EEN WONDERLIJKE
GELIJKENIS.
DE RODELBAAN BI] ONKEL TOMS HüTTE in hel Grunewald hij Berlijn heeft op snceuwdagen een ongekende drukte
te verwerken. Onder de inwoners von Berlijn schijnen de liefhebbers van de wintersport bij duizenden .aanwezig te zijn.
DE ENGEtSCHE VLIEGERS Gayfora en NichoTcttc, lie
een non-stopvlucht van Engeland naar Zuid-Afrika maak
ten, bij hun aankomst In Kaapstad.
EEN SPELMOMENT uit den wedstrijd Roode Duivels—Zwaluwen, die
Dinsdag te Brussel werd gespeeld en door de Belgen met 4—1 werd gewonnen.
DE KOEPEL van het Rifhsdaggebouw te Berlijn, die door den
bevigen brand ernscig beschadigd werd.
GROOTVORST ALEXANDER
VAN RUSLAND, neef van den
vroegeren Tsaar, is overleden.
DE DUITSCHE RIJKSKANSELIER ADOLF HITLER met
andere autoriteiten in het Rijksdaggebouw te Berlijn
tijdens den brand.
CARNAVAL IN
YPEREN. - Dc
deelnemers aan
het jaarlijkschc
Carnaval te Ypc-
ren trekken in op
tocht door dc
Menin-p o ort*
FEUILLETON
Uit het Engelsch van
JOSEPH HOCKING.
(Nadruk verboden.)
30)
„Laten we ons daar nu maar niet het
hoofd over breken", oordeelde de jonge man
koel; „ik kan je vandaag nog een ander be
zorgen als je graag wilt.. Je moet nu heusch
direct naar binnen gaan, Mirry!"
Er was iets van den „heer-en-meester" in
zijn toon bij deze laatste woorden.
„Je wilt den kleine stakkerd toch niet
laten verdrinken, Arthur!" protesteerde, het
meisje verontwaardigd.
„Zooals je zelf zei, heeft de afstand niet
veel te beteekenen", merkte Endellion op
met een spotzieke glinstering in zijn oogen.
„O, ikik ben nietwerkelijk, Miriam
je moet nu in huis gaan."
En Arthur nam haar bij den arm en leidde
haar met zachten drang naar binnen.
Inmiddels had Endellion zich weer te water
begeven en het duurde niet lang of hij
bracht zoowel den hond als de boot aan
land.
„Geef dat kleine mormel aan Miss Miriam"
verzocht hij een der bedienden, die op zijn
behouden terugkeer stonden te wachten; „ze
maakte zich er nogal ojvgerust over".
„Ja meneer."
,.En zeg straks tegen meneer Donnithorne
dat ik na de lunch weerkom."
„Ja. meneer", herhaalde de huisknecht en
met een blik vol bewonderen op den krani-
gen redder, voegde de man er bij: „U bent
doornat, meneer!"
„O. dat geeft niets" antwoordde Endellion
luchtig, glimlachend kijkend naar den plas,
die zich om hem heen vormde, „het is een
prachtige dag, mijn spulletjes drogen onder
weg wel op".
Zoo vlug zijn doorweekte kleeren het hem
toelieten, liep hij naar zijn paard; toen trok
hij zijn schoenen en zijn jas aan en reed
terug naar Dulverton.
Toen jonker Donnithorne thuis kwam, was
Miriam nog op haar kamer en Arthur gaf
hem zijn lezing van het gebeurde.
„Mankeert Mirry niets?" vroeg de landheer
bezorgd.
„Absoluut niets", was het antwoord. „Ik
bracht haar thuis na haar onderdompeling en
ze lachte om de heele geschiedenis."
„En ik meende te begrijpen dat Bob haar
thuis bracht??'
„Ja, ik stond op het punt naar haar toe
te gaan, toen ik zag dat Bob al halfweg was.
Hij kwam van den anderen kant van den
vijver."
„Hm! Hij zwom naar haar toe. terwijl jij
toebereidselen maakte, bedoel je?"
„„O, neen." protesteerde Arthur, „maar.
maarhij is een beter zwemmer dan ik,
begrijpt u?"
„Ja, ja. ik begrijp het", bromde de jonker
en verliet haastig te kamer.
In de hall trof hij een der bedienden,
die ooggetuige van het voorval was geweest
en deze deelde zijn meester de juiste toe
dracht mede.
„Zoo'n misselijke lafbek!" bromde de jon
ker grimmig. „En dat noemen ze een man!
Ik wist wel dat hij geen held was, maar
voor zoo'n klungel had ik hem toch niet aan
gezien. Ik hoop maar dat het haar de oogen
zal openen, dat zou tenminste een geluk
bij een ongeluk zijn
Mirriam verscheen aan dc lunch, nog wel
een beetje bleeker dan anders, maar verder
zonder zichtbare gevolgen van haar onvrij
willig bad. Ten derde male kreeg haar vader
een nu lachend gegeven relaas van de
„scheepsramp", zooals Mirriam het schert
send uitdrukte en daarop nam het gesprek
een andere wending.
„Je ziet," zei de landheer, „dat ik het bij
het rechte eind heb gehad Bob heelt je
verjaardag niet vergeten. En hij heeft hem
op 'n waardige wijze helpen vieren, vind ik,
want was hij niet gekomen dan zouArlhur's
cadeau nu op den bodem van den vijver liggen.
O. je weet niet hoeveel ik van een mannelij-
ken man houd.
„En hebt u gezien wat hij gestuurd heeft,
vader?"
„Neen. Wat is het?" vroeg de jonker in
spanning.
„Een jong paard, dat hij zelf afgericht
heeft. Ik ben daarnet even in de stallen
geweest om het te zien. 'fc Is een eenig dier."
Haar vader wreef zich vergenoegd in de
handen.
„Prachtig! En hij heeft het zelf afgericht?"
„Ja. de rijknecht die het bracht, vertelde
dat Bilkins. de pikeur, het niet klein kon
krijgen; teen heeft Bob het werkje zelf ter
hand genomen en het paard is nu zoo mak
als een lam."
„Mooi zoo!" klonk het enthousiast. „Die
kwajongen kan letterlijk alles
Arthur, die was blijven lunchen, voelde
zich allerminst op zijn gemak bij deze con
versatie. Hij had het gevoel dat zijn oude
mededinger Weer als een dreigend spookbeeld
opdook tusschen hem en het meisje dat hij
liefhad. Bob Dulverton was weer de groote
man en hij stond in de schaduw. Maar bij
wijze van troost hield hij zich voor dat Mir
riam door woord noch gebaar getoond had
hem kwalijk te nemen, dat hij haar niet te
hulp was gekomen en bij deze hoopvolle ge
dachte voegde zich de overweging dat Mir
riam had beloofd hem vandaag haar ant
woord te zullen geven.
Zoodra de maaltijd afgeloopen was ging
Mr. Donnithorne naar de stallen om het
paard te bezichtigen, dat Mirriam gekregen
had, zoodat de kust voor Arthur vrij was.
„Weet je zeker, dat je.je bad geen na-
deelige gevolgen zal hebben.... voel je je
heelemaal goed, niet rillerig of zoo?"
„O, neen, ik voel me best", weerde ze af.
„Maar je ziet er zoo bleekjes uit, Mirry",
hield hij aan, en je hebt haast niets gege
ten".
,Er mankeert me heusch niets! De heele
geschiedenis was tenslotte de moeite niet
waard
Met een eigenaardige blik keek ze Arthur
aan.
„Neen, neennatuurlijk niet.... je
was. jejc, dat wil zeggen, er was niet
het minste gevaar en ikik ging juist
ik stond op het punt om naar je toe te ko
men. Maar zullen we niet liever naar buiten
gaan, Mirry? Het is zoo'n heerlijke dag,"
Zonder te antwoorden stond Mirriam op
en zwijgend staken zij het grasveld over naar
een beschaduwd plekje onder een grooten
goudenregen, waar een paar tuinstoelen
stonden. Ze gingen zitten en geruimen tijd
duurde het stilzwijgen voort.
„Mirry," verbrak Arthur eindelijk de stilte,
die langzamerhand iets pijnlijks kreeg, „je
weet wat er in mijn ziel omgaat. Maar ik wil
je niet aan je belofte houden, alsals je
je niet goed genoeg voelt."
Het meisje gaf geen antwoord, maar Ar
thur meende dat hij haar lippen zag tril
len.
„Je weet", ging hij voort, „dat ik zooveel
van je houdt dat ik liever zelf jaren onder
verdriet gebukt zou gaan, dan jou een se
conde te zien lijden. O, Mirry. ik zou het,
geloof ik, nooit te boven zijn gekomen, als..
also, ik durf er eenvoudig niet aan te
denken
Een nieuwe, lange pauze; toen vervolgde
Arthur, met een ongewoon-hartstochtelijke
klank in zijn stem:
„Ik heb nachten achtereen niet kunnen
slapen.... mijn geluk, mijn toekomst, mijn
bestaan hangen af van wat jij vandaag zult
zeggen. Ik weet dat ik je niet waard ben en
soms bekruipt mc de vrees, dat ik niet de
soort man ben, die een meisje als jij zult
kiezen. Ikik ben geengeen athleet,
geen held uit een roman of lets van dien
aard. Maar iedere vezel van mijn wezen is
jou toegewijd. Mirry!"
De ontroering, die uit zijn woorden sprak
trof haar en zijn onmiskenbare oprechtheid
liet niet na een zekeren indruk op haar te
maken, 't Was waar, dat hij haar niet te
hulp was gekomen, had haar verschrikkelijk
teleurgesteld, maar ze had nooit aan hem
gedacht als aan een held noch uit een
roman, zooals hij zelf had gezegd, noch ln
het werkelijke leven. Maar hij was Arthur
Dulverton met wien zij van jongs af op
vriendschappelijken voet had gestaan en die
haar lange jaren had liefgehad.
„En er is toch geen ander, wel Mirry?"
Ze schudde het hoofd.
„Toe, zeg dan ja, Mirry! Je zult er nooit
berouw van hebben."
Arthur was opgestaan en stak zijn hand
naar haar uit. „Zeg ja, Mirry", drong hij, „ik
zal het niet overleven als Je me afwijst."
Zijn lippen bewogen zenuwachtig, zijn stem
was heesc'n van emotie en voor een moment
vergat zij alle andere overwegingen in de
geladen atmosfeer die zijn ontroering bad
geschapen. Zeker, ze hield niet van hem zoo
als zij gedroomd had te zullen houden van
den man, die haar echtgenoot zou zijn, maar
wat hadden romantische meLsJesdroomen op
stuk van zaken te beteekenen?
Toen brak de spanning opeens; een an
dere invloed werkte onverwacht op haar
in.
„Mirriam!"
Het was niet Arthur's stem. Zij was dieper,
(Wordt vervolgd.)