AAN ALLEN. Ik ontving twee verstandige vragen, die ik in één praatje wil beantwoorden. Vraag I was van Jan H. Hij is verhuisd, heeft nu een flinken tuin en mag een stukje daarvan zelf bewerken. De tuin is een groote wildernis en nu vraagt hij: „Hoe zal ik met mijn tuintje beginnen en zal ik nu al beginnen?" Laat mij van achter af je vragen beant woorden. „Je kunt nu al beginnen." Voor alles zorg je voor een goed pad. Leg het aan, waar het minste zonlicht komt, dus waar je niet veel bloemen van je planten kunt verwachten. Maak je pad niet te smal en flink stevig. Een steenen pad geeft veel voordeel. Je behoeft dan ook geen onkruid uit te wieden. Je kunt het pad ook vullen met grint. Om het wegtrappen van grint te voorkomen, kun je er een laag oude bakstee- nen onder leggen. Dit houdt ook het onkruid tegen. Nu flink je lapje grond gaan omspitten en dan wat verdunde koemest of kunstmest er door heen werken, Heb je wat voorjaars plantjes, b.v. anemoon, sneeuwklokje, crocus plant die dan vooraan, dan heb je er dade lijk kijk op. De bladplanten zet je maar wat achteruit. Is er nog vorst in de lucht, wacht dan nog even. Je kunt vast je gedachten eens laten gaan, wat je zoo al planten en zaaien wilt. Wil je het grootste deel van 't jaar iets aan je tuin tje hebben, dan moet je zorgen voor een op eenvolgenden bloei der planten. Ook moet je even nadenken of de verschillende kleuren wel harmonieeren. Ook de groepeering legt gewicht in de schaal. De hoogere planten moeten steeds de achterhoede vormen. De groenblijvende gewassen kunnen b.v. prach tig een schutting of rasterwerk bedekken. Als de bodem zich bewerken laat, dan maar zoo spoedig mogelijk aan 't werk. Nu kom ik meteen aan de vraag van Ma- rietje G. Ze heeft in haar tuintje een ap pelboompje en vraagt: „Moet ik die mest geven -en wanneer?" Ja, zeker moet je mest geven en nu maar zoo gauw mogelijk. Vruchtboomen moeten ieder jaar flink bemest worden, anders wordt de bodem veel te arm en worden de vruch ten steeds kleiner. Het best kun je op de vol gende manier te werk gaan. Maak om den boom héén een greppel, zoover als b.v. de takken reiken. De greppel maak je flink diep, 40 c.M. b.v. Nu ben je dicht bij de haarwor- teltjes, die belast zijn met de opname van voedsel. Voor vruchtboomen moet je 3 soor ten mest hebben. Deze zijn: fosfor, kali en stikstof. Stikstof bevordert den houtgroei en de blad vorming. Hoe meer en hoe groener bladen, hoe meer voedsel ook uit de lucht kan opgenomen worden. De stikstof bevor dert ook, dat de bladeren langer aan den boom blij veil* Voor de vruchtvorming is kali noodig en fosfor. Bij zaadhandelaars is ook te krijgen Thomasslakkenmeel, dat een zeer goeden in vloed heeft op de vruchtvorming. Het vrucht vleesch wordt er vaster door, zoodat de vrucht niet zoo spoedig rot. Hoe beter vrucht boomen bemest zijn, hoe minder kans op ziekte en ook hoe minder kans op schade lijk gedierte. Wat je van deze mest over hebt geef je maar aan de rozen en heesterge wassen. Misschien kan Jan ook een vruchtboom krijgen. Denk er dan om, dat je bij 't planten een diep gat graaft en daar vast mest door heen woelt, Voor je het boompje in 't gat zet, eerst wat losse aarde, dan hebben de wor tels dadelijk ruimte. De stam mag niet te diep in 't plantgat komen, anders gaat hij kwijnen. Voor 't oogenblik valt er verder in je tuintje nog niet veel te doen. Je kunt de zaak netjes bij harken, dorre en doode takjes afsnoeien en vooral goed-uitkijken,, of er al onkruid voor den dag komt. Is de voi'st.weg, ga dan maar planten en wat de vroege plantjes aangaat, ook zaaien. Een mooi tuintje geeft verbazend veel ge not, maar voor dien tijd veel zorg en voort durend zorg. Dat moet je er echter voor over hebben. Wanneer de Lentemaand haar in tree gedaan heeft, zullen we de werkzaam- hedexx voortzetten en uitbreiden. W. B.—Z. HOE HOOG ZIJN DE COLVEN VAN DE ZEE? Van de hoogte van de golven maken de meeste menschen en zelfs zij. die in kust plaatsen wonen, zich gewoonlijk een verkeer de voorstelling. Huizenhooge golven, waar van men soms spreekt, komen in wex-kelijk- heid niet voor. Slechts op heel enkele plaat sen, bijv. de branding op een rotsachtige kust bereiken de golven een hoogte van on geveer 25 Meter. In den Atlantischen Oceaan is de gemiddelde hoogte van de'golven 7 tot 9 Meter. Bij zeer sterken wind of stoi-m be reiken ze daar een hoogte van 15 Meter. Met deze hoogte wordt bedoeld den loodrechten afstand van den kop tot den voet van de golf, zooals het oog van den toeschouwer het waarneemt. In werkelijkheid bedraagt de hoogte slechts de helft. Dat is dan ook de oorzaak van alle overdreven beweringen. De lengte van een golf is meestal 150 tot 200 M. en meer. De langste golf, die werd waai'ge- nomen. had een lengte van 300 Meter en het duurde 25 seconden voor ze voorbij was getrokken, tegenover 6 tot 9 seconden bij een gewone golf. Onmerkelijk is. dat bij storm weer wel de hoogte van de golven toeneemt, doch de lengte vermindert. Om de hoogte, de lengte den duur en de snelheid van een golf te bepalen, bedient men zich van de fotografie,, door van de goed-zichtbare golven momentopnamen^ te maken. Bijna nooit gaat de zeegang in één bepaalde richting, zelfs niet bij zeer sterken wind. Meestal komen golven uit verschillen de richtingeu aangerold, waarna zij zich op het trefpunt vereenigen en als zichtbare golf jerder gaan. ZIJN ER LEVENDE WEZENS OP DE ANDERE PLANETEN? Mercurius, een woestenij van vuur Ijs. Over de planeten, de donkere hemellioha- men, die evenals onze aarde haar loop om de zon maken, weten we al heel wat. De reken kunde der astronomen heeft haar banen, haar verschillende bewegingen met verbluf fende nauwkeurigheid weten vast te stellen. Zoo is ook het gewicht van de planeten be kend en heeft men bij sommige de aanwe zigheid vaxi water en van een dampkring welke aan dien van onze aarde doet denken ontdekt. En van zelf werd daarmede een vraag gesteld, die de menschheid al eeuwen bezighoudt, namelijk of er op die planeten ook levende wezens zijn, of ze naar onze MERCURIUS V aardsche begrippen bewoonbaar zijn. „De mogelijkheid bestaat wel zeggen de astro nomen, „maar of ze ook inderdaad bewoond zijn, is weer een geheel andere vraag die op dit oogenblik nog niet is te beantwoor den Mercurius is een woestenij van vuur en ijs. Dichter dan alle andere planeten trekt zij haar baan om de zon. De afstand die deze betrekkelijk kleine planeet (ze is niet veel grooter daxi de maan) van de zon verwij derd staat, bedraagt slechts één derde van dien van de aai-de tot de zon. De nabijheid van de zon maakt het onderzoek van Mer curius uiterst moeilijk, want de enorme vuurbal verbergt als het ware onder zijn stralenbundels zijn kleinste en dichtstbijzijn de volgeling. Wel heeft men met vrij groote zekerheid kunnen waarnemen dat Mercurius niet, zooals onze aarde, om haar eigen as draait. En dit wil dan tevens zeggen dat het onwaarschijnlijk is, dat zich op deze pla neet levende wezens bevinden. De eene helft van deze wereld is voortdurend naar de zoxx gekeerd, is zonder onderbreking blootge steld aan de verzengende zonnehitte en elke droppel water moet daar onmiddellijk in damp zijn omgezet, elke voet aarde moet er dor en onvruchtbaar zijn. Want ook de gas- kring, die Mercurius omhult, is niet bij machte de planeet te bescheimeix tegen den vuurgloed. Op de van de zon afgekeerde helft is het eeuwige duisternis. Deze helft nooit door een zonnestraal getroffen, is één oneindige ijszee, waarin alles in nacht en koude zou omkomen. Bij deze tegenstellingen: vuur gloed en ijszee, is zeker geen plaats voor organisch leven. Maar misschien toch wel iets! Op de stxook langs den Aequator be vindt zich waarschijnlijk een smalle zone tusschen vuurwoestijn en ij(5zee, een soort eiland of oase d-us, waar een levend wez«n zou kunnen bestaan en den strijd aanschou wen van de natuunnachten rondom hem. Venus, een wereld van plassen en moerassen. De helstralende Venus-planeet maakt het ons aardbewoners niet gemakkelijk! Als deze prachtige ster ons in haar baan het dichtst is genadei'd, keert ze haar donkere zijde naar ons. Met dat al kan men met eenige zeker heid zeggen, dat deze wereld steeds in een dichte nevel gehuld is. Een vochtige, drui pende gasmantel omhult deze planeet. Ame- rikaansche onderzoekers met een ruime fan tasie veronderstellen dat zich onder die ver stikkende mist een eindeloos moerasgebied bevindt. Zij vermoeden er uitgestrekte wou den met giftige planten, reusachtige nnsec- ten, duizendpooten, zoo groot als een mam- nxoutn, die zich te middexi van een sprook jesachtige plantenwereld, in het moeras wentelen. Gevleugelde hagedissen, die zich tusschen de boom-achtige planten bewegen en niet te vergeten ook een ondier ter grootte van een mammoufeh, Dillococus ge naamd, met een kop zoo gToot als de koepel van een kerk. Maar vrees behoeft men voor dit geweldige monster niet te hebben, want het eet uitsluitend gras. Nu, de Amerikanen zullen het. wel weten Wij Europeanen geven eerlijk toe, nog niet zoo goed op de hoogte te zijn met het orga nische leven op Venus. Is Mars een oudere aarde? Merkwaardig is, dat iedereen die naar levende wezens op planeten zoekt, daarvoor eerst aan Mars denkt. De fantasie van den mensch, die alle pla neten met levende wezens bevolkt zou wil len zien, heeft zich ook geuit in de geteeken- de landkaarten van Mars. De mooiste en meest sprookjesachtige namen werden bedacht voor de duizenden kilometers lange kanalen en de denkbeel dige zeeën. Langen tijd werden deze veel-omstreden kanalen voor het bewijs aangezien, dat zich op Miars hoog ontwikkelde wezens moesten bevinden; de laatste jaren echter meent men daar iets anders in te moeten zien. Slechts weinig onderzoekers bewonderen nog de kunde van de Marsingenieurs, die hun heele wereld met kunstmatige kanalen omspon nen. Velen gelooven veeleer, dat die kanalen slechts het bewijs voor de ouderdomszwakte van Mars zijn; dat Mars reeds lang over het hoogtepunt van haar ontwikkeling heen is en nog slechts één groot graf is. Wel is Mars de planeet die in veel opzichten het meest aan onze aarde doet denken. Evenals bij ons, spelen zomer en winter er hun eeuwig spel, in de poolgebieden bevindt zich sneeuw, in de atmosfeer is zuurstof en er is ook water op Mars. Er zouden dus leven de wezens kunnen bestaanof ze er ook zijn, is weer een andere vraag. De reuzen in het zonnerijk. Met den toenemen-den afstand van de zon, wordt het moeilijker het geheim te ontsluie ren, of ex- ook organisch leven is op de vier reuzen in het zonnerijk: Satuvnus, Uranus, Jupiter en Neptunus. Met zekerheid weten we, dat geen van dit viertal op onze aai'de lijkt. Jupiter en Satumus zouden eer xxiet de zoxx zijn te vergelijken, dan met oxxze aax-de. Veel wijst er op, dat ze niet eens een vaste kern bezitten, veeleer zelf nog voor een deel schijnen exx nog in een staat van wording verkeeren. Beiden zijix uit een veel lichtere stof opgebouwd, dan onze aarde. Het is dan ook wel uitgesloten, dat op deze planeten leven is, naar onze begrippen. Ura nus en Neptunus, de twee uiterste planeten in 't zonnerijk, naar aardschen maatstaf ge meten, twee respectabele reuzen, liggen reeds te ver buiten ons bereik om de mo gelijkheid of onmogelijkheid van organisch leven te kunnen beoordeelen. Vermoedelijk zijn zij werelden van koude en duisternis; daar zij door den geweldigen afstaxxd van dc zon, slechts een gering gedeelte krijgen van de warmte en het licht, dat de hemelkonin gin zoo gul zendt aan de andere planeten. Misschien ook berusten al die pogingen, om iets gewaar te worden van evexxtueele medemexxschen op andere planeten, op een totaal verkeerd principe. Al die theorieën zijn opgebouwd op de veronderstelling, dat de bewoxxers van axxdere werelden onder dezelfde leveixsvoorwaardexx moeten en kuxx- nen bestaan als wij, dait zij met longen zuur stof ademen, dat ze behoefte hebben aan water exx dat. als het kwikzilver ixx de ther- moxxxeter boven de 90 gradexx stijgt, het eiwit in het bloed van hun lichaam begint te stollen, waaraan zij dan ten gronde gaan. Maar met welk recht mogen we aannemen, dat de natuur over zoo weinig fantasie zou beschikken? De werkelijkheid is heel wat vindirxgryker, dan wij vermoeden! De teekeningetjes. die wij hierby zien, stellexx voor: de eerste Mercurius, de tweede Venus, de derde Mars en de vierde Satur- nus. H. LUZ. POSTZECELRUBRIEK. r A? O f i i— jf Jc Ss~ </c O o fO 6 o a. 0 O Ter gelegenheid van het 8e Coxxgres der Postunie te Stockholm verscheen in 1924 een uitgebreide serie in groot foriixaal. De ore waarden vertoonen eenige torenspitsen, waartusschen het jaar 1924. Daarboven is de waarde aaxxgeduid exx de drie krooxxtjes. Onder de afbeelding is de bedoeling aange- gevexx door ..VTEIe varldspost-Kongres-Stock- "nolm. De krone waarden vertoonexx de beel tenis van den koning ixx nxedailloxx. waarbo ven de waarde en waaroxxder de bedoelixxg als op de andere waarden. Uitgegeven werden: 5 oi-e (ox-. bruin), 10 ore (groen). 15 ore (violet) 20 ore (rood) 25 ore (oranje), 30 ore (blauw), 35 ore (zwart) 40 ore (olijf) 45 ore (bruin) 50 ore (grijs) 60 ore (lila) 80 ore (d. groen). Grootte der vakjes 3.4 bij 4 c.M. 1 kr. (groen), 2 kr. (rood) en 5 kr. blauw). Grootte der vakjes 4 bij 3.4 c.M. Zie het schetsje voor de indeeling. Vaix T. en A. Asyee ontving ik zegels, waar voor mijix daixk. Nieuwe deelxxenxers: 25. J. M. Pachtig. 26. J. J. H. Pachtig, beiden Romolenstr. 62 rood. Rustenburgerlaan 23. SATURNUS SPECHTENWERK. Zieke boomen duldt een goede boschwach ter niet op zijn terrein, want op de plek. welke zulk 'xx doorgewaterde eix wortelrotte boom inneemt, kan immers een gezonde stam zijix takken uitbreidexx. We vinden het wel janxmer. dat zulke schilderachtige, oude knapen, echte boschreuzen soms. ge veld moeten worden, maar, er is een tijd vaix komen exx van gaaxx. Doch voor de vogels, welke gewexxd zijn om ln boomgatexx te wonen of in holle boo men hun broedplaats te vestigen, komt er op die manier steeds minder broedgelegen- heid, waxxt het zijix juist de zwanxzieke boo men, waarin spechten gemakkelijk hun sna vels borexx kuixnen, op zoek naar insecten, larven exx kevers ixx het vermolmde hout. Met hun beitelscherpe snavels hakken ze erop los, dat de spanen er af vliegexx naar links en rechts. Die spechtgaten dicixen tal van vogels tot woning later en als er geen nest kastjes voor hen uitgehangen zijn. zullen ze bij gebrek aan holle boomexx naar andere gelegenheden moeten omzien of verhuizen gaan. Spreeuwen broeden tegenwoordig al net als de huismusschexx. in de buurt van menschen. andere holenbroeders bezoeken de gezonde bosschen minder of leerden zich tevreden stelleix met plantenzaden of wel ze probeer den zelf eexx eeixvoudig takkennest te bou wen. zooals de boschduiven deden. Er is voor die insectcxxeters anders ixx de bosschen steeds werk te verrichten, dus uitgehangen nest kastjes kunnen het bosch texx goede komen. Gelukkig handhavexx de mooie bonte spechten en de roodgekapte groene zich in ons land nogal aardig, 't Is zoo'n prachtige vogel om op zijn golvende vlucht te volgen, tusschen twee boschgroepexx in. Zijn roep schaterlacht zoo levcxxdig door het stille bosch. Spechten brengen leven tusschen de zwijgende boomen, met hun geklop en ge hamer hoog tusschen de stammen. Toch weten die vogels hier nog wel aan hun kostje te komen en velen blijven bij ons broeden. De groote bonte specht der bosch- sfcrekeix, die tegen de lente zoo luid zijn: tje-doek! tje-doek! uitgalmt, de zwarte vo gel met roode buik- en kopveeren, weet zich in de dennenbosschen des winters aardig te goed te doen aan de vetrijke zaadjes uit de spar kegels, waarop ook kruisbekken zoo ver lekkerd zijn. Vorig jaar wandelde ik met een boschwach ter door een groot dennenwoud. Ha!, riep hij opeens. dat is spechtenwerk daarginds! Ik wist al. dat die spechten graag hun den- neappels stukhameren op een vast plekje en omdat ik hem zag wijzen naar een heelexx berg van wel vijftig dezer uitgeplozen boom vruchten onder een ouden denneboom, keek ik al naar boven of ik den grooten bonten ook nog vluchtend zou kunnen ontdekken. Kijk! zei de boschwachter, en hij wees me anderlxalven meter hoog een afgebroken zij tak, ruw afgescheux-d door den stormwind. Ixx een spleet van het hout stak nog eexx dexx- ïxeappel, welke door dexx vogel misschien wel op onze naderixxg in den steek was gelaten. Dat was dus dc bankschroef, waartusschen deze timmerman en smid zijn werkstuk klemde om er zijn voedsel aan te verdienen en onder zijn smidse lagen de resten van den moeizamen arbeid, het spechtenwerfci. ONZE BIBLIOTHEEK. (Opgericht 2 October 1928) Groote Houtstraat 93. (Bureau Haarlem's Dagblad) Ruiluren: Woensdags 46 uur n.m. Zater dags 24 uur nam. Inschrijving 15 ets. (inclusief vollediaa boekenlijst 1932 en opbergnxap). Leesgeld: 2 ets. per deel van Woeirsdag Zaterdag of ZaterdagWoensdag. Correspondentie-adres: Emmastraat 36. MA ART-AAN VULLING IN T ZICHT Dc Maart-aanvulling zal weer uit drie be langrijke deelcn bestaan: Ten le wordt de ..technische*' serie van Jac. Berghuis uitgebreid met „De Televisie kelder". Ten 2e. wordt voor dc meisjes een aan vang gemaakt met de Joop ter Heul-serie, die allang was beloofd. Deze maand ver schijnt: ,X)c H. B. S.-tijd van Joop ter Heul". Ten 3o. wordt voor de jongeren begoxxnen met de Gele Brem-serie cix verschijnt: „De Familie Harrixxga". Dit is weer een aanvulling, die klinkt als een klok, maar komen jullie nu allemaal eens op dat klokgelui naar de Groote Houtstraat 93. waar die boeken worden uitgeleend en geef je daar op. als deelnemer van O. B. Al leen als jullie allemaal een steentje bijleggen kaxx O. B. groeien en komen er tedere maand vaix deze mooie aanvullingen. Doe Je 't? BOEKBESPREKING (Deze boeken zijix in O. B. aanwezig.) 104. Op en top 'n Jdixgen, door H. Avery 14 Jaar en ouder) Een wat overdreven ge schreven jongensboek. 278. De Paaschvacantic vaix vier Am- sterdamsche jongens, door J. van Baren (10 jaar en ouder). De avonturen, welke vier Amsterdamsclxe jongens, die meer op straat zijn dan ln huis, meemaken, zijn allerkoste lijkst en zullen menige jongensziel veroveren. W. F. M. H. LASSCHTJTT, Emmastraat 36. ALS DE LENTEZON KOMT. Dan een wandeling bulten! Langs akkers; omzoomd met greppels en heggen, door wei den met slooten en kolken, den boschkant op over de heide en verder waar de struiken groenen, de boomknoppen goudgroene bla deren dragen, te loopen nu onder de koesto ring der zon, die straks het lenteleven wakker roept neen! je zou de wereld rond loopen willen op zoon dag! Maar ook in kleinen kring is er zooveel moois te zien; de natuur Is zoo rijk, dat er voor elk uur, lederen dag weer nieuws en moois te ontdek ken exx te bewonderen valt. We gaan de zonnige paden langs sloot en plas. waar de dotters bloeien en speuren de wallekantjes af. In het warme licht vindt je nu dc pas uit den winterslaap ontwaakte slangen zich liggen koesteren, net als op eexx zandig heipaadje nu de hagedissen zich dcix bulk op den heeten bodem warmen en dc weldadige zonnestralen hun rug laten besto ven. In sloot en vijver kun jc op een war men voorjaarsdag, als het water glashelder is. de salamanders aaix de oppervlakte zlexx verschijnexx om adem te scheppen. Ze pioffeix de verbruikte lucht uit hun even boven wa ter gestoken sixuitjes en halexx een voorraad doorzonde lentelucht binnen, waai*na ze zich naar de diepte laten zakken. In heidestreken kun je soms de gevaarlijke adder ook stil zien genieten vaix den eersten echten warmen lentedag. Die slaxxg kuxx je herkennen aan zijn huidteekeniixg. Een donkere zig-zaglijn gaat midden over zijn rug en eindigt op zijn kop in een H of X. Blijf dien sinjeur maar uit zijn buurt, hoor! Nu zilteix de glimmende kikkers, wat loom en slaperig nog. in het blanke zonlicht op een kluitje of op een pas boven water ge komen plompblati. Ze loeren alvast naar muggen en vliegen af en toe. Vannacht zul len zo concert geven, heel den lauwen Mei nacht door, want iedere kikvorsch ls wer kend lid van zijn zangvereeniging. In hel bosch ontwaken op dagen als deze de kolonies der boschmieren tot hun drukke zomerleven. Zie-ze sleepen met sprokkels, dennennaalden en stukjes boombast! Ze wer ken met pootcn eix grijpkaken, want het nest moet uitgebouwd, hersteld; orde moet er zijn ln al die vlijtig opgebouwde kamers en gangen onder den grond gedeeltelijk verwoest door spcchtenbezoek of onnadenkende kwa jongens. Reeds vliegen hoog om de boomen de pas uitgckonxeix gevleugelde mieren in het zonlicht, net kleine wespen. De mannetjes leven slechts heel kort. doch de wijfjes zullexx koninginnen in het nest worden of hier in de buurt nieuwe mieren- steden stichten. Dan is hun vliegen uit. de vleugels gaan verloren in hun verdere leven onder den grond, waar ze gebieden zullen over duizenden werkmieren of soldaten. Op een dag als vandaag komen de kevers na hun larvenleven als vraatzuchtige enger ling, volwassen boven den grond gekropen en werken zich omhoog. Soms zie je op het boschpad. onder de beukenboomen vooral, verscheidene holletjes, waar ze uit kropen ol je kunt ze nog bezig vinden met hun tocht naar den dag, die eindigen zal met eexx feest maaltijd van jonge, malschc beukenblade ren, waarheen ze vleugelsnorrend zullen op stijgen. Veel, oneindig veel meer ls er nog te zien, nu en eiken dag weer wat anders, 't Gaat zoo vlug allemaal als de lente voor de deur staat! Vogels komcix reeds aan. Haast je dus om mee te leven met dien opgang- zooveel je maar kunU

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 15