LETTEREN EN KUNST
Radiomuziek der week
EEN VOORBESPREKING
Litteraire Fragmenten.
door KAREL DE JONG.
Hilversum zal ons Zondagavond de gele
genheid geven Gérard Hekking weer eens te
hooren spelen. Hekking te Nancy geboren is
alleen van vaderszijde Nederlander van af
komst, maar hij was verscheidene jaren aan
het Concertgebouworkest als eerste solo
violoncellist verbonden en in die jaren heeft
hij zich hier te lande vele vrienden verwor
ven, die hem na zijn terugkeer naar Parijs
niet ontrouw geworden zijn.In Parijs werd hij
als professor aan het Conservatoire verbon
den en daar vormde hij tal van leerlingen,
w.o. Van Goudoever en Van Leeuwen Boom
kamp, waarvan de eerste sinds korten diri
gent van het Utr. Sted. Orkest is, de tweede
gedurende tenige jaren Hekkings plaats in
het Concertgebouw orkest heeft ingenomen,
maar die terwille zijner concertreizen weer
heeft opgegeven. Ook Gérard Hekking reisde
veel, maakte zelfs een tournee door de V. S.,
maar zijn hart schijnt hem toch telkens weer
naar Holland te trekken en immer is hij
hier een gaarne gezien gast, niet alleen we
gens zijn groote gaven als kunstenaar, maar
ook door zijn joviale persoonlijkheid. Den
wereldoorlog heeft hij als poilu in dienst van
het Fransche leger meegemaakt, maar hij
spreekt niet gaarne over dien ellendigen
tijd, al is de poilu-muts nog steeds zijn uit
verkoren hoofddeksel gebleven. Hekking zal
Zondagavond voor de microfoon het cello
concert in D van Haydn spelen. Het is nog
niet zoo lang geleden, dat dit werk in volko
men vergetelheid sluimerde; thans is er wel
geen tweede colle-concert aan te wijzen dat
een even groote populariteit geniet. Persoon
lijk kan ik die voorkeur niet deelen: de mu
ziek van dit concert is mij een beetje te zoet
te arm aan tegenstellingen, ('t mineur-ge
deelte in het midden van het eerste Allegro
werkt heusch weldadig, als een regenbuitje
op een zwoelen zomerdag, als een pittig
hapje op een koekjes- en taartjesfuif), maar
voor den cellovirtuoos levert het een zeer
dankbare opgave, die op zijn technisch mees
terschap in het helderste licht kan doen
schijnen.
Igor Strawinsky speelt Maandagavond te
Hamburg, Donderdagavond te Praag rijn
Capriccio voor piano met orkest. Daarne
vens wordt te Hamburg Loiseau de Feu. te
Praag te Petrouclika-Suite uitgevoerd. Deze
beide werken behooren tot een vroegere
scheppingsperiode van den merkwaardigen
componist, die juist door zijn fel-realis-
tische eerste werken, waartoe ook nog het
drastische een stuk Russisch volksleven schil
derende „Le Sacre du Printemps" behoort.
Later is Strawinsky aanhanger van een
soort neo-classisisme geworden, dat zich in
zijn Concert voor piano en blaasorkest bij
Bach, in zijn Capriccio voor piano en orkest
bij Mendelssohn zoekt aan te sluiten, maar
dat in zijn dorre hardheid van beiden toch
hoogstens eenige caricaturistische trekken
vermag, te leveren.
Volgens Strawinsky's jongste uitlatingen
neigt zijn voorliefde nog steeds, en zelfs hoe
langer hoe meer, naar het mechanische, on
persoonlijke en antiromantische in de muzi
kale reproductie. De bovengenoemde uitzen
dingen geven gelegenheid de wijziging in de
muzikale persoonlijkheid van Strawinsky na
te gaan. Vooral die van Praag belooft in dat j
opzicht belangrijk te zullen zijn, want op
het programma daarvan komt ook één van
Strawinsky's jongste werken: zijn Psalm-
symphonie. voor. Het Hamburger programma
voert ons aan het slot weer in de echte ro
mantiek terug door middel van Tchaikowsky's
5de svmphonie. Iets soortgelijks doet het
Frankforter programma van denzelfden
avond, waarop na het klavierconcert van den
modei-nen Hongaarschen componist Bactok
de Svmphonia domestica van R. Strauss ge
plaatst is. Het meerendeel der lezers zal wel
weten dat aan deze huiselijke symphonic een
schildering van Strauss' eigen huiselijken
kring ten grondslag ligt. In den aanvang van
het ongeveer 40 minuten speeltijd eischende
werk worden ons de personen van het „spel
van den huiselijken heard" in den vorm van
verschillende themagroepen voorgesteld:
eerst de man, arbeidzaam en degelijk maar
ook een beetje gemakzuchtig van aard; dan
de vrouw, bedrijvig, bedillerig en eenigszins
kijverig; ten slotte het kind, dat volgens som
mige familieleden precies op papa. volgens
anderen precies op mama gelijkt. Dit zijn de
eenige aanduidingen, die de componist zelf in
de partituur geschreven heeft, het overige
moet men uit de muziek afleiden. Maar men
zal daaruit zonder veel moeite een slaaplied
je, hoop en verwachting, een heftige dis
cussie over opvoeding en toekomst van de
snruit enz. hooren. Vooral deze discussie die
door een dubbelfuga (fuga met twee thema's)
muzikaal uitgedrukt is. toont Strauss' com
positorisch meesterschap, dat overieens sreen
bewijzen meer noodig had na hetgeen voor
de S. domestica van zijn hand verschenen
was.
De liefhebbers van mooie kamermuziek zul
len vooral Vrijdagavond van de Straatsbur
ger uitzending kunnen genieten. Het kwin
tet in g-min. van Mozart, dat wel onlangs
door een onzer jongere Nederlandsche musi
cologen als „tamelijk lang en niet zeer be
langrijk" gekwalificeerd werd, maar aan den
anderen kant- door velen voor een van de
allermooiste werken op dit gebied verklaard
wordt, opent het rijke programma. Dan volgt
Schuberts strijkkwintet, dat misschien (voor
mijn gevoel zeker!) nog mooier is: een stroom
van de heerlijkste melodieën, door een wis
selende klankenpvacht omzoomd, daarnevens
een spel van levenslust en levenskracht m
Scherzo en Finale, waartusschen het Trio
van het Scherzo in zijn onverwachte somber
heid luguber en huiveringwekkend als een
plotselinge doodsgedachte interrumpeert. Van
de melodie van het Adagio daarentegen hoor
de ik eens een oud musicus zeggen, dat ze
iemand het sterven gemakkelijk zou kunnen
maken. Er zullen wel vooruitstrevenden zijn
die ook Schuberts kwintet lang en onbelang
rijk vinden: dat is het ergste voor hen zelf.
Het derde werk is het Sextet op. 36 van
Bramhs. dat ook in de vorige week (en wel
door Weenen) uitgezonden is. Dit- sextet- is
niet zóó begrijpelijk of populair als het eer
ste. op: 18- maar toch vol bloeiende schoon
heden die ook bij een eerste aanhooren niet
verborgen blijven.
Ten slotte wil ik nog wijzen op de uit
zending van Fransche door Brussel (Fr.), die
een aantal orkestwerken bevat, welke we hier
zelden of nooit hooren, zooals de symphonic
van Ern. Chausson. de Ouverture van Paul
Dukas en het- stuk van Em. Chabrier. Pierre
Mon'eux zal dit concert dirigeeren en het j
volgens gewoonte wel uit het hoofd doen,
maar dat kunnen we in de radio niet nagaan.
MUZIEK
Heemsfeedsche Kunstkring.
WILLEM ANDRIESSEN.
De piano-avond van Willem Andriessen
werd door de uiterlijke omstandigheden niet
begunstigd. Wel zit men als men eenmaal
door de narigheid van het gedrang op trap
en portaal heengeworsield is. in de bovenzaal
van het Café-Restaurant „Boekenroode",
waar het concert van den Heemsteedschen
Kunstkring Vrijdagavond plaats vond gezel
lig; er zijn heerlijke clubfauteuils en de ver
lichting maakt de zaal tot een lampenpaleis.
Maar de voorbijsnellende electrische treinen
verstoren de rust nogal eens; de acoustiek
der zaal met haar vele zware gordijnen is
niet gunstig voor muziek; het podium is te
klein en aan de achterzijde ook al door gor
dijnen afgesloten. Wat blijft er zóó van de
klankrijkdom van een concertvleugel over,
vooral wanneer die vleugel als de gebruikte
uit zich zelf al eenigszins dor en vlak van
toon is?
Onder zulke omstandigheden moet een
pianist die beter gewend is. eerst eenigen
tijd zich inspelen, en Beethovens Sonate op.
Ill, die terstond het uiterste van toongeving
en concentratie vergt leek daarvoor geen
gelukkig gekozen object, nog daargelaten
dat de apotheose aan het slot der Ariëtta
eigenlijk niets na zich verdraagt, zoodat deze
Sonate m.i. alleen aan het einde van een
avond of tenminste aan het einde van een
afdeeling op haar plaats is. De onwennigheid
speelde den pianist blijkbaar parten: ik miste
felheid van rythme in de Introductie, tech
nische zekerheid in het Allegro. Maar bij dc
vertolking der Ariëtta waren het voorname
lijk zaal en instrument die maakten dat ik
niet in de stemming kon komen; dat het
detailwerk zich voor mijn geest niet tot een
schoon geheel samenvoegde, al kan ik ook
Andriessens opvatting niet in allen deele on
derschrijven.
Bij (je Etudes symphoniques van Schu
mann bleek de pianist zijn spel op de zaal
ingesteld te hebben: menig schoon moment
zou hier aan te stippen vallen, indien niet
het gevaar bestond dat ik dan veel te uit
voerig zou worden. Toch wil ik de precieze en
virtuoze voordracht van de 9e en 10e variatie
in 't bijzonder memoreeren. In de 6e echter
kon het snelle tempo de vleugel niet geheel
geven wat Andriessen er van verlangde.
Na de pauze was de aanpassing van speler
en hoorders blijkbaar nog beter geworden.
Hoewel het instrument voor een klank
fantasie als ,La Cathédrale engloutie" nog
wat te droog was kwamen „Poissons d'or" en
„L'Isle joyeuse" mooi tot hun recht en vooral
van dit laatste werkje viel de klare en kleur
rijke, fijn geschakeerde vertolking te roemen
en te bewonderen.
Na Debussy Chopin in de meest poëtische
zijner Nocturnes: die in B. maj. op. 62 no .1
gespeeld als een droom, met een enkele hef
tige opflikkering, overigens in rustigen zang
en geheel zonder eenige effectzoekerij. En
daarna de bekende Ballade in As met mooie
afwisseling en grandioze stijging aan het
slot. Dc langdurige bijval werd door een
toegift beloond: de nummers 1, 2, 3 en 15
van de Walsen op. 39 van Brahms.
Een vrij groot auditorium was opgekomen
om den gevierden pianist te hooren en heeft
hem hartelijk hulde en dank gebracht.
K. DE JONG.
De invloed van Radio en Gramofoon
op de Beoefening der
Huismuziek.
Werken radio en gramofoon nadeelig op dc
beoefening der huismuziek? Deze vraag is
Vrijdagmiddag door den heer Appelius van
I-Ioboken uit Hilversum voor de Afd. Haarlem
der Néd. Ver. van Huisvrouwen besproken in
een met muziekvoordrachten geïllustreerde
causerie.
Het voornaamste uit hetgeen de heer Appe
lius van Hoboken sprak willen we in 't kort
weergeven.
„De vrouw is de geestelijke verzorgster van
het gezin: daarom doet het spr. genoegen
voor de Ver. van Huisvrouwen zijn meening
over bovengenoemde kwestie ie kunnen uit
eenzetten".
Spr. begint met de muziek van vroeger
tijden. ..De muziek is wel de jongste der kun
sten. Vóór de 11de eeuw bestond slechts ln
W.-Europa primitieve eenstemmigheid. De
oproep van P. van. Amiëns bracht de kruis
tochten: de deelnemers maakten kennis met
Oostersche beschaving en Oostersche muziek
instrumenten: luit, gitaar, trom en pauken.
Het psychologisch moment was er. De afwe
zigen voelden zich tot de dichtkunst aange
trokken: er moest begeleiding bij: het con
tact tusschen leek en vakman ontstond: be
gin van het dilettantisme. De vaklieden
(minstrels, van minister-helper) zochten na
de kruistochten hun oude kennissen op hun
burchten op. werden daar gastvrij geherbergd
en trokken later de landen in als reizende
muzikanten. Pajlieters. De luit bleef tot dc
17e eeuw het begeleidingsinstrument, ont
wikkelde zich dan geleidelijk tot het tegen
woordige klavier. De vedel bleef wat ze was.
Bij den dans kwam het danslied: uit een
dansennaar. een langzame en een snelle ont
stond de Suite, welker meester Corelli vos,
en welker vorm gaandeweg veredeld wordt.
De muziek had óf een begeleidende rol of
stond in dienst der religie (Oude Nederl.
school: Dufay en la teren). De hervorming
onder Calvijn verbrak hier den band tusschen
muziek en godsdienst. In Duitschland bleef
die band bestaan wijl Luther die zeer muzi
kaal was daar de hervorming beheerschte:
bovendien was aan de vele hoven aldaar
kunstbescherming, door aanzienlijken nage
volgd. De kunstenaars echter stonden meest
in dienstbetrekking. Eerst met Beethoven is
dat veranderd.
In de Nederlanden gaf de rijke koopman
den toon aan. De Oranjes waren nooit muzi
kaal. Hier heeft eerst de Italiaansche, latei-
de Duitsche muziek overheerscht.
De kunst is de spiegel van den mensche-
liiken geest en draagt als ai'e mensclienwork
de kiemen van verval in zich".
Daarna werden door den heer en mevr.
Appelius van Hoboken gespeeld: Gavotte en
Musette van onbekenden auteur, in vrij mo
derne zetting; Suite in e min. (Preludio, Alle
mande, Sarabande e Giga) van Corelli; Sa
rabande van Geminiani i invloeden van
Bach); Sonate van De Senaillé (door den
wijnoogst geïnspireerd; in het slotstuk imi
teert de bas de wijnpers); Sonate in A van
Handel.
Na de pauze behandelde spreker de toe
standen van heden, speciaal met het oog op
de werking van omroep en gramofoon. „De
omroep is een zakelijke onderneming. Hij
vraagt wat het publiek wil en geeft dat. in-
plaats van opvoedend te werken. Maar er
blijft een verschil tusschen levende kunst en
radio, evenals tusschen' film en tooneel.
Radiomuziek als huiselijke kunst kan een
zegen zijn als ze aanvulling is, een vloek als
ze vervanging wordt. Grootere selectie en
spaarzamer gebruik is wenschelijk. In de
huizen der onmuzikaalste ouders klinkt
tegenwoordig de meeste muziek. Van de kin
deren voelt een groot deel voor de jazz. die
de onrust en onevenwichtigheid van dezen
tijd weerspiegelt. Maar we verwarren deze
schlabone-jazz met de echte der negers, die
een zeer muzikaal volk zijn en in hun mu
ziek vertroosting vinden. Maar hoor wat
Dajos Bela zegt: „Jazz ist tot. Hotjazz ist kre-
miert!" Levend is de viool, niet een saxofoon
of gestopte trompet. Maar een groot deel
onzer op school met intellectueel e zaken
overladen jeugd zoekt in de muziek alleen
verstrooiing". Een klein deel zoekt het schoo-
ne. Voor dezen geldt: Luisteren is iets anders
dan zelf doen. Hubermann vergeleek het met
kijken naar iets lekkers of wel het zelf eten.
Doch het zelf doen vereischt studie. Studee-
ren is een kwestie van karakter. Savoir étu-
dier est avoir un talent. Het tegenwoordige
schoolonderwijs staat vijandig tegenover de
beoefening der huismuziek, maar maakt het
kind lastig, nerveus. Het moet zich uitleven
en daartoe is de muziekstudie geschikt.
Luther zeide: „Musica macht den Mensch
besser!"
De moeder kan reeds door liedjes-zingen
den grond leggen. Met de gramofoon is 't als
met de radio."
Sor. bepleitte nog de invoering van keuze
vakken op school, overeenstemmend met
aanleg en voorkeur van het kind.
Tot de in de tweede afdeeling gespeelde
huismuziek behoorde een Sonate van Hinde-
mith, die ik echter niet meer kon hooren.
De spreker, die door de presidente der Afd.
was ingeleid had een niet zoo talrijk audito
rium ais verwacht was. Het samenvallen van
meerdere bijeenkomsten zal daarvan wel
oorzaak geweest zijn.
De muzikale voordrachten hebben we na
tuurlijk niet als concert-praestaties be
schouwd. Voor illustraties waren ze voldoen
de en als zoodanig kon men ze accepteeren.
K. DE J.
HET TOONEEL.
HET SCHOUWTOONEEL
DE KINCFORDSCHOOL.
Cissy van Marxveldt is deze week -.troef"
in onzen Stadsschouwburg. Dinsdag ging bij
Cremer haar Marijke in een bewerking van
Dom de Gruyter en gisteren bij Het Schouw-
tooneel De Kingfordschool. dat onze stadge
noot, de heer P. H. Schroder ill tooneelvorm
had gegoten.
Dc Kingfordschool is reeds het vijfde stuk.
dat aan een boek van Cissy van Marxveldt
zijn ontstaan te danken heeft. Deze voor
liefde van tooneelbewerkers" voor de boe
ken van deze vruchtbare schrijfster is zeer
begrijpelijk. Is er eigenlijk wel een dankbaar
der figuur op de planken denkbaar dan het
fleurige, vroolijke, jonge meisje, dat de En-
gelschen zoo teekenend de „flapper" noe
men. Cissy van Marxveldt geeft ze in haar
boeken telkens weer met zulk een levendig
heid, dat zij als het ware om het tooneel vra
gen. Daarenboven schrijft zij een vlotten,
dikwijls zelfs geestigen dialoog en zit. er in
haar verhalen beweging en handeling'. Al
thans zeker ïn De Kingfordschool. het boek,
dat Schroder voor zijn bewerking uitkoos.
Het is den heer Schroder uitstekend gelukt,
die actie in drie bedrijven te concentreeren,
z.oo zelfs, dat wij nauwelijks bemerken, dat
De Kingfordschool uit een bock ..getrokken"
is. En dat i's een niet geringe deugd. Schroder
was zoo handig het type-lokaal van de meisjes
vlak aan het kantoor van den strengen, maar
zoo zeer door de jonge dames begeerden Mr.
Cardigan Thornhill te laten grenzen, zoodat
hij dank zij zijn dubbeltooneel steeds
het noodige contact had tusschen de ver
schillende personen en hij de handeling nooit
behoefde te onderbreken.
„Blijspel voor jong en oud" vermeldde het
programma. Voor jong vooral zouden wij
willen zeggen, want daarvoor schrijft Cissy
van Marxveldt toch in de eerste plaats. Maar
wij ouderen konden met- de jongen toch mee
genieten, al kwam de hartelijke lach dan ook
het meest ditmaal van den engelenbak, waar
de jeugd gisteravond het sterkst vertegen
woordigd was.
Cissy van Marxveldt is in De Kingford
school veel gevoeliger dan in haar andere
boeken en Carry Tresing en Détje Mertens,
de twee vrouwelijke hoofdpersoontjes zijn
ook niet de brutale, loslippige flappers, zoo
als wij die uit haar meeste verhalen kennen.
Ze zijn ernstiger en Carry is zelfs van een
edelmoedigheid, die de jonge toeschouwsters
tot tranen roert. Dat geeft aan dit blijspel
een sentimenteel kantje, dat wij misschien
zouden veroordeelen. wanneer het niet voor
jong en oud met den nadruk op jong
bestemd was. Wij gunnen Carry aan het slot
dan ook van ganscher harte haar Cardigan,
al konden wij haar penchant voor dit min
of meer zuur heerschap niet geheel begrij
pen. Want behalve het fleschjc melk voor
Derk dat zoo was uitgebuit, dat het aan
het slot bijna tot een emmer was geworden
hebben wij niet veel van het gouden hart-
van den „baas" gemerkt en Cardigan had
volgens ons de liefde van de edelmoedige
Carry niet verdiend, vooral niet. nadat hij
haar in het derde bedrijf om een bagatel zoo
alleronaangenaamst had behandeld.
Maar wij willen in een stuk. dat vooral
voor de jeugd bestemd is, niet zwaar op de
hand zijn. Waneer Carry met dezen baas te
vreden is. welnu, laat haar dan haar gang
gaan. Meisjesharten zijn tenslotte van die
dingen, waarvan wij. mannen vooral als
wij de 50 gepasseerd zijn weinig of geen
begrip hebben.
Cissy van Marxveldt en Schroder kunnen
zich moeilijk een betere Carry gewenscht
hebben. Wat was dat weer een voortreffelijke
rol van Dogi Rugani. In het begin levendig,
jong. vroolljk en geestig zonder eenige opzet
telijkheid. later gevoelig, teer en lief zonder
ondanks het stuk eenige sentimentali
teit. Het was aldoor even zuiver, natuurlijk
en overtuigend. Haar spel was de groote ver
heugenis van dezen avond, waardoor ook
voor de oudere de voorstelling van De King
fordschool een. genot werd.
En zij werd uitstekend gesteund door
Mary Smithuyzen en Enny Meunier. Het spel
van Mary Smithuyzen is nog altijd min of
meer cliché, wat dat van Dogi Rugani nooit
is. Maar zij was als de jaloersche Détje Mer
tens toch zeer op dreef en speelde de rol le
vendig en jong. En Enny Meunier weet van
Truus Slikkers, het meisje met het romanti
sche hart. een markant figuurtje te maken.
Jaap van der Poll had de minder dank
bare taak om Mr. Cardigan Thornhill tot
leven te brengen. Wy zagen aan dezen heer
eigenlijk maar één kant en dat was nu iuist
niet de sympathiekste. Misschien had Van
der Póli hier de auteurs nog wat kunnen
helpen, door ook de andere zijde ik bedoc'
de zijde van het melkfleschje wat meer
te belichten Maar hij had toch wel plezier
van zijn rol. wat in de eerste plaats te
danken was aan de omstandigheid, dat deze
Engelschman oip zoo'n slechten voet stond
met het Hoilandsch. Henk Schaer, die pas
nog de aandacht had getrokken door zijn
goeden broeder Willebrord in den Gysbrecht
van Aemstel, trof ons gisteren weer door
zijn rake typeering van Mr. Burns. Dat was
uitstekend. En ook Willem de Vries had een
gelukkigen avond met den doo hem in rus
tigen toon gespeelden, goedhartigen Lange-
nout. -
De heer Tiemeyer zocht het wat te veel
in de caricatuur en viel daardoor min of
meer uit de lijst. En dan was er nog een
opmerkelijk debuut van Ko van Dijk Jr..
zoon van den ouden Ko, die zijn vader alle
eer aandeed in de alleraardigst gespeelde rol
van een brutalen loopjongen. Ko van Dijk
Senior heeft de regie gevoerd en aan hem
danken wij dus de zeer vlotte en levendige
vertooning. die geen moment haperde, ook
niet bij het drukste verkeer tusschen het
type-lokaal en 't kantoor van den baas. En
dat zegt wat, want er werd tusschen deze
twee vertrekken heel wat heen en weer ge
draafd.
Het jonge goed had in den vrij goed be
zetten Schouwburg gister de overhand. In
deze vroolijk en gul gestemde zaal sloeg het
stuk best in. zoodat het een succes werd voor
Het Schouwtooneel, Cissy van Marxveldt en
P. H. Schroder, welke laatste van dit succes
de gelukkige getuige was.
J. B. SCHUIL.
Schouwburg Jansweg.
Centraal Tooneel - In ieder huwelijk...
Den eersten avond is „In ieder huwelijk..."
waarvan de faam na de Amsterdamsche ver
tooningen reeds naar Haarlem was vooruit-
geloopen. al dadelijk een succes geworden,
zoowel voor het Centraal Tooneel als voor de
directie van den Jansschouwburg, die het
stuk in onze stad heeft geïntroduceerd. Een
zoo goed als uitverkochte zaal met een re
presentatief publiek heeft de spelers na af
loop door een onuitputtelijk applaus, dat
tot een ovatie aangroeide zijn waardeering
betuigd. En ongetwijfeld kan de tweede voor
stelling. welke het gezelschap morgenavond
zal geven, nogmaals op belangstelling reke
nen.
Na hetgeen onze medewerker, de lieer J.
B. Schuil reeds over stuk en vertoon ing te
Amsterdam heeft geschreven, meen ik met
enkele persoonlijke opmerkingen te mogen
volstaan.
Stellig is „The love game" een knap stuk
tooneel en zoowel de zorgvuldige regie van
Cees Laseur als het uitmuntende spel van
hem en zijn mede-acteurs hebben het voor
treffelijk weergegeven. Toch kan ik voor mij
ei niet onvoorwaardelijk geestdriftig over
zijn.
Voor een delicaat onderwerp als het ge-
gevene leent zich de Engelsche geest niet al
te goed. Hoeveel fijner en psychologisch
Juister zou een Franschman als Paul Géraldy
of een Oostenrijker als Arthur Schnitzler
deze stof hebben behandeld! Dit Engelsche
schrijverspaar werkt cerebraal: dc situaties
zijn bedacht en de figuren, behoudens de
door Cees Laseur en Tilly Lus bovendien met
geraffineerd spel aannemelijk gemaakte
hoofdpersonen, overdreven. Dc spiritistische
tante is te grof en het „moderne" meisje te
gechargeerd. Scènes als de aanval met het
mes. verder dan tot een vuistslag had het
hier niet mogen komen, en de strijd om
het sleutelgat detoneeren. En ondoordacht is
de veronderstelling, ais zou een man als
George, zelfs in de vijf dagen welke waren
verloopen sinds zijn vrouw het huis had ver
laten, tegenover Maud nooit over trouwplan
nen hebben gesproken. Trouwens de figuur
van dit, meisje, dat zich na een jaar samen
leven juist met dezen man en in dit huis wel
wat al te verrassend als een al te banaal we
zen ontpopt, is op zichzelf tamelijk zwak,
hetgeen te meer uitkwam, doordat Rie Gil-
huys nu juist niet de sterkste actrice in het
ensemble bleek te zijn.
Dat het stuk het ondanks dc essentieele
fouten zoo goed doet is hoofdzakelijk te dan
ken aan het uitmuntende spel van Cees La
seur en Tilly Lus als het echtpaar, welks hu
welijksgeluk door het jonge meisje bedreigd
wordt. Het is altijd weer een zeldzaam ge
net het fijne en gevoelige spel van dergelijke
acteurs bij te wonen: vooral Laseur heeft in
zijn ingetogen mimiek nogmaals zijn volle
dramatische kracht kunnen ontplooien.
Mary Dresselhuis blijft voor de rol van het
vrijgevochten „moderne" meisje de aangewe
zen actrice; hoe vlot en sterk was ook dezen
avond haar uitbeelding weer en hoe char
mant haar oolijke bewegelijkheid. Minder
goed kwam de figuur van den broer tot zijn
recht door Joan Remmelts, die nog niet ge-
het'. vrij is van een zekere krampachtigheid,
maar over wiens „groote scène" met den va-
dei men niets dan lof kan hebben. Chris
Baay heeft in het ietwat goedkoop-komische
figuurtje van Cyrill blijk gegeven, dat hij in
dit genre goede kansen maakt op een too-
neelcarrière.
H. G. CANNEGIETER.
DRIE VERZEN VAX VONDEL ONTDEKT
In de ..Vondelkroniek" meldt mr. II. F.
Wijnman een curieuze vondst: vier onbeken
de gedichten van Vondel op mr. Lieven van
Coppenol. den schoonschrijver en graveur.
Deze calligraaf had de ietwat zonderlinge
gewoonte zyn portret aan alle bekende dich
ters te zenden met het verzoek er een paar
regels bij te schrijven, en hij vergaarde zoo
Leel wat roem op rijm.
Mr. Wijnman vond als resten van dien
roem in het Prentenkabinet een plano-druk
van twee bladzijden met negen en twintig
van deze gedichten, waaronder vier van Von
del. Een daarvan komt in sommige uitgaven
voor. de andere kende men niet.
Belangrijk is, naar wij in de Tel. lezen, een
der gedichten, omdat Vondel er Rembrandt
in prijst, terwijl tot nu toe verondersteld
werd, dat hij hem tegengewerkt zou hebben.
l'it „Irmenlo" door Adriaan
van Oordt.
Toen Gonda door krijgslieden de leger
plaats was uitgeleid en aangezegd, niet meer
terug te keeren. scheelde zij wangunstig naar
de legertenten. Een stuk maar van zijn man
tel of sper wilde ze zien of hooren en een
stuk van zijn stem. De haat steeg uit haar
smart als een vlam uit rookgetalm.
Waarom moesten de Christenen hem zorg
vuldig laf bewaken en zij van den eenen
naar den andere gaande vragen, terwijl haar
lijf verdroogde van den dorst naar daden.
Ze wilde als een man opstaan en met een
ruig gebaar een greep doende in de toekomst,
heidenen aanhitsen tot een aanval en dan
Woonfrcd uit de legerplaats-bestorming dra
gen. Drenken gedachten rookten ln haar op.
Dadelijk, voordat de tijd den tragen gedach-
tengang inhaalde, moest ze de heidenen sa
menroepen, om met haar op te gaan.
Alsof ze reeds het zwaardmes voelde we
gen. liep ze, oen vuist aan den gekromden
arm met broeiig-warme blikken onder wou
dendaken, wier blaren tusschen roodgouden
zonneblikken avondkleurden. De warmte
walmde uit 't gewaad langs haren nek. Haar
wangen gloeiden. En in een hut niemand
gevonden, liep ze verder, hijgend opgaande
in het torenhoog verlangen, haar hand be
spat te zien met bloed van vreemde man
nen.
Weer aan een leege woning landend, legde
Gonda zich neer. roepend en dan verwon
derd luisterend, of niemand kwam. of nie
mand op haar stem antwoordde. Ze vroeg
zich af, of de anderen ook den Wodanprlcs-
ter zochten, of dat ze met hem waren opge
gaan. En in de nachtomsuizellng voelde ze
haar wakenskracht ontbonden en viel ze neer
in zwaren slaap.
's Morgens, toen ze naar menschen zoe
kend ommedoolde. scheen 't woudleven in
onvruchtbre starheid stil te staan, de waaie-
rige top- en takbeweging in eeuwige rust te
gaan. De raven kwamen niet. evenals in da
gen van strijd, wanneer de smullers aan 't
Ujkengastmaal op de heide waren, hun ru-
nenkreten door rie grijze dagen dragen.
En langs een beek. waar lipgesmakjes in
looveren bedbedekking smoorden, liep ze over
't natte mos, dat lijdend onder hare schre
den de stilte stollen deed tot luchtgeduizel,
waaruit allengs voetstappen kraakten, strui
ken als zijden gewaden van elkander scho
ven, en een oude vrouw met lijfgeknik te
voorschijn strompelde.
Gonda nam haar kleed, dat aan den beek-
rand nipte, in haastige handen op. en riep
dwarrelvragen over den Wodanpriester en 't
uitgestorven woud.
Maar de oude vrouw zag haar een wijle
tergend zwijgend aan en dan wierp ze een
arm uit haar gebulten rug. schreeuwend, dat
zij. Gonda. Sn manke woorden klaagde, ter
wijl ze de tempelhut verlaten, in Irmenlo de
Christenbende, ja zelfs den keizer afgeloopen
had Met wilde schokbewegingen nam ze een
dooden stam, hinkte naar Gonda, die achter
struiken spr.ong
En buiten 't bereik der vrouw gekomen,
zag ze in vragende ontsteltenis in haar bin
nenleven. of zij dan wel de gehcele wereld
zoo wondervreemd verkleurde. Kwamen haar
smartomwonden woorden in vreemden on-
weerschijn tot het begrip der anderen, was
haar gelaat door smartgetijen zoo hard om
lijnd geworden of in haar ziel 't weefsel van
goed-willen-doen uiteengerafeld tot een raad
sel? Haar angstig uitgezonden woorden wer
den teruggeslagen als ongeluksboden. Of
zelf was ze een ongeluksbode want bij
haar komst werden de menschen drocvig-
streng. zelfs 't woud, waar dc sparren met
verslapte takken schuin tegen andere hoo
rnen stonden als gewonde helden, die gerug
steund doodmoede armen lieten zinken.
Voorzichtig haar droefenis wegdragend
door den avond, liep zc langs de in kronke
lingen verdwaalde paden. Nu zc den Wodan
priester niet ontzetten kon. wilde ze om 't
leger zwervend, troosteloos wachten. En ter
wijl ze haar smart toesprak, was "t haar,
alsof de woorden aan de takken bleven han
gen Zoo angstbcvangen hoorde zc fluister
stemmen in de struiken huizen en in de
verte boomgeruischen, als stroo.men statig
optochtend. monden in een zeegerucht, waar
in ze het geroep van „Gonda. Gonda" zooals
op den dag. toen ze voor Warner ja moest
zeggen, onderscheidde ..Gonda. Gonda" ver
school het stemmengewenk zich dichterbij,
en dan ontvlood het als ontbladerende bloe
men windgestuif,
Weer wilde ze haar ingestorten moed op
helpen en naar hem zoeken, bulten het le
ger op de heide roepen, totdat, zijn stem zich
naast de hare neer zou vleien.
En uit 't woud getreden, zag ze verwon
derd naar de maan. die als een late zomer
bloem al neigend, meelgeel suivend lichtte
over de boomschors-bruine heide, waar haar
gestalte teringachtig-wit in slankte scheen
te rijzen. Stengelzacht. 't gewaad bladvor-
mig om de leden, bewoog zc zich. en geluid
loos fijn mccschomerenöe schaduw aan de
ééne zijde en aan dc andere de maan als
weggcleidster over der heuveltoppen belachte
tippen en dan weer omlaag door roetig aan-
gezwarte dalengaten. Met onverwelkte» ijver
zocht ze naar de legertenten. En toen ze uit
een dal opklom, en het hoofd aan de heide
vlakte boven den zwarten, zwak gelijnde»
heuvelvloed een vuur ontwaarde, een vlam-
gestruik. waaromheen een tien gestalten
nonker kringden, stiet ze een schreeuw.
De tenten! De tenten waren weg.
TIJDSCHRIFTEN.
De Auto.
De Auto verschijnt reeds met haar eerste
tentoonstellingsnummer, bevattende o.a.:
een algemeene beschouwing over economische
en technische tendenzen sinds de laatste R.
A. I-tentoonste!l!ng welke begin 1931 ge
houden werd. Verder een kort geïllustreerd
overzicht voor den leek. waarin de werking
van den motor en de verschillende mecha
nische deelen zoo elementair mogelijk wordt
uiteengezet .Onder den titel „Wat is (een»..?
wordt op beknopte wijze uiteengezet wat de
verschillende gebruikelijke termen der mo
derne automobieltechniek beteekencn: een
en ander verduidelijkt door schematische
teekeningen. Verder wordt een uitvoerig
overzicht gegeven van hetgeen er op het ge
bied van ..toebehooren" op de R.A.I.-ten-
toonstelling te zien zal zijn. In de Bedrijfs
autorubriek een technisch nieuwtje op tractor
gebied, de Siam-Trailer, samengesteld uit
twee doorgezaagde P'ordvrach'owagenchassis.
welke op ingenieuze wijze weer tot één geheel
zijn samengebouwd. Tenslotte vindt men er
onder „Het laatste nieuws uit Amerika" nog
eenige constructieve details, welke kers-
versch van de New York-show binnenkwa
men.