Toen liet volle maan was... Dadeloogst in Spanje MET CARILLON van de Ned. Herv. Kerk le Nijkerk wordt door de firma Ejjs- bouts uit Asten (N.-Br.) ge restaureerd. Binnenkort zal liet weder in gebruik ge nomen worden. JHR. H. RAPPARD. oud-di recteur van de Rijkswer ven te den Helder, is te Zeist overleden. NA DE OPENING VAN DE NIEUWE KWEEK SCHOOL van het Leger des Heils te Amster dam, maakte H. K. H. Prinses Juliana een rond gang door het gebouw. WIE NIET STERK IS.... De garde robe van de deel nemers aan de schaats enwed- strijden die te Lemmer deze week gehouden zijn. HET ZWITSQRSCHE ELFTAL dat Zondag a.s. tegen ons nationaal elftal in het Amsterdamsch stadion zal uitkomen, is V rijdagavond in de hoofdstad gearriveerd. De aankomst aan het Centraal Station. H. K. H. PRINSES JULIANA heeft Vrijdagmiddag de officieele opening verricht van de nieuwe Kweekschool van het Le- £er des Heils nabij Amstelveen. De aankomst van de Prinses. DADELOOGST IN SPANJE. Deze oogst, die vooral in de Spaansche provincie Alicantf zeer belangrijk is. behoort tot efn der meest gevaarlijke, daar het plukken der vruchten zeer yeel behendigheid van den plukker verelscht. FEUILLETON Naar li et Engelsch van JEFFERY FARNOL. 32) „Ik zal het doen. juffrouw Anthea". ..Dank u bij voorbaat sergeant hier is hij". Ze keerde zich om en verdween zonder meer te zeggen en liet den sergeant achter met den brief waarop hij hoofdschuddend neerkeek in zijn hand. Anthea liep zonder omzien voort en toen ze de huiskamer weer was binnengegaan, wierp ze zich op de kussens voor het open raam en staarde met doffe oogen naar de rozen, die slaperig knikkebolden in den zachten wind. De onherroepelijke stap was gedaan. Ze had haar woord aan Cassilis gegeven daar op was niet meer terug te komen. Ze had haar schepen achter zich verbrand en moest den weg gaan die vóór haar lag, zonder om zien „Neem me nie kwalijk, juffer Anthea Ze schrikte op en keek om. I „Wat is er. Adam?" 1 „As ik 't vrage mag. juffer Anthea, is het waar dat meneer Belloe weggegaan is veur goed?" „Ja Adam". 1 „Dan mot ik zegge dat dat me razend spiet ja dat 't me starfelijk ongelukkig spiet". „Mocht je hem dan zoo graag. Adam?" ..Nou juffer Anthea. as ik 't zegge mag hij was de beste, vrindelijkste, hertelijkste meneer, dien ik ooit gezien heb; niks geen jgrutsigheid, zoo eenvoudig as een mins maar zijn kan cn daarbi kon die zijn vuuste ge- bruike as de beste. Om oe de waarheid te zegge, hij het me in de sloot gesmete of 't niks was, al sloeg ik 'm ook een bloedneus met permissie en dat kwam allemaal om dat ik 'm vond slape in 't hooi op me kar. En ik kan oe nog zegge dat ie me altied be handeld het as een man dat zeg ik: as een man! Menigmaal het ie me de hand geschud en hebben we samen een piep gereukt. Neeje hij was een heer, dat zeg ik, een echte heer en adde me vraag of ik 'm graag moch, dan kan ik niet anders zegge as: ja juffer!" Adam knikte eenige malen nadrukkelijk met zijn hoofd en gaf een slag op den bol van zijn hoed, die hij in zijn hand hield. „Jelui hebt samen veel gepraat, niet? Adam!" „Veul juffer Anthea, veul!" ,En heeft hij je véél verteld van e zijn leven?" „Ja, hij het me heel wat verteld. Dat ie veul gereisd het leeuwen en tijgers gejaagd in Indië en Afrika". „Heeft hij je ook verteld „Wat juffer Anthea?" vroeg Adam, toen Anthea bleef zwijgen! „Wie die dame was, waarmee hij gaat trou wen". „Dame?" Adam's hoed begon op een kurke- trekker te lijken. „Ja die dame in Londen!" „Neeje juffer Anthea, in Londen niet en in geen enkele andere stad". „Wat wat bedoel je?" „Ik bedoel dat er narges een dame was waarmee die trouwen ging". „Maar o, Adam! dat heb je me toch gezegd!" „O ja juffer, dat heb ik gezegd, maar dat was nie waar. Ik was bang zie de, dat ge dat geld veur de meubels niet wou anneme. as ik oe nie an 't verstand kos breng dat ie de meubels hard noodig had veur z'n eige. En daarom verzon ik maar dat ie gauw ging trouwe met een deern in Londen". „En heb Je toen tegen hem gezegd wat je me verteld had?" „Jawelle; eerst dacht ik dat ie me der een tje zou geven, maar hij bedacht zich en later nam die 't heel kalm op en hij zei dat ik goed gedaan had en dat ie 't spelletje zou volhouden Dat is alles wat ik er van zeggen kan en om oe de waarheid te zeggen, ik zij blij dat 't van me hart is". Adam maakte van het vod in zijn handen weer een hoed. zoo goed als 't ging en keek Anthea verlicht an. „Hé wat is er juffer Anthea?" „Niets Adam ik heb de laatste nachten slecht geslapen, dat is alles". „Nou, dan ga ik maai'. We hadden een mooien dag in Cranbrook. George had zoo'n schik. Hij is nou in de keuken bij Prudence, die het boterhamme met jam veur 'm ge maakt. Goeien avond juffer Anthea; as ge me neudig het, zij ik in den stal". En de trouwe Adam grinnikte vriendelijk en ging de kamer uit. Maar Anthea bleef met gebogen hoofd en niets ziende oogen in haar stoel zitten. Ze had haar woord gegeven, de onherroe pelijke stap was gedaan, ze moest den inge slagen weg gaan tot het einde. Want in Arcadië is een belofte iets heiligs en onverbrekelijks. Na eenige oogenblikken hief ze haar hoofd op en haar blik ontmoette de lachende oogen van den cavalier boven den schoorsteenman tel. En met plotseling gebaar strekte ze haar armen wijd uit en zei: „O was ik maar een schilderij, net als jij Een heete traan liep langs haar wang en zij verborg haar gezicht in haar handen. HOOFDSTUK XXIX. Dat het laatste en het langste is van het verhaal. m lang vervlogen dagen, toen 'dé menschen rondliepen in stalen harnassen en elkaar om een kleinigheid te lijf gingen met strijd bijl, zwaard of lans; toen niemand nog iets wist van keurige leefregels en fijne moraal, die ons leven tot een benauwde hel maken in die dagen, toen de zwaarwichtige tred van den politie-agent in de straten een on bekend geluid was hadden de menschen slechts enkele stilzwijgende overeenkomsten, die hun leven en gedrag in het algemeen be paalden. Onder dezen was de wet, dat een eens ge geven belofte gehouden werd en wie zijn woord brak, werd als een uitgeworpene be schouwd. Waarlijk, de wetten waren maar weinige en ze waren erg simpel en gemakkelijk te be grijpen en er volkomen op berekend de hou ding van den eenen mensch tegenover den anderen te bepalen. Een mensch leefde vrijer in die dagen dan in onzen tijd, den tijd van geld en domme geldmacht en onbetrouwbaarheid; den tijd van Fatsoen (met een hoofdletter F) en van den politie-degenstok. Maar in Arcadië dat nog een stukje oude wereld is en waar het leven zijn kalmen effen weg gaat, waar geld even schaarsch is als misdaad en valschheid en de oude wet ten nog voortleven: daar is een belofte een heilig ding. dat niet gebroken kan worden. Zelfs de lijster, die in den apelboom voor Bellew's slaapkamerraam woonde, koesterde die meening, die in hem geboren was en tot in zijn veeren gegroeid. En hoewel hij geen belofte had afgelegd noch zijn woord ver pand. had hij zich iets voorgenomen, naar aanleiding van de dingen die hij de laatste dagen in den tuin had zien gebeuren en dat voornemen zou hij uitvoeren al viel de zon varf den hemel. En dat was het zingen van een nieuw lied, dat hij al dagen lang, in stille uren had ge oefend en nu, tegen het ondergaan van de zon, had hij het eindelijk kant en klaar In zijn kleinen kop en hij ging op een hoogen tak zitten vanwaar zijn klein, schitterend' oog een zekere rustieke bank kon zien en uitte nu en dan een paar heldere klanken, uit louter ongeduld. En eensklaps zag hy haar den tuin inko men, het slanke, mooie meisje, dat hij zoo goed kende, met haar blanke, blonde huid als de schil der perziken en abrikozen in den boomgaard die hij zoo lekker vond en haar zwarte, zachte krullen, die hem zoo uitste kend geschikt leken voor nestbekleeding. Van dit zuiver praktische gebruiksstandpunt had deze gevleugde jonkman haar herhaalde lijk bekeken, als zij onder hem, tusschen de bloemen liep of stil bleef staan om naar zijn zang te luisteren en zelfs nu en dan iets tegen hem te zeggen met haar zachte, lieve stem. Maar vandaag scheen ze hem volkomen te hebben vergeten. Ze keek niet éénmaal zijn kant uit en liep met gebogen hoofd, haan oogen op den grond gericht. Hij zat met een verbaasd oog naar haar té kijken, toen ze op de bank ging zitten en; haar hoofd vermoeid achterover leunde tegen' den dikken stam achter haar. En terwijl hij zoo keek, zag hij op het roze en goud van haar wangen iets dat schitterde en blonk als een dauwdruppel. Als hij zich hierover verwonderde en nieuws gierigheid voelde over de oorzaak van dit verschijnsel, dan onderdrukte hij die zwak heid manmoedig want daar was zijn „ge hoor". Het had plaats genomen en wachtté op zijn lied. Dus wachtte hij niet langer, maar ging op zijn gemak zitten, rekte zijn hals uit en uit zijn open geelen snavel stroomde een vloed van zoete klanken, het „Lied der Herinne ring". (Wordt vervolgd)' -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 20