DE TWEE GESCHENKEN. BIJVOEGSEL HAARLEM'S DAGBLAD Vrijdag 27 Januari 1933 AAN ALLEN. Dat is nog een onverwacht en ongedacht wintertje geweest, hè. Ik denk, dat de mees ten van jullie de schaatsen al onder hebben ben gehad. Natuurlijk zijn jullie allemaal gehoorzame kinderen geweest, die zich niet eerder op 't ijs gewaagd hebben, dan vader of moeder vonden, dat 't wel kon. Je hebt altijd nog weer van die waaghalzen, die mee- nen 't beter te weten dan de ouders. Het ge volg is een paar natte beenen halen, of ver drinken. Eiken dag lees je weer van die droeve dingen in de krant. Onze vader Cats lichtte al: Us, Kost menschenvleisch. de eeuw van vader Cats, de 17de eeuw, scheen je volgens de kronieken zeer strenge winters gehad te hebben. De historieschrijver Brandt vertelt, dat 't in 1615 van begin Februari tot eind Maart aan een stuk vroor. In 1617 begon het 8 December te vriezen en het vroor tot 18 Maart. Met paard en ar restee trok men toen over de Zuiderzee. Voor Enkhuizen zag men toen pl.m. 200 steden, 't Leek wel een jaarmarkt op het ijs. In 1620 was een Engelsch schip op de Zui derzee ingevroren. De lading bracht men met paard en wagen naar Enkhuizen. Langs de Noordzee was zelfs een breede strook langs het strand dicht gevroren. In 1621 trok op 10 December een compag nie soldaten per schaats van Stavoren naar Ènkhuizen. In 1639 raakte weer een schip vast in de Zuiderzee. Van uit Enkhuizen ging men er met paard en wagen heen om de goederen naaj de vaste wal te brengen. Dit was op den 18*den Januari. Terwijl men hiermee bezig was, kwam er een hevige N.W. wind opzetten, waardoor het ijs scheurde en alten, die op 't ijs waren in groot levensgevaar verkeerden. Van uit Enkhuizen werden in allerijl schui ten uitgezonden, die de menschen gelukkig nog konden redden. De paarden bereikten zwemmende den wal. In 1659 werd op op 3 April nog schaatsen gereden op het IJ. Tusschen Zweden en De nemarken werd toen oorlog gevoerd op het ijs. Op 1 Mei van dit jaar werd in Denemar ken de meiboom op het ijs geplant. 28 Maart 1671 gingen 70 arresleden over öe Zuiderzee van Stavoren naar Enkhuizen. Op Rijn, Maas en Waal werd naar hartelust schaatsen gereden. In 1677 beleefde men' iets heel wonderlijks. Begin Februari vroor het zoo hard, da,t men op den Haarlemmermeer schaatsen reed. En 7 Maart was. het zulk zacht lenteweer, dat de jóngens in den Haarlemmermeer zwom men. Als kind herinner ik me een strengen winter van 1890. In November begon het al te vriezen. En in Maart vroor het nog. Nog heviger, hoewel korter was de vorst in 1929. zooals veten van jullie zich nog wel zulten herinneren. Een winter zonder sneeuw en ijs is geen winter, zegt men wel eens. Voor de jeugd zijn dat zeker de plezierige dingen, die de winter mee mag brengen. Maar voor wie weinig voedsel, weinig dekking en- weinig brandstof hebben, beteekent een koude win ter vaak nog grooter ellende, 't Is zeker een goede gedachte geweest, dat jullie op som mige schoten wekelijks 1 cent offert voor het crisis-comité. Zou 't geen aanbeveling ver dienen die cent in dezen vorsttijd te verdub belen? Wie van jullie klasse-voogd is. moet daar maar eens een balletje over opwerpen. Laten we dan ook dénken om de dieren. (Paarden hooren een extra dek te hebben, honden en katten moeten 's nachts warme ligging hebben. De vogeltjes daarbuiten smeeken om broodkruimels, rijst, wat apen- nootjes aan een touw geregen. Zet ook eens een schoteltje water klaar. Wintertij moet zorgentij zijn. Want 't is zeker, dat de zorgen zich vermeerderen. Waar moeder de extra wollen kleertjes voor den dag haalt en merkt, dat menig kleeding- stukje te klein en te kort is geworden, vraag dan aan moeder of 't naar de zusters van het Maatschappelijk werk gebracht mag worden, of naar "t Bx-okkenhuis. Misschien ie er ook nog een dekentje. Juist dezen winter wordt er zooveel armoede en ontbering geleden en de koude doet alles nog verergeren. Denk nu eens even over dit alles na en prakkizeer dan eens met vader en moeder en de broers en zusjes en de schoolvriendjes en vriendinnetjes of er in die richting nog iets gedaan kan worden. Zoo ja, doe het dan en doe het vlug. Je zult eens zien met hoeveel blijde gedachten je dan gaat schaatsenrijden. W. B.—Z. DE EERSTE AUTOMOBIEL. Soms zien we wel eens afbeeldingen van oude automobielen en gewoonlijk staat er dan bij vermeld, dat dit de eerste automo bielen waren, vervaardigd omstreeks 1890. Toch is dat niet juist, want de eerste auto mobiel werd reeds gemaakt in de tweede helft van de achttiende eeuw, dus nu ruim anderhalve eeuw geleden. Gugnot, een Fransch ingenieur was de uitvinder. Zijn vinding was een driewielige wagen, voort bewogen door- stoom. De maximum snel heid bedroeg tien kilometer per uur! (Een Arabisch sprookje.) AAN ALI'S ARM GLANSDE HELDER DE AMULET Op de plaats, waar de zee ruischt en de dag heenflinkert achter lichtende zandheu vels, stond eens een oude toren. In dien toren leefde een man, een grijsaard. Hij was zóó oud, dat zijn baard tot aan zijn knieën reikte, en zijn haren als vlokken sneeuw zoo wit, onder zijn tulband lagen. En zijn wijsheid was zoo groot, dat hij pre cies wist, hoeveel sterren er aan den nach telijken hemel glansden. Maar dat was nog niet alles, o neen! De oude man bezat een steen, die zonnevonkte als het licht er in viel en daarom den naam droeg van „Dui- zend-stralen-gevende-Dauwdroppel". En door dien steen had de grijsaard vanaf den toren neergekeken op de stad achter de witte, van zonnegloed blakende zandheuvels, waar de menschen leefden en streden. Vol die pen weemoed had hij jaar in jaar uit ge zien, hoe de menschen slechts goud en rijkdom begeerden en niet wisten, wat ge luk was. De oude man was er wel zeer be droefd om. maar bleef toch vol goeden moed, want zijn naam was Masr-el-Kahira, wat beteekent: „De Overwinnende" Toen de maan haar zilversprankelend licht goot over de blanke koepels en torens der stad, gebeurde net, dat in een schamele hut een vrouw stierf. Aan haar legerstede lagen haar beide zonen, Soliman en Ali, te weenen en te bidden. Maar zelfs de toove- naar die zij er bij hadden gehaald, en die de meest wonderlijke spreuken orakelde, had de moeder niet kunnen redden. Lang konden de zonen zich niet overgeven aan hun groot verdriet, want zij begrepen zeer goed, dat zij spoedig weer aan den arbeid zouden moeten. Zoo verkochten zij na eenige dagen hun zeer bescheiden erfdeel en trokken de wereld in. Zij verlieten de stad en gingen de blinkende verte tegemoet, aan het einde waarvan zacht het azuur der golven schemerde en waar de oude toren stond Urenlang zwierven zij rond en laat in den avond kwamen zij dorstig en vermoeid aan de ruine. „Ach," zuchtte Soliman, de oudste, „wa ren wij maar binnen de veilige stadsmuren gebleven. Deze ruine is een oude minaret, waar alleen nog de geesten van doode pries ters rondwarenen zijn peinzende blik gleed over de deinende zee. „Kom jongen," zei Ali hartelijk, „mis- schiedenis daarbinnen nog wel iets voor ons. Allah zal ons niet verlaten. Allah zij ge loofd!" Toen hij bij deze woorden naar bo ven keek, zag hij tot zijn verwondering in den toren een lichtje branden. Hoopvol, doch niet zonder vrees, gaven de broeders elkaar een hand en begonnen langzaam de eeuwen oude, marmeren trappen te beklimmen, trap pen, die onheugelijke tijden door geen men- schenvoet waren betreden. En tex-wijl zij klommen, telden zij de treden en hoewel ze beiden de tel kwijtraakten, wisten zij toch wel zeker, dat het er meer dan tweehonderd waren. Eindelijk kwamen ze bij een verval len deur, die half openstond en waarvoor een spinneweb bewoog, waarop het licht van de walmende lamp wondere kleuren tooverde. GROOTE NAMEN De keizer van Hindoestan hield blijkbaar van groote woorden, want zijn naam was niet bepaald bescheiden. Hij noemde zich: Keizer van de maan", „Licht der Zon ÜRoem der volken". „Onoverwinnelijke over winnaar". „Oog van het Heelal!" De keizer van China noemde zich slechts „Zoon des Hemels". Zoo vonden Soliman en Ali den grijsaard, die in gedachten verzonken zat. In zijn ja renlange eenzaamheid had zijn tong het spreken bijna verleerd en meer met gebaren dan met woorden, bood hij den jongens spijs en drank aan en luisterde aandachtig naar hun verhaal van smart. „Mijn kinderen," zei de oude man daarop half fluisterend, „luistertIk zal u elk een geschenk geven." Vader Masr-el-Kahira haalde vervolgens uit een diepe kist een gouden sleuteltje en sprak: „Ziet, hier is een sleuteltje. Degeen, die dit heeft, kan het gebruiken om zijn schatkist zoo die eens zijn bezit wordt, tegen vreemde handen te beveiligenMaar helaas, deze sleutel bezit óók de eigenschap om alle an dere kisten te openen, dus groot zal de ver zoeking zijn." De oude man zweeg een wijle, keek toen de broeders aan en vervolgde zacht: „wie dit sleuteltje in eigendom heeft, kan dienst doen als schatbewaarder en aldus tot groot aanzien komenhij zal rijkdom ep macht bezittenen als hij bidt, mis schien ook eens het geluk." Soliman, die nogal hebzuchtig en ook wel heerschzuchtig was, antwoordde dadelijk: „Welnu, wijze vader, daar ik het eerst mag kiezen, neem ik het sleuteltje. Ik heb lang genoeg de armoede gekend, nu wil ik wel eens met den rijkdom kennis maken. Als ik geld heb, zal ik gelukkig zijn." Daarop nam de oude man de handen van Soliman, keek hem diep in de oogen en zeide: ,Neem het, mijn zoon. en ga strijden onder de andere strijders," daarbij wijzende naar de wereld achter de maanbeschenen heuvelen. Wederom bukte de grijsaard zich over de oude kist en thans haalde hij uit de diep te een amulet, een ouden, onoogelijken ge- roesten armring, die echter glanzen ging, zoodra Masr-el-Kahira er aan raakte. „Lieve Ali," sprak de wijze, „deze ring is een geluksteen. Hij is oud, doch bezit de eigenschap, onmiddellijk te gaan glanzen, als een goed hart hem draagt. Maar dit bijzondere sieraad kan eerst Uw eigendom worden, als ge een jaar bij mij zult hebben gewerkt, want slechts overleg en wijsheid maken het mogelijk, deze amulet op de juiste manier te dragen...." Ali, die zich reeds van het eerste oogen- blilt af tot den grijsaard had aangetrokken gevoeld, stemde gaarne toe en lachte Soliman nam afscheid en trok de wereld in, die baadde in het eerste morgenrood, alsof zij bloosde over Soliman's hebzucht. Hij was nu niet bang meer voor de toe komst. want hij wist dat rijkdom en over vloed zijn deel zou zijn en met een hoogmoe dig lachje trok hij de nog slapende stad bin nen, die hij nog kort geleden met zoeveel kommer had verlaten. Vanuit den toren sloeg Ali hem gade door den Duizend-stralen-gevende-Dauwdroppel. Ali bad voor zijn broeder en teerde inmid dels wondere dingen uit den almanak van den wijze. Niet lang duurde het, of vele menschen hoorden van de macht van Soliman's gou den sleutel. Hij kwam in dienst bij den Emir (vorst), die graag zijn schatkamer goed bewaakt zag, en zoo werden dus de woorden van Masr-el-Kahira bewaarheid en Soliman werd rijk. Hij werd de gunste ling des konings, hem werden de paarlen en de edelsteenen en het goud ter bewaring toevertrouwd. En toch vond Soliman dit al les nog niet genoeghet schitteren van al dat schoons, het rollen van de gou den munten, deed hem waanzinnig verlan gen om al die schatten zelf te bezitten Kostbare kleeren, heerlijk eten, aanzien bij den koning en diens dienaren konden hem niet bevredigen, hij wilde goud bezitten. En het brandende verlangen daarnaar liet hem niet meer los. Dag en nacht vervolgde de begeerte den armen Soliman en verbitterde zijn teven. Zijn gouden sleutel waardoor hij de schatten die onder zijn hoede waren ge steld. slechts voor het grijpen had, brandde in zijn hand en honderdmaal stond hij op het punt het vertrouwen dat de Emir hem had geschonken, teleur te stelten. Eindelijk kwam de dag. die hem noodlottig zou wor den. „Als ik de schatten bezit, zal ik óók Emir zijn," dacht de arme dwaas. Toen de duisternis over de woestijn zonk en de bleeke schemering voor den nacht had plaats gemaakt, ging Soliman de schat kamer van den Emir binnen en bewonderde nog eens alles wat hij daar zag. Uit de onyxen vazen geurden de zoete oliën en rose vlammetjes stegen op uit de albasten lam pen. Door den plotselingen tocht in de stilte ruimte, beefden de vlammetjes en maak ten de schaduwen op den wand onrustig alsof ze door een onzichtbare hand werden aangeraaktSoliman werd een oogen- blik angstig en wilde weer heengaan, maar tenslotte overwon zijn hebzucht en vóór hij zich goed bewust werd wat hij deed, greep hij begeerig met beide handen in de met goud en sieraden gevulde vazen. Eensklaps echter trad een schildwacht binnen, die de anders altijd gesloten deuren nu geopend had gevondenSoliman werd gevangen genomen en in een duisteren kerker opge sloten. En kort daarna zag Ali door den „Duizend-stralen-geven Dauwdroppl", hoe zijn onverstandige en hoogmoedige broer werd gestraft. En Ali ziet nu, dat goud geen geluk brengt En hoe ging het met Ali? Eindelijk was het jaar van voortdurenden arbeid om en na een roerend afscheid van zijn wijzen be- rader, daalde hij voorgoed de oude trappen van den toren af. Hij trok naar de stad, wier koepels en minaretten tegen den lichtenden horizon hem toelachten. Al spoedig was Ali leermeester in een der groote moskeeën en wijdde daar de jongens in over de geheimen en raadselen van den sterrenhemel. Hoewel Ali hard werkte, ontving hij weinig geld, doch iedere dag was een nieuwe vreug de voor hem en iederen avond als het zon licht wegstierf in de woestijnnevelen, bad Ali innig en lang, met zijn gezicht naar den ouden toren gekeerd. Want hij geloofde nu. dat Masr-el-Kahira Mohamed zelf moest zijn. Maar het grootste geluk voor Ali zou nog komen, toen hij in het huis van zijn vriend een meisje ontwaarde, dat sierlijk danste op het kleurig mozaiek. Dit meisje was Fatima, de dochter van den Emir. Spoe dig was zij verdwenen, doch haar lach pa relde nog na tusschen de statige zuilenrijen. Doch het einde was, dat Fatima de bruid werd van Ali, omdat ook de Emir vond, dat niemand beter dan Ali later zijn opvolger zou kunnen worden. En tex-wijl dee priester haar naar Ali voex'de om voor altijd bij hem te blijven, zeide hij zacht: .Allah oe akbar!" (God is groot) Toen Ali dien avond zijn meester uit den ouden toren wilde bedankenwas de ruine verdwenen. De golven hadden den toren in hun beschuimde armen opgenomen en weggevoerd naar een onbekende, onder- zeesche wereld. Ali wist nu zeker, dat Allah zelf zijn leermeester was geweest, die hem de sclxoonheid van het leven leerde kennen. Aan Ali's arxn glansde helder de amulet f ONZE BIBLIOTHEEK. (Opgericht 2 October 1928) Gx-oote Houtstraat 93. (Bureau Haarlem's Dagblad) Ruiluren: Woensdags 46 uur n.m. Zater dags 24 uur nam. Inschrijving 15 ets. (inclusief volledige boekenlijst 1932 en opbergmap). Leesgeld: 2 ets. per deel van Woensdag Zaterdag of ZaterdagWoensdag. Correspondentie-adres: Emmastraat 36. NIEUWE BOEKEN Ik ontving twee mooie boeken van Ethel Turner. De milde geefster zeggen wij daar hartelijk dank voor. BOEKBESPREKING 191. Kruimeltje, Chr. v. Abcoude (9 jaar en ouder.) Kruimeltje is het broertje van „Het Jochie" Jackie Coogan en ook wel een beetje familie van „Boefje". Vergezeld van Moor, zijn dierba ren straathoxxd, beleeft hij heel wat avon turen. 272. De zonnige jeugd van Frits van Duu- ren, Chr. v. Abcoude (9 jaar en ouder). Het veelbelovende zooxxtje van een Rot- terdamschen kruidenier is hier de hoofdper soon. Het ziek worden van zijn vader maakt een plotseling einde aaxx zijn zonnige, levens lustige jeugd. 239. Weggeloopen, Adona (9 jaar en ouder) Paul, de belhamel van het boek, loopt van huis weg, omdat hij 't daar niet naar zijn zin heeft. Na een bijna eindelooze reeks van avonturen, komt hij toch weer in de ouder lijke woning terug. 83 Frida en haar nichtjes, Agatha, (15 jaar en ouder). Een ietwat ouderwetsch. doch niettemin boeiend meisjesboek voor de rijpere jeugd, hoewel er ook wel onder de jongeren dan 15 jaar het zouden kunnen lezen. Het bevat veel goeds! 53, 54, 55. Onder moedervleugels; Op eigen wieken; De wereld in, L. M. Alcott, (13 jaar en ouder). Worden deze boeken nog gelezen? Uiterlijk zijn ze xxiet aantrekkelijk; kleine letters, compacte druk. Wat echter de inhoud be treft kunnen ze wedijveren nxet de modern ste meisjesboeken. De verhaten over het leed der fanxilie March zijn ernstig en fijngevoelig, met een dosis gezonden humor, vol van warm gezinsleven en sociaal meegevoel. 48. Vóór bedtijd, L. M. Alcot (7 j. en ouder) Leuke verhalexx voor de kleinsten. (Wordt vervolgd.) DKKI jN fcJMBRSLIJST 90. Fientje van der Wcrff, Weteringstraat 46, (10 jaar). 97. Johan Hage, Sterreboschstraat 64, (8 jaar). (Nieuwe deelnemers worden in deze lijst opgenomen.) Ten overvloede wordt nog eens medege deeld, dat de deelnemers zooveel mogelijk moeten ruiten een KWARTIER VOOR HET EINDE VAN DEN RUILTIJD, daar het anders zou kunnen voorkomen, dat enkelen niet meer geholpen kunnen worden. Wekt vrienden en kennissen op ook deel nemer te worden van O- B. W. F. M. H. LASSCHUIT, Emmastraaii 36, EEN GEVECHT TUSSCHEN HAVIK EN OTTER De otter onderneemt graag strooptochten van den woudzoora naar de aangrenzende korenvelden, om daar broedende vogels of veldmuizen te verschalken. Maar die stroop tochten zijn voor hem niet zonder gevaar, want meermalen gebeurt het, dat de havik hem in het oog krijgt en dan gaat het om zijn teven, zooals we uit de gebeurtenis zul ten zien, die ik jullie hier ga vertellen. Een havik vloog op groote hoogte en zocht met zijn scherp oog het terrein onder hem nauwkeurig af. Ik had mij goed ver schoten en zoo bleef ik voor hem onopge merkt. Plotseling schoot hij naar de aarde, maar steeg dan even zoo snel weer op. na dat hij met de vleugels nauwelijks den bo dem had geraakt. De havik herhaalde deze vluchten en toen ik goed keek, ontdekte ik niet ver van mij den kop en hals van een otter, die zich gereed scheen te maken, om een strijd op leven en dood te beginnen. Al spoedig scheen de otter te erkennen, dat zijn vijand, wiens aanvallen steeds brutaler en woester werden de sterkere was. Daar de zoom van 't woud in de nabijheid was. gaf de otter er tenslotte de voorkeur aan daar heen te vluchten. Doch de havik wilde zich het lekkere hapje blijkbaar niet laten ontgaan. Als een kogel schoot hij naar be neden, greep den vluchtenden otter bij diens staart en steeg met hem de lucht in. Met opengesperden bek wrong de otter zijn li chaam in alle mogelijke bochten om zijn vijand een doodelijke beet toe tc brengen. Dc havik scheen dit gevaar niet te onder schatten, ineens liet hij den otter vallen die nu geen pogingen meer deed om te vluch ten. Was de otter door den val gewond of wilde hij don strijd met nog grootero verbit tering voortzetten? Hij rolde zich op als een hoepel en hief den kop naar boven, onx den vijand af te wachten. De havik probeerde, om met zijn vleugelslag den kop van zyn slachtoffer te treffen, maar deze sloeg met groote behendigheid den hernieuwden aan val af. De havik scheen den strijd te willen opgeven, hij ging althans op cenlgen afstand tex-zijdc van den etter, op een heuveltje zit ten. Ik kon niet vaststellen of hij door den otter was gebeten, of dat hij den strijd te gevaax-lijk vond. In elk geval bleef dc otter doodstil liggen in de houding, die hij ter ver dediging had gekozen. Doch de wapenstilstand duurde niet lang! De zucht om nieuwexx buit te hebben, deed den havik besluiten een nieuwen aanval te wagen. Ixi schuine richting schoot hij regel- x-echt op den kop van den otter toe en bracht dezen een geweldigen stoot toe. Alles gebeurde zóó onvex-wacht en snel, dat den otter geen seconde was gelaten, om den slag af te weren, en verdoofd bleef hij liggen. Te havik had dus slechts zijn tactiek van aan val gewijzigd. Het gevecht was nu afgeloopen, op de plaats van den strijd begon hij zijn buit te verorberen en toen hem de omgeving te onveilig werd ik had misschien een on voorzichtige beweging gemaakt, pakte hij ziji-. maaltje op en vloog er mee weg. W. MAZUR. WIJ MAKEN EEN IJS-AUTOPED In dezen tijd van het jaar zal iedere jon gen zooiets wel graag willen bezitten en dat kan ook gemakkelijk, want het zelf ver vaardigen is heel eenvoudig. De benaming „autoped" is eigenlijk niet hcelemaal juist, omdat men op het ijs niet rolt. maar glijdt. Toch hebben we dezen naam gekozen, orn aat de ijs-autoped precies wordt gemaakt naar het principe van den gewonen auto ped dien je op straat gebruikt. Als je de beide teekeningetjes goed bekijkt, is een lange beschrijving, hoe je hem moet maken, overbodig. Op de plaatsen, waar bij een gewonen autoped de wieltjes zitten, worden hier klosjes aangebracht, met een stukje bandijzer er onder, op de manier zooals we dat bij een sleede zien. Nóg beter is het na- natuurlijk, om er oude schaatsen voor te gebruiken, maar daar Je er drie noodig hebt zulten de meesten van jullie hem zóó mooi wel niet kunnen maken. Om te voorkomen, dat Jij bij het rijden uitglijdt, moet je er aan denken onder de schoenzolen een klein plankje te binden, waarin je eerst een paar spijkertjes hebt geslagen, die als (je plankjes "aan de zolen nlen keerd. zitten, met de punten naar het ijs zijn ge- Daar je met den ijs-autoped geweldig vlug kunt gaan, moet je bij deze nieuwe sport vooral den eersten tijd een beetje kalm aan doen en voorzichtig zijn!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 13