EEN WONDERLIJKE GELIJKENIS. AAN DE „IJZEREN VROUW" bij de Muntel te den Bosch ivordt een nieuwe zweminrichting gebouwd, REUZEN IN EEN WERELDSTAD. Het R.C.A.-gebomv te New York is 850 voet boog. Twee werklieden aan den voet van het enorme bouwwerk. HET VERTREK van Ramsay MaccfonaM alt Londen naar Geneve ter bijwoning van de ontwapeningsconferentie* HET UITGAANDE MAILSCHIP „CRIJNSSEN" van de K.N.S.M., is Vrijdagmiddag in het Noordzeekanaal in aanvaring gekomen met een kolenlichter en kreeg zoodanige schade, dat zij onmiddellijk naar Amsterdam terug moest keeren om in een dok te worden opgenomen. Het tcrugkeerende mailschip voor het dok. EEN ERNSTIG AUTO-ONGELUK heeft Vrijdagmiddag op den nieuwen rijksweg nabij Overschie plaats gehad, waarbij twee personen ernstig gewond werden. De vernielde auto. IN VERBAND met het zachte weer wordt het stroo van de bollenvelden weggenomen, daar de bollen reeds boven den grond komen. FEUILLETON Uit het Engclsch van JOSEPH HOCKING. (Nadruk verboden.) 39) Ze reikte den jonker het „testament" van Bob Dulverton en hij las het in klimmende verbijstering. „Ik vermaak alles wat ik hier in Astralië bij mij heb en alles wat ik in Dulverton, Devon, Engeland, of waar ook elders be zit. aan mijn goeden vriend Ralph En dellion. Ik ben stervende, maar mijn geest is volkomen helder." Robert Granville Dulverton." Aaron Beel Mary Beel getuigen. „Ralph Endellion!" Op een toon van stomme verbazing kwam de naam over Mr. Donnithorne's lippen. „Wat beteekent dat in 's hemelsnaam?" „Ja. hii kwam terug en nam Bob's plaats In. begi u het niet?" „Eerlijk gezegd, neen. Mirriam, kind. het een of ander moet je totaal over stuur heb ben gemaakt. Morgenochtend zal je geest wel weer heelemaal helder zijn." „Mijn geest is volkomen helder op het oogenblik. Ik kan me alles wat hij verteld heeft weer herinneren. Do kwestie is, hij en Bob leken als twee druppels water op elkaar... don echten Bob bedeel ik. die ergens in de binnenlanden van Australië doodziek lag." Bij stukjes en beetjes vertelde ze hem alles. Dikwijls was haar verhaal onsamen hangend en verward, maar door haar telkens met vragen weer op den goeden weg te hel pen. slaagde de jonker er ten slotte toch in alles te weten te komen wat' Endellion had meegedeeld. Eerst was het hem onmoge lijk de geschiedenis in haar vollen omvang te overzien, maar langzamerhand werd het geheel werkelijkheid voor hem. „Het was Bob niet eens", mompelde hij, „en toch hield ik van hem. De hemel sta me bij ik houd nog van hem! De kerel heeft zich gedragen als een schelmmaar zeg, Mirriam, waar is hij nu?" „Hij is weggegaan. Hij zei dat hij voor goed van Dulverton Manor verdwijnen zou". „Dus hij doet afstand van alles?" „Ja, hij is vertrokken, dat wil zeggen, hij gaat weg. Tenminste, dat vertelde hij. Ik moet erover nadenken, ja ja. ik moet er over nadenken. Maar hij gaat weg. en o vader, ik zal hem nooit weerzien Toen. voor het eerst sinds Endellion's biecht kon ze opluchting vinden in tranen. Dc jen- ker hield haar als beschermend tegen zich aan. terwijl ze hartbrekend snikte. „Stil nu kindje, bedaar wat. Ik begrijp dat het verschrikkelijk is, maar je hebt je ouden vader toch nog altijd! Het zal allemaal wel weer terechtkomen.Ik zal zorgen dat het terecht komt." „Maar dat kunt u niet, vader, dat kunt u niet; hij is weg enik houd nog van hem." „Wat? Je houdt nog van hem, terwijl je weet dat hij een schurk is?" „Is hij een schurk?" snikte ze. ..Het is alsof een inwendige stem mij zegt, dat hij het niet ls en zelfs al was hij een schurk, dan houd' ik precies evenveel van hem." „Zoo gaat het mij ook", bekende haar va der nogmaals; ..de hemel is me genadig, ik heb een gevoel alsof het mijn eigen zoon is. Toen vader en dochter zich. uren later elk op hun eigen kamer terugtrokken, was het niet om slaap te vinden. Daarvoor was de slag te plotseling en te hevig geweest. Hun zoetste droomen waren in een oogenblik wreed verstoord, al hun heerlijke toekomst verwachtingen ijdele hersenschimmen ge bleken „Het eerste wat ik morgenochtend doe, is naar dien snuiter toegaan", overlegde Mr. Donnithorne bij zichzelf, „we moeten eens een hartig woordje samen praten. Misschien, misschienmaar neen, ik zie geen uit komst". De nacht ging voorbij, de morgen kwam en nog steeds tobde de jonker over het ver schrikkelijke probleem. Hij verwenschte den man die het geluk van zijn kind verwoest had en tegelijk vond hij excuses voor hem. ..Endellion! Natuurlijk herinner ik mij die geheele geschiedenisiedereen weet dat nog. En iedereen had diep medelijden met den zoon wiens heele toekomst vernietigd was en die in geen enkel opzicht aansprake lijk was voor de wandaden van zijn vader. En toch was hij absoluut onmogelijk gewor den, een gebrandmerkte, met zoo'n naam. Wat zou ik gedaan hebben als mij een derge lijke ramp getroffen had?" „Neen, die kwajongen is op stuk van zaken niet zoo'n erge schavuittenslotte had de echte Bob hem toch alles nagelaten. Natuur lijk deed hij verkeerd door zich voor een ander uit te geven, maar hij heeft zich toch een kerel getoond door uit eigen beweging alles te bekennen, zonder dat iemand of iets hem daartoe dwong. Niemand koesterde ook maar den minsten argwaan...." Direct na het ontbijt reed Mr. Donnithorne naar Dulverton. Toen Peters opendeed zag hij direct aan het gezicht van den ouden man, dat er iets niet in orde was. „Is meneer al beneden?" vroeg de jon ker. „Meneer is weggegaan". „Weggegaan? Waar naar toe?" „Ik weet het niet-, meneer. Ik vond dat hij er ellendig uitzag, toen hij gisteravond thuis kwam, maar hij zei dat hem niets mankeer de. Hij was alleen maar vreeselijk moe. zei hij. Maar toen ik vanmorgen aan zijn slaapka mer klopte, kreeg ik geen antwoord. Daarom ging ik naar binnen en zag dat het bed niet beslapen was de kamer zag er uit als of hij er heelemaal niet geweest was. En hij is nergens te vinden. Ik had hoop dat u zou weten waar hij is; ik heb al iemand naar de hall gestuurd om te vragen." „Hij zal een ochtendwandeling zijn gaan maken", opperde de jonker. „Dat weet ik zoo niet. meneer. Ik vond een brief voor meneer's oom, Advocaat Dulver ton." „Voor zijn oom? Waar is die brief?" „Ik heb hem laten wegbrengen. Er lag een briefje bij dat hij direct bezorgd moest worden." Mr. Donnithorne voelde zich uit het ve'.d geslagen: al zijn plannen vielen in duigen. Blijkbaar had de jongeman gedaan wat bij Mirriam had aangekondigd; hij had Dulver ton voorgoed verlaten en aan advocaat Dul verton, den rechtmatigen erfgenaam, ge schreven. De jonker had dien brief graag gezien „Hoe lang geleden heb je dien brief aaar advocaat Dulverton gestuurd. Peters?" „Voor een half uur zoowat, meneer. U weet zeker ook niet waar hij is heengegaan o'f wanneer we hem kunnen teruverwachten. Neemt u me niet kwalijk dat ik zoo vrij postig ben dat te vragen, meneermaar hij zag er zoo eigenaardig uit. gisteravond". „Neer., ik weet niets, maar ik twijfel er niet aan of hij zal wel weer komen opdagen", ant woordde de landheer. Maar hij had niet veel geloof in zijn eigen woorden „Ik hoop van harte, meneer". „Hij is een goede meester voor je geweest, hè?" „Een goede meester, meneer! Het heele personeel en alle pachters dragen hem let terlijk op de handen. We hebben gelukkig geleefd op het landgoed sinds zijn terug komst. Maar maar ik kan het gevoel niet van me afzetten, dat hij gisterenavond het een en ander in den zin had". Toen Mr. Donnithorne op de Hall terug kwam, wachtte Miriam hem op met een ge spannen, haast hongerige blik in de oogen. Ze zei niets, maar haar vader zag direct dat ze brandde van verlangen om het resultaat van zijn tocht te hooren „Hij is weg", deelde hij kort mede. „Weg! Weten de bedienden ervan?" „Zij weten niets anders dan dat hij er niet is; dat wil zeggen, zij weten dat zijn bed niet beslapen en dat hijzelf nergens te vinden is". „Anders niets?" „Zij weten ook dat hij een brief voor Dul verton heeft achtergelaten". „Wat? Voor Arthur?" „Neen. voor zijn vader". Miriam gaf niet direct antwoord. „Ik wist dat hij het doen zou", verklaarde ze toen op rustigen toon. „Dus je denkt dat hij werkelijk voorgoed is weggegaan?" „Ik ben er zeker van. Hij zei dat hij alles wat in zijn vermogen was zou doen. zijn fout te herstellen." „Hij was niet slecht", mompelde de jonker. „Neen vader, hij was niet slecht". „Maar jij, Miriam, hoe moet het nu verder met jou?" „Ik weet het niet. vader. Ik wilde.o. ik wilde maar dat ik wist waar hij was heenge gaan. Ikik zal hem nooit weerzien, nooit nooit. Hij lijdt meet dan ik; hij heeft niet alleen zijn eigen verdriet te dragen, maar hij tobt ook nog over mijen hij heeft alles prijsgegeven, alles „Maar die jongeman heeft jou groot on recht gedaan: hij heeft je bedrogen.... hij heeft trouwens iedereen bedrogen''. ..Maar hij draagt er hu de straf voor". Weer was er een zwijgen: nu langer dan zooeven. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 18