LETTEREN EN KUNST
LITTERAIRE
KANTTEEKENINCEN.
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
Charme en degelijkheid
BART KREEFT, f
Litteraire Fragmenten.
Panteleimon Romanow, Drie paar
zijden kousen. Amsterdam, Em.
Querido U. M.
Romanow wordt onder de belangrijkste
Russische schrijvers van vandaag gerekend,
door sommigen zelfs als de belangrijkste be
schouwd. Die voorrangsquaestie ter zijde la
tend, valt het niet moeilijk te constateeren
dat hij een bijzonder knap verteller en een
scherp stellend psycholoog is. Zijn held. mu
seumbeambte in den Sovjetstaat, is, in zijn
geheele doen en laten, prachtig en ten voeten
uit, geteekend. Eigenlijk een vrijwel onsympa
thiek heerschap, wien het altijd en "overal
meeloopt, ook waar hijzelf overtuigd is zijn
laatsten troef verspeeld te hebben. Telkens
weer als hij zijn nederlaag nabij ziet. blijkt
zijn tegenspeler juist van zins hem nog hoo-
ger te verheffen: niemand heeft hem dóór.
zooals men dat noemt, noch zijn vrouw, noch
zijn directeur, noch zijn ietwat onnoozele
vriend, wiens naieveteit wel bijna onwaar
schijnlijk wordt. Hij bedriegt vrouw, vriend
en directeur, doch vindt voor alles motief en
exploitatie die bijna aannemelijk schijnen.
Toegegeven dient dat de omstandigheden het
hem wel alles in den mond geven, en dat
alles samenwerkt om zijn figuur acceptabel
te maken. Maar een rare schutter blijft deze
heer Kisljakow desalniettemin, althans voor
onze oude, Westersche begrippen. En al moge
hij nog zoo raar zijn, schitterend is de manier
waarop de schrijver hem aan ons voorstelt,
zijn gedachten uiteenrafelt en zijn daden
voorbereidt en doet uitvoeren. Dat alles is
waarlijk meesterlijk. Dan de schildering van-
het ons haast ongeloofelij k schijnend milieu
waarin dit alles plaats grijpt. Die is tot in de
laatste puntjes af, en heeft de aantrekkelijk
heid van het voor ons nieuwe. Dat wij een en
ander toch maar liever op zekeren afstand
bewonderen dan naar een dergelijk milieu
als ons eigen verlangen, zal voor velen onzer
als een paal boven water staan. Maar daar
mede hebben wij niet van doen, waar wij de
artistieke merites van Romanow's boek be
schouwen. Die blijven onmiskenbaar. Wie in
dertijd Hindus' boeken over het latere Rus
land gelezen heeft vindt bij onzen romancier
thans daarvan de meer litteraire verbeelding.
De huisvesting der gezinnen, van meest tot
de intelligentia behoord hebbendé huishou
dens. is in al haar heerlijkheid geschetst. Ja-
lcersch behoeven wij er voorshands nog niet
op te wezen. Dat de opvattingen van museum-
beheer bij de nieuwe leiding eenigszins van
de onze verschillen, wordt ons op leerzame
wijze aan het verstand gebracht. Misschien
mogen wij er nog even aan blijven twijfelen
of de nieuwe methode de beste is. Evenals wij
de thesis waaraan dit boek zijn naam ont
leende, deze namelijk dat iedere jonge Rus
sische vrouw voor drie paar zijden kousen te
koop is, voor rekening van den filmregisseur
Miller laten. Tamara, al liegt en bedriegt ze
met even groot natuurtalent daarvoor, als
Kisljakow, behoeven wij nog niet direct als
representatief te accepteeren, al is er dan ook
gedurende zekeren tijd aan de Russische kou
sen een steekje los geweest. Romanow's ro
man is onafgebroken onderhoudend en opent
allerhande perspectieven. Men kan met de
introductie ervan in het Hollandsch ingeno
men zijn.
Reïnaert de Vos. In nieuw Nederl.
bewerking door Carel Voorhoeve.
Leidsche Uitgeversmaatschappij.
Onze Nederlandsche schelmenroman bij uit
stek. de Historie van den Vos Reinaerde zal
en dat wel zeer ten onrechte weinig als
ontspanningslectuur benut worden. Jammer,
want hij is in al zijn beknoptheid vol humor
en geestige persiflage op de menschenmaat-
•schappij. Daar de bestaande uitgaven alle den
Middel-Nederlandschen tekst geven, meest
met verklarende aanteekeningen bij de moei
lijke woorden, welke die verklaring behoeven,
kwam het den heer Voorhoeve voor dat een
transscriptie in hedendaagsch Hollandsch, die
het oorspronkelijke op den voet volgt en ge
schreven werd in wat „rijmlooze verzen" ge- i
noemd worden, kans zou hebben een veel
grooter aantal lezers te bereiken. Wij helpen
het hem wenschen, en dat niet alleen als be
looning voor eigen arbeid, doch ook voor de
nieuwe kennissen van Reinaert, dien loozen
guit, die het prototype is van alle genale
praatjesmakende zwendelaars, ook van onzen
tijd. Er zijn toegegeven dat deze bewerking
zich vlot laat lezen en er zal geen lezer ge
vonden worden, die nu nog door moeilijkhe
den van den tekst gehinderd wordt. Dat er
evenwel iets van het aroma dier oude naief-
zingende versregels verloren gaat, staat voor
mij vast. En zóó moeilijk heb ik, die geen
professional ben ten slotte, dien ouden vorm j
nooit gevonden, om mij door een paar ver
klarende voetnoten mijn genoegen te laten be-
derven. Integendeel, zij leken mij zeer doel
matig ter uitbreiding van den woordenvoor
raad, waarover men moet kunnen beschik
ken. Zoo heeft alles zijn vóór en zijn tegen:
deze nieuwe editie heeft het nog niet vermel
de voordeel van een illustratie door Fokko
Mees, in een viertal uitnemende houtsneden.
Gedenkboek Dr. L. Simons
De tegenwoordige leiders van de Wereld
bibliotheek hebben aan haar stichter, den in
het vorige jaar overleden Dr. L. Simons, een
gedenkboek gewijd en dit aan diens weduwe,
mevrouw Josine Simons Mees in eerbied op
gedragen. Het is een kloek kwarto deel ge
worden, waarin ruim een veertigtal van Si
mons' medewerker* en vrienden, uit vroeger
en later tijd, hun waardeering aan zijn per
soon en zijn werk hebben uitgesproken.
Waardeering die bijna steeds tot bewondering
groeide en zeer vaak met groote dankbaar
heid vermengd was. De veelzijdigheid en het
karakter van den daadzuchtigen idealist, die
Simons geweest is. komen in deze zoo aeva-
rieerde appreciaties wellicht nog meer tot hun
recht dan in een biografie, door één persoon
geschreven, mogelijk zou zijn. terwijl boven
dien al deze waardeeringen een zekere docu
mentaire waarde bevatten, die in een één
mans geschrift weer eenzijdig verwerkt zou
den geworden zijn. Aan den anderen kant
is natuurlijk het gevaar niet denkbeeldig dat
zulk een boek, bij de lezing, een verzamel
plaats van achtergehouden grafredenen zou
blijken, met al de goedbedoelde, doch scha-
blone-achtige overlading, aan die uitingen
vaak eigen. Doch daarvan is hier geen spra
kelaten we aannemen, doordat ieder die
tot Simons in nauwere relatie mocht treden
ipso facto niet tot de schablone-menschen
behoorde. Daardoor is deze bundel waardee-
lingen, behalve ccn hulde aan den doode,
een waardevolle spiegel geworden van een
tijd-bestck. weerkaatsend wat. de laatste
veertig jaar, in cultuur en kunst van ons
volk bestreefd en vaak bereikt is. Zoo is dit
boek bijna zonder onderbreking, de moeite
van het lezen zeer waard en al zal ik u niet
vermoeien, door een opsomming van allen die
er aan medewerkten, of van de veelheid der
betreden terreinen, op een enkel opstel wil
ik toch wijzen. De toon, die mij lief is. die
van man tot man, waarbij waardeering en
waarlijk hooge achting blijven samengaan
met de instandhouding der eigen ik-heid. die
vind ik in het mooie artikel waarmee de bun
del opent, van de hand van Simons' mede
bestuurder Nico van Suchtelen. en op andere
wijs ook in dat van den uitgever Meulenhoff.
Een mooie klank zit in dat van Mejuffrouw
Knappert en een aardige noot in het geheel
verschaffen de jeugdherinneringen van mijn
óuden Duit^chen leeraar De Jong, die raet
Simons in Den Haag op de H. B. S. ging.
Eigenlijk is er niets in den bundel wat deto
neert, slechts een enkele maal besluipt ons
een glimlach. Bïblïographisch zal het goed
verzorgd zijn. al is de lijst van Simons' wer
ken lang; en de fragmentenkeuze uit dien
voorraad is met toewijding gedaan. Wat mij
betreft, had men de afbeeldingen van de me-
daljes en den doctorsbul kunnen weglaten,
die aan het eerekastje van de dorpszang-
vereeniging doen denken en in dit boek toch
wel wat kleinburgerlijk aandoen. Maar men
zal voor de opneming daarvan wel zijn reden
gehad hebben, dus: soedah. Wij zijn een
eigenaardig en interessant boek rijker ge
worden, dat ons een eigenaardig en interes
sant man nader brengt.
29 Januari 1933
J. H. DE BOIS
door KAREL DE JONG.
Natuurlijk is Wagner-muziek schering en
inslag van de orkestprogrammas der komen
de weelj. Door opvoeringen van 's meesters
opera's en muziekdrama's, door concertuit
voeringen van fragmenten wordt het feit, dat
Richard Wagner, het meest universeele genie
der muziekhistorie, vijftig jaar geleden te
Venetië overleden is, herdacht. Ook ons land
laat zich niet onbetuigd: het Donderdag
avondconcert van het Concertgebouw is ge
heel aan Wagner gewijd; een Parsifal-opvoe-
ring door de Wagnervereeniging te Amster
dam zal eerstdaags plaats hebben. Men geeft
er zich weinig rekenschap van, dat zoomin
't eene als 't andere strookt met de uitdruk
kelijke bedoelingen van den gestorven mees
ter, die immers niet wilde dat men gedeelten
van zijn „Gesammtkunstwerk" uit het ver
band zou lichten om ze afzonderlijk in de
concertzaal uit te voeren, en die bovendien
zijn „Parsifal" uitsluitend voor Bayreuth
wilde reserveeren. Het zullen wel in hoofd
zaak commercieele overwegingen geweest
zijn. die gemaakt hebben dat zelfs in krin
gen die op piëteit prat gingen met deze wen-
schen weinig rekening gehouden is. Reeds In
de jaren vóórdat de toetreding van Nederland
tot de Berner Conventie de auteursrechten
ook hier van kracht maakten heeft de Wag
nervereeniging „Parsifal", dat voor de thea
ters in de toegetreden landen verboden
vrucht was, opgevoerd, onder leiding nog wel
van den Wagner-apostel Mi'. Henri Viotta. Ik
weet niet meer precies, in welk jaar dat ge
weest is, maar herinner me nog levendig, wat
een stof die opvoering heeft doen opwaaien
in de piëteitvolle Duitsche muzikale kringen,
die geen woorden genoeg konden vinden om
de scheiding van 's meesters laatsten wil af
te keuren. Er werd zelfs gedreigd met levens
lange boycot van de zangers en zangeressen,
die te Amsterdam hun medewerking zouden
verleenen. Leiders van het koor, dat het
„Laszt ihm kreuzigen" bulderde, waren de
beroemde Bayreuth-gastdïrigenten. Ondanks
dat alles is de Parsifal-opvoering te Amster
dam doorgegaan en zelfs zonder dat een mu
zikaal oproer het gevolg was. De teleurge
stelde getrouwen toornden in machtelooze
woede over de tempelschennis, toornaen tot
dat het jaar 1913 naderde, het jaar, waarin
de 30-jarige geldigheidsduur van het auteurs
recht verstreken zou zijn. Toen, in 1912 dus,
kon men lezen dat in allerlei Duitsche opera-
theaters opvoeringen werden voorbereid van
Parsifal"! En wie zouden de voornaam
ste dezer opvoeringen leiden? Wel. de be
roemde Wagner-dirigenten, de piëteitspro-
fessoren. dezelfden, die den oproep tot krui
siging van den afvallige het luidst hadden
doen klinken. Slechts Wagner's hoogbejaarde
weduwe Cosima verzette zich nog tegen de
bedreiging van het Bayreuther monopolie: zij
deed moeite om een uitzonderingswet voor
„Parsifal" uitgevaardigd te krijgen, maar
haar pogingen waren vergeefsch, en ik meen
dat zij niet eens meer den steun van haar
vroegere getrouwen ondervond, nu deze zelf
in de genloude uitvoeringen kans on voordeel
zagen. Blijkbaar gaat het in de kunst soms
ook al net als in de internationale politiek
Ik zou hier nog aan kunnen toevoegen, dat
Wagners werken er nu niet bepaald op
wachtten om aan de vergetelheid te worden
ontrukt en dat de „herdenking" alleen maar
een meer opeengedrongen reeks opvoeringen
in een speciale lijst zet. En dan willen we
onze aandacht- aan andere uitzendingen wij
den. Vooreerst een enkel woord over de Suite
van Bach (Hilversum, Zondagochtend): het
werk is bekend genoeg en ik heb er vroeger
al eens van in herinnering gebracht dat vol
gens berichten van Bach's tijdgenooten zijn
orkestsuites of „sonates" een niet geringe
populariteit genoten. Ook van de sfiite in b.
min. zijn de meeste deelen in betrekkelijk
(voor Bach's doen nl.) populairen stijl ge
schreven. hetgeen niet belet heeft dat de
zeer melo dieuze Sarabande een uiterst kun
stige canonische imitatie bevat, en de ruste-
looze fugatische bewogenheid der Ouverture
valt wel buiten het kader van wat men ge
woonlijk. „populaire muziek" noemt.
Tusschen de herdenkings-uitzendingen de
zer Wagner-week staat een merkwaardig
groot aantal werken van zijn antipode
Brahms, als onwankelbare rotsen die rustig
den golfslag der vloeden trotseeren. Ik wil
noch voor de rotsen, noch voor de wateren
partij kiezen: ik wil alleen constateeren dat
ze beide nog bestaan, nadat de golven tot
bedaren gekomen zijn, en zoo zal het ook wel
het beste zijn. Men ziet dus Paganini-varia-
ties, Eerste pianoconcert, Eerste pianokwar
tet. sti'ijkkwartet. Tweede Symphonie, Die
wundersame Liebesgesc.hichte der schónen
Magelone und des Grafen Peter aus der Pro
vence hè? wat is dat? zal wellicht menig
een vragen bij het lezen van dien mooien ro-
INGEZOXDEN MEDEDEELINGEN
a 60 Cts. per regel.
sluiten elkaar niet uit. Huishoudelijk
werk is geen beletsel voor het bezit van
zachte, gave, fraaie handen. Mits U maar
Purol gebruikt en van tijd tot tijd Uw
handen daarmede inwrijft. Doos 30 ën
60 cent. Tube 80 ct. Bij Apoth. en Drog.
mantischen titel.Is dat soms een onuitgegeven
opera of muziek bij een drama van Marius
Spree? Geen van beide: 't is niet anders dan
de complete cyclus der liederen naar tek
sten uit Ludwig Tieck's „Phantasus", waar
in het Magelone-sprookje voorkomt. Brahms
gaf aan de verzameling zijner liederen den
titel: „Romanzen aus L. Tieck's Magelone".
De kern er van is een eenvoudige middel-
eeuwsche liefdesgeschiedenis tusschen een
jongen ridder en een prinses. De inhoud doet
dan ook weinig ter zake: hoofdzaak is de
muzikale uitbeelding, die Brahms van Tieck's
poëzie gegeven heeft. Wat deze betreft wil ik
wijzen op het „Ruhe, Süssliebchen, im Schat
ten der grünen dammernden Nacht", een
wiegeliedje van een innigheid en schoonheid
als men in de overige litteratuur tevergeefs
zou zoeken. Moge dit een specimen voldoen
de zijn als opwekking om de zeldzame gele
genheid, den geheelen cyclus te hooren. niet
onbenut te laten voorbijgaan.
De uitzending van dit op. 33, waaraan
Brahms in de jaren 1861.'68 werkte zal
Woensdagavond door Beromünster geschie
den.
Da ven try's Grondslagen brengen weer eens
pianosonates van Beethoven, en wel ditmaal
met een in 't oogvallende voorliefde voor dc
toonsoort Es gr. t.: op. 7. een werk, waarin
zoowel dweeperij als jeugdige „Spielfreudig-
keit" waar te nemen zijn: op. 27 no. 1. een
„Sonate quasi una fantasia" evenals het zus-
terwerk van hetzelfde opusnummer, de z.g.
Mondscheisonate. die ook gespeeld zal wor
den; voorts op. 81a, de eenige „programma-
sonate". welker hoofddeelen het afscheid, de
afwezigheid en de terugkomst illustreeren en
dan nog de kleine sonate in G, die uit vroe
ger tijd dateert dan het opusnummer 49 aan
duidt, en waarvan het menuetthema door
Beethoven ook de Menuet van zijn septet op.
20 aangewend is.
MUZIEK
Vierde Gemeentelijk
Orgelconcert.
Dit was een concert, waarvan men zou
hebben kunnen zeggen: „les extrêmes se
touchent De Ouverture van Bach's H moll-
Suite: een majestueuze--"ingangspoort, waar
achter een kunstig gevormd labyrinth volgt,
beide slechts de voorhof van een aan Ter
psichore gewijden tempel, warin de veel
heid en de harmonische verstrengeling der
figuren verrast. Kunst en kunstvaardigheid,
in schoonheid en scherts vereendgd. Muziek
van oude tijden, maar met eeuwigheidswaar
den. Niet alzoo Handels Orgelconcert, dat
sterker den verleden tijd doet gevoelen en
waarin de veelheid der sequensen lichtelijk
verveelt. Een vlakke praal waar weinig achter
steekt. Dan een Concerto grosso van Vivaldi,
oerdegelijk model voor zijn grooteren tijd
genoot Bach en nauwer dan Handel met
dezen verwant.
Pauze. We gaan nog meer terug op den
weg der historie. Corelli toont ons een ele-
mentairen eenvoud, waaraan de bewerking
van den hedendaagschen Italiaan Malipiero
geen schade heeft toegebracht. Een wending
in het Adagio, een reeks stijgende harmo
nieën doet ons even opzien wegens haar
congruentie met eene, die we in het An
dante van Mendelssohns vioolconcert aan
treffen. De Allegro-bewegingen zijn in den
stijl van den tijd: 200 jaar achter ons.
En dan, zonder overgang, een sprong van
twee eeuwen: Hindemith overvalt ons met
een polyphonie, niet minder gecompliceerd
dan die van Bach, maar aanmerkelijk minder
welluidend. De dissonanten stapelen zich
van :t begin af op. Is deze opstapeling
kunstzinnige architectuur? Vormen deze
scheeve en schotsche klankbeelden een knap
werkstuk? Canonische opvolgingen, fugati
sche verwikkelingen, ze zijn er in overvloed,
maar bewijzen zij kunstvaardigheid als de
maker elk spoor van harmonisch verband uit
het oog verliest en het meest primitieve ge
voel voor klankenschoonheid voortdurend en
opzettelijk kwetst? Is zijn beleefdheid om ons
met een reine kwint of zuiveren drieklank
uitgeleide te doen oprechtheid of sarcasme?
Het is me onmogelijk deze vragen afdoend
te beantwoorden; ik kan slechts al persoon
lijke ervaring vermelden, dat muziek als
Hindemith's Concert op. 46 no. 2 mij voor
alsnog onaangenaam aandoet en dat ik in
haar schijngeleerdheid schoonheid noch
geest kan ontdekken. Laat Hindemith eens
een canon schrijven als Bach in de Sara
bande zijner H-moll-Suite deed; hij zal er
zijn meesterschap mee kunnen be
wijzen, zijn meesterschap als vakman althans.
Of hij daarnevens dan nog een kunstenaar
van formaat is, zou nader moeten blijken.
Misschien heeft hij de bewijzen wel gegeven,
maar uit zijn Concert voor Orgel en Kamer
orkest kan ik ze tot mijn spijt niet ver
garen.
De bezetting van het ..Amsterdamsch Ka
merorkest" dat Vrijdagavond zijn medewer
king bij het Gemeentelijk Orgelconcert ver
leende. of, juister gezegd, het aanzienlijkste
deel van den avond voor zijn rekening had,
werd in het werk van Hindemith door blazers
gevormd. Slechts twee celli en één bas
stonden tegenover, twee fluiten, hobo,
clarinet, twee fagotten, trompet en trombone.
Het orgel had natuurlijk zijn eigen rol. In
het Concert van Corelli verving het orgel
min of meer het continus, dat vóór de pauze
door den vleugel was vertegenwoordigd, en
werkten van het orkest alleen de strijkers
mee. In het Concerto grosso van Vivaldi
vormde het concertino het contrasteerende
bestanddeel, bij de Suite was één fluit solis
tisch werkzaam.
Over 't algemeen maakte het Amsterdamsch
Kamerorkest een zeer bevredigenden indmk
hoewel de hoogst denkbare volmaaktheid
in samenklank en samenspel niet bereikt werd
De organist had het dezen avond relatief ge
makkelijk.
Wie gedacht zou hebben dat een ongewone
attractie als de medewerking van het kamer
orkest een ongewone belangstelling en dus
een buitengewone opkomst zou veroorzaakt
hebben, zou zich vergist hebben. Dc zaal was
zeer matigjes bezet en dit zal allicht aan
leiding zijn om een proefneming als deze
niet te herhalen, wat we betreuren zouden
voor de niet weinigen die met recht be
langstelling voor oude en nieuwe kamer-
orkestmuziek bezitten.
X. DE JONG.
Op 19 Februari 1932 heeft Bart Kreeft als
Lubowsky in Dokter Klaus afscheid genomen
van het publiek. Nog geen jaar heelt hij van
zijn rust kunnen genieten; gisteren is hij in
den ouderdom van 79 jaar te Amsterdam ge
storven. Eén van de oude garde is met. hem
heengegaan en tevens een der fijnste komie
ken. die ons land in de laatste halve eeuw
heeft bezeten
Nu ik over Bart Kreeft schrijf, denk ik on
willekeurig terug aan een klein, maar on
weerstaanbaar komisch rolletje, waarin ik
hem nu al meer dan 25 jaar geleden
eens heb gezien en dat zijn talent zoo prachtig
belichtte. Het was in een eenacter van George
Courteline „Een Cliënt van Beteekeniseen
allergeestigste en scherpe satire op de Fran-
sche magistratuur en advocatuur. In die kos
telijke schets was Kreeft Lagonpllle. die man
die wegens het vreeselijke feit, dat hij bij een
twist zijn buurman een „oplababber" had ge
geven, terecht stond en eerst door Barbe-
molle. zijn advocaat, in een schitterend plei
dooi' hemelhoog wordt verheven om later
door dienzelfden Barbemolle, als deze plotse
ling substituut-officier van justitie is gewor
den. op allerongenadigste wijze door het slijk
te worden gehaald. In dat rolletje gaf Kreeft
een bewijs van „vis comiea". dat gewoonweg
verrukkelijk genoemd kan worden. Ik zie
Kreeft nog op de beklaagdenbank zitten, met
een van trots glimmend gezicht bij het plei
dooi van den advocaat. Maar daarna dié om
mekeer, toen Barbemolle als aanklager hem.
den goedigen burgerman, afschilderde als het
meest verdorven, meest gevaarlijke individu.
Je lette nauwelijks meer op het toch werke
lijk met groote verve door Hubert la Roche
uitgesproken requisitoir, je keek alleen maar
naar Kreeft, hoe hij daar niets begrijpend
van die onverwachte verandering van opinie
te zijnen opzichte als het toonbeeld van
een verongelijkten Jan Ongeluk in' zijn be-
klaagden-bank zat. Oer-komisch was hij in
zijn uitingen van verbazing en verzet tegen
den zoo smadelijken aanval op zijn eerst 200
hoog geprezen rechtschapenheid.
Als ik Kreeft nooit anders had gezien dan
in de kleine rol van Lagoupille, dan zou het
al voor mij hebben vastgestaan, dat hij een
komiek van uitzonderlijk talent was. Zijn spel
als Lagoupille was van een onweerstaanbaar
komische kracht aldoor fijn-geestig en geen
moment „bas-comique". Hij hield" zijn soel
voortdurend op een hoog plan.
Dat fijn-geestige heb ik. altijd in Kreeft's
komische figuren zoo hoog gewaardeerd.
Kreeft heeft nooit met grove middelen ge
probeerd om goedkoope successen te behalen,
hij is nooit afgedaald tot den smaak van een
deel van het publiek. Of het in de operette
was, in een klucht of in een Fransche come-
die, Kreeft bleef altijd de kunstenaar, de fijne
acteur. Misschien zou zijn uiterlijk succes wel
eens grooter zijn geweest, wanneer hij meer
direct, zonder scrupules op de lachspieren
van zijn publiek had gewerkt, maar dat acht
te hij beneden zijn waardigheid van artist.
Hij zou het waarschijnlijk ook niet gekund
hebben. Zijn fijn-komisch spel werkte in de
dagen van de 3 K's zoo prachtige contrastee-
rend tegen het oubollge, grovere, maar ge-
zond-Amsterdamsche en in tvezen ook oer-
komische spel van Kelly. Het samenspel van
Kreeft en Kelly met hoewel zwakker van
gehalte als derde in het driemanschap Au
gust Kiehl zal een ieder, die het indertijd
heeft gezien, in herinnering blijven als iets
heel bijzonders waartegen alles, wat wij te
genwoordig op het gebied der operette in ons
land krijgen, verbleekt.
De tijd van de 3 K's.hoe lang ligt die nu
al achter ons. maar nog altijd worden Kreeft,
Kelly en Kiehl genoemd als de vertegen
woordigers van den glanstijd der Fransche
operette in Nederland. Van die drie was
Kreeft de fijnste, de meest artistieke. Zijn
Gaspar in „De Klokken van Corneville". zijn
Mouzouk in Giroflé—Gix-ofla- zijn Pltou in „De
Dochter van Madame Angot". zijn Punto in
„De Vice-Admlraal" zijn Ravdan in Ermini,
zij zijn in Holland nooit meer overtroffen.
Maar ook later, bij het gewone tooneel
bij „Het Neerlandsch". bij de Tooneelvereeni-
ging, bij Royaax-ds en Saalborn heeft Kreeft
herhaaldelijk bewijzen gegeven van zijn rijk
komisch talent.
Ik herinner mij uit zijn tijd bij „Het Neer
landsch" van hem in „Liefde Waakt" van
Caillevet en Le Fiers een niais, een goedigen
sukkel, zoo ontroerend menschelijk en met
zoo milden humor gespeeld, dat de lach ons
telkens op de lippen bestierf. In mijn „Gede-
balloteerd" gaf hij indertijd van Plooswijk,
den verloopen. ploertigen Indischen planter
een schrijnend-rakc, van leven trillende
creatie, zoodat hij dc figuur door zijn spel
op een hooger plan bracht. Hoe geestig was
ook niet zijn Sutz in Oud-Heidelberg en
zijn allervermakelijkste Lubowsky in Dokter
Klaus!
Kreeft was niet een speler, die zich
opzettelijk ten koste van anderen on
den voorgrond zou dringen. Zijn spel trof
eerder ook door zijn vrij zachte stem
door "een zekere bescheidenheid. Hij was geen
speler voor het „schellinkje". Zijn spel. dat
altijd vol fijne nuances was. wekte eerder de
bewondering bij de fijnproevers dan bij de
groote massa. Het was altijd voornaaixi
Weinigen konden een enkel zixxnetje droog
komisch, zoo fijn-geestig, langs den neus weg
lanceeren als Kreeft. En zijn spel was dik
wijls van een echte, warme menschelijkheid.
Ik behoef van zijn rollen der laatste 10 jaren
maar te herinneren aan den voortreffelijk
gespeelden „stadsclectricien" in „Welkom
Vx-eemdeling" en aan zijn kostelijk gespeel
den waschbaas In „Uitkomst", van zoo echt
drastische humor. En niet te vergeten zijn
Koning Christiaan \H. die door de gelijkenis
op ..Kruier nummer 17" op zoo ongewilde
wijze den aard van zijn volk en zijn Konixig- 1
schap leerde kennen.
Wij zullen van Kreeft de herinnering be-
Uit „Het wassende water"
door HERMAN DE MAN.
Hij kwam er nog mexxigmaal, en sindsdien
altijd belast met zulk soort bange gedachten.
Zijn oogen wieren er onbestemd en schamig
van. Hij dierf ze nooit lang meer vestigen op
zijn bruidje, of maar te laten rusten in die
van heur moeder. En op 't lest doch hem:
hier mot schielijk wat gebeuren, 'k Bin het
rechtcvoort ontwend met schuldige gedoeh-
ten over mijn eigen rond te loopen. De rust
mo: weerom kommen
En hij trad toen tende resoluut bij zijn
meid je binnen exx sprak met heur daarover:
„Dlr.k le". vroeg hij bewogen, „dlnk ie. dat jij
al je jaren naast mijn blxj zal blijven deur-
Icven?"
„Dat zal toch wel, Glel, dlnk ie dan van
niet?"
,,'k Bin eigens ommers niet gelukkig ge
weest met m'n Aaiglc in Steln. 'k Hieuw
jxiet van heur. Maar van jou wel. Gcertgle. 'k
hou veul van jou! E11 ik wil jou vast niet
in het ongeluk helpen. Waarom zeg ie mijn
nooit of ie wel graag
..Dat is joxi toch bekend. Gielen".
„Wat nxot mijn bekend zijn? Je praat nooit
uit. Je biiit misschien wel bang voor mijn?"
„Bang niet".
„Maar zeg 't dan toch, kcind, ik bin zoo
bar ongerustig".
„Glelje vraagt miln dingen die om-
ïxxcrs moeders anbelangen?"
„Moeders? Maar wil je eigens graag?!"
,,'k Zal ommers van je leeren houwen".
„Ik dink van niet m'n kind. Ik dink
ia, nou gaan ik jou wat zeggen. Hoor' 'k
Hem veule jareix geleeën van een daggelders-
keind echtig veul gehouwen".
..JU?"
.Jaat. veul, Ze was mijns gelUke niet.
maar 't was zoo'n liefsmoeleie en een bilt ter-
zacht hart. Toen liet ik heur loopen. omdat
ïxioedcrs 't zou wou. Maar moeders joeg mijn
daarmee de ellendigheid in. Keind. ik kan
jou nooit of nooit zeggen, hoe 'k nxijn dat
antrok De dagen wieren zwaar veur mijn.
Twee jaren bin 'k toen (moeders wou liet 1
met Aaigie in Steyn getx-ouwd gewist. Een
vloek wier dat, en toch mocht ze me graag.
Ik hou van Jou veul. Maar Geertgie.
Geertgle, als de lauwheid veur mijn in Jouw
hartje zit.dan gaan er weer zulke zware
jaren kommen, maar dan xxou veur jou! Mot
je d'r van huilen? Bin je d'r ook bang
voor? Zog dat dan rustig m'n keind. Kom
nou 's is hier, kom nou. Zoo is het goed.
Laan 'k jou haartjes nog maar 'ns aaien hè.
Je bint een vexxls te best moedertje, ik mag
Jou in de akeligheid niet schoppen. Denk nou
maar niet an je moeder veur dezen éénen
keer. 't Betreft jouw eigen leven, m'n duifie.
Ik heb wel naar moeders geluisterden
je weet het, hè, zwarigheid is m'n loon ge
weest".
„Glel, Giel, 't wordt mijn zoo moeilUk. Je
het gelijkik hou niet bar veul van jou.
Maar we binnen al zoo ver, en moeders wil
'et zoo zeer. En ik bin t niet zeker van,
of ik jou veur den kop mag stooten. Want
ik dink: Giel het wat lievigheid in z'n eenig
leven best noodig. Heb le 't al niet slecht
genog gehad, veur Jaren".
„Och. je bint zoo braaf, ik had 'et altijd
wel gedocht, m'n keind".
„Je mot niet kwaad op mijn zijn".
„Neeë duifje, zeker niet. Ik zal gaan. ik
zal opschuiven veur den ware, veur de jeug
digheid. Ik had eer zoo wijs motton zijn.
Maar Ik zal an jou aardig blijven dinken.
't Mot dan maarmijn tijd is ommers
vort!"
„O Giel. en wou ie dan zóó maar
„Ik gaan gerust.lg. 't Eene doet zeer en 't
andere doet zeer. Maar wat weegt hier 't;
zwaarst.? Ik weet nou, jouw jongen leven
weegt 't zwaarst. We z,nlle gelach vernemen
en veel kwapraat uit de buurten, maar
kwaaier zou 't zijn as we dat wouwen veur-
kommen. Dan gong weer een jong hart
kanot".
Haar oocen wieren groot en klaar om die
ware woorden. Ze stak heur Glel een bevende
hand toe en ze wou wat zeggen, dat in
tranen verloren ging. Maar de ander be-
gi'cep haar. ook zónder verklaring. HU nam
resoluut dat jonge handje aan en kuste het
met langzame, smartelijke aandacht. Toen
keerde hU zich van heur af. Maar bU de
deur vloog ze hem achterna. Eén oogenblik,
het laatste van hun ongelukkig samenzijn,
was ze wild en erg oprecht. Haar armen
vleide ze rond zyn harden hals. En zoo,
lachend en krijtend, kuste Geert.ruida haar
scheidenden jongen vurig. „Dankie, danklc!
beste jongen, dankie!"
Hij bleef toen hard. gaf één zoen op heur
mondje weerom en zegde; „blijf altUd lief an
miin dinken. en nou, gendag".
De avond ontving hem xnet een koeleren
zoen. Kracht denderde door zijn polsen en
beenen. Veel snot nadien doorstond h'i. voor
naam glimlachend. ZUn leven ging door.
waren van een speler van de e-aede sorvd, oCn
acteur, die zijn kunst altijd hoog heeft ge
houden.
J. B. SCHUIL.
G. B. S. EN HET KLACHTFNBOEK.
Sedert Bernard Shaw een bezoek heft ge
bracht aan Ceylon, is. naar Reuter uit Knndy
verneemt, in een plaatselyk hotel het k'ach-
tonboek iets geworden waar elke gast om
vraagt! Toen Shaw nl. het hotel zou verla
ten 0111 op de ..Empress of Britain" zlln reis
voort te zetter, vroeg hij tot groote verbazing
van de hotel-directie en vaxx de keUr^u-s om
het klachtenboek. Tijdens het verbliif van
den beroemden schrijver had elkeen zich uit
gesloofd om aan alle verlangens van Shaw te
voldoen en hem volledige rust te verschaffen.
Het boek werd hem gebracht en met een
ernstig gezicht ging de auteur zitten schrij
ven.
Toen de hoteldirecteur later het boek In
keek. om te zien wat Shaw er in geschreven
had. zag hij staan: „Geen klachten. Een
aardsch paradUs"....
TREKKERSBOND.
Het programma van de afd. Haarlem van
den Ned. Trekkersbond vermeldt:
12 Februari: Zwerftocht door de duinen
van de Amst. Waterleiding.
18 Februari: Tnstuifavond tegelijk herden
king van het 1-jarig bestaan afd. Haarlem
N. T. B. in de J. H. Koningsbosch te Bakkum.
19 Februari: Wandeling omgeving Bakkum.
22 Februari: Zangavond J. H. Jan Gijzen.
25'26 Februari: Fietstocht naar J. H. Von
delhof te Amsterdam. Zondagmorgen wan
deltocht langs de havens.
4 5 Maart: Weekend In J. H. Dc Kikker te
Abcoude.