LEVEN IN ZUID-AFRIKA door J. H. KESSLER (Pretoria). Kaffers en optimisme. Een gezegend klimaat met bezwaren! Regen en politiek. ,,'t Schijnt nu dan toch In dat mooie land, waar jij altijd zoo hoog op opgeeft, ook treu- dig gesteld te zijn". Zoo ongeveer begon de Nieuwjaarswensch van een van mijn vrienden. En ik moet be kennen in mijn Zuid-Afrikaansch zonne land zal de toestand op het oogenblik zeker veel minder gunstig zijn dan toen ik Pretoria in November verliet om de Kerstdagen nog eens in het oude vaderland door te brengen. Eén ding is echter eveneens zeker. Al zijn de toestanden op politiek, op economisch of op welk ander gebied ook zoo slecht, toch blij ven moeilijkheden daar veel lichter te dra gen dan onder onzen somberen hemel. Waar dat aan ligt? Ik denk aan het heerlijke kli maat, dat ons in staat stelt om het grootste deel van den dag buiten te zijn en aan den invloed van den dagelijkschen omgang met de kafferbevolking, die geen zorgen kent en die volkomen gelukkig is als er voor vandaag nog iets te eten is. Over wat morgen gebeuren zal, bekommert een Kaffer zich nooit. Vandaag heeft hij nog „Kos en dus is hij gelukkig en tevreden. Zijn eenige „zorg voor den dag van morgen" bestaat daarin, dat hij eens in het jaar naar huis gaat om ge noeg mielies (mais) te planten voor zijn ge zin. Na een paar maanden verschijnt Jim weer aan de achterdeur en informeert bij zijn plaatsvervanger of z'n „miesis" hem weer terug wil hebben. Als de plaatsvervanger be ter is dan Jim, dan besluit mevrouw gewoon lijk om den nieuweling te houden en Jim trekt even genoeglijk verder om een nieuwe mevrouw op te scharrelen. Als hij daar niet dadelijk in slaagt, dan logeert hij zoo lang bij zijn opvolger en mevrouw knijpt een oogje toe als haar miliemeel en haar suiker nog gauwer verminderen dan gewoonlijk. Zoolang als er nog mieliemeel is om 'n stijve pap te koken, die ze met hun vingers uit een ijzeren pot op drie pooten bij groote kluiten tegelijk opvisschen, zoolang hebben de zwarte broeders geen nood! De zwarte zusters zijn niet zoo gemakkelijk te bevredigen. De wasch meiden, die achter op het erf het waschgoed behandelen, vermeten zich af en toe wel eens om aan de keukendeur te komen en daar aan te kondigen wat zij voor hun „lunch" wen- schen, maar als de eene waschdame te veel praatjes begint te krijgen, dan beduidt me vrouw haar dat ze moet „trap"en de volgende week komt er wel een andere haar diensten aanbieden. De zwartjes van beiderlei kunne zijn volstrekt niet allemaal bekwaam voor hun werk. maar gewoonlijk wel van goede wille en als na veel geduldig onderricht iets eenmaal tot hun trage hersenen is doorge drongen, zit het daarin letterlijk vastgeheid en kan de huisvrouw, in het aangenaam be sef dat alles in orde komt, rustig op de stoep blijven zitten. Uw gedachten gaan bij het woord „stoep" naar een stukje blauwe steen, net groot ge noeg om op te staan totdat de straatdeur wordt opengedaan. In Zuid-Afrika verstaan we onder de stoep een ruimen uitbouw buiten den gevel. De huizen staan aan vier kanten vrij en aan drie kanten is er een dergelijke overdekte ruimte, breed genoeg om er een tafel en stoelen te zetten. Zoo is er altijd gelegen heid felle zon of wind te vermijden. Van zon en wind gesproken. Naar mijn smaak zijn de winteravonden het aange naamst. December en Januari zijn heel warm in de Transvaal, van Februari tot half April, soms begin Mei, is het weer onvolprezen, als er tenminste regen genoeg valt. In Mei worden de winterkleeren voor den dag gehaald en 's avonds kan het zoo vinnig koud zijn, dat de dikste winterjas heel wel kom is. In Juni en Juli is 't gewoonlijk over dag helder, zonnig weer. Tegen vijf uur wordt het erg koud maar als de zon onder is wordt het buiten weer wat milder. Kort voor zons opgang kan het ook zoo snerpend koud zijn dat de zwaarste winterkleeren nog niet ge noeg beschutting geven. Augustus is de maand van wind en stof, de schrik van de Ilollandsche huisvrouwen. Als ze verstandig zijn, dan staken ze de afstofferij maar totdat de maand September in het land is met zijn verkwikkende regens, die er voor zorgen dat de vruchtboomen in October in vollen bloei staan. Geen huls zonder tuin en geen tuin zonder vruchtboomen! Alles bloeit in zonnig Afrika zoo rijk, dat niet alle vruchten tot volle ont wikkeling kunnen komen. De hagel houdt gewoonlijk in November oen grondige oprui ming onder de pas gezette vruchten. Zoo'n hagelstorm die leclijke hagclmerken achterlaat is een zware slag voor de kwee kers, die hun vruchten voor de overzeesche markt bestemd hadden. Een zware hagel storm woedt soms een kwartier, dan ziet de lucht roetzwart en terwijl de vernielende stee nen, die soms zoo groot zijn als duiveneieren neerkletteren bp de gegolfd zinken daken is het moeilijk zich te herinneren dat een kwar tier geleden de lucht zoo strak blauw was. Maar zooals de meeste dingen in Afrika is ook de hagel krachtig maar kort: een kwar tier later koepelt weer een zomersche hemel boven de vernieling op de aarde. Ik sta er altijd weer verbaasd over. dat over zulke na tuurrampen zoo weinig geklaagd wordt. De boerenbevolking is echter diep godsdienstig en wat van Hooger Hand gestuurd wordt, draagt ze zonder morren. Opnieuw zaaien en hopen dat de volgende oogst gespaard mag blijven dat is al! Een nieuweling in Zuid-Afrika staat altijd stomverbaasd dat er geen vergadering of uitzichten voor regen zijn, dan trekt iedere gaat naar huis, zoodra 't begint te regenen. Door de langdurige droogte is de grond te hard om te kunnen ploegen wanneer dit voor het gewas noodig is Zoo gauw de lucht be gint „klaar te maak vir reen", wordt de boer onrustig. Hetzij hij in *s lands vergaderzaal voor de belangen van zijn district waakt, hetzij hij het jaarlijkschc congres van zijn politieke partij bewoont, als er gunstige voor uitzichten voor regen zijn, dant trekt iedere boer naar zijn plaats om er als de kippen bij te zijn als de aarde bewerkt kan worden. ,Te veel politiek en te weinig regen' dit was de kernachtige en juiste samenvatting zijner indrukken van een vooraanstaand Hollander, die kort geleden een bezoek ge bracht heeft aan Zuid-Afrika. Iedereen be moeit zich daar met de politiek, veel meer dan in Holland, en de dagbladen zijn streng gescheiden in Natte en Sappen. De Afrikaan- sche kranten zijn grootendeels de organen van de Natten, d i. de Nationale Partij, maar er zijn ook dagbladen in de Afrikaaaschr taal die aanhangers zijn van de Zuid-Afri- kaanschc Partij en die met de beginletters S.A.P. aangeduid worden. Het schijnt voor de jhenschen in de Unie geboren met de bui tenlanders is het anders onmogelijk zich buiten het partij-gehaspel te houden en de opgezweepte politieke hartstocht werkt vaak als een sluipend vergif. Ik heb huwelijken totaal zien verongelukken omdat Pa 'n on- geneeselijke Sap was, terwijl Ma niets van haar „Nat" beginselen wilde prijsgeven! Ook thans gaan de politieke golven hoog, nu het prijsgeven van den gouden standaard niet slechts een economische, maar een staatkundige crisis ontketend heeft. Telkens botsen Natten en Sappen tegen elkaar het is een strijd op leven en dood om de macht. De politieke horizon van Zuid-Afrika is in nevelen gehuld en niemand kan op het oogenblik dat ik dit schrijf voorspellen hoe zij er uit zal zien als de lucht gaat klaren. Laten we hopen dat de Zuid-Afrikaansche hemel mij weer in zijn volle, zonnig-blauwe heerlijkheid tegen blinkt, als ik in Maart te rugkeer (Nadruk verboden). DE DOODELIJKE WERKING VAN RADIUM. Een milligram radium, ter grootte van een zandkorrel, ja zelfs een honderdste milligram zou voldoende zijn om den dood van een mensch te bewerkstelligen. Dat is een schier onmerkbare dood, want het radium, dat zelfs in zoo'n geringe hoeveelheid in het mensche- lijk lichaam zou binnendringen, zou eerst na verloop van jaren zijn gruwelijke verwoes tingen doen blijken en dan is het slachtof fer reeds reddeloos verloren. Een voorbeeld, dat met verpletterende dui- delijkheia de gevaren van radium demon streert, is het geval dat men zich misschien herinneren zal van de meisjes in New Yersey (V.S.) die in een horlogefabriek kleine ra- diumcijfers op de wijzerplaten voor horloges moesten aanbrengen. Zij waren gewoon het penseel, waarmee zij de radiumhoudende stof op de'.i wijzerplaat moesten brengen, met hun mond te bevochtigen. Jarenlang bemerkten de meisjes niets; zij hadden niet het minste vermoeden dat het radiumsull'aat intussclien hun lichaam in wendig met alles vernietigende Alphastralen bombardeerde. Het trommelvuur van deze dcoaende straal bleef aanhouden tot aan haar dood, en zal nog 1700 jaar blijven voortduren als hun beenderen reeds lang tot stof zijn vergaan. Het waren uiterst minimaal kleine radium- sulfaatdeeltjes, die in het organisme der fa brieksmeisjes waren doorgedrongen. Maar zij waren toch meer dan voldoende om 18 jonge menschen van het leven te berooven. Er le ven nu nog 13 van deze meisjes, maar zij zijn reddeloos verloren; zij moeten sterven. Wellicht zouden de anderen zich niet on der geneeskundige behandeling hebben ge steld, als niet een der meisjes toevallig achter haar kwaal gekomen was. Zij stond in een donkere kamer voor den spiegel en stak haar tong uit. Zij bemerkte tot haar ontzetting dat haar gezicht met een groenachtigen schijn was overtrokken. Dat was het begin van de ontdekking van deze vreeselijke tragedie. HET BOUTENKANON. Amerikaansche technici hebben een nieuw instrument uitgevonden, dat vooral in den scheepsbouw van groote beteekenis is. Het betreft hier een kanon (overigens slechts ze- ve.. K.G. zwaar) dat, in plaats van kogels of granaten, stalen bouten afschiet. Op deze wijze is het mogelijk, de bouten met of zon der moeren direct in de ijzeren en stalen pla ten te schieten, zonder dat eerst in die platen gaten moeten worden geboord. Van te voren kan worden geregeld, hoe diep de bouten worden ingeschoten. Pantser platen kunnen zoo gemakkelijk en snel aan elkaar worden verbonden, terwijl de moeren evenmin als de platen worden beschadigd. Het nieuwe instrument kan ook onder water worden gebruikt en kan derhalve een groote rol spelen bij de berging van gezonken schepen. HET LEUKE MOPJE Mijnheer Smit had op kantoor een nieuw mopje gehoord waarom hij erg had gelachen Op weg naar huis beslooto hij het aan zijn vrouw te vertellen en haar er eens goed in te laten loopen. Nauwelijks had hij haar goedendag gekust of hij vroeg: „Zeg eens Liesbeth, vertel eens, weet jij waarom ik zoo'n ezel ben? Z'n vrouw keek hem met glinsterende oog jes aan en antwoordde: „Nee mannie, dat weet ik niet; ik weet wel dat je er een bent, maar waarom weet ik heusch niet, hoor LANGS DE STRAAT. „Dictator" Er was geen ijs, er was geen sneeuw meer; de zon scheen, armetierig, zwak, belachelijk- aanmatigend, ja, ja, maar zij scheen en zij maakte van het anders dorre plein toch iets, wat het zonder zon niet geweest zou zijn. leks vol belofte. Dan waren er nog de jongelingen, zes in getal, wien zon en armeierige zomerwarmte in den bol geslagen waren. Zij speelden hun spel, en dat spel was vol beloften. Het was den grooten afgekeken; dit spelletje-des-ver- maaks. Dictatort-je Het stadhuis bezetten! beval een jonge ling en het was niet moeilijk in hem den met macht bekleeden dictator te onderkennen. Zijn pet stond met de klep achterwaarts en zijn blik boezemde ontzag; in de handen hield hij een stok. welke voorwaarts wees; de kraag van zijn jekkertje had hij hoog opge zet en er was plaats voor gouden sterren. Om hem heen, toch nog op eerbiedigen af stand, groepten zijn volgelingen. Zij konden in zijn schaduw niet staan wat houding en gebaren betrof, ook al wezen hun petten in dezelfde richting als het hoofddeksel huns meesters. Maar zij hadden hun goeden wil en hun moed om zich op te offeren en dit vergoedde veel! Wat motte we doen? vroeg er een en reeds de toon van die vraag liet geen twijfel over, of deze jongeling was tot het pluk ken van sterren bereid. Het antwoord kwam onmiddellijk. Stadhuis bezetten! 1-Iet scheen niet minder te kunnen: het moest het stadhuis zijn. En toch bracht dit eenige verlegenheid, want terwijl de dictator zeker van zijn zaak was, stonden de volgelin gen daar met hun goeden wil, maar dit was niet voldoende. Er moesten daden getoond worden; het stadhuis moest worden be zet. Ja, maarzei er een. Hij keek hulpe loos rond als de anderen, aarzelend, beslui teloos, en zóó ging het den dictator aller minst naar den zin: hij werd somber en zelfs de zon verschool zich even. Toen waagde het er een toch de bran dende vraag te stellen: Waar motte we weeze? En slechts een oogenblik scheen dit den dictator van de wijs te brengen, want er zijn vragen zóó nuchter, dat ze zelfs voor groote mannen te moeilijk zijn, om op te los sen. De theorie van Einstein hebben ze in hun vestzak, maar waar hebben zij, janhagel, den huissleutel gelaten? Zoo ook hier: de volgelingen had ie, maar waar stond het stadhuis, dat bezet moest worden? Want het was van zijn gezicht af te lezen, dat dat gebeuren moest, omdat het an ders niet „echt" was. Hij keek rond, de dicta tor, en, terwijl het zonnetje terugkwam, zei hij: Vollug me! Het kon niet schooner worden gezegd, het klonk meesterlijk en het miste zijn uitwer king niet. Het hergaf den zijnen het volledige vertrouwen, dat een oogenblik op het spel had gestaan. En zoo liepen ze dan, stram en stijf achter den dictator aan, eenmaal het pleintje rond, tweemaal dat pleintje rond en nog eens een keer dat pleintje, rond. Toen her haalde er een, nadrukkelijk nu, de reeds ge stelde vraag: Waar motte we weeze. Hietteler? De zon school weg, kwam terug, school weg, kwam weer terug en in dat tempo wist de dictator zijn volgelingen nog bezig te houden Naar het stadhuis! commandeerde hij nog eens en weer opnieuw liepen ze achter hem aan, vier, vijf, zesmaal het pleintje rond En eerst toen rees langzaam, maar niet te keeren argwaan. Weet je 't zellef niet, Jan? Het noemen van dien naam was het stuk slaan van een illusie. „Jan" en „dictator" konden niet. in een adem worden genoemd. En toen, ineens, was het uit. Er riep er nog een: Jongens, hij weet het zellef niet! Het was het einde. De dictator zette zijn pet recht. En toen zei hij: Nou mot een ander maar us Hietteler zijn. Hij zei het met een zucht. TON RUYGROK. In Mainz is hel Carnavalsfeest al in vollen I gang. De aloude s.g. Ramengardedoel zijn intocht in dc stad. REQUISIETEN. Vandaag te leveren: 5 ton valsch geld. 32 vliegmachines, een stel valsche dobbelstee- nen, 100 bommen, 70 pond apennoten, een electrische tatoueer-machine, 2000 meter dik touw, 1 parachute, 20 zakken zaagsel, 60 flesschen. 6 kokosnoten van rubber en een valsch gebit. Het lijkt op een nachtmerrie van een wa renhuis-bediende, maar het is slechts een gedeelte van een dagelijksch lijstje, dat bij de requisieten-afdeeling binnenkomt. Onder requisieten wordt in de filmbranche verstaan, alles wat niet onbeweeglijk vastge- timmerd is en daar verschillende films ge lijktijdig opgenomen worden en deze in de meest uiteenloopende tijdperken en landen spelen, is het een zeer gemengde collectie, die dagelijks gevraagd wordt. Als een voorbeeld wat voor één film noodig kan zijn. noemen wij hier op de requisieten, die voor de film The Champ (Zijn zwaarste strijd) met Jackie Cooper en Wallace Beery gebruikt werden: een complete eerste hulp bij ongelukken, een boksring, touwen, gongs en masseertafels, Mexicaansch aardewerk, roulette-tafels, mandewerk. flesschen, gla zen, zadels, paardetuig, revolvers, fietsen, 2 liter nagemaakt bloed, kunstmatige rook enz. enz. Voor The Cuban Love Song (Het Cubaan- schc Liefdeslied) met Lawrence Tibbett moest de requisieten-afdeeling zich in ver binding stellen met de „research department" (inlichtingendienst) om voor de Cubaansche scènes de juiste artikelen te verkrijgen. Tele fonisch werden in Cuba besteld: een groot aantal kokosnoten, kralen, guitaars, aan plakbiljetten enz. In deze film werd tevens een Ford, model 1911, gebruikt, waarvoor men een week lang heel Hollywood afzocht. Voor Heil Divers (Titanen der Lucht), waarin de Amerikaansche Luchtvaart een groote. rol speelt, moest men een complete uitrusting voor een vliegtuig-basis laten aan rukken, waaronder vliegtuigen, parachutes, stofbrillen, enz. De Amerikaansche Marine stelde, behalve een vliegtuig-moederschip, drie luchtschepen en een groot aantal vlieg tuigen. beschikbaar een speciaal geconstru eerd machinegeweer, waarin gemonteerd een camera, die door den loop foto's maakt van liet doel, waarop gericht wordt gedurende de oefeningen. Voor de nieuwe Greta Garbo-film Susan Lenox moest een kermis met verschillende tenten opgebouwd worden, voorzien van alles, wat men hier gewoonlijk aantreft. Bij de opnemingen is steeds iemand van de requisieten-afdeeling aanwezig, die gewoon lijk ..prop-man" genoemd wordt. Deze draagt met zich mee een groote collectie van aller lei kleine artikelen, die voortdurend noodig kunnen zijn, zooals een verbandtrommel, cigavètten. Lucifers, spiegeltjes, haarspelden, revolvers, tooneelkijkers, timmcr-gerccdschap- pen enz. De Zangles KATHERINE MANSFIELD Met wanhoop koude, scherpe wanhoop als een snijdend mes diep in haar hart be graven, stapte Miss Meadows de koude gangen, die naar de muziekklas leidden, af in haar school-uniform en met haar dirigeer stok in de hand. Meisjes van alle leeftijden, rozig van de buitenlucht en overborrelend van opgewonden vroolijkheïd, die het naar school hollen op een mooien herfstmorgen veroor zaakten, draafden, sprongen, dansten voorbij; uit de leege lokalen kwam een gegons van stemmen; er ging een bel; een vogelstem riep ergens „Muriel". En toen volgde er van de trap een geweldig geboemeldeboemeldeboe- mel. Iemand had zijn gymnastiekhalters laten vallen. De wiskundeleerares hield Miss Meadows staande. „Morgen!'1' riep ze met haar zachte, iet of wat aanstellerige stem. „Is het niet koud? Het lijkt wel winter!" Miss Meadows, met de wanhoop in haar hart, keek naar de wiskundeleerares. Alles aan haar was lief, zacht, bleek, of ze van honing was. Je zou niet verwonderd zijn ge weest, als je in haar haar een bij verward had gezien. „Het is nogal guur", zei Miss Meadows on vriendelijk. De andere glimlachte haar zoetigen glim lach weer. „Je ziet er koud uit", zei ze. Haar blauwe oogen gingen wat wijder open; er kwam een spotlichtje in. (Had ze iets gemerkt?). „O, dat zal wel losloopen", zei Miss Mea dows en ze gaf de wiskundeleerares, in ruil voor haar glimlach, een snelle grimas, en ging door.... De klassen vier, vijf en zes waren verza meld in de muziekklas. Het lawaai was oor- verdoovend. Op het podium, bij de piano, stond Mary Beazly, Miss Meadow's lieveling, die de accompagnementen speelde. Toen ze Miss Meadows zag zei ze luid en waarschu wend „Sh-sh! meisjes!" en Miss Meadows, met haar handen in haar mouwen en het stokje onder haar arm, stapte de midden gang af, klom de treden op, greep de koperen muziekstandaard en verzocht met twee harde tikken met haar stok om stilte. „Stilte alsjeblieft! Onmiddellijk!" en, naar niemand kijkende, zwierf haar blik over die zee van kleurige flanellen blouses, op en neer deinende rose gezichten en handen, glanzende hoofden met haar en uitgesprei de muziekboeken. Ze wist precies wat ze dachten. „Meady uit haar hum." Of het haar wat schelen kon! Haar oogleden trilden, ze schudde, hen uitdagend, haar hoofd. Wat konden de gedachten van die wezens iemand schelen, die daar letterlijk dood stond te bloeden, gewond dwars door haar hart, door zoo'n brief Ik voel meer en meer dat ons huwe lijk een fout zou zijn. Niet dat ik niet van je hou. Ik hou zooveel van je als ik maar van een vrouw zou kunnen houden, maar, om je de waarheid te zeggen, ben ik tot de con clusie gekomen, dat ik niet voor het huwelijk geschikt ben, en het idee gebonden te zijn boezemt me alleen maar en het woord „af keer" was doorgestreept en „schrik" was er voor in de plaats gezet. Basil! Miss Meadows stapte naar de piano toe. En Mary Beazly, die op dat oogenblik wachtte, boog naar voren; haar krullen vie len over haar wangen, terwijl ze „Morgen, Miss Meadows" zei en haar een mooie gele chrysanthemum meer toestak dan overhan digde. Dit kleine ritueel met een bloem had nu al zoo lang plaats gevonden wel' an derhalf jaar al, en het was evenzeer deel van de les geworden als het openen van de piano. Maar dezen morgen, in plaats van hem aan te nemen, in plaats van hem in haar jurk te steken, terwijl ze zich over Mary heenboog en zei: „Dank je wel, Mary. Wat mooi! Wil je bladzij twee en dertig nemen?" zag Miss Meadows tot Mary's schrik de chrysanthe mum volkomen over het hoofd, beantwoordde haar groet niet, maar zei met een kille stem: „Bladzij veertien alsjeblieft, en denk goed om de accenten". Afschuwelijk oogenblik! Mary bloosde tot de tranen in haar oogen stonden, maar Miss Meadows was al terug gegaan naar haar lessenaar; haar stem klonk door de klas. „Bladzij veertien. We zullen beginnen met bladzij veertien. „Een klacht". En meisjes, jullie moesten het nu langzamerhand ken nen. We zullen het allemaal samen nemen; niet afzonderlijk, maar allemaal samen. En zonder uitdrukking, heel eenvoudig zingen, en de maat slaan met de linkerhand. Zij hief het stokje; ze sloeg tweemaal op de lessenaar. Mary sloeg het beginaccoord aan; alle linkerhanden gingen door de lucht naar beneden, en al die jonge, treurige stem men vielen in: Snel, veel te snel, welken der vreugde rozen, En sneller nog wijkt voor den winter de herfst. Zangen noch geuren willen langer verpoozen; Koud en stil is het waar alle hoop sterft. Kon er iets treuriger zijn dan die klacht? Iedere noot was een zucht, een snik, een ge kreun van louter smart. Miss Meadows hief haar armen op in haar wijde jurk en begon met beide handen te dirigeeren. Ik voel meer en meer dat ons huwelijk een fout zou zijndirigeerde ze. En de stemmen rie pen: „Snel, veel te snel!" Wat kon hem be zield hebben om zoo'n brief te schrijven! Wat zou daarvan de oorzaak zijn geweest! Er was niets gebeurd. Zijn vorige brief was heelemaal over een oude eiken boekenkast geweest, die hij had gekocht voor „onze" boeken, en hij had een „keurige kleine kapstok" gezien, „met een gebeeldhouwde uil op een talc, die drie kleerenborstels in zijn pooten houdt". Wat had ze daarover moeten lachen! Echt iets voor een man om te denken, dat je drie klee renborstels noodig had! „Waar alle hoop sterft", zongen de stemmen. „Nog eens", zei Miss Meadows. „Maar dezen keer allemaal afzonderlijk. Nog zonder uit drukking". „Snel, veel te snelMet de somberheid die de alten er nog bij aan brach ten, voer je gewoon een rilling door de le den. Den vorigen keer, toen Basil was geweest had hij een roos in zijn knoopsgat gehad. Wat had hij er knap uitgezien in de blauwe pak, met die donkerroode roos! En hij wist het. Licht, dat hij het wist. Eerst had hij zijn haar gestreeld, toen zijn snor; zijn tanden blonken, terwijl hij glimlachte. „De vrouw yan den directeur vraagt me maar voortdurend te eten. Afschuwelijk ver velend. Ik heb gewoon nooit een avond voor mezelf over". „Maar kun je dan niet weigeren?" „Ach, dat kan je zoo moeilijk doen. hè?" „Willen langer verpoozen", weenden de stemmen. De wilgeboomen buiten de hooge, smalle ramen, zwaaiden in den wind. Ze wa ren hun bladeren half kwijt. De kleinere, die nog over waren, krinkelden als visschen aan een lijn. dat ik niet voor het huwelijk geschikt benDe stemmen zwegen; de piano wachtte. „Uitstekend", zei Miss Meadows, maar nog op zoo'n killen, versteenden toon, dat de jongere meisjes er angstig van keken. „Maar nu we het kennen, zullen we het met uit drukking gaan zingen. Zooveel uitdrukking als je er maar in kunt leggen. Denk aan de woorden, meisjes. Gebruik je verbeelding. „Snel. veel te snelzei Miss Meadows. ..Dat moet opeens inzetten een sterk, krachtig forto een klacht. En dan in de tweede regel, alsof er een koude wind door heen vaart. He-erfst!" zei ze zoo somber, dat Mary Beazly, op het pianokrukje, even rilde. „De derde regel moet weer crescendo gaan. Zangen noch geuren willen langer verpoozen. Het eerste woord van de laatste regel wordt dan weer somber: koud. En dan op het woord stil begint het weg te sterventot „alle hoop sterft'' niet meer is dan een zacht ge fluister. Je kunt in de laatste regel bijna net zoo langzaam gaan als je wilt. Kom nu". Weer de twee tikken; ze hief haar armen weer op. „Snel, veel te snelen het idee gebonden te zijn boezemt me afkeer in af keer had hij geschreven. Dat beteekende dus, dat hun engagement verbroken was. Verbro ken! Hun engagement. De menschen waren verbaasd genoeg geweest, dat zij zich enga geerde. De wiskundeleerares had het eerst niet willen gelooven. Klaar niemand was ver baasder geweest dan zij. Zij was dertig. Basil was vijf en twintig. Het was een wonder, ge woon een wonder geweest, om hem te hooren zeggen, toen zij op een donkeren avond sa men naar huis wandelden: „Zie je, op de één of andere manier ben ik van je gaan hou den". En hij had de kraag van haar mantel beet gepakt. „Waar alle hoop sterft'". „Nog eens! Nog eens!" zei Miss Meadows. „Meer uitdrukking, meisjes! Nog eens!" „Snel, veel te snelDe oudere meisjes waren vuurrood, één van de jongeren stonden de tranen in de oogen. Groote regendruppels woeien tegen de ramen, en men kon de wil gen hooren fluisteren niet dat ik niet van je hou „Maar als je van me houdt", dacht Miss Meadows, „kan het me niet schelen hoe veel het is. Al is het zelfs weinig". Maar ze wist, dat hij niet van haar hield. Niet genoeg, om dat woord „afkeer" zoo uit te schrappen, dat zij het niet kon lezen. En sneller nog wijkt voor de winter de herfst. Ze zou ook van school weg moeten. Ze zou de wiskundeleera res of de meisjes niet meer aan kunnen zien als het eenmaal bekend was. Ze zou ergens moeten verdwijnen. „Koud en stil". De stem men begonnen weg te stervente fluiste ren. Plotseling ging de deur open. Een klein meisje in het blauw liep met hangend hoofd en op haar lip bijtend het middenpad in, terwijl ze aan de zilveren armband om haar pols draaide. Ze kwam de treden op en bleef staan voor Miss Meadows. „Wel, Monica, wat is er?" „O, alstublieft, Miss Meadows", zei het klei ne meisje, diep ademhalende, „Miss Wyatt vraagt of u even in de leeraressenkamer wilt komen". „Uitstekend", zei Miss Meadows. En ze zei tegen de meisjes: „Ik verwacht dat jullie je even bedaard houdt terwijl ik weg ben". Maai' ze waren al te gedwee om aan iets anders te denken. De meesten snoten hun neus. De gangen waren stil en koud; Miss Mea dows' stappen weerklonken. De directrice zat achter haar 'bureau. Een oogenblik lang keek ze niet op. Ze was zooals gewoonlijk bezig haar lorgnet los te maken, die vast zat in haar das. „Gaat u zitten, Miss Meadows", zei ze heel vriendelijk. En toen nam ze een rose enveloppe van haar vloeiblad op. „Ik heb u laten halen, omdat dit telegram voor u is ge komen". „Een telegram voor mij, Miss Wyatt?" Basil! Hij had zelfmoord gepleegd, dacht Miss Meadows. Haar hand vloog naar voren, maar Miss Wyatt hield het telegram nog even terug. Ik hoop, dat het geen slecht nieuws is", zei ze, ook vriendelijk. En Miss Meadows scheurde het open. „Schenk geen aandacht aan brief, moet gek geweest zijn, kocht kapstok vandaag. Basil", las ze. Ze kon haaf oogen niet van het telegram weg nemen". „Ik hoop, dat het niets ernstigs is", zei Miss Wyatt. voorover leunende. „O nee, dank u, Miss Wyatt", bloosde Miss Meadows. „Het is heelemaal niet ernstig. Het is" en ze gaf een verontschuldigend lachje „het is van mijn verloofde dat.dat Er was een stilte. „O", zei Miss Wyatt. En weer een stilte. „U hebt nog een kwartier les, niet Miss Meadows?" „Ja, Miss Wyatt". Ze stond op. Ze liep bijna op een holletje naar de deur. „Een minuutje. Miss Meadows", zei miss Wyatt. „Ik kan niet zeggen, dat ik het goed vind dat mijn leeraressen telegrammen ont vangen in de lesuren, tenzij het iets ernstigs is, zooals een sterfgeval", legde Miss Wyatt uit. „of een ernstig ongeluk, of zoo iets. Goed nieuws, Miss Meadows, blijft altijd goed nieuws, ziet u". Op vleugelen der liefde, der vreugde, des hoops, haastte Miss Meadows zich terug naar de muziekklas, het middenpad door, de treden op, naar de piano. „Bladzij twee en dertig, Mary", zei ze, „bladzij twee en dertig", en, de gele chrysan themum opnemende, hield ze hem tegen haar lippen om een glimlach te verbergen. Toen wendde ze zich naar de meisjes, tikte met haar stokje: „Bladzij twee en dertig, meisjes. Bladzij twee en dertig". We komen vandaag met bloemen beladen. Met manden vol fruit met bloemen versierd, Om geluk u te wenschen ..Ho! Ho!" riep Miss Meadows. „Zoo is het verschrikkelijk. Vreeselijk". En ze straalde de meisjes toe. „Wat hebben jullie? Nadenken, bij wat je zingt. Je verbeelding gebruiken. „Met bloemen beladen. Met manden vol fruit. Met bloemen versierd". En dan „geluk". Miss Meadows brak af. „Kijken jullie niet zoo som ber, meisjes. Het moet warm, vreugdevol, blij klinken. „Geluk". Nog eens. Allemaal samen. Kom nu!" En dezen keer klonk Miss Meadows' stem boven alle andere uit vol. diep, gloeiend van uitdrukking.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 14