Toen het volle maan was...
De schaatswedstrijden nabij Oslo
SCHAATSENRIJDERS IN NOORWEGEN f)p 2S en 29 Januari a.s. zal te Lillehammer bij Oslo een wedstrijd tusscben
Noorsclic en Amerilcaanschc schaatsenrijders plaats hebben. De Amerikanen zijn thans reeds voor training in Noorwegeu
aangekomen.
ALLE BEGIN IS MOEILIJK en vooral op liet i]c.. Een kijlvie op dc "Urabbelbaan" van de Amstercla'rn'sche lis-
club die Dinsdag haar banen voor de kinderen openstelde.
DE AMSTERDAMSCHE IJSCLUB heeft Dinsdag haar banen voor de jeugd opengesteld. De kinderen profiteerden dank
baar van de gelegenheid en het gekrioel van het jonge volk je leverde een fleurig schouwspel.
BIJ DE ROEIVEREENIGING "NEREUS'' te Amsterdam wordt thans getraind bij een temperatuur van om en
nabij het vriespunt. De meeuwen hebben liet er niet slecht bij en menig brokje wordt hen toegeworpen.
AAN DE RIVIERA waar hij tot herstel zijner ge
zondheid vertoefde, is Dinsdag overleden de heer
E, H. de Vries directeur van de Deli-Batavk-
Tabak maatschappij
DE SPREKENDE FILM in .dienst van de verkie
zingscampagne in Ierland. De propagandisten voor
Cosgrave relizen rond met een auto, waarop ten
sprekende film van Cosgrave wordt meegevoerd.
FEUILLETON
Naar het Engelseh
van
JEFFERY FARNOL.
29)
Hij haalde een paar maal diep adem en
zei toen:
,,'t Is de schat, Por, 't is de schat! Goud en
bankbiljetten in een zak. O, nu is alles weer
goed!"
Zonder bedenken klopte hij de aarde van
'den zak. zoo goed het ging. beurde hem met
inspanning van alle krachten op en slinger
de hem over zijn schouder, waarna hij on
middellijk naar huis stapte.
„Is ie zwaar, maat?"
„Vreeselïjk". hijgde de jongen, „maar dat
kan me niks schelen, 't Is goud zie je!"
Toen ze den rozentuin doorliepen, legde
Bellew zijn hand op den schouder van den
jongen.
„Neef", zei hij. „waar is je tante Anthea?"
„In de huiskamer".
„Dan moeten we dezen kant op", en hij
leidde den jongen langs het terras naar de
tuindeuren.
„Hoor nou es koffiemaat", zei Bellew. „We
gaan tegenover het raam van de huiskamer
in het boschje zitten en daar wacht je
tot ik het bevel geef".
„Goed kapitein", hijgde de kleine Por.
„Als ik zeg: „In den wind stuurman!" dan
wandel je kalm met je schat op je rug de
Jkamer in snap je?."
tJa, kapitein^
„Kom mee dan en mondje dicht!"
Heel voorzichtig liepen ze naar de tuin
deuren van de huiskamer en kropen weg in
de schaduw van het rozenboschje er voor.
Bellew kon in de kamer kijken cn daar
zaten Anthea en tante Priscilla en tusschen
hen in, in een gemakkelijken stoel zat
Greims, dood op zijn gemak. Adam stond met
zijn hoed in zijn hand en een woedend ge
zicht, op den achtergrond. Daar de tuindeu
ren openstonden, konden ze alles hooren,
wat er gesproken werd.
„Ik moet eerlijk zeggen, dat het me erg
spijt voor u, juffrouw Devine", zei Greims,
„maar ik ben blij, dat u !t zoo verstandig
opneemt, geen tranen of zulke nonsens". Hij
keek tante Priscilla aan, wier naaiwerk van
haar schoot was gegleden en wier oogen, vol
tranen, op Anthea's bleek en strak gezicht
gevestigd waren.
„En wanneer wanneer denkt u gereed
te zijn om Dapplemere te verlaten, juf
frouw Anthea?" vroeg Greims. „Haast hoef
je niet te maken hoor! Ik wou 't alleen graag
weten noem maar een dag".
Tante Priscilla had haar naaiwerk opge
nomen en was naar de tafel gegaan. Ze
stond nu naast Anthea en toen ze neerkeek
op het witte gezicht, zag ze, evenals Bellew
van uit zijn schuilhoek, dat de lippen wel be
wogen, maar geen geluid gaven. Ze nam de
hand van het meisje in de hare en drukte
die zacht tegen haar borst.
„Kom, kom", zei Greims met 't losse geld
in zijn zak rammelend. „Kom, juffrouw An
thea al wat ik u vraag is, wanneer? Al
wat ik weten wil is
Maar op dit oogenblik kwam Adam, die
zijn hoed in allerlei bochten had staan wrin
gen, naar voren en tikte den heer Greims op
zijn schouder.
„Meneer Greims", zei hij, „juffer Anthea
het u al verteld, wat u weten wou; ze het
u verteld, dat ze niet betalen kan en dus
is 't beste dat .weg gaet", Hij wees
naar de deur.
„AI wat ik weten wil is, wanneer ze het
huis verlaten kan en ik zal weggaan als ik
uitgesproken ben ga opzij! man!"
„Daar is de deur", zei Adam woedend.
„Ga opzij!" schreeuwde Greims.
„Daar is de deur meneer Greims en adde
er niet uutgaat, zal 'k oe der uut motte smfj-
te ga dus, meneer Greims".
Hierop koos de heer Greims den verstan-
digsten weg, nam zijn hoed en stapte vloe
kend en brommend de kamer uit. Adam
wendde zich tot Anthea, die met witte lippen
en droge oogen stond toe te kijken, onbe
wust, dat tante Priscilla nog altijd haar hand
streelde.
„Sta nie zoo te kijke, juffer Anthea", zei
Adam. „Ik zie u liever huilen as zóó kijke.
't Is hard om 't olde huus te motte opgeve,
maar
„In den wind, maat!" fluisterde Bellew.
Gehoorzaam aan het bevel, liep de kleine
George met zijn zak op zijn rug het terras
op en de kamer in, waar hij over den drem
pel struikelde en bijna omviel.
„De zaak is gezond, tante Anthea". riep
hij, „ik heb de schat gevonden. Hier is ie!"
De zak viel rinkelend op den vloer en het
volgende oogenblik had hij een hoop goud
stukken en bankbiljetten voor Anthea's voe
ten uitgeschud.
Eenige oogenblikken bewoog zich niemand;
en toen viel Adam, met een soort van schor
gebrul op zijn knieën en pakte een handvol
goudstukken op. Tante Priscilla stond te
snikken met haar arm om den kleinen Por
heen en Anthea staarde met groote oogen
naar de schatten aan haar voeten. Plotse
ling begon Adam hard te lachen, hij sprong
op en rende den tuin in, Greims achterna.
„Greims!" schreeuwde hij. „O, meneer
Greims, kom terug. Je geld ligt klaar. Kom
terug we hebben maar een grap met jc
gehad. Kom terug, dan kun je afrekenen".
En toen brak Anthea's beklemming. Zij
haalde diep adem en begon plotseling te
^nikken. Bellew wendde zich at, lie® het wel
bekende tuinpad op en stond weldra weer in
de donkere schaduw van koning Arthur. Hij
stopte zijn pijp, stak haar aan en staarde
naar de maan.
„Nou", zei hij in zichzelf, „het zal mij be
nieuwen wat daar uit voortkomt".
Bellew stond op en drentelde naar het
huis.
„Meneer Bellew!"
Hij schrok en keerde zich om Daar stond
Anthea tusschen de rozen. Een oogenblik ke
ken zij elkaar aan zonder te spreken. Het
leek wel of ze geen van beiden een woord
durfden zeggen. Ze plukte een roos af en be
gon die tusschen haar vingers rond te draaien
als een verlegen kind.
„Waarom heeft u dat gedaan?" vroeg ze.
„Gedaan?"
„Ik bedoel die schat. Georgie heeft me ver
teld hoe u die samen gevonden hebt in den
boomgaard".
„En u heeft hem toch niet gezegd, hoe die
daar gekomen was?" vroeg Bellew snel.
„Neen. ik geloof, dat het zijn hart zou bre
ken als hij dat wist".
„En zijn hart zou evenzeer gebroken zijn,
als hij hem niet gevonden had."
Anthea antwoordde niet en hij zag dat
haar oogen straalden onder de donkere wim
pers. hoewel zij ze op de roos in haar hand
gevestigd hield.
„Anthea!" zei hij opeens en stak zijn hand
uit.
Maar ze maakte ezn gebaar als van schrik
en week achteruit. „Neen, neen!" zei ze
stampvoetend. O! ik weet dat u de hypo
theek heeft afbetaald, dat u mijn huis heeft
gekocht, evenals mijn meubels! Waarom?
Waartoe? Ik ben niets voor u en u niets voor
mij. Waarom hebt ge me deze verplichting
opgelegd? U weet, dat ik dat geld nooit zal
kunnen teruggeven. Waarom hebt u dat ge
daan?"
„Omdat ik je liefheb Anthea van het
eerste oogenblik, dat ik hier kwam, heb ik
Je lief gehad. Omdat al wat ik in deze. we
reld bezit, van jou is evenals ïk zelf'»
„Wat? wat? vergeet je dan
Alles vergeet ik behalve mijn liefde voor
jou, Anthea. Ik kan het niet erg goed of erg
mooi zeggen, maar probeer mij te begrijpen
probeer ook van mij te houden, genoeg
om eenmaal mijn vrouw te worden".
Een vreemd, bijna angstwekkend gevoel
doorstroomde haar. Wat meende hij? Wat
lag er achter zijn woorden verborgen? Hij
was zoo „gemakkelijk", leefde zoo gemak
kelijk en zeker van zichzelf; beschikte vrij
over groote sommen gelds en had Adam toe
vertrouwd, dat hij met een rijk meisje in de
stad ging trouwen. Wie en wat was hij eigen
lijk. Hij had gebruik makend van zijn geld,
haar in zijn macht trachten te krijgen als
een speelpop?
Wat had hij vóór met haar? Zijn woor
den en daden waren zoo moeilijk te rijmen
met elkaar. En toch hij leek zoo eenvou
dig, zoo oprecht, zoo sterk
„Wil je mijn vrouw worden Anthea?"
„Zoudt u mij dit hebben durven vragen
vóór vandaag? Voor uw geld mijn dak boven
mijn hoofd gekocht had? Ben ik niet ge
noeg vernederd? U u hebt het eenigé
wat ik nog bezat van mij weggenomen
mijn onafhankelijkheid En nu die onbegrij
pelijke vraag. Wat heb je met mij voor? O»
wat wil je van me?"
Terwijl ze sprak zag ze, dat zijn oogen
plotseling groot werden met een bijna booze
uitdrukking, en op hetzelfde oogenblik voel
de ze, dat hij haar handen vastgreep in zijn
sterke vuisten.
„Laat me los!"
„Niet vóórdat je mij zegt, dat je mij lief-
hebt. Zèg het Anthea!"
„Laat mijn handen los". Ze wierp haar
hoofd achterover en haar wangen gloeiden
van een plotselinge woede. „Laat mij los",
herhaalde ze woest.
IWorttt ver