AAN ALLEN. HET ONBEREIKBARE. Wist je dat? De eilandengroep de 'Pri- lippijnen. die tot Aiperika behooren, bestaan uit 7000 eilanden en tellen 12 millioen in woners. Het koudste gebied op aarde. Dat is op 't Noordelijk halfrond niet in de omgeving van de Noordpool, maar in de nabijheid van Jakoetsk, in Siberië, waar de laagste tempe ratuur is' 90 gr. C. onder nul. Een dure schilderij. Een New-Yorksche handelaar in schilderijen kocht dezer dagen een schilderij, voorstellende „de Madonna met het kind" van den Italiaanschen kunst schilder Giovanni Bellini voor de ongeloof lijke som van 175.000. goed kunnen we den twijfel van den Graaf van Vlaanderen en diens gemalin begrijpen, toen zij in het jaar 1319 een leerling-vlieger den raad gaven, om zijn eerste vlucht niet van den kerktoren, maar van een brug af te wagen. Zoo gebeurde 't dan ook. Men bond den ondernemenden jongeling de door hem zelf gemaakte vleugels aan de schouders. toen deed hij één vleugelslag, waarna men hem opvischte uit het stroomende wa ter! Niet veel beter verging het den zooge- naamden „kleermaker van Ulm". Het dappe re snijdertje, dat eigenlijk Josef Verblinger heette, construeerde met veel moeite en kos ten een soort vliegtuig, dat de goedkeuring van de Ulmer Overheid had en op den 30sten Mei 1811 ondernam hij zijn eerste vlucht van af een hooge stellage, die hij boven den Do- nau had laten maken. Maar den naam vlie gen mocht het eigenlijk niet hebben, want reeds bij den eersten vleugelslag brak een vleugel en de held viel in het koele water van den Donau. Zijn leven lang heeft hij de spotrijmpjes moeten aanhooren, die men sedert dien op zijn vliegpoging had gemaakt, maar een feit is. dat zijn „vliegmachine", tenminste voor dien tijd, nog niet zoo slecht was bedacht. Verblinger bouwde voort op de proeven van Leonardo da Vinei, die zooals bekend is, niet slechts een groot schilder was, maar ook een niet minder groot architect en techniker. Het scheelde maar weinig, of Leo nardo was voor de inquisitie-rechtbank ge bracht. omdat hij met zijn vliegpogingen „de goddelijke natuurwetten probeerde te weer streven". Eeuwen en eeuwen kwamen en gingen en altijd weer heeft men getracht de vogels het vliegen na te doen, of althans boven de lage daken van het geboortestadje uit te komen. In 1795 was het de architect Meer- wein uit Giesen, die zich een costuum heele- maal uit veeren, had laten maken en er toen uitzag als een reusachtige wilde eend. Al leen, tot vliegen is het nooit gekomen. Wat minder bekend is, is dat ook de bekende schilder Böcklin aan de vliegerij heeft ge daan. Gedurende zijn verblijf in Italië ver vaardigde hij een drievleugelig vliegtoestel, waarmede de eerste vliegproeven mislukten. Maar de reeds zestigjarige gaf den moed niet op en probeerde het telkens weer. Iedereen waarschuwde hem, een commissie van des kundigen gaf een vernietigend oordeel af over zijn toestel.Böcklin sloeg alle waar schuwingen in den wind en waagde in 1883 zijn eerste vlucht van af het dak van zijn landhuisMet een gekneusde ruggegraat moedig. Wel kan zij met haar korte haken den tegenstander geen al te zware verwon dingen toebrengen, maar ze is niettemin zeer gevaarlijk, daar ze bij haar slachtoffer blijft staan, met het zware lichaam over hem heen loopt en bijt waar het maar bijten kan. Vooral vrouwtjes-dieren die kinderen heb ben, behooren tot de gevaarlijkste. Zou iemand een kind van haar hebben weggeno men, of trachten dit te doen, dan zal zij de vervolging niet opgeven, voor zij den roover heeft overwonnen of althans haar kind terug heeft. Als er gevaar dreigt komen de wilde zwij nen elkaar te hulp en in het bijzonder de kinderen worden met een grenzeloozen moed verdedigd. Voorzichtig dus maar, als je in je leven zoo'n beestje eens tegen mocht komen, voor al als je een hond bij je hebt! Honden en wilde zwijnen zijn gezworen vijanden: een ontmoeting tusschen die twee beteekent een strijd tot het einde. En is de hond alleen, heeft hij niet meer makkers bij zich. dan is de kans volstrekt niet uitgesloten, dat hij het onderspit delft. W. MAZUR. IJSBERGEN We vragen ons weieens af, hoe het toch mogelijk is, dat groote schepen met een ijs berg in aanraking komen, hoewel deze toch groot genoeg zijn, om hem van verre te kunnen zien. Zoo'n aanvaring wordt voor het schip meestal een ramp. Een der gelijke ijsmassa doet de temperatuur in de omgeving sterk dalen, waardoor om den ijsberg heen een nevel ontstaat, die hem vrijwel onzichtbaar maakt. In het jaargetijde, dat ijsbergen, die zoo als bekend van de Pool komen, hun reis door den Noordelijken oceaan beginnen, rust de Amerikaansche regeering dan ook schepen uit, die de naderende ijsbergen op zoeken en in het oog houden, om de koop vaardij- en passagiersschepen er voor te kunnen waarschuwen. Heb je den hazelaar al zien bloeien? Er zijn er in den Hout al enkele in bloei. Ze vallen dadelijk op door de roode stamperkatjes, die net kleine vlammetjes lijken. De meeldraad katjes zie je niet zoo gauw, omdat ze de groenige kleur van de takken hebben. Zoo'n tak is iets wonderlijks. In sommige streken wordt de hazelaar beschouwd als een geluk- aanbrenger. De tak van den hazelaar wordt hazelroe genoemd en men beweert, dat een hazelroe visch aantrekt en dat je er twee maal zoo veel mee vangt als met een gewo nen hengelstok. Je moet wel een bepaalden dag voor de visscherij uitzoeken en wel de dag vóór of na nieuwe Maan. Wanneer je de hazelroe afsnijdt, moet je ook nog om en kele dingen denken. lo. Moet het een tak zijn, die zoo groeit, dat de zon er niet op schijnt, maar door heen schijnt. 2o. Moet je met 't gezicht naar 't Oosten staan. 4o. Moet de tak gevorkt zijn. Wanneer je tak aan alle eischen voldoet, kun je er schatten mee opsporen. Je loopt langzaam vooruit, terwijl je den tak schuin omhoog houdt. Verbergt de bodem schatten of bronnen, dan zal de tak zich bij die plek plotseling naar beneden buigen. Bemerkt een adder het hazeltakje, dan zal hij er vlug van door gaan. Alle booze geesten (en een adder schijnt daar ook onder te hooren) vlieden voor een hazelroede. In ons land wordt de hazelroede nog wel gebruikt om naar waterbronnen te zoeken. Duizenden jaren heeft men geloofd in de kracht van den hazelaar. De Gennaansche priesters omperkten hun heilige ruimten met hazelaarsstruiken. Nie mand zou het wagen hazelaars te vernielen. Wat we van die wondere verhalen moeten gelooven, weet ik niet. Wel weet ik dat de ha zelaar een mooie sierheester is. Hij groeit heel gewillig en eischt weinig zorg. Iedere grond is hem lief, als hij maar niet te nat staat. Mest behoeft hij niet te hebben, als je in 't najaar de afgevallen blaren maar als een deken om hem heen wilt spreiden. Uit zijn wortelstronk schieten eenige takken recht omhoog. Eerst 1 a 2 M. boven den grond krijgt hij zijtakken, die vertakken zich weer tot in de fijnste twijgjes. Als alles in blad is, draagt de heester een dak van bladeren. De ruimte rondom den heester (de hoogte is eigenlijk zoo, dat je niet van boom kunt spreken) blijft vrij en deze is bijzonder ge schikt om er lelietjes van dalen, sneeuwklok jes. crocussen, druif-hyacintjes of muurbloe men te planten. In den Hout staan er meen ik helmbloemen omheen. Zoo kun je onder den hazelaar tot in October bloemen hebben. Je zult af en toe moeten dunnen, want boschplanten vermenigvuldigen zich snel. Als de hazelaar in October zijn bladeren laat vallen, dan hangen aan de twijgen al honderden bloemkatjes. Ze zijn nog stijf en in elkaar gedrongen en wachten op zachter weer om zich verder te ontwikkelen. Dit jaar zijn ze bijzonder vroeg. Als je er even bij blijft staan, zie je ze stuiven. Blaas maar eens tegen zoo'n zwavelgeel meeldraadkatje. Dan zie je een gelen nevel van stuifmeelkor- rels. Je mantel komt er vast ook mee in aan raking. 't Is zeker een goede zorg van moeder Na tuur, dat ze op regendagen of als 't weer guur en kil is. het stuifmeel verborgen houdt tus schen schubben en franje. Zelfs de takjes, waar ze aan hangen, schijnen dan stroever en strakker te worden. Zoolang er geen bladeren zijn, zijn de tak jes lenig en kruidachtig. Zijn de bladeren er dan worden ze houtachtig. Die roode stem peltjes zijn nu zoo mooi. Iemand noemde ze eens lente-vuurtjes. Straks zal de lente overal haar warmte en blijdschap geven, 't Begin is er reeds. Ais de vlammetjes zijn uitge- bluscht, is de bevruchting ook volbracht. Het stuifmeel is binnengedrongen. Straks zullen de hazelnoten zich ontwikkelen. In den regel zijnstuifmeel- en stamper katjes van denzelfden boom niet gelijk rijp. Eerst de vlam en dan de rook. Het stuifmeel voor de bevruchting is dus van een anderen hazelaar afkomstig, die misschien wel 100 M. verder staat. Zoover kan de wind het lichte poeder wel meevoeren. Er zijn onder de planten net als onder de menschen, langzame en vlugge exemplaren. Ga nu eens op onderzoek uit, dan kun je het eerste ontwaken der natuur gadeslaan in den hazelaar. W. B.—Z. WA1 ONZE BELANGSTELLING WEKT. Een rcuzenbibliothcek. Dat is zeker de bibliotheek van de Russische academie van wetenschappen, die meer dan 4 millioen telt. Een nieuw soort muziekonderwijs. In Berlijn is een school waar de kinderen op het zanguurtje les krijgen in het bespelen van de mondharmonica. Amerika en dc Aprilmaand. De Ameri kaansche Vrijheidsoorlog begon en eindigde op den 19den April en de Mexicaansche oor log, de slavenoorlog of burgeroorlog, de oor log met Spanje, en de wereldoorlog werden alle in de maand April begonnen. en een gebroken arm werd hij weggedragen. Hij heeft na dien tijd nooit meer gevlogen! DE MAANDEN VAN HET JAAR TOT NU TOE ALLE POGINGEN MISLUKT. door W. B.—Z. September. Het hermelijntje behoort tot de inland- sche marterachtige roofdieren. Hiertoe be hooren o.a. eveneens marters, bunsing fret, wezel. Wezel en hermelijn, ook wel kleine en groote wezel genoemd, hebben in hun levens wijze veel overeenkomst. Hun lang. slank en lenig lichaam leent er zich bijzonder goed voor hun prooi te bespringen. Ook kunnen ze zich in de kleinste gaten en openingen ver stoppen of daardoor hun vijand verrassen. Niet alleen 's winters, maar ook 's zomers vallen ze konijnen en hazen aan en bijten dan de halswervels en slagaders stuk om wat bloed af te zuigen, ook muizen en vogels behooren tot hun voedsel. In den zomer zijn de hermelijn en wezel bruinachtig; in den winter worden ze lichter van kleur, de we zel gedeeltelijk en de hermelijn geheel wit op het staartpuntje na. dat zwart is. Ze heb ben dan meer overeenkomst met den bodem- kleur en vallen niet zoo in het oog vaii roof vogels, voornamelijk uilen. Het gebeurt ech ter wel eens. dat een roofvogel zelf door zijn prooi in de vlucht zoo gewond wordt, dat hij zelf ter aarde valt. Om de pels worden ze vervolgd en gevan gen. Het inlandsche hermelijnen huidje brengt niet veel op. daar dit witte haar op den duur geel wordt. De Siberische herme lijn blijft witter. De steenmarter komt in ons land tamelijk ■.cel voor, 's winters in schuren en hooiber- ben en is dan wel eens een niet graag geziene I gast als hij te veel visites aflegt in het kip- Benhoek, Nog wel wat mooie dagen Nog wel wat geur en kleur, Maar de almanak vertelt ons: Dc herfst staat voor de deur. Nu rijpen onze vruchten. Dc oogst komt in de schuur. Daar buiten wordt gearbeid Gewerkt van uur tot uur. October. Regenvlagen, Mooie dagen. Donkere luchten. Die doen zuchten. Maar ook nog wel zonneglansen. Mugjes, die nog vroolijk dansen, Nog wat bloemen en wat blad, Als de laatste zomerschat. November. Paraplu en regenjas Komen dagelijks van pas. Regen tikt maar op de ruiten. Wie niet moet. gaat niet naar buiten. Bladeren vallen triestig neer. Somber is Novemberweer. December. leder kind houdt vast van mij Want ik maak de kindren blij. Sir.t-Niklaaspret geeft veel jool Zoowel thuis als op de school. Soms breng ik ook sneeuw en vorst, 't Water krijgt een gladde korst Bind je schaatsen dan maar aan Of ga glijden langs de baan. Dan geef ik nog kerstboomlichtjes En veel vroclijke gezichtjes. Ten slotte viert men als besluit fc Oude Jaar heel feestelijk uit. WILDE ZWIJNEN. EEN JAGER VERTELT. Het wilde zwijn, of zooals de jager zegt, het „zwartwild" komt in ons land niet, of zoo goed als niet meer voor. Maar even over onze grenzen is dat nog wel het geval en voor de onervarene is .de ontmoeting met zoo'n diertje zeker niet zonder gevaar. De intelligentie van het wilde zwijn is niet zóó gering als men algemeen wel aanneemt, het is meer een mengeling van welgedane rust, onschuldige goedmoedigheid en 'n buitenge wone prikkelbaarheid. Indien niet opgehitst of geplaagd, zal zelfs het sterkste dier geen mensch iets doen, maar oude dieren verdra gen geen prikkeling en zelfs geen klein plage rijtje. Als de wandelaar rustig zijn weg ver volgt, bekommert het dier zich niet om hem en zal eer geneigd zijn om te vluchten. Maar wordt het dier geprikkeld, dan bindt het zonder weifeling ook den strijd aan met een gewapenden man en stormt, blind van woede op zijn tegenstander in. Voor een gewond dier moet zelfs een geoefend en ervaren ja ger op zijn hoede zijn. Ongeloofelijk vlug kan het wilde zwijn loopen en zich bewegen en wenden, als het een mensch of dier aanvalt. Met zijn slagtanden kan het gevaarlijke stooten toebrengen en eenmaal den strijd aanvaard, houdt het slechts zelden op en nog minder zal het er vandoor gaan. In zulke gevallen is de eenige reddingskans voor den jager, dat hij zijn tegenwoordigheid van geest niet verliest en kalm blijft. Een sprong achter een boom of terzijde doet het dier, zijn doel missend, voorbij stormen. Heeft de jager voor dit reddingsmiddel geen tijd of gelegenheid meer. dan is dc eenige oplossing, dat hij onmiddellijk plat op den grond gaat liggen, zoodat de stooten van het dier geen vat op hem hebben. Want met zijn naar bo ven gebogen slagtanden kan het zwijn wel naar boven, doch niet naar beneden stooten. Het mannetje valt vlugger aan dan het vrouwtje, al is dit laatste minstens even De proeven van den ingenieur Otto Li- lienthal, die zoowel theoretisch als prac- tisch uitmuntend waren voorbereid, hebben het fundament gelegd voor de latere zeil en motor-vliegtechniek. Otto Lilienthal joeg geen hersenschim na en zijn in 1889 uitge geven boek „De vlucht der vogels als uit gangspunt voor de vliegkunst", getuigt hiervan. Toen hij in 1896 bij een vliegtocht verongelukte, werden zijn vliegtuig-construc ties overgenomen door de bekende gebroe ders Wright in Amerika. En zelfs nu nog werkt de broeder van den verongelukten Otto Lilienthal aan dc verbetering van het door mensciielijke kracht voort te bewegen vlieg tuig. Toch zou men eer geneigd zijn, het maaksel van Gustaaf Lilienthal door het sterk fantaistische als iets uit de zeven tiende dan uit de twintigste eeuw te be schouwen. De merkwaardige vogel, dien we hier op de eerste teekening zien. staat op geborgen in een loods op het Tempelhofer vliegveld (onder den rook van Berlijn) en wacht daar op het oogenblïk dat hij in het zonlicht zal worden getrokken, opdat hij zijn ouden uitvinder in triomftocht over Berlijn kan voerenEn tochal is het voor den maker bitter om het te hooren, de alge- meene overtuiging is, dat het vliegtuig zich nooit in de lucht zal verheffen. En als het dit al even doet, dan zal het zijn om direct daarna op de aarde terug te smakken. Eén blik op de teekening is voldoende om er van overtuigd te zijn, dat deze vreemde vogel nooit zal vliegen! Sedert het jaar 1924 is de grijze uitvinder dagelijks bezig zijn vinding te verbeteren, zonder er ooit mee gereed te komen. De directie van het vliegveld heeft een loods ter beschikking gesteld, waarin de oude man dagelijks aan zijn vliegtuig mag werken. In 1928 vernielde een storm de loods, waarin de zonderlinge vogel stond en toen de grijsaard vernam, dat zijn vliegtuig ver nield was, was hij niet te troosten. Vele maanden was hij ziek. doch zoodra hij zich weer kon bewegen, begon hij aan den weder opbouw van zijn vliegtuig. Uit alle deelen van de wereld komen de metalen reuzenmachines over het Tempelhofer veld aangezweefd en vliegen over de loods, waarin een tachtigja rige grijsaard bezig is, een hersenschim na te jagen.... JOH. T. Januari 'k Heb onder in mijn zak Wat sneeuw en ijs verborgen. Maar zeg vaak tot mij zelf: Och stel t maar uit tot morgen. Wans sneeuw en ijs geeft last Geeft kou en vaak ellende. Dus zal ik sneeuw en ijs een volgend jaar maar zenden? Februari. Ik heb van alles ja Van alles meegebracht. Wat zon, wat hagel, regen En ook van sneeuw een vracht. Dus kind, houd dit vooral in je gedachten Van Februari kun je heusch van allerlei verwachten. Maart. Maart roert zijn staart Toch ben lk waard. De Lentemaand te heeten. Dat moet je nooit vergeten. Want ben ik goed in mijn humeur Dan geef ik heusch al bloemengeur, Ik toover met een slag gezwind, Narcis en tulp en hyacint. April. k Ben een humeurig zusje Misschien wel wat verwend. Zooals zoovele kinderen. Die je natuurlijk kent. Vandaag ben ik heel zonnig En straal ik van plezier Maar 'L kan ook best gebeuren, Dat 'k morgen al weer tier. Je moet me dus maar nemen, Zooals ik ben mijn kind, k Geef alles door elkaar hoor, Wat regen, zon en wind. Mei. 'k Word wel vaak geprezen. Maar 'k stel wel eens te leur, Want al die lieve woordjes Vind ik een flauw gezeur. Dus berg je regenmantel Maar niet ver in de kast. En van wat wollen kleeren, heb je heusch nog geen last. Wie houdt van lentetinten, Die geef ik groote vreugd. En in de vogelwereld Is iedereen verheugd. Ja, in de vogelnestjes daar tjilpt het straks zoo blij, Want iedere vogel legt er een el in dc maand Mei. Zusje was met moeder aan het wandelen en zag voor t eerst een autoped. „Kijk es moeder, wat is dat voor een raar ding?" vroeg ze. „Dat is een autoped," zei moeder. Toen zus er den volgenden dag een zag, riep ze: „Moeder, moeder, al weer een auto- hoed!" Jantje was ondeugend en had met den ba rometer gespeeld. „Moeder," zei hij, „ik ge loof vast dat we slecht weer krijgen, de ba rometer is tenminste heel erg gedaald, hij is uit het raam gevallen." UIT DE NATUUR. HERMELIJN Juni. Zonneglansen Mugjes dansen Alles, alles mij ter eer. Kinderen spelen, Vogels kweelen. Dat komt al van 't mooie weer. Open nu de vensterruiten. Blijf zoolang je kunt maar buiten. Zomer is 't in Nederland Zet de zorgen maar aan kant. Juli. Wel eens puffen, Wel eens suffen. 't Zonnetje brandt hard genoeg, Zonder dat je er om vroeg Maar straks kun je rusten gaan, De vacantie breekt haast aan. Augustus. Daar staan ze klaar de schooven, De schooven op het land. De tarwekorrels drogen Al door den zonnebrand De hemel is zoo helder. Zoo schoon is gansch natuur. Maar onze vogels weten, "t Is maar van korten duur. In groote drommen trekken Ze over land en zee. En wie er bang voor kou is. Die vliegt maar met hen mee. MENSCHEN, DIE .ALS VOGELS, DOOR EIGEN KRACHT WILDEN VLIEGEN Om maar dadelijk allen twijfel weg te ne men, met de moderne vliegerij zooals wij die kennen, hebben de pogingen van den mensch om als de vogels, door eigen lichaamskracht te vliegen, weinig of niets te maken. Het is zooals onze groote vliegtuigconstructeur eens schertsend heeft gezegd: „Geef me een stal deur en een absoluut betrouwbaren motor van 1000 paardekrachten, dan vlieg ik er mee naar Amerika". Inderdaad was het pro bleem van vliegen met machines, die zwaar der zijn dan de lucht, op hetzelfde oogenblik opgelost, dat met het opkomen van den auto mobiel ook de explosie-motor vervolmaakt werd. Dat was in het begin van deze eeuw en de vliegtechniek sloeg daarmede een geheel anderen weg in, dan de uitvinders, die zich met de oplossing van het vliegvraagstuk be zig hielden, hadden gedroomd. Want hoe men zich voorstelde, de vliegkunst machtig te worden, blijkt wel uit de uitlating van Ar- chytas. een geleerde, die ruim 400 jaar v. Chr. leefde: „De vogel vliegt, omdat hij vee- ren en vleugels heeft, Wie veeren en vleugels heeft moet dus ook kunnen vliegen." In theorie leek die redeneering heel aan nemelijk. maar de praktijk was toch een beetje anders. EEN EEUWENOUD VERLANGEN Het verlangen, om evenals de vogels op te kunnen stijgen, het blauw van den hemel te gemoet. heeft geleefd bij vele groote zoekers, door alle eeuwen heen. En niet alleen ern stige geleerden hebben zich met dit probleem beziggehouden, ook tallooze ongelukkige droomers zijn er het slachtoffer van gewor den. De reeds genoemde Archytas was, voor zoover bekend, een van de eersten die heeft getracht het onbereikbare te bereiken. Naar de geschiedenis wil, heeft hij met zijn „auto matische duif" ook werkelijk gevlogen, al ge looven wij dit te mogen betwijfelen. Even-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 15