Toen het volle maan was... De wintersport in voiien gang De Zuiderzeewerken te den Oever DE SCHAATSENWEDSTRIJDEN ie Leeuwarden werden Dinsdag- door de bewoonsters van het Old Burgerweeshuis in hun typische kleederdracht bijgewoond. MELK IS GOED VOOR ELK. Zoo denkt "Spanky" een jeugdige Metro-Goldwyn-ster er ook over. Hij is de trouwe .hulp van den melkboer, wanneer deze de kostelijke waar komt bezorgen. ALS DE DADELS RIJP ZIJN helpt oud en jong in de Spaansche provincie Alicante bij het piukkcn diy vruchten. De dadeloogst beteekent voor de bevolkiiif een belangrijke bron van inkomsten. DE NEDERLANDSCHE SCHAATSENRIJDERS die aan dc internationale wedstrijden te Davos hebben deelge nomen, zijn Dinsdagmiddag- te Amsterdam aangekomen, (F DE WERKZAAMHEDEN DER AFSLUITING VAN DE ZUI DERZEE nabij den Oever. Een tweetal details van het om vangrijke werk waarvoor in binnen- en buitcnlandschc des kundige kringen zeer veel belangstelling bestaat. FEUILLETON Naar het Engelsch van JEFFERY FARNOL. SSO Weer waren ze op den maanbeschencn weg. 2e stapte in den auto en Peterday. met zijn hoed in zijn hand, richtte 't woord tot haar r— was het werkelijk tot haar? „Mevrouw Bellew", zei hij, „bij deze ge denkwaardige gebeurtenis „Gedenkwaardig is het juiste woord", knikte de sergeant. Bij deze gedenkwaardige gebeurtenis, me vrouw Bellew", vervolgde de matroos, „ver zoeken mijn kameraad Dick en ik zelf, met alle eerbied om de gunst, de bruid te mogen begroeten. Mevrouw Bellew gezondheid en geluk voor ?t heele leven Hierop kuste de oude man haar recht har telijk en maakte daarna plaats voor den ser geant. die. na een oogenblik van angstige aarzeling, zijn voorbeeld volgde. „Gunstige wind en mooi weer!" Peterday met zijn pet wuivend. „En de hemel zegene u beiden", zei de sergeant plechtig, toen de auto wegreed. En zoo was het dus gebeurd de onher roepelijke stap was gedaan. Haar leven en toekomst had ze gelegd in de handen van hem die daar zoo stil naast haar zat, geen blik of woord tot haar richtte en maar voor zich uit keek naar den eenzamen nachtelij ken weg. Sneller en sneller reed de auto, maar niet zoo snel als het kloppen van haar hart, waarin nog wel altijd schaamte en vrees stre den, maar dat langzamerhand geheel gevuld werd door één groot, sterk gevoel: vreugde. En eensklaps verminderde hij den gang van den auto en sprak tegen haar. maar hij keerde zijn hoofd niet om: en toch was er een klank in zijn stem, die haar hart deed opspringen. De wagen stopte. „Daar is onze neef Georgie", zei hij, „mijn lieve kleine Por. Als hij er niet geweest was. zou het geluk aan mij voorbij zijn gegaan. Anthea. Hij heeft gedroomd dat de maan iets tegen hem zei en maar hij zal het je zelf wel vertellen". Hoe vreemd dat hij haar niet aankeek. Het leek wel of hij haar blik opzettelijk ver meed en zijn diepe, stem trilde nu en dan zooals ze nog nooit had gehoord. Haar hart klopte luid en ze boog haar hoofd en zoo viel haar blik op de glinstering aan haar vin ger. Ze bloosde en verborg haar hand in een plooi van haar rok. Anthea". „Ja?" ..Heb je geen spijt?" „Neen", fluisterde ze. ..We zijn nu gauw thuis". „Ja". „En je bent nu van mij voor altijd An thea. Ben je niet meer bang voor me?" ".Neen". „Nooit meer?" ..Nooit meer". Twee wandelaars waren hen nu genaderd. .JHola, kapitein!" riep een stemmetje. De kleine Por snelde naar hen toe. maar eens klaps bedacht hij zich; tante Priscilla kon hem met haar stokje niet bijhouden. Dus keerde hij weer om en nam haar als een kleine ridder bij de hand en samen kwamen ze nu naar den auto. Anthea en het oude dametje omhelsden elkaar en fluisterden met elkaar, zooals lief hebbende vrouwen dat doen en de jongen bekeek den auto en alles wat er aan en in was, en vooral de stralende lantaarns, met schitterende oogen. Toen ten slotte de beide vrouwen gezeten waren, klom hij naast Bel lew en gaf het sein tot vertrek. Welke pen kan zijn stralend genot be schrijven. zooals hij daar zat, met zijn eene hand in den zak van Oom Por en zijn krul len dansend in den koelen nachtwind. Het was zóó stralend, dat Bellew zich genood zaakt voelde een grooten omweg te maken, enkel vanwege de vreugde op het gezicht van den kleinen Por. En toen ze eindelijk Dapplemere bereikten en de groote wagen brommend de laan in reed, zuchtte hij en zeide: „Tante Anthea., weet jc nu wel zeker dat je echt en vast getrouwd bent?" „Ja jongenlief", zei ze. „natuurlijk. Dacht je dat het niet echt was?" „Ik weet het niet. Jelui ziet er nog zoo precies hetzelfde uit. Ben je wel vast en ze ker? Ik zou rt vreeselijk vinden als !t nu weer verkeerd ging". „Wees maar niet bang Por", zei Bellew. „Ik heb de gelegenheid, die jij jne gaf. goed ge bruikt, het is beschreven en bezegeld kijk maar". Onder het- spreken nam hij Anthea's hand en hield die in het maanlicht, zoodat de jon gen den trouwring zien kon. „O", zei hij, „dan is 't zeker goed! En ben je niet boos op me dat ik je heb laten wegdra gen door dien grooten kabouter, tantetje?" „Neen. schat". „Hè, dan is alles -nu heerlijk en mooi niet? En nu gaan we „gelukkig en tevreden leven, nog vele jayen na dezen". En Por neemt ons mee op zijn schip. Hij heeft een eigen schip, zeg! Heelemaal alleen van hem. En alles is mooi en fijn, net als in de sprook jes!" En zoo kwamen ze tenslotte voor de deur van het oude Dapplemere. Daar kwam Adam om den hoek. Hij was nog laat in den stal bezig geweest met- een oud tuig, dat versteld moest worden, dus had hij geen jas aan en zijn mouwen waren opgestroopt Hij keek van Bellew's stralend gezicht naar het verlegen lachje om Anthea's mond, gooide zijn hoofd achterover en lachte zijn luiden lach, waarna hij dadelijk zeer ernstig keek. „Juffer Anthea", zei hij, „of eigenlijk most ik zegge mevr. Belloe der benne geen woorde veur, geen woorde! En hij gaf een knipoogje aan Bellew en daarna aan Pru dence, die uit een raam keek met een ondeu gend lachend dienstmeisjesgezicht boven el- ken schouder. „En a'k 't zegge mag", vervolgde hij, „ik zij starfelijk blij dat gij "t zijt, meneer Belloe". „Dat is erg vriendelijk van je. Adam. Laten we elkaar daar de hand op geven". Na een plechtigen handdruk maakte Adam rechtsomkeert en verdween in de richting van de keuken, niet geheel zonder vermoe den dat daar nog wel wat geschonken zou worden vóór het naar bed gaan „O, kinderen", zei tante Priscilla, „hierop heb ik gehoopt hier heb ik voor gebeden, want ik ben er zeker van dat hij je waard is. Anthea. en dat jelui van lie ^eerste oogen blik van elkaar gehouden heb',, ja dat heb ben jelui! O, lieve kinderen, jullie geluk is het mijne en o, hemeltje, hier sta ik sen- timenteelen onzin te praten, terwijl onze kleine Por omvalt van de slaap!" „Ja, ik geloof dat ik moe ben", zei oe kleine George, „maar 't was alles heerlijk. En Oom Por. als we in je schip gaan. varen we dan eerst Kaap Hoorn om? Nou wel te rusten alle maal!" Hij knikte slaperig, gaf Anthea een droo- merigen nachtkus en liep slaapdronken het huis in aan de hand van tante Priscilla. Het leek Bellew of hij zijn heele leven op dit uur gewacht had en al sprak hij die ge dachte niet uit, Anthea verstond ze intuitief evenals ze verstaan had waarom hij haar blik had ontweken en waarom zijn stem on vast was geworden ondanks zijn krachtige zelfbeheersching. En omdat ze nu alleen wa ren cn zc de spanning wilde breken, sprak ze snel de gedachten uit, die in haar op kwamen. ..Wat zei Georgie van een schip?'* vroeg ze. „Ik heb hem beloofd hem mee te nemen op een tocht met mijn yacht. Ga Je ook mee, Anthea?" ..Yacht?" herhaalde ze. „Ben Jc dan zoo vreeselijk rijk?" „Ik vrees dat we erg rijk zijn, Ja", ant woordde hij- „Maar dat is in elk geval beter dan erg arm. niet?" Nu stond daar midden In den tuin een oude steenen zonnewijzer, verweerd en ge barsten: cn het toeval wilde dat zij daar een oogenblik bleven staan en dat hun blik viel op de spreuk die in den steen was gegra veerd. „Wat staat daar op, Anthea?" vroeg bij. Maar Anthea schudde haar hoofd. „Lees maar zelf", zei ze zonder hem aan té zien. Dus nam hij haar hand in de zijne en met den fijner, teeren vinger spelde hij de woor den: „lek en weet hoe d' uure ylt; smaeckt de min so lang sy wylt". „Anthea". zei hij en weer hoorde zij zijn stem beven, „je bent al een uur lang mijn vrouw en al dien tijd heb ik je niet durven aanzien, omdat als ik het gedaan had. had ik je moeten kussen en ik wilde wachten tot jouw eigen tijd. Maar je hebt me nog niet eenmaal gezegd dat je mij llefhcbt, Anthea". „Ze sprak niet cn bewoog zich niet ze stond zóó stil dat hij zich moest neerbuigen om haar gezicht te kunnen zien. En toen, plotseling sloeg zij haar oogen op cn keek diep in de zijne met een hartstochtelijk teederen blik. „Tante Priscilla heeft het goed gezegd", zei ze met haar lage, zachte stem. „Ik heb je lief gehad van het eerste oogenblik af". En met een diepe, zoete zucht gaf zij zich over aan zijn omhelzing. EINDE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 9