Toen het voile maan was... HET MEER DAN -10.000 TON METENDE FR ANSCHE PASSAGIERSSCHIP „Atlantique", clat PROF. DR. JOHANNA WESTERDIJK vierde Woensdag Tiaar öOsten verjaardag Prof. Westerdijk in liet Centraal Bureau voor Scliimmelcul- op weg ,van Bordeaux naar Havre in brand is geraiakt. tures te Baarn, tijdens een barer colleges. KA DEN BRAND in het Dominicaner-klooster te Zwolle. Een detail ,van de verwoestingen welke door het vuur werden aan gericht. DE MACHTIGSTE LOCO MOTIEF TER WERELD gebouwd voor de Fransche Staatsspoorwegen, is thans gereed en op het station St. Lazare te Parijs voor het publiek ter bezichti ging gesteld. DE HEER J. G. M. VAN GRIETHUYSEN oud-bur gemeester van Oegstgeest, is na korte ongesicldheid overleden. OP HEVIGE WIJZE heeft het vuur gewoed in het Dominicaner-klooster aan de Assen- dorperstraat te Zwolle. Een overzicht van de ruïne. IN ROME bestaat de traditie dat de verkeersagenten -DE NIEUWE BRUG OVER de in aanbouw zijnde ..milliocnenlijn'* eenmaal oer jaar van de automobilisten geschenken ontvangen. Schaesberg—Simpelveld, FEUILLETON Naar het Engelsch van JEFFERY FARNOL. De sergeant scheen 'dit belangrijk gezegde té overpeinzen en hij liep eenigen tijd naast Bellew voort, zonder een woord te zeggen. „Dat de perziken vanavond rijper zijn Bei hij plotseling. „Dan ooit", voegde Bellew er aan toe- De sergeant krabde rijn kin. Bellew hoor de het raspend geluid van zijn vingers over 'de baardstoppels. „Meneer Bellew, meneer ze is een een merkwaardige vrouw, meneer". „Ja, sergeant". „Een zeer merkwaardige vrouw". „Ja, sergeant". „Het soort vrouw, dat er op vooruitgaat, Siaarmate ze ouder wordt". „Ja, sergeant" „Ze heeft zelf wel iets van een perzik, me neer, vindt u niet?" „Neen, sergeant''. De maan scheen volop en Bellew zag dat ér een soort van glans op het gezicht van den sergeant was gekomen, al was die niet van de maan afkomstig. „Sergeant", zei Bellew, zijn hand op den schouder van den soldaat leggend, „waarom spreekt u niet met haar?" „Spreken met haar? Met meneer Bel lew, neen neen antwoordde de ser geant haastig. „Dat kan niet geen denken aan, meneer!3' De glans verdween van zijn gezicht en zijn kin zakte op zijn borst. „Als Ik het zeggen mag, Sergeant, dan be grijp ik absoluut niet waarom u de kans al niet lang geleden eens gewaagd heeft. „Op zijn ergst kan 't „neen" zijn". „Kan er niet aan denken, meneer", zei de sergeant bitter, „kan er niet aan denken. Heb er vijf jaar met mezelf over gevochten, heb 't zoo aan alle kanten bekeken, dat ik best weet dat 't niet kan. Kijk me eens aan, man", riep hij opeens kijk me eens aan een ouwe soldaat zonder rechterarm, met een uniform, een paar rijlaarzen en medail les en een miscroscopisch pensioen. „Neen meneer, ik kan 't niet hi me hoofd halen. Dat is geen vrouw voor mij. Te goed, te beschaafd, te fijn. Wat voor recht heeft een man als ik om zoo'n vrouw te vragen, er over te denken zelfs. Géén recht me neer geen recht! Dank u hier ga ik terug". Hij draaide om, een zuiver „rechtsomkeert" en marcheerde zonder verdere plichtsplegin- gen terug. HOOFDSTUK XIV. Adam geeft uitleg. .„Adam!" „Ja, juffrouw Anthea". „Hoeveel geld heeft meneer Bellew je ge geven om de meubels te koopen?" Anthea zat in een grooten armstoel met haar ellebogen op haar knieën en haar kin op haar handen en keek Adam aan op de manier, die hem altijd het gevoel gaf of zij tot in de diepste diepen van zijn ziel kon zien. Dientengevolge draaide Adam zijn hoed in zijn handen rond en keek naar de zolde ring, naar den muur achter Anthea. naar den vloer overal, behalve naar Anthea zelf. „Bedoelt u, juffer, hoeveel 't was?" „Ja Adam". ,Nou 't was een aardig sommetje", „Was het vijftig pond?" „Vijftig pond?" herhaalde Adam met groot- sche minachting; ,neen juffer het was geen vijftig pond". „Wil je zeggen dat het meer was?" „Ja, dat wou ik zeggen. Als u die vijftig pond neemt en daar twintig bij doet en dan nog es twintig en dan es tien, dan zou u wat dichter bij de waarheid komme .Honderd pond!" zei Anthea ontsteld. „Ja honderd pond". Adam herhaalde het woord alsof het lekker smaakte in zijn mond. „Honderd pond was het juiste bedrag juffer Anthea". „O, Adam!" „Juffer Anthea! dat was nog niks dat was nog maar een kleinigheid om 't zoo te zeggën. Hij gaf bijna dubbel zooveel voor 't buffet alleen". „Och, onzin!" „Zoo zeker als ik hier sta, juffer Anthea. Het buffet was het toppunt van de verkoo- ping, om 't zoo te zegge, en de ouwe Greims had rijn zin d'r op gezet. Nou, 't wier opge- booie tot zesentachentig pond en toen lei Greims der twintig op en maakte der hon derd en zes van. En toen, net as ik docht, dat 't afgeloopen was en de ouwe Greims al begon een borst op te zette en rood wier in z'n toet van hoogmoed 't was machtig om aan te zien kwam meneer Belloe, die zijn pijp had zitte ansteke, der ineene tusschen en zegt: „Vijftig op!" zoo langs rijn neus weg en maakte er honderdzesenvijftig pond van en dat was zelfs te veul veur Greims. Ik doch dat ie barste zou, juffrouw Anthea", en Adam gierde van het lachen bij de herinnering. Maar Anthea lachte heelemaal niet en haar ernstige blik bracht hem gauw tot bedaren. „Honderd zes en vijftig pond!" herhaalde ze zacht: „maar dat -- dat is verschrikke lijk!" .Flinke duit voor een oud buffet, juffer Anthea dat mot ik toegeven, maar ziet 't was een persoonlijke zaak tusschen Greims en meneer Belloe. Ik begon te ge- leuve dat ze nooit meer zoue ophouwe met biede. Want ziede der is wat an meneer Bel loe wat 't is weet ik niet, z'n kin of z'n oogen of z'n stem maar der ls iets an 'm dat duidelijk zeit: „as ik ergens me zin op gezet heb, dan moet er heel wat gebeure as ik 't niet krieg. Misschien is 't wel omdat ie zoo kalm is en zoo zeker van 'm zelf. As ie bijvoorbeeld wat zou vrage en je zegt: „nee", dan zou die daar geen herrie over make, o jee nee! Hij zou een grappie make anders niet. En veur dat buffet zou die de heele nacht an een stuk hebbe zitte biede as 't neu- dig was geweest, da geleuf ik". „Maar Adam, waarom heeft hij 't gedaan waarom zou hij al die meubels gekocht hebben?" „Ik zou denke: om ze hier te houwe". „O, Adam wat moet ik beginnen?" „Beginnen, juffer?" „Je weet hoeveel geld ik binnenkort aan Greims moet betalen en ik kan ik kan het geld onmogelijk teruggeven". „Teruggeve? Neeje, natuurlijk niet, juffer Anthea". „Maar ik kan 't niet houden!" „Niet houde, juffer Anthea en waarom niet?" „Omdat hij hier al die meubels niet gebrui ken kan, natuurlijk! En zelfs al doet de hop het goed, dan zal ?t nog de vraag zijn of ik aflossing en rente betalen kan en daarom heb ik nu die meubels willen verkoopen, om een beetje gereed geld te hebben en nu O, wat moet ik toch beginnen?" en ze leun de met haar hoofd op haar hand. Adam, die 't goed meende en een medelij dend hart bezat, slaakte een diepe zucht en begon weer met zijn hoed in zijn hand te draaien, totdat die hoed bijna geen vorm meer had. Maar hoe hij ook wrong en draai de. een oplossing van dit gevoelsprobleem draaide hij er niet uit en zijn meesteres bleef zonder troost met gebogen hoofd zitten. Maar opeens verdween de rimpel uit rijn voor hoofd, de ongelukkige hoed herademde en zjjn oogen begonnen te stralen. „Juffer Anthea", zei hij. een stap naderbij komend en zacht sprekend, „as ik oe nu eens vertelde dat hij de meubels wel neudig het en erg neudig zelfs?" ..Hoe kan dat, Adam? Hij heeft hier in En geland niet eens een huls, voor zoover ik weet", zei Anthea. „Zijn huis is duizenden mijlen ver weg. Hij is Amerikaan, en boven dien „Jawelle, maar zelfs een Amerikaan kan over trouwen denken, juffer Anthea", zei Adam. „Trouwen?" vroeg Anthea met een snellen blik naar Adam, „wat bedoel je?" „Ja, u mot wete", begon Adam, en zijn hoed kreeg het weer erg te kwaad, „dat meneer Beloe vanaf de dag dat ik 'm op den hooi wagen vond, arg fameljaar en vrindelijk teu- ge me geweest is Meneer Belloe en ik hebbe heel wat pijpen samen gerookt en as ie xno same rook, dan praat je ook allicht". „Ja wel?" vroeg Anthea een beetje ze nuwachtig. Ze nam een potlood op dat dicht bfj haar op tafel lag. Hn meneer Belloe", vervolgde Adam plech tig, „meneer Belloe het me toevertrouwd „Ja Adam?" „Het me toevertrouwd, juffer Anthea, dat ie van plan is om binnenkort te trouwen met een mooie jonge dame, daar die allang een oog op het, want hy kent 'r al jare, juffer Anthea. Ze woont in London „En „En nou denk ik dat ie veur z'n eige ge doetje al die meubels het gekoch. Begrijp u?" „Ja, Adam dat begrijp ik." Haar stem was laag zacht en vriendeiyk als altyd, maar het potlood trok vormelooze krabbels op het gladde blad van de tafel. „En doarum kunde met 'n gerust hart 't geld behouwe, juffer Anthea, da's mijn mee ning". fWordfc vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 9