LETTEREN EN KUNST Radiomuziek der week EEN VOORBESPREKING Litteraire Fragmenten. door KAREL DE JONG. Hilversum zal ons Zondagavond de gele genheid geven Gérard Hekking weer eens te hooren spelen. Hekking te Nancy geboren is alleen van vaderszijde Nederlander van af komst, maar hij was verscheidene jaren aan het Concertgebouworkest als eerste solo violoncellist verbonden en in die jaren heeft hij zich hier te lande vele vrienden verwor ven, die hem na zijn terugkeer naar Parijs niet ontrouw geworden zijn.In Parijs werd hij als professor aan het Conservatoire verbon den en daar vormde hij tal van leerlingen, w.o. Van Goudoever en Van Leeuwen Boom kamp, waarvan de eerste sinds korten diri gent van het Utr. Sted. Orkest is, de tweede gedurende tenige jaren Hekkings plaats in het Concertgebouw orkest heeft ingenomen, maar die terwille zijner concertreizen weer heeft opgegeven. Ook Gérard Hekking reisde veel, maakte zelfs een tournee door de V. S., maar zijn hart schijnt hem toch telkens weer naar Holland te trekken en immer is hij hier een gaarne gezien gast, niet alleen we gens zijn groote gaven als kunstenaar, maar ook door zijn joviale persoonlijkheid. Den wereldoorlog heeft hij als poilu in dienst van het Fransche leger meegemaakt, maar hij spreekt niet gaarne over dien ellendigen tijd, al is de poilu-muts nog steeds zijn uit verkoren hoofddeksel gebleven. Hekking zal Zondagavond voor de microfoon het cello concert in D van Haydn spelen. Het is nog niet zoo lang geleden, dat dit werk in volko men vergetelheid sluimerde; thans is er wel geen tweede colle-concert aan te wijzen dat een even groote populariteit geniet. Persoon lijk kan ik die voorkeur niet deelen: de mu ziek van dit concert is mij een beetje te zoet te arm aan tegenstellingen, ('t mineur-ge deelte in het midden van het eerste Allegro werkt heusch weldadig, als een regenbuitje op een zwoelen zomerdag, als een pittig hapje op een koekjes- en taartjesfuif), maar voor den cellovirtuoos levert het een zeer dankbare opgave, die op zijn technisch mees terschap in het helderste licht kan doen schijnen. Igor Strawinsky speelt Maandagavond te Hamburg, Donderdagavond te Praag rijn Capriccio voor piano met orkest. Daarne vens wordt te Hamburg Loiseau de Feu. te Praag te Petrouclika-Suite uitgevoerd. Deze beide werken behooren tot een vroegere scheppingsperiode van den merkwaardigen componist, die juist door zijn fel-realis- tische eerste werken, waartoe ook nog het drastische een stuk Russisch volksleven schil derende „Le Sacre du Printemps" behoort. Later is Strawinsky aanhanger van een soort neo-classisisme geworden, dat zich in zijn Concert voor piano en blaasorkest bij Bach, in zijn Capriccio voor piano en orkest bij Mendelssohn zoekt aan te sluiten, maar dat in zijn dorre hardheid van beiden toch hoogstens eenige caricaturistische trekken vermag, te leveren. Volgens Strawinsky's jongste uitlatingen neigt zijn voorliefde nog steeds, en zelfs hoe langer hoe meer, naar het mechanische, on persoonlijke en antiromantische in de muzi kale reproductie. De bovengenoemde uitzen dingen geven gelegenheid de wijziging in de muzikale persoonlijkheid van Strawinsky na te gaan. Vooral die van Praag belooft in dat j opzicht belangrijk te zullen zijn, want op het programma daarvan komt ook één van Strawinsky's jongste werken: zijn Psalm- symphonie. voor. Het Hamburger programma voert ons aan het slot weer in de echte ro mantiek terug door middel van Tchaikowsky's 5de svmphonie. Iets soortgelijks doet het Frankforter programma van denzelfden avond, waarop na het klavierconcert van den modei-nen Hongaarschen componist Bactok de Svmphonia domestica van R. Strauss ge plaatst is. Het meerendeel der lezers zal wel weten dat aan deze huiselijke symphonic een schildering van Strauss' eigen huiselijken kring ten grondslag ligt. In den aanvang van het ongeveer 40 minuten speeltijd eischende werk worden ons de personen van het „spel van den huiselijken heard" in den vorm van verschillende themagroepen voorgesteld: eerst de man, arbeidzaam en degelijk maar ook een beetje gemakzuchtig van aard; dan de vrouw, bedrijvig, bedillerig en eenigszins kijverig; ten slotte het kind, dat volgens som mige familieleden precies op papa. volgens anderen precies op mama gelijkt. Dit zijn de eenige aanduidingen, die de componist zelf in de partituur geschreven heeft, het overige moet men uit de muziek afleiden. Maar men zal daaruit zonder veel moeite een slaaplied je, hoop en verwachting, een heftige dis cussie over opvoeding en toekomst van de snruit enz. hooren. Vooral deze discussie die door een dubbelfuga (fuga met twee thema's) muzikaal uitgedrukt is. toont Strauss' com positorisch meesterschap, dat overieens sreen bewijzen meer noodig had na hetgeen voor de S. domestica van zijn hand verschenen was. De liefhebbers van mooie kamermuziek zul len vooral Vrijdagavond van de Straatsbur ger uitzending kunnen genieten. Het kwin tet in g-min. van Mozart, dat wel onlangs door een onzer jongere Nederlandsche musi cologen als „tamelijk lang en niet zeer be langrijk" gekwalificeerd werd, maar aan den anderen kant- door velen voor een van de allermooiste werken op dit gebied verklaard wordt, opent het rijke programma. Dan volgt Schuberts strijkkwintet, dat misschien (voor mijn gevoel zeker!) nog mooier is: een stroom van de heerlijkste melodieën, door een wis selende klankenpvacht omzoomd, daarnevens een spel van levenslust en levenskracht m Scherzo en Finale, waartusschen het Trio van het Scherzo in zijn onverwachte somber heid luguber en huiveringwekkend als een plotselinge doodsgedachte interrumpeert. Van de melodie van het Adagio daarentegen hoor de ik eens een oud musicus zeggen, dat ze iemand het sterven gemakkelijk zou kunnen maken. Er zullen wel vooruitstrevenden zijn die ook Schuberts kwintet lang en onbelang rijk vinden: dat is het ergste voor hen zelf. Het derde werk is het Sextet op. 36 van Bramhs. dat ook in de vorige week (en wel door Weenen) uitgezonden is. Dit- sextet- is niet zóó begrijpelijk of populair als het eer ste. op: 18- maar toch vol bloeiende schoon heden die ook bij een eerste aanhooren niet verborgen blijven. Ten slotte wil ik nog wijzen op de uit zending van Fransche door Brussel (Fr.), die een aantal orkestwerken bevat, welke we hier zelden of nooit hooren, zooals de symphonic van Ern. Chausson. de Ouverture van Paul Dukas en het- stuk van Em. Chabrier. Pierre Mon'eux zal dit concert dirigeeren en het j volgens gewoonte wel uit het hoofd doen, maar dat kunnen we in de radio niet nagaan. MUZIEK Heemsfeedsche Kunstkring. WILLEM ANDRIESSEN. De piano-avond van Willem Andriessen werd door de uiterlijke omstandigheden niet begunstigd. Wel zit men als men eenmaal door de narigheid van het gedrang op trap en portaal heengeworsield is. in de bovenzaal van het Café-Restaurant „Boekenroode", waar het concert van den Heemsteedschen Kunstkring Vrijdagavond plaats vond gezel lig; er zijn heerlijke clubfauteuils en de ver lichting maakt de zaal tot een lampenpaleis. Maar de voorbijsnellende electrische treinen verstoren de rust nogal eens; de acoustiek der zaal met haar vele zware gordijnen is niet gunstig voor muziek; het podium is te klein en aan de achterzijde ook al door gor dijnen afgesloten. Wat blijft er zóó van de klankrijkdom van een concertvleugel over, vooral wanneer die vleugel als de gebruikte uit zich zelf al eenigszins dor en vlak van toon is? Onder zulke omstandigheden moet een pianist die beter gewend is. eerst eenigen tijd zich inspelen, en Beethovens Sonate op. Ill, die terstond het uiterste van toongeving en concentratie vergt leek daarvoor geen gelukkig gekozen object, nog daargelaten dat de apotheose aan het slot der Ariëtta eigenlijk niets na zich verdraagt, zoodat deze Sonate m.i. alleen aan het einde van een avond of tenminste aan het einde van een afdeeling op haar plaats is. De onwennigheid speelde den pianist blijkbaar parten: ik miste felheid van rythme in de Introductie, tech nische zekerheid in het Allegro. Maar bij dc vertolking der Ariëtta waren het voorname lijk zaal en instrument die maakten dat ik niet in de stemming kon komen; dat het detailwerk zich voor mijn geest niet tot een schoon geheel samenvoegde, al kan ik ook Andriessens opvatting niet in allen deele on derschrijven. Bij (je Etudes symphoniques van Schu mann bleek de pianist zijn spel op de zaal ingesteld te hebben: menig schoon moment zou hier aan te stippen vallen, indien niet het gevaar bestond dat ik dan veel te uit voerig zou worden. Toch wil ik de precieze en virtuoze voordracht van de 9e en 10e variatie in 't bijzonder memoreeren. In de 6e echter kon het snelle tempo de vleugel niet geheel geven wat Andriessen er van verlangde. Na de pauze was de aanpassing van speler en hoorders blijkbaar nog beter geworden. Hoewel het instrument voor een klank fantasie als ,La Cathédrale engloutie" nog wat te droog was kwamen „Poissons d'or" en „L'Isle joyeuse" mooi tot hun recht en vooral van dit laatste werkje viel de klare en kleur rijke, fijn geschakeerde vertolking te roemen en te bewonderen. Na Debussy Chopin in de meest poëtische zijner Nocturnes: die in B. maj. op. 62 no .1 gespeeld als een droom, met een enkele hef tige opflikkering, overigens in rustigen zang en geheel zonder eenige effectzoekerij. En daarna de bekende Ballade in As met mooie afwisseling en grandioze stijging aan het slot. Dc langdurige bijval werd door een toegift beloond: de nummers 1, 2, 3 en 15 van de Walsen op. 39 van Brahms. Een vrij groot auditorium was opgekomen om den gevierden pianist te hooren en heeft hem hartelijk hulde en dank gebracht. K. DE JONG. De invloed van Radio en Gramofoon op de Beoefening der Huismuziek. Werken radio en gramofoon nadeelig op dc beoefening der huismuziek? Deze vraag is Vrijdagmiddag door den heer Appelius van I-Ioboken uit Hilversum voor de Afd. Haarlem der Néd. Ver. van Huisvrouwen besproken in een met muziekvoordrachten geïllustreerde causerie. Het voornaamste uit hetgeen de heer Appe lius van Hoboken sprak willen we in 't kort weergeven. „De vrouw is de geestelijke verzorgster van het gezin: daarom doet het spr. genoegen voor de Ver. van Huisvrouwen zijn meening over bovengenoemde kwestie ie kunnen uit eenzetten". Spr. begint met de muziek van vroeger tijden. ..De muziek is wel de jongste der kun sten. Vóór de 11de eeuw bestond slechts ln W.-Europa primitieve eenstemmigheid. De oproep van P. van. Amiëns bracht de kruis tochten: de deelnemers maakten kennis met Oostersche beschaving en Oostersche muziek instrumenten: luit, gitaar, trom en pauken. Het psychologisch moment was er. De afwe zigen voelden zich tot de dichtkunst aange trokken: er moest begeleiding bij: het con tact tusschen leek en vakman ontstond: be gin van het dilettantisme. De vaklieden (minstrels, van minister-helper) zochten na de kruistochten hun oude kennissen op hun burchten op. werden daar gastvrij geherbergd en trokken later de landen in als reizende muzikanten. Pajlieters. De luit bleef tot dc 17e eeuw het begeleidingsinstrument, ont wikkelde zich dan geleidelijk tot het tegen woordige klavier. De vedel bleef wat ze was. Bij den dans kwam het danslied: uit een dansennaar. een langzame en een snelle ont stond de Suite, welker meester Corelli vos, en welker vorm gaandeweg veredeld wordt. De muziek had óf een begeleidende rol of stond in dienst der religie (Oude Nederl. school: Dufay en la teren). De hervorming onder Calvijn verbrak hier den band tusschen muziek en godsdienst. In Duitschland bleef die band bestaan wijl Luther die zeer muzi kaal was daar de hervorming beheerschte: bovendien was aan de vele hoven aldaar kunstbescherming, door aanzienlijken nage volgd. De kunstenaars echter stonden meest in dienstbetrekking. Eerst met Beethoven is dat veranderd. In de Nederlanden gaf de rijke koopman den toon aan. De Oranjes waren nooit muzi kaal. Hier heeft eerst de Italiaansche, latei- de Duitsche muziek overheerscht. De kunst is de spiegel van den mensche- liiken geest en draagt als ai'e mensclienwork de kiemen van verval in zich". Daarna werden door den heer en mevr. Appelius van Hoboken gespeeld: Gavotte en Musette van onbekenden auteur, in vrij mo derne zetting; Suite in e min. (Preludio, Alle mande, Sarabande e Giga) van Corelli; Sa rabande van Geminiani i invloeden van Bach); Sonate van De Senaillé (door den wijnoogst geïnspireerd; in het slotstuk imi teert de bas de wijnpers); Sonate in A van Handel. Na de pauze behandelde spreker de toe standen van heden, speciaal met het oog op de werking van omroep en gramofoon. „De omroep is een zakelijke onderneming. Hij vraagt wat het publiek wil en geeft dat. in- plaats van opvoedend te werken. Maar er blijft een verschil tusschen levende kunst en radio, evenals tusschen' film en tooneel. Radiomuziek als huiselijke kunst kan een zegen zijn als ze aanvulling is, een vloek als ze vervanging wordt. Grootere selectie en spaarzamer gebruik is wenschelijk. In de huizen der onmuzikaalste ouders klinkt tegenwoordig de meeste muziek. Van de kin deren voelt een groot deel voor de jazz. die de onrust en onevenwichtigheid van dezen tijd weerspiegelt. Maar we verwarren deze schlabone-jazz met de echte der negers, die een zeer muzikaal volk zijn en in hun mu ziek vertroosting vinden. Maar hoor wat Dajos Bela zegt: „Jazz ist tot. Hotjazz ist kre- miert!" Levend is de viool, niet een saxofoon of gestopte trompet. Maar een groot deel onzer op school met intellectueel e zaken overladen jeugd zoekt in de muziek alleen verstrooiing". Een klein deel zoekt het schoo- ne. Voor dezen geldt: Luisteren is iets anders dan zelf doen. Hubermann vergeleek het met kijken naar iets lekkers of wel het zelf eten. Doch het zelf doen vereischt studie. Studee- ren is een kwestie van karakter. Savoir étu- dier est avoir un talent. Het tegenwoordige schoolonderwijs staat vijandig tegenover de beoefening der huismuziek, maar maakt het kind lastig, nerveus. Het moet zich uitleven en daartoe is de muziekstudie geschikt. Luther zeide: „Musica macht den Mensch besser!" De moeder kan reeds door liedjes-zingen den grond leggen. Met de gramofoon is 't als met de radio." Sor. bepleitte nog de invoering van keuze vakken op school, overeenstemmend met aanleg en voorkeur van het kind. Tot de in de tweede afdeeling gespeelde huismuziek behoorde een Sonate van Hinde- mith, die ik echter niet meer kon hooren. De spreker, die door de presidente der Afd. was ingeleid had een niet zoo talrijk audito rium ais verwacht was. Het samenvallen van meerdere bijeenkomsten zal daarvan wel oorzaak geweest zijn. De muzikale voordrachten hebben we na tuurlijk niet als concert-praestaties be schouwd. Voor illustraties waren ze voldoen de en als zoodanig kon men ze accepteeren. K. DE J. HET TOONEEL. HET SCHOUWTOONEEL DE KINCFORDSCHOOL. Cissy van Marxveldt is deze week -.troef" in onzen Stadsschouwburg. Dinsdag ging bij Cremer haar Marijke in een bewerking van Dom de Gruyter en gisteren bij Het Schouw- tooneel De Kingfordschool. dat onze stadge noot, de heer P. H. Schroder ill tooneelvorm had gegoten. Dc Kingfordschool is reeds het vijfde stuk. dat aan een boek van Cissy van Marxveldt zijn ontstaan te danken heeft. Deze voor liefde van tooneelbewerkers" voor de boe ken van deze vruchtbare schrijfster is zeer begrijpelijk. Is er eigenlijk wel een dankbaar der figuur op de planken denkbaar dan het fleurige, vroolijke, jonge meisje, dat de En- gelschen zoo teekenend de „flapper" noe men. Cissy van Marxveldt geeft ze in haar boeken telkens weer met zulk een levendig heid, dat zij als het ware om het tooneel vra gen. Daarenboven schrijft zij een vlotten, dikwijls zelfs geestigen dialoog en zit. er in haar verhalen beweging en handeling'. Al thans zeker ïn De Kingfordschool. het boek, dat Schroder voor zijn bewerking uitkoos. Het is den heer Schroder uitstekend gelukt, die actie in drie bedrijven te concentreeren, z.oo zelfs, dat wij nauwelijks bemerken, dat De Kingfordschool uit een bock ..getrokken" is. En dat i's een niet geringe deugd. Schroder was zoo handig het type-lokaal van de meisjes vlak aan het kantoor van den strengen, maar zoo zeer door de jonge dames begeerden Mr. Cardigan Thornhill te laten grenzen, zoodat hij dank zij zijn dubbeltooneel steeds het noodige contact had tusschen de ver schillende personen en hij de handeling nooit behoefde te onderbreken. „Blijspel voor jong en oud" vermeldde het programma. Voor jong vooral zouden wij willen zeggen, want daarvoor schrijft Cissy van Marxveldt toch in de eerste plaats. Maar wij ouderen konden met- de jongen toch mee genieten, al kwam de hartelijke lach dan ook het meest ditmaal van den engelenbak, waar de jeugd gisteravond het sterkst vertegen woordigd was. Cissy van Marxveldt is in De Kingford school veel gevoeliger dan in haar andere boeken en Carry Tresing en Détje Mertens, de twee vrouwelijke hoofdpersoontjes zijn ook niet de brutale, loslippige flappers, zoo als wij die uit haar meeste verhalen kennen. Ze zijn ernstiger en Carry is zelfs van een edelmoedigheid, die de jonge toeschouwsters tot tranen roert. Dat geeft aan dit blijspel een sentimenteel kantje, dat wij misschien zouden veroordeelen. wanneer het niet voor jong en oud met den nadruk op jong bestemd was. Wij gunnen Carry aan het slot dan ook van ganscher harte haar Cardigan, al konden wij haar penchant voor dit min of meer zuur heerschap niet geheel begrij pen. Want behalve het fleschjc melk voor Derk dat zoo was uitgebuit, dat het aan het slot bijna tot een emmer was geworden hebben wij niet veel van het gouden hart- van den „baas" gemerkt en Cardigan had volgens ons de liefde van de edelmoedige Carry niet verdiend, vooral niet. nadat hij haar in het derde bedrijf om een bagatel zoo alleronaangenaamst had behandeld. Maar wij willen in een stuk. dat vooral voor de jeugd bestemd is, niet zwaar op de hand zijn. Waneer Carry met dezen baas te vreden is. welnu, laat haar dan haar gang gaan. Meisjesharten zijn tenslotte van die dingen, waarvan wij. mannen vooral als wij de 50 gepasseerd zijn weinig of geen begrip hebben. Cissy van Marxveldt en Schroder kunnen zich moeilijk een betere Carry gewenscht hebben. Wat was dat weer een voortreffelijke rol van Dogi Rugani. In het begin levendig, jong. vroolljk en geestig zonder eenige opzet telijkheid. later gevoelig, teer en lief zonder ondanks het stuk eenige sentimentali teit. Het was aldoor even zuiver, natuurlijk en overtuigend. Haar spel was de groote ver heugenis van dezen avond, waardoor ook voor de oudere de voorstelling van De King fordschool een. genot werd. En zij werd uitstekend gesteund door Mary Smithuyzen en Enny Meunier. Het spel van Mary Smithuyzen is nog altijd min of meer cliché, wat dat van Dogi Rugani nooit is. Maar zij was als de jaloersche Détje Mer tens toch zeer op dreef en speelde de rol le vendig en jong. En Enny Meunier weet van Truus Slikkers, het meisje met het romanti sche hart. een markant figuurtje te maken. Jaap van der Poll had de minder dank bare taak om Mr. Cardigan Thornhill tot leven te brengen. Wy zagen aan dezen heer eigenlijk maar één kant en dat was nu iuist niet de sympathiekste. Misschien had Van der Póli hier de auteurs nog wat kunnen helpen, door ook de andere zijde ik bedoc' de zijde van het melkfleschje wat meer te belichten Maar hij had toch wel plezier van zijn rol. wat in de eerste plaats te danken was aan de omstandigheid, dat deze Engelschman oip zoo'n slechten voet stond met het Hoilandsch. Henk Schaer, die pas nog de aandacht had getrokken door zijn goeden broeder Willebrord in den Gysbrecht van Aemstel, trof ons gisteren weer door zijn rake typeering van Mr. Burns. Dat was uitstekend. En ook Willem de Vries had een gelukkigen avond met den doo hem in rus tigen toon gespeelden, goedhartigen Lange- nout. - De heer Tiemeyer zocht het wat te veel in de caricatuur en viel daardoor min of meer uit de lijst. En dan was er nog een opmerkelijk debuut van Ko van Dijk Jr.. zoon van den ouden Ko, die zijn vader alle eer aandeed in de alleraardigst gespeelde rol van een brutalen loopjongen. Ko van Dijk Senior heeft de regie gevoerd en aan hem danken wij dus de zeer vlotte en levendige vertooning. die geen moment haperde, ook niet bij het drukste verkeer tusschen het type-lokaal en 't kantoor van den baas. En dat zegt wat, want er werd tusschen deze twee vertrekken heel wat heen en weer ge draafd. Het jonge goed had in den vrij goed be zetten Schouwburg gister de overhand. In deze vroolijk en gul gestemde zaal sloeg het stuk best in. zoodat het een succes werd voor Het Schouwtooneel, Cissy van Marxveldt en P. H. Schroder, welke laatste van dit succes de gelukkige getuige was. J. B. SCHUIL. Schouwburg Jansweg. Centraal Tooneel - In ieder huwelijk... Den eersten avond is „In ieder huwelijk..." waarvan de faam na de Amsterdamsche ver tooningen reeds naar Haarlem was vooruit- geloopen. al dadelijk een succes geworden, zoowel voor het Centraal Tooneel als voor de directie van den Jansschouwburg, die het stuk in onze stad heeft geïntroduceerd. Een zoo goed als uitverkochte zaal met een re presentatief publiek heeft de spelers na af loop door een onuitputtelijk applaus, dat tot een ovatie aangroeide zijn waardeering betuigd. En ongetwijfeld kan de tweede voor stelling. welke het gezelschap morgenavond zal geven, nogmaals op belangstelling reke nen. Na hetgeen onze medewerker, de lieer J. B. Schuil reeds over stuk en vertoon ing te Amsterdam heeft geschreven, meen ik met enkele persoonlijke opmerkingen te mogen volstaan. Stellig is „The love game" een knap stuk tooneel en zoowel de zorgvuldige regie van Cees Laseur als het uitmuntende spel van hem en zijn mede-acteurs hebben het voor treffelijk weergegeven. Toch kan ik voor mij ei niet onvoorwaardelijk geestdriftig over zijn. Voor een delicaat onderwerp als het ge- gevene leent zich de Engelsche geest niet al te goed. Hoeveel fijner en psychologisch Juister zou een Franschman als Paul Géraldy of een Oostenrijker als Arthur Schnitzler deze stof hebben behandeld! Dit Engelsche schrijverspaar werkt cerebraal: dc situaties zijn bedacht en de figuren, behoudens de door Cees Laseur en Tilly Lus bovendien met geraffineerd spel aannemelijk gemaakte hoofdpersonen, overdreven. Dc spiritistische tante is te grof en het „moderne" meisje te gechargeerd. Scènes als de aanval met het mes. verder dan tot een vuistslag had het hier niet mogen komen, en de strijd om het sleutelgat detoneeren. En ondoordacht is de veronderstelling, ais zou een man als George, zelfs in de vijf dagen welke waren verloopen sinds zijn vrouw het huis had ver laten, tegenover Maud nooit over trouwplan nen hebben gesproken. Trouwens de figuur van dit, meisje, dat zich na een jaar samen leven juist met dezen man en in dit huis wel wat al te verrassend als een al te banaal we zen ontpopt, is op zichzelf tamelijk zwak, hetgeen te meer uitkwam, doordat Rie Gil- huys nu juist niet de sterkste actrice in het ensemble bleek te zijn. Dat het stuk het ondanks dc essentieele fouten zoo goed doet is hoofdzakelijk te dan ken aan het uitmuntende spel van Cees La seur en Tilly Lus als het echtpaar, welks hu welijksgeluk door het jonge meisje bedreigd wordt. Het is altijd weer een zeldzaam ge net het fijne en gevoelige spel van dergelijke acteurs bij te wonen: vooral Laseur heeft in zijn ingetogen mimiek nogmaals zijn volle dramatische kracht kunnen ontplooien. Mary Dresselhuis blijft voor de rol van het vrijgevochten „moderne" meisje de aangewe zen actrice; hoe vlot en sterk was ook dezen avond haar uitbeelding weer en hoe char mant haar oolijke bewegelijkheid. Minder goed kwam de figuur van den broer tot zijn recht door Joan Remmelts, die nog niet ge- het'. vrij is van een zekere krampachtigheid, maar over wiens „groote scène" met den va- dei men niets dan lof kan hebben. Chris Baay heeft in het ietwat goedkoop-komische figuurtje van Cyrill blijk gegeven, dat hij in dit genre goede kansen maakt op een too- neelcarrière. H. G. CANNEGIETER. DRIE VERZEN VAX VONDEL ONTDEKT In de ..Vondelkroniek" meldt mr. II. F. Wijnman een curieuze vondst: vier onbeken de gedichten van Vondel op mr. Lieven van Coppenol. den schoonschrijver en graveur. Deze calligraaf had de ietwat zonderlinge gewoonte zyn portret aan alle bekende dich ters te zenden met het verzoek er een paar regels bij te schrijven, en hij vergaarde zoo Leel wat roem op rijm. Mr. Wijnman vond als resten van dien roem in het Prentenkabinet een plano-druk van twee bladzijden met negen en twintig van deze gedichten, waaronder vier van Von del. Een daarvan komt in sommige uitgaven voor. de andere kende men niet. Belangrijk is, naar wij in de Tel. lezen, een der gedichten, omdat Vondel er Rembrandt in prijst, terwijl tot nu toe verondersteld werd, dat hij hem tegengewerkt zou hebben. l'it „Irmenlo" door Adriaan van Oordt. Toen Gonda door krijgslieden de leger plaats was uitgeleid en aangezegd, niet meer terug te keeren. scheelde zij wangunstig naar de legertenten. Een stuk maar van zijn man tel of sper wilde ze zien of hooren en een stuk van zijn stem. De haat steeg uit haar smart als een vlam uit rookgetalm. Waarom moesten de Christenen hem zorg vuldig laf bewaken en zij van den eenen naar den andere gaande vragen, terwijl haar lijf verdroogde van den dorst naar daden. Ze wilde als een man opstaan en met een ruig gebaar een greep doende in de toekomst, heidenen aanhitsen tot een aanval en dan Woonfrcd uit de legerplaats-bestorming dra gen. Drenken gedachten rookten ln haar op. Dadelijk, voordat de tijd den tragen gedach- tengang inhaalde, moest ze de heidenen sa menroepen, om met haar op te gaan. Alsof ze reeds het zwaardmes voelde we gen. liep ze, oen vuist aan den gekromden arm met broeiig-warme blikken onder wou dendaken, wier blaren tusschen roodgouden zonneblikken avondkleurden. De warmte walmde uit 't gewaad langs haren nek. Haar wangen gloeiden. En in een hut niemand gevonden, liep ze verder, hijgend opgaande in het torenhoog verlangen, haar hand be spat te zien met bloed van vreemde man nen. Weer aan een leege woning landend, legde Gonda zich neer. roepend en dan verwon derd luisterend, of niemand kwam. of nie mand op haar stem antwoordde. Ze vroeg zich af, of de anderen ook den Wodanprlcs- ter zochten, of dat ze met hem waren opge gaan. En in de nachtomsuizellng voelde ze haar wakenskracht ontbonden en viel ze neer in zwaren slaap. 's Morgens, toen ze naar menschen zoe kend ommedoolde. scheen 't woudleven in onvruchtbre starheid stil te staan, de waaie- rige top- en takbeweging in eeuwige rust te gaan. De raven kwamen niet. evenals in da gen van strijd, wanneer de smullers aan 't Ujkengastmaal op de heide waren, hun ru- nenkreten door rie grijze dagen dragen. En langs een beek. waar lipgesmakjes in looveren bedbedekking smoorden, liep ze over 't natte mos, dat lijdend onder hare schre den de stilte stollen deed tot luchtgeduizel, waaruit allengs voetstappen kraakten, strui ken als zijden gewaden van elkander scho ven, en een oude vrouw met lijfgeknik te voorschijn strompelde. Gonda nam haar kleed, dat aan den beek- rand nipte, in haastige handen op. en riep dwarrelvragen over den Wodanpriester en 't uitgestorven woud. Maar de oude vrouw zag haar een wijle tergend zwijgend aan en dan wierp ze een arm uit haar gebulten rug. schreeuwend, dat zij. Gonda. Sn manke woorden klaagde, ter wijl ze de tempelhut verlaten, in Irmenlo de Christenbende, ja zelfs den keizer afgeloopen had Met wilde schokbewegingen nam ze een dooden stam, hinkte naar Gonda, die achter struiken spr.ong En buiten 't bereik der vrouw gekomen, zag ze in vragende ontsteltenis in haar bin nenleven. of zij dan wel de gehcele wereld zoo wondervreemd verkleurde. Kwamen haar smartomwonden woorden in vreemden on- weerschijn tot het begrip der anderen, was haar gelaat door smartgetijen zoo hard om lijnd geworden of in haar ziel 't weefsel van goed-willen-doen uiteengerafeld tot een raad sel? Haar angstig uitgezonden woorden wer den teruggeslagen als ongeluksboden. Of zelf was ze een ongeluksbode want bij haar komst werden de menschen drocvig- streng. zelfs 't woud, waar dc sparren met verslapte takken schuin tegen andere hoo rnen stonden als gewonde helden, die gerug steund doodmoede armen lieten zinken. Voorzichtig haar droefenis wegdragend door den avond, liep zc langs de in kronke lingen verdwaalde paden. Nu zc den Wodan priester niet ontzetten kon. wilde ze om 't leger zwervend, troosteloos wachten. En ter wijl ze haar smart toesprak, was "t haar, alsof de woorden aan de takken bleven han gen Zoo angstbcvangen hoorde zc fluister stemmen in de struiken huizen en in de verte boomgeruischen, als stroo.men statig optochtend. monden in een zeegerucht, waar in ze het geroep van „Gonda. Gonda" zooals op den dag. toen ze voor Warner ja moest zeggen, onderscheidde ..Gonda. Gonda" ver school het stemmengewenk zich dichterbij, en dan ontvlood het als ontbladerende bloe men windgestuif, Weer wilde ze haar ingestorten moed op helpen en naar hem zoeken, bulten het le ger op de heide roepen, totdat, zijn stem zich naast de hare neer zou vleien. En uit 't woud getreden, zag ze verwon derd naar de maan. die als een late zomer bloem al neigend, meelgeel suivend lichtte over de boomschors-bruine heide, waar haar gestalte teringachtig-wit in slankte scheen te rijzen. Stengelzacht. 't gewaad bladvor- mig om de leden, bewoog zc zich. en geluid loos fijn mccschomerenöe schaduw aan de ééne zijde en aan dc andere de maan als weggcleidster over der heuveltoppen belachte tippen en dan weer omlaag door roetig aan- gezwarte dalengaten. Met onverwelkte» ijver zocht ze naar de legertenten. En toen ze uit een dal opklom, en het hoofd aan de heide vlakte boven den zwarten, zwak gelijnde» heuvelvloed een vuur ontwaarde, een vlam- gestruik. waaromheen een tien gestalten nonker kringden, stiet ze een schreeuw. De tenten! De tenten waren weg. TIJDSCHRIFTEN. De Auto. De Auto verschijnt reeds met haar eerste tentoonstellingsnummer, bevattende o.a.: een algemeene beschouwing over economische en technische tendenzen sinds de laatste R. A. I-tentoonste!l!ng welke begin 1931 ge houden werd. Verder een kort geïllustreerd overzicht voor den leek. waarin de werking van den motor en de verschillende mecha nische deelen zoo elementair mogelijk wordt uiteengezet .Onder den titel „Wat is (een»..? wordt op beknopte wijze uiteengezet wat de verschillende gebruikelijke termen der mo derne automobieltechniek beteekencn: een en ander verduidelijkt door schematische teekeningen. Verder wordt een uitvoerig overzicht gegeven van hetgeen er op het ge bied van ..toebehooren" op de R.A.I.-ten- toonstelling te zien zal zijn. In de Bedrijfs autorubriek een technisch nieuwtje op tractor gebied, de Siam-Trailer, samengesteld uit twee doorgezaagde P'ordvrach'owagenchassis. welke op ingenieuze wijze weer tot één geheel zijn samengebouwd. Tenslotte vindt men er onder „Het laatste nieuws uit Amerika" nog eenige constructieve details, welke kers- versch van de New York-show binnenkwa men.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 17