EEN WONDERLIJKE
GELIJKENIS.
IN VERBAND MET DE DEMPING VAN DE VIJZELGRACHT te
Amsterdam is dit vaarwater vanaf Maandag voor de doorgaande
scheepvaart gesloten. Deze plechtigheid ging met een kransaanbicding
namens de burgerij gepaard*
PROF.DR. H. M. KROON,hoogleeraar
bij de Veeartsenijkundige Faculteit der
Rijksuniversiteit ce Utrecht, is in den
ouderdom van 64 jaar overleden.
DE CARNAVALSPRET in het Zuiden van ons land is thans in vollen gang. Een aardig snapshot
uit den optocht die Zondag door de straten van Maastricht trok.
EEN GROEPJE PRETMAKERS trit
den grootcn carnavals-optocht die
Maandag te Sittard gehouden werd.
TE SITTARD werd Maandag de groote hehende carnavalsoptocht
gehouden. Een leuk detail uit den stoet.
S7 UDIE. Prins Olio van Habsburg, die sinds enkele dagen le Parijs
verloejt, tijdens een bezoek aan de bibliotheek Samle-Genevièüe.
PRINSES MARIE JOSÉ vertoefde ecnigc dagen in België, bij welke
gelegenheid zij een bezoek bracht aan de tentoonstelling van den
Belgischen beeldhouwer Victor Rousseau.
FEUILLETON
Uit het Engelsch van
JOSEPH HOCKING.
(Nadruk verboden.)
29)
Daarop vielen haar oogen op een post
scriptum: „Kan tot mijn spijt niet vroeg weg.
maar ben omstreeks elf uur bij je".
„Er moet iets van Bob bij zijn", ver
klaarde de landheer met een plagende twin
keling in de oogen en opzettelijk geen notitie
nemend van Arthur's geschenk.
„Neen er is werkelijk niets van hem bij.
Maar vind u mijn hondje geen snoes?"
„Wat heb je er aan?" mopperde haar va
der. „Ik vind het 'n raar cadeau."
Om tien uur ging Mirriam het park in. Of
schoon ze het zichzelf niet wilde bekennen,
was ze teleurgesteld, boos bijna, dat Er.del-
lion haar niets had gestuurd. Ze wandelde
een tijdlang rond, koos haar weg zoo, dat ze
telkens bij de oprijlaan uitkwam, maar wie
verscheen, Endelüon niet. Tegen elven had
Arthur zijn bezoek aangekondigd en dan
Maar zelfs nu durfde ze nog niet aan haar
antwoord denken!
Zoo doelloos ronddoolend, kwam ze bij
den vijver, een fraaie waterpartij, aan een
zijde begrensd door hoog^-opgaand hout, en
- dicht struikgewas, maar verder omzoomd
door zacht-glooiende grasvelden met het ge
boomte van het park op den achtergrond.
Het vrij diepe water bevond zich op betrek
kelijk korten afstand van het huis, maar
het uitzicht er op werd door de boomen be
lemmerd
Handelend in een opwelling, nam Miriam
haar nieuwen Spaniel onder den arm. en
stapte in de boot, die aan den oever gemeerd
lag! maakte die los en roeide naar het mid
den van den vijver. Arthur zou nu direct, ko
men en terwijl de boot bijna onbeweeglijk op
het kalme water lag trachtte het meisje 't pro
bleem op te lossen, dat haar dagenlang ver
volgd had.
Zij schrok op van haar overpeinzingen
door een plons vlak bij haar, gevolgd door
een meelijwekkenden angstkreet. Het hondje,
dat ze dien ochtend van Arthur gekregen had
was in het water gevallen en worstelde ver
geefs om haar te bereiken. De boot waarin
zij zich bevond was een lichte notedop,
nauwelijks breeder dan een kano en in haar
haast om het arme beest te hulp te komen,
leunde ze te ver over een kant. Een seconde
later lag zij ook. tot haar nameloozen schrik,
in den vijver. Goed zwemmen behoorde niet
tot Miriam Donnithorne's vele kundigheden
en hoewel ze luchtig gekleed was, had ze het
gevoel dat ze naar de diepte werd getrok
ken.
Ze was niet ver van het park, maar ze
wist dat ze dien afstand niet zou kunnen
zwemmen en radeloosheid greep haar aan.
„Help! help!" riep ze, maar er scheen
geen hulp nabij. Ze slaagde erin een kant
van de boot te grijpen en het gevaar om te
verdrinken was dus voorloopig bezworen,
maar haar positie was toch allesbehalve be
nijdenswaardig.
„Mirry!"
Het was Arthur's stem en dankbare vreug
de welde in haar op.
„Ja, Arthur, hier ben ik. Kom je me hel
pen?"
„Een je in gevaar, Mirry? Hoe kom je in
's hemelsnaam in het water te vallen? Kun
je het nog 'n paar minuten volhouden?"
..Jawel, maar maak alsjeblieft voort!"
Even later hoorde ze het geluid van ver
warde, opgewonden stemmen.
„Is het daar diep?" Het was Arthur die
sprak.
„En of, meneer! O, o, wat zal de jonker wel
zeggen
„Kan geen van jullie zwemmen?"
„Neen, meneer Arthur, geen van allen".
„En er is geen andere boot?"
„Neen. meneer Arthur."
..Haast je toch. Arthur!" riep Miriam.
Maar Arthur had totaal het hoofd verlo
ren. Schreeuwende en vloekend deelde hij al
lerlei onmogelijke orders uit.
„Is er nu warempel niemand bij de hand
die zwemmen kan?" hoorde Miriam hem
ten slotte jammeren.
De jonker kan zwemmen, maar die is naar
Dolgoth en komt pas om twee uur terug."
..Maar jullie zien toch wel dat Miss Miriam
verdrinkt, als er geen hulp komt opda
gen!"
„Maar ik dacht ajtijd dat u kon zwemmen"
merkte een van de bedienden op. „Ik heb u
zelf wel eens hooren zeggen dat u het kon".
„Ja. maar zoo'n :nd houd ik het niet vol.
Ik zou zelf verdrinken. Is er nu niemand van
jullie die iets kan doen?"
„Als meneer Bob Dulverton hier maar
was
„Die is er nu eenmaal niet en ondertus-
schen verdrinkt ze!"
En opnieuw barstte Arthur in een zenuw-
achtig-ruzie-geschreeuw uit.
Inmiddels klemde Miriam zich nog steeds
aan de boot vast, terwijl de kleine spaniel
voortging klagelijk te jar.ken.Het gezicht van
het hulpelooze dier, wekte zoo het medelij
den van het meisje op dat ze ziqjh met een
hand losliet in een poging het te grijpen.
Maar daarbij gleed ook haar andere hand
van de boot af en het volgende oogenblik wa
ren zoowel Miriam als het jonge hondje in
zinkenden toestand.
DE MEDEDINGERS.
Arthur Dulverton zag hoe gevaarlijk de
situatie opeens was geworden, maar nog deed
hij zelf niets om hulp te bieden.
,Jk kan niet gaan, ik mag het niet pro-
beeren," steunde hij; „ik zwem zoo erbar
melijkik bereik haar nooit."
„Dan zal ik het probeeren naar haar
toe te waden", verklaarde een van de huis
knechts.
„En je zegt zelf dat het diep is in het mid
den". wierp Arthur tegen.
„Maar ik kan Miss Mirriam toch niet voor
mijn oogen zien verdrinken!"
Op dat moment klonk een kreet van de
andere zijde van den vijver. Arthur keek
op en zag op den oever een gezadeld rij
paard zonder ruiter en in het water een
gestalte, die zich met krachtigen slag in de
richting der drenkelingen bewoog. Na eenige
minuten voelde Miriam, die er weer in ge
slaagd was de boot te grijpen, zich door een
krachtigen arm omvat en werd zij voortge
stuwd naar den kant.
.Koud je maar kalm. Mirry", hoorde ze een
stem vlakbij, „er is absoluut geen gevaar!"
„Ben jij het. Bob?"
„Ja, Dat is me ook 'n mop. dat jij hier
zoo in het water lag te spartelen!
Een weldadig gevoel van opluchting en
blijdschap kwam over haar; de angst van zoo
even gleed van haar af. Ze had Arthur's
machteloos geschreeuw op den oever gehoord
en ze had zich met stijgende beklemming
afgevraagd, waar de redding vandaan zou
komen. Een tweede boot was er niet en nie
mand van de omstanders kon blijkbaar
zwemmen. En Arthur was de meest radeloo-
ze en onbeholpene van allemaal geweest'
Maar nu, in een oogenblik. was alles als bij
tooverslag veranderd en haar hart klopte
heftig in een wilde vreugde, waarvoor zij
geen verklaring zocht.
„Ik kan den bodem al voelen, Mirry" kon
digde haar redder aan; „houd je maar taaL
De vijver is alleen maar diep in het midden.
Hallo. Arthur ben jij daar ook?"
,,Ik kwam juist naar je toe," verzekerde de
jonge advocaat, die een paar meter door het
water gewaad had. En ongerust voegde hij
erbij: „Ben je heelemaal in orde, Mirry?"
„Heelemaal. behalve dat ik zoo nat ben ais
een verdronken kat", lachte het meisje. En
daarop: „O, Bob, ik weet niet hoe ik Je dan
ken moet, maar je zult wel begrijpen, wat
ik voel". Endelüon negeerde de dankbetui
ging en zei opgewekt: Je zult wel weer hee
lemaal opknappen, als je droge kleercn
hebt aangetrokken. Maar het is overigens
een schitterende dag voor een bad!"
Ze stonden nu aan den kant en een fijn
lachje danste In Miriams oogen. Ze had niet
kunnen zeggen waarom, maar ze had een
gewaarwording, alsof het avontuur, dat zich
kort te voren nog zoo dreigend liet aar.zlen,
niets anders dan een jolige grap was. Zonder
dat zij het besefte, had Endelüon's aanwe
zigheid het aspect van de dingen geheel ver
anderd.
„Ik kwam juist naar je toe, Mirry". her
haalde Arthur. „Ten slotte was de afstand
zoo heel groot niet. Maar Je moet direct in
huis gaan en Je verkleeden, anders loop je
nog een zware verkoudheid op".
„Je ziet er uit als een meermin, Miriam"
constateerde Endelüon vrooüjk.
„En jij. Bob, waar lijk Jij op het oogenblik
eigenlijk cp?"
„Ik veronderstel als een matroos die schip
breuk heeft geleden. Maar het was geen
tragische schipbreuk: passagiers en beman
ning hebben veilig het droge bereikt."
„O!" riep Miriam opeens verschrikt. „Dat
zou ik warempel heelemaal vergeten! Dat
zielige jonge hondje dat jij me gegeven hebt,
Arthur dat ligt nog in het w:.ter. Die ar
me stumper moet gered worden, hij is nog zoo
kleinhij kan zelf niet naar den kant
zwemmen." (Wordt vervolgd.)