DE TWEE GESCHENKEN.
BIJVOEGSEL
HAARLEM'S
DAGBLAD
Vrijdag 27 Januari
1933
AAN ALLEN.
Dat is nog een onverwacht en ongedacht
wintertje geweest, hè. Ik denk, dat de mees
ten van jullie de schaatsen al onder hebben
ben gehad. Natuurlijk zijn jullie allemaal
gehoorzame kinderen geweest, die zich niet
eerder op 't ijs gewaagd hebben, dan vader
of moeder vonden, dat 't wel kon. Je hebt
altijd nog weer van die waaghalzen, die mee-
nen 't beter te weten dan de ouders. Het ge
volg is een paar natte beenen halen, of ver
drinken. Eiken dag lees je weer van die
droeve dingen in de krant. Onze vader Cats
lichtte al:
Us,
Kost menschenvleisch.
de eeuw van vader Cats, de 17de eeuw,
scheen je volgens de kronieken zeer strenge
winters gehad te hebben.
De historieschrijver Brandt vertelt, dat 't
in 1615 van begin Februari tot eind Maart
aan een stuk vroor.
In 1617 begon het 8 December te vriezen
en het vroor tot 18 Maart. Met paard en ar
restee trok men toen over de Zuiderzee. Voor
Enkhuizen zag men toen pl.m. 200 steden,
't Leek wel een jaarmarkt op het ijs.
In 1620 was een Engelsch schip op de Zui
derzee ingevroren. De lading bracht men met
paard en wagen naar Enkhuizen. Langs de
Noordzee was zelfs een breede strook langs
het strand dicht gevroren.
In 1621 trok op 10 December een compag
nie soldaten per schaats van Stavoren naar
Ènkhuizen.
In 1639 raakte weer een schip vast in de
Zuiderzee. Van uit Enkhuizen ging men er
met paard en wagen heen om de goederen
naaj de vaste wal te brengen. Dit was op den
18*den Januari. Terwijl men hiermee bezig
was, kwam er een hevige N.W. wind opzetten,
waardoor het ijs scheurde en alten, die op 't
ijs waren in groot levensgevaar verkeerden.
Van uit Enkhuizen werden in allerijl schui
ten uitgezonden, die de menschen gelukkig
nog konden redden. De paarden bereikten
zwemmende den wal.
In 1659 werd op op 3 April nog schaatsen
gereden op het IJ. Tusschen Zweden en De
nemarken werd toen oorlog gevoerd op het
ijs. Op 1 Mei van dit jaar werd in Denemar
ken de meiboom op het ijs geplant.
28 Maart 1671 gingen 70 arresleden over
öe Zuiderzee van Stavoren naar Enkhuizen.
Op Rijn, Maas en Waal werd naar hartelust
schaatsen gereden.
In 1677 beleefde men' iets heel wonderlijks.
Begin Februari vroor het zoo hard, da,t men
op den Haarlemmermeer schaatsen reed. En
7 Maart was. het zulk zacht lenteweer, dat
de jóngens in den Haarlemmermeer zwom
men.
Als kind herinner ik me een strengen
winter van 1890. In November begon het al
te vriezen. En in Maart vroor het nog. Nog
heviger, hoewel korter was de vorst in 1929.
zooals veten van jullie zich nog wel zulten
herinneren. Een winter zonder sneeuw en ijs
is geen winter, zegt men wel eens. Voor de
jeugd zijn dat zeker de plezierige dingen, die
de winter mee mag brengen. Maar voor wie
weinig voedsel, weinig dekking en- weinig
brandstof hebben, beteekent een koude win
ter vaak nog grooter ellende, 't Is zeker een
goede gedachte geweest, dat jullie op som
mige schoten wekelijks 1 cent offert voor het
crisis-comité. Zou 't geen aanbeveling ver
dienen die cent in dezen vorsttijd te verdub
belen? Wie van jullie klasse-voogd is. moet
daar maar eens een balletje over opwerpen.
Laten we dan ook dénken om de dieren.
(Paarden hooren een extra dek te hebben,
honden en katten moeten 's nachts warme
ligging hebben. De vogeltjes daarbuiten
smeeken om broodkruimels, rijst, wat apen-
nootjes aan een touw geregen. Zet ook eens
een schoteltje water klaar.
Wintertij moet zorgentij zijn. Want 't is
zeker, dat de zorgen zich vermeerderen.
Waar moeder de extra wollen kleertjes voor
den dag haalt en merkt, dat menig kleeding-
stukje te klein en te kort is geworden, vraag
dan aan moeder of 't naar de zusters van het
Maatschappelijk werk gebracht mag worden,
of naar "t Bx-okkenhuis. Misschien ie er ook
nog een dekentje. Juist dezen winter wordt
er zooveel armoede en ontbering geleden en
de koude doet alles nog verergeren.
Denk nu eens even over dit alles na en
prakkizeer dan eens met vader en moeder en
de broers en zusjes en de schoolvriendjes en
vriendinnetjes of er in die richting nog iets
gedaan kan worden. Zoo ja, doe het dan en
doe het vlug. Je zult eens zien met hoeveel
blijde gedachten je dan gaat schaatsenrijden.
W. B.—Z.
DE EERSTE AUTOMOBIEL.
Soms zien we wel eens afbeeldingen van
oude automobielen en gewoonlijk staat er
dan bij vermeld, dat dit de eerste automo
bielen waren, vervaardigd omstreeks 1890.
Toch is dat niet juist, want de eerste auto
mobiel werd reeds gemaakt in de tweede
helft van de achttiende eeuw, dus nu ruim
anderhalve eeuw geleden. Gugnot, een
Fransch ingenieur was de uitvinder. Zijn
vinding was een driewielige wagen, voort
bewogen door- stoom. De maximum snel
heid bedroeg tien kilometer per uur!
(Een Arabisch sprookje.)
AAN ALI'S ARM GLANSDE HELDER DE AMULET
Op de plaats, waar de zee ruischt en de
dag heenflinkert achter lichtende zandheu
vels, stond eens een oude toren. In dien
toren leefde een man, een grijsaard. Hij
was zóó oud, dat zijn baard tot aan zijn
knieën reikte, en zijn haren als vlokken
sneeuw zoo wit, onder zijn tulband lagen.
En zijn wijsheid was zoo groot, dat hij pre
cies wist, hoeveel sterren er aan den nach
telijken hemel glansden. Maar dat was nog
niet alles, o neen! De oude man bezat een
steen, die zonnevonkte als het licht er in
viel en daarom den naam droeg van „Dui-
zend-stralen-gevende-Dauwdroppel". En door
dien steen had de grijsaard vanaf den toren
neergekeken op de stad achter de witte,
van zonnegloed blakende zandheuvels, waar
de menschen leefden en streden. Vol die
pen weemoed had hij jaar in jaar uit ge
zien, hoe de menschen slechts goud en
rijkdom begeerden en niet wisten, wat ge
luk was. De oude man was er wel zeer be
droefd om. maar bleef toch vol goeden
moed, want zijn naam was Masr-el-Kahira,
wat beteekent: „De Overwinnende"
Toen de maan haar zilversprankelend
licht goot over de blanke koepels en torens
der stad, gebeurde net, dat in een schamele
hut een vrouw stierf. Aan haar legerstede
lagen haar beide zonen, Soliman en Ali, te
weenen en te bidden. Maar zelfs de toove-
naar die zij er bij hadden gehaald, en die
de meest wonderlijke spreuken orakelde,
had de moeder niet kunnen redden. Lang
konden de zonen zich niet overgeven aan
hun groot verdriet, want zij begrepen zeer
goed, dat zij spoedig weer aan den arbeid
zouden moeten. Zoo verkochten zij na
eenige dagen hun zeer bescheiden erfdeel
en trokken de wereld in. Zij verlieten de
stad en gingen de blinkende verte tegemoet,
aan het einde waarvan zacht het azuur der
golven schemerde en waar de oude toren
stond
Urenlang zwierven zij rond en laat in den
avond kwamen zij dorstig en vermoeid aan
de ruine.
„Ach," zuchtte Soliman, de oudste, „wa
ren wij maar binnen de veilige stadsmuren
gebleven. Deze ruine is een oude minaret,
waar alleen nog de geesten van doode pries
ters rondwarenen zijn peinzende blik
gleed over de deinende zee.
„Kom jongen," zei Ali hartelijk, „mis-
schiedenis daarbinnen nog wel iets voor ons.
Allah zal ons niet verlaten. Allah zij ge
loofd!" Toen hij bij deze woorden naar bo
ven keek, zag hij tot zijn verwondering in
den toren een lichtje branden. Hoopvol, doch
niet zonder vrees, gaven de broeders elkaar
een hand en begonnen langzaam de eeuwen
oude, marmeren trappen te beklimmen, trap
pen, die onheugelijke tijden door geen men-
schenvoet waren betreden. En tex-wijl zij
klommen, telden zij de treden en hoewel ze
beiden de tel kwijtraakten, wisten zij toch
wel zeker, dat het er meer dan tweehonderd
waren. Eindelijk kwamen ze bij een verval
len deur, die half openstond en waarvoor een
spinneweb bewoog, waarop het licht van de
walmende lamp wondere kleuren tooverde.
GROOTE NAMEN
De keizer van Hindoestan hield blijkbaar
van groote woorden, want zijn naam was
niet bepaald bescheiden. Hij noemde zich:
Keizer van de maan", „Licht der Zon
ÜRoem der volken". „Onoverwinnelijke over
winnaar". „Oog van het Heelal!" De keizer
van China noemde zich slechts „Zoon des
Hemels".
Zoo vonden Soliman en Ali den grijsaard,
die in gedachten verzonken zat. In zijn ja
renlange eenzaamheid had zijn tong het
spreken bijna verleerd en meer met gebaren
dan met woorden, bood hij den jongens spijs
en drank aan en luisterde aandachtig naar
hun verhaal van smart.
„Mijn kinderen," zei de oude man daarop
half fluisterend, „luistertIk zal u elk
een geschenk geven."
Vader Masr-el-Kahira haalde vervolgens
uit een diepe kist een gouden sleuteltje en
sprak:
„Ziet, hier is een sleuteltje. Degeen, die dit
heeft, kan het gebruiken om zijn schatkist
zoo die eens zijn bezit wordt, tegen vreemde
handen te beveiligenMaar helaas, deze
sleutel bezit óók de eigenschap om alle an
dere kisten te openen, dus groot zal de ver
zoeking zijn." De oude man zweeg een wijle,
keek toen de broeders aan en vervolgde
zacht: „wie dit sleuteltje in eigendom heeft,
kan dienst doen als schatbewaarder en aldus
tot groot aanzien komenhij zal rijkdom
ep macht bezittenen als hij bidt, mis
schien ook eens het geluk."
Soliman, die nogal hebzuchtig en ook wel
heerschzuchtig was, antwoordde dadelijk:
„Welnu, wijze vader, daar ik het eerst mag
kiezen, neem ik het sleuteltje. Ik heb lang
genoeg de armoede gekend, nu wil ik wel
eens met den rijkdom kennis maken. Als ik
geld heb, zal ik gelukkig zijn."
Daarop nam de oude man de handen van
Soliman, keek hem diep in de oogen en
zeide: ,Neem het, mijn zoon. en ga strijden
onder de andere strijders," daarbij wijzende
naar de wereld achter de maanbeschenen
heuvelen.
Wederom bukte de grijsaard zich over de
oude kist en thans haalde hij uit de diep
te een amulet, een ouden, onoogelijken ge-
roesten armring, die echter glanzen ging,
zoodra Masr-el-Kahira er aan raakte.
„Lieve Ali," sprak de wijze, „deze ring
is een geluksteen. Hij is oud, doch bezit de
eigenschap, onmiddellijk te gaan glanzen,
als een goed hart hem draagt. Maar dit
bijzondere sieraad kan eerst Uw eigendom
worden, als ge een jaar bij mij zult hebben
gewerkt, want slechts overleg en wijsheid
maken het mogelijk, deze amulet op de
juiste manier te dragen...."
Ali, die zich reeds van het eerste oogen-
blilt af tot den grijsaard had aangetrokken
gevoeld, stemde gaarne toe en lachte
Soliman nam afscheid en trok de wereld
in, die baadde in het eerste morgenrood,
alsof zij bloosde over Soliman's hebzucht.
Hij was nu niet bang meer voor de toe
komst. want hij wist dat rijkdom en over
vloed zijn deel zou zijn en met een hoogmoe
dig lachje trok hij de nog slapende stad bin
nen, die hij nog kort geleden met zoeveel
kommer had verlaten.
Vanuit den toren sloeg Ali hem gade door
den Duizend-stralen-gevende-Dauwdroppel.
Ali bad voor zijn broeder en teerde inmid
dels wondere dingen uit den almanak van
den wijze.
Niet lang duurde het, of vele menschen
hoorden van de macht van Soliman's gou
den sleutel. Hij kwam in dienst bij den
Emir (vorst), die graag zijn schatkamer
goed bewaakt zag, en zoo werden dus de
woorden van Masr-el-Kahira bewaarheid
en Soliman werd rijk. Hij werd de gunste
ling des konings, hem werden de paarlen en
de edelsteenen en het goud ter bewaring
toevertrouwd. En toch vond Soliman dit al
les nog niet genoeghet schitteren
van al dat schoons, het rollen van de gou
den munten, deed hem waanzinnig verlan
gen om al die schatten zelf te bezitten
Kostbare kleeren, heerlijk eten, aanzien bij
den koning en diens dienaren konden hem
niet bevredigen, hij wilde goud bezitten. En
het brandende verlangen daarnaar liet hem
niet meer los. Dag en nacht vervolgde de
begeerte den armen Soliman en verbitterde
zijn teven. Zijn gouden sleutel waardoor hij
de schatten die onder zijn hoede waren ge
steld. slechts voor het grijpen had, brandde
in zijn hand en honderdmaal stond hij op
het punt het vertrouwen dat de Emir hem
had geschonken, teleur te stelten. Eindelijk
kwam de dag. die hem noodlottig zou wor
den. „Als ik de schatten bezit, zal ik óók
Emir zijn," dacht de arme dwaas.
Toen de duisternis over de woestijn zonk
en de bleeke schemering voor den nacht
had plaats gemaakt, ging Soliman de schat
kamer van den Emir binnen en bewonderde
nog eens alles wat hij daar zag. Uit de
onyxen vazen geurden de zoete oliën en rose
vlammetjes stegen op uit de albasten lam
pen. Door den plotselingen tocht in de stilte
ruimte, beefden de vlammetjes en maak
ten de schaduwen op den wand onrustig
alsof ze door een onzichtbare hand werden
aangeraaktSoliman werd een oogen-
blik angstig en wilde weer heengaan, maar
tenslotte overwon zijn hebzucht en vóór hij
zich goed bewust werd wat hij deed, greep
hij begeerig met beide handen in de met
goud en sieraden gevulde vazen. Eensklaps
echter trad een schildwacht binnen, die de
anders altijd gesloten deuren nu geopend
had gevondenSoliman werd gevangen
genomen en in een duisteren kerker opge
sloten. En kort daarna zag Ali door den
„Duizend-stralen-geven Dauwdroppl", hoe
zijn onverstandige en hoogmoedige broer
werd gestraft. En Ali ziet nu, dat goud geen
geluk brengt
En hoe ging het met Ali? Eindelijk was
het jaar van voortdurenden arbeid om en
na een roerend afscheid van zijn wijzen be-
rader, daalde hij voorgoed de oude trappen
van den toren af. Hij trok naar de stad, wier
koepels en minaretten tegen den lichtenden
horizon hem toelachten. Al spoedig was Ali
leermeester in een der groote moskeeën en
wijdde daar de jongens in over de geheimen
en raadselen van den sterrenhemel.
Hoewel Ali hard werkte, ontving hij weinig
geld, doch iedere dag was een nieuwe vreug
de voor hem en iederen avond als het zon
licht wegstierf in de woestijnnevelen, bad
Ali innig en lang, met zijn gezicht naar den
ouden toren gekeerd. Want hij geloofde nu.
dat Masr-el-Kahira Mohamed zelf moest
zijn. Maar het grootste geluk voor Ali zou
nog komen, toen hij in het huis van zijn
vriend een meisje ontwaarde, dat sierlijk
danste op het kleurig mozaiek. Dit meisje
was Fatima, de dochter van den Emir. Spoe
dig was zij verdwenen, doch haar lach pa
relde nog na tusschen de statige zuilenrijen.
Doch het einde was, dat Fatima de bruid
werd van Ali, omdat ook de Emir vond, dat
niemand beter dan Ali later zijn opvolger
zou kunnen worden. En tex-wijl dee priester
haar naar Ali voex'de om voor altijd bij hem
te blijven, zeide hij zacht: .Allah oe akbar!"
(God is groot)
Toen Ali dien avond zijn meester uit den
ouden toren wilde bedankenwas
de ruine verdwenen. De golven hadden den
toren in hun beschuimde armen opgenomen
en weggevoerd naar een onbekende, onder-
zeesche wereld. Ali wist nu zeker, dat Allah
zelf zijn leermeester was geweest, die hem de
sclxoonheid van het leven leerde kennen.
Aan Ali's arxn glansde helder de amulet
f
ONZE BIBLIOTHEEK.
(Opgericht 2 October 1928)
Gx-oote Houtstraat 93.
(Bureau Haarlem's Dagblad)
Ruiluren: Woensdags 46 uur n.m. Zater
dags 24 uur nam.
Inschrijving 15 ets. (inclusief volledige
boekenlijst 1932 en opbergmap).
Leesgeld: 2 ets. per deel van Woensdag
Zaterdag of ZaterdagWoensdag.
Correspondentie-adres: Emmastraat 36.
NIEUWE BOEKEN
Ik ontving twee mooie boeken van Ethel
Turner. De milde geefster zeggen wij daar
hartelijk dank voor.
BOEKBESPREKING
191. Kruimeltje, Chr. v. Abcoude (9 jaar en
ouder.)
Kruimeltje is het broertje van „Het Jochie"
Jackie Coogan en ook wel een beetje familie
van „Boefje". Vergezeld van Moor, zijn dierba
ren straathoxxd, beleeft hij heel wat avon
turen.
272. De zonnige jeugd van Frits van Duu-
ren, Chr. v. Abcoude (9 jaar en ouder).
Het veelbelovende zooxxtje van een Rot-
terdamschen kruidenier is hier de hoofdper
soon. Het ziek worden van zijn vader maakt
een plotseling einde aaxx zijn zonnige, levens
lustige jeugd.
239. Weggeloopen, Adona (9 jaar en ouder)
Paul, de belhamel van het boek, loopt van
huis weg, omdat hij 't daar niet naar zijn
zin heeft. Na een bijna eindelooze reeks van
avonturen, komt hij toch weer in de ouder
lijke woning terug.
83 Frida en haar nichtjes, Agatha, (15 jaar
en ouder).
Een ietwat ouderwetsch. doch niettemin
boeiend meisjesboek voor de rijpere jeugd,
hoewel er ook wel onder de jongeren dan 15
jaar het zouden kunnen lezen. Het bevat
veel goeds!
53, 54, 55. Onder moedervleugels; Op eigen
wieken; De wereld in, L. M. Alcott, (13 jaar
en ouder).
Worden deze boeken nog gelezen? Uiterlijk
zijn ze xxiet aantrekkelijk; kleine letters,
compacte druk. Wat echter de inhoud be
treft kunnen ze wedijveren nxet de modern
ste meisjesboeken. De verhaten over het leed
der fanxilie March zijn ernstig en fijngevoelig,
met een dosis gezonden humor, vol van warm
gezinsleven en sociaal meegevoel.
48. Vóór bedtijd, L. M. Alcot (7 j. en ouder)
Leuke verhalexx voor de kleinsten.
(Wordt vervolgd.)
DKKI jN fcJMBRSLIJST
90. Fientje van der Wcrff, Weteringstraat
46, (10 jaar).
97. Johan Hage, Sterreboschstraat 64, (8
jaar).
(Nieuwe deelnemers worden in deze lijst
opgenomen.)
Ten overvloede wordt nog eens medege
deeld, dat de deelnemers zooveel mogelijk
moeten ruiten een KWARTIER VOOR HET
EINDE VAN DEN RUILTIJD, daar het anders
zou kunnen voorkomen, dat enkelen niet
meer geholpen kunnen worden.
Wekt vrienden en kennissen op ook deel
nemer te worden van O- B.
W. F. M. H. LASSCHUIT,
Emmastraaii 36,
EEN GEVECHT TUSSCHEN HAVIK EN
OTTER
De otter onderneemt graag strooptochten
van den woudzoora naar de aangrenzende
korenvelden, om daar broedende vogels of
veldmuizen te verschalken. Maar die stroop
tochten zijn voor hem niet zonder gevaar,
want meermalen gebeurt het, dat de havik
hem in het oog krijgt en dan gaat het om
zijn teven, zooals we uit de gebeurtenis zul
ten zien, die ik jullie hier ga vertellen.
Een havik vloog op groote hoogte en
zocht met zijn scherp oog het terrein onder
hem nauwkeurig af. Ik had mij goed ver
schoten en zoo bleef ik voor hem onopge
merkt. Plotseling schoot hij naar de aarde,
maar steeg dan even zoo snel weer op. na
dat hij met de vleugels nauwelijks den bo
dem had geraakt. De havik herhaalde deze
vluchten en toen ik goed keek, ontdekte ik
niet ver van mij den kop en hals van een
otter, die zich gereed scheen te maken, om
een strijd op leven en dood te beginnen. Al
spoedig scheen de otter te erkennen, dat
zijn vijand, wiens aanvallen steeds brutaler
en woester werden de sterkere was. Daar
de zoom van 't woud in de nabijheid was.
gaf de otter er tenslotte de voorkeur aan
daar heen te vluchten. Doch de havik wilde
zich het lekkere hapje blijkbaar niet laten
ontgaan. Als een kogel schoot hij naar be
neden, greep den vluchtenden otter bij diens
staart en steeg met hem de lucht in. Met
opengesperden bek wrong de otter zijn li
chaam in alle mogelijke bochten om zijn
vijand een doodelijke beet toe tc brengen.
Dc havik scheen dit gevaar niet te onder
schatten, ineens liet hij den otter vallen
die nu geen pogingen meer deed om te vluch
ten. Was de otter door den val gewond of
wilde hij don strijd met nog grootero verbit
tering voortzetten? Hij rolde zich op als een
hoepel en hief den kop naar boven, onx den
vijand af te wachten. De havik probeerde,
om met zijn vleugelslag den kop van zyn
slachtoffer te treffen, maar deze sloeg met
groote behendigheid den hernieuwden aan
val af. De havik scheen den strijd te willen
opgeven, hij ging althans op cenlgen afstand
tex-zijdc van den etter, op een heuveltje zit
ten. Ik kon niet vaststellen of hij door den
otter was gebeten, of dat hij den strijd te
gevaax-lijk vond. In elk geval bleef dc otter
doodstil liggen in de houding, die hij ter ver
dediging had gekozen.
Doch de wapenstilstand duurde niet lang!
De zucht om nieuwexx buit te hebben, deed
den havik besluiten een nieuwen aanval te
wagen. Ixi schuine richting schoot hij regel-
x-echt op den kop van den otter toe en
bracht dezen een geweldigen stoot toe. Alles
gebeurde zóó onvex-wacht en snel, dat den
otter geen seconde was gelaten, om den slag
af te weren, en verdoofd bleef hij liggen. Te
havik had dus slechts zijn tactiek van aan
val gewijzigd. Het gevecht was nu afgeloopen,
op de plaats van den strijd begon hij zijn
buit te verorberen en toen hem de omgeving
te onveilig werd ik had misschien een on
voorzichtige beweging gemaakt, pakte hij
ziji-. maaltje op en vloog er mee weg.
W. MAZUR.
WIJ MAKEN EEN IJS-AUTOPED
In dezen tijd van het jaar zal iedere jon
gen zooiets wel graag willen bezitten en
dat kan ook gemakkelijk, want het zelf ver
vaardigen is heel eenvoudig. De benaming
„autoped" is eigenlijk niet hcelemaal juist,
omdat men op het ijs niet rolt. maar glijdt.
Toch hebben we dezen naam gekozen, orn
aat de ijs-autoped precies wordt gemaakt
naar het principe van den gewonen auto
ped dien je op straat gebruikt. Als je de
beide teekeningetjes goed bekijkt, is een
lange beschrijving, hoe je hem moet maken,
overbodig. Op de plaatsen, waar bij een
gewonen autoped de wieltjes zitten, worden
hier klosjes aangebracht, met een stukje
bandijzer er onder, op de manier zooals we
dat bij een sleede zien. Nóg beter is het na-
natuurlijk, om er oude schaatsen voor te
gebruiken, maar daar Je er drie noodig hebt
zulten de meesten van jullie hem zóó mooi
wel niet kunnen maken.
Om te voorkomen, dat Jij bij het rijden
uitglijdt, moet je er aan denken onder de
schoenzolen een klein plankje te binden,
waarin je eerst een paar spijkertjes hebt
geslagen, die als (je plankjes "aan de zolen
nlen
keerd.
zitten, met de punten naar het ijs zijn ge-
Daar je met den ijs-autoped geweldig vlug
kunt gaan, moet je bij deze nieuwe sport
vooral den eersten tijd een beetje kalm aan
doen en voorzichtig zijn!