankelijkheid hunner Eva's! Invloed, waar over mij één dezer dagen één van mijn ken nissen somber en bitter kwam onderhouden in den volgenden trant. Men stelle zich den spreker voor als een hupsch uitziend jonk man, wien evenwel het pessimisme van het gelaat af te scheppen is. Hij komt binnen, werpt hoed en jas in een hoek. doet of hij mijn zachte opmerking over mannelijke non chalance niet hoort, rukt drie stoelen van hun plaats, valt neer in de viexde. die angst wekkend kraakt onder den last van hem en zijn somberheid, schopt tegen de pooten van mijn pas over-gebeitste tafel, begraaft het aangelaat in de handen. Hij: „De wereld staat op zijn kop!" Ik zwijg vex-baasd, overleg bij mij zelf. Hij: „Als de aarde vandaag of morgen niet vergaat, dan gebeurt er iets nog ex-gex-s, want zoo kan het niet verder." Op een toon van de diepste afschuw: „Bah!" Ik herhaal mijn zwijgen, omdat ik niet weet wat ik zeggen moet. Hij: krijgt nogmaals een aanval van woede en verontwaardiging, zoodat ik haastig mijn tafel uit zijn bereik verwijder. Duwt mij de beide gebalde vuisten voor het gezicht, zoo dat ik terugdeins, en vraagt sissend: „weet je wat mij overkomen is? Wat iemand mij ge daan, misdaan heeft? Welke fijnste gevoe lens een vrouw in mij beleedigd heeft? Ja! Eén van jouw medevrouwen!" Zegt nogmaals, maar ditmaal dlep-droefgeestig: „Bah!" Ik wrijf nerveus In mijn handen, overleg, verwerp een blauwtje, omdat hij zich onder blauwtjes veel lieflijker en sereener pleegt te gedragen, en zeg bedeesd: „Maar wat is er dan gebeurd?" Hij beheersclit zich met bovenmenschelijke moeite, gaat gedwongen kalm zitten en zegt met sidderende stem: „Ik zal het je vertellen. Ik was straks bij je weet wel, dat aardige, blonde meisje. Ik had een boek van haar ge leend en kwam dat even terug brengen. Én- fin, we praten even. zij biedt me een sigaret aan. neemt er zelf één. heeft, voor ik haar vuur kan geven, een lucifer aangestoken, en steekt mijn sigaret aan. Ik maak er een ap- merking over, zij lacht, en zegt dood ernstig opeens: „Dat vind ik nou galant!" Hij kreunt. „En?" vraag ik verder. Hij kijkt me verwilderd aan. „Galant! Hoor je. galant. De tegenwoordige vrouw is galant tegen den tegenwoordigen man! Zij steekt zijn sigai-etten aan. raapt zijn zakdoeken op. houdt de deuren voor hem open. Straks hel pen jullie ons in de auto stappen, brengen ons bloemen, fluisteren ons complimentjes toe. Geen wonder dat jullie, slinksche vrou wen. niet meer over gelijkstelling praten; de gelijkstelling was jullie niet genoeg jullie willen mannen worden en wij mannen zeker vrouwen! Galant! Bah, een driewerf Bah!" Ik; Zit verslagen terneder. Weet eigenlijk niet goed wat hierop te antwoorden. Er is iets waars In wat hij zegt. Er is iets ontstel lend waars in. Ik moet dit overleggen met mijn medevrouwen, voor lk inga op dit ne telig ondei-werp. Ik vrees, dat ook zit ont steld zullen moeten constateeren, dat des mans beschuldiging Juist is. Ik sla mijn oogen neer en zwijg. Hij; Lacht hoonend en bitter, kijkt het raam uit. of de wereld lntussehen nog niet vergaan is. Ziet schamper, dat wij nog draaien. Hult zich ln een sfeer van vertwij feling en maakt mines om weg te gaan. wil naar zijn jas gri'nen. Ik: Voel beHrWte tenminste nog voor hem te dr>f>n. wat 'k deen kan. om mi.1 zooveel mo gelijk van mijn gevoel van schuld te bevrij den. sta haastig op, neem de jas, hou hem voor hem op. Hij: Rukt mij de jas uit de handen, graait ziin hoed van den grond en stormt het huis uit. Scherm. 7on h<*t. d« wrelij staat on zHn kon. iv s- "•■O» rn«n «alent mr' maar de vrouw. Ik vraag u: waar gaan wij naar toe? WILLY VAN DER TAK. DAT GAAT VLUG EN GEMAKKELIJK. Het maken van een tasch is zoo gemakke lijk. dat ook de dames, die niet zoo heel erg bedreven zijn in handwerken, er niet tegen op behoeven te zien. En juist voor haar is het een mooie gelegenheid, er óók eens mee te beginnen en er zich van te overtui gen, met hoe weinig moeite we iets moois kunnen bereiken. Op jute, stramien of ge woon goirdljnfilet wordt gewerkt met den spansteek of dooxrstopsteek. Als materiaal ge bruiken we wol, wol en zijde of raffia. Opengeslagen doet het taschmodelletjc aan een schooltasch denken (zie teekening rechts). Aan de binnenzijden wordt een zakje aangebracht, waarin alle toilet- en andere benoodigdheden kuxxnen worden geborgexx en die met een knoopje en lusje kunnen worden gesloten. We behoeven dan niet te vreezen. dat er iets uit zal vallen cn willen wc héél zeker gaan. dan maken we aan den onderkant nog een knoopje met lusje. Omdat deze sluiting aan den buitenkant komt te zitten, dus zichtbaar is. wordt het lusje gemaakt met den kettingsteek uit de zelfde wol die voor de tasch is gebruikt en ook de knoop wordt met deze wol omwoeld. De binnenkant van de tasch wordt met sa tinet gevoeld in de tint van de wol. A sir m Wat de wolkleuren betreft, zouden we donkerbruin, kastanjebruin, roestbruin en oranje willen raden. Deze kleurnuances geven een l^uk geheel en zullen zeker in uw smaak vallen Het ls goed. voor dit doel in elk geval niet al te lichte kleuren te gebruiken, daar we ons tasch je toch vooxmaam willen houdexx. De daxxxes, die een erg leuk geheel willen hebben, kunnen vaxx dezelfde stof als de tasch een ceintuur werken of een bandje om een hoedje. Ook verschillende kleine voor werpen in de tasch zooals een portemonnale, e«n kamétuitje of poederzakje kunnen van grofmazige stof geborduurd worden. Juist deze kleinigheidjes bij ons tollet vormen een personolijk cachet. JANNEKE VAN BEEK. OM ZELF TE MAKEN. De groote huishoudschorten, die het heele jurkje bedekken, zijn wel practisch, maar flatteeren de draagster niet altijd. En vooral voor kleine huiselijke bezigheden is het dan ook minder geschikt afgezien nog menige man met tegenzin ziet dat de vrouw het in de huiskamer draagt. Iets geheel anders is het met het huishoudschortje. dat men hier op de teekening ziet. Het is practisch, we kunnen bet in een wip afdoen als dit noodig is en omdat het modelletje heel eenvoudig is, kan Iedere vrouw het gemakkelijk zelf ma ken. Zijn we niet zoo erg knap in het knip pen. dan knippen we voorzichtigheidshalve het patroon eerst uit het papier of uit een oud laken. Voor de dames, die het te moeilijk vinden, is het ook van één deel stof te ma ken. Wie ln het knippen cn naaien handig genoeg is, kan het schortje beter ln twee kleuren vervaardigen. Fleurig schortenbont. bijv. lichtblauw en wit voor het bovendeel en de zakjes, effen korenblauw voor het bene dendeel. Daar alle zoomen kunnen worden gestikt op de machine, ls zoo'n schortje al heel vlug gemaakt. Het werkje ls zoo eenvou dig, dat we heusch niet over naalsterstalent behoeven te beschikken om het klaar te spelen. En als we dan toch bezig zijn. maken we er een pr.ar. ln verschlU"nrfr tinten, dan hebben we er eentje voor de afwisseling en U zult eens zien hoe gezellig die kleine din gen staan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 11