LENTEBEELD IN HET VONDELPARK TE AMSTERDAM tc Rotterdam ls een nieuw perron in aanbouw, in verband mee cfcctri/icatie van de
in het holst van den nacht...
IN HET GRUNEWALD STADION te Berlijn
heeft de ontmoeting plaats gehad tnsschen
het Duitache en Fransche voetbalelftal, welke
wedstrijd eindigde in een gelijk apel van 3-»3.
Een spelmoment.
DE LAATSTE TRAINING voor de athletiek-
wedstrijden tusschen de vertegenwoordigende
ploegen van de universiteiten te Oxford en
Cambridge.
VOOR DE EERSTE MAAL In zijn functie ah president van Amerika heeft Franldln D. Roosevelt da
vertegenwoordigers der pers ontvangen.
HET CONCOURS HIPPIQUE VOOR DAMES
TE PARIJS. - Mme Silva in actie tijdens de
handicap-race.
SIR EVELYN WRENCH, EngcTsch publicist,
is Maandag tc Hock van Holland aangekomen,
om in ons land een aantal leringen tc houden
over dc All Peoples' Association.
spoorlijn Rotterdam-Dordrecht.
FEUILLETON
Naar het Duitsch bewerkt door
J. VAN DER SLUYS.
(Nadruk verboden).
2)
De grijze man bleef stilstaan en zei met
een krachtelooze, bevende stem: „Hier woon
ik. Ik dank u hartelijk voor uw hulpvaardig
heid".
Hij liet den arm van zijn begeleider los en
zocht met onzekere hand in zijn zak naar
den huissleutel. Maar zijn zwaaiende bewe
gingen toonden duidelijk, dat hij zijn zwakte
nog niet overwonnen had en Roggenbach be
sloot de taak, die hij eenmaal op zich geno
men had, geheel ten einde te brengen.
„U moet mij toestaan, u naar uw woning
te brengen. Ik zal den weg terug wel alleen
vinden."
Het aanbod scheen den ander niet onwel
kom. want na eenig aarzelen antwoordde hij:
„Is dat geen misbruik maken van uw goed
heid? Ik woon op de vierde étage van het
achterhuis heelemaal onder den hemel".
„Nu, als het anders niet is", verklaarde
Roggenbach met een poging tot scherts, „ik
ben een hartstochtelijk bergbeklimmer".
En hij nam den sleutel van zijn bescher
meling over om zelf de huisdeur te openen.
De grijze man hing weer zwaar aan zijn arm,
toen zij de overdadig met pleisterwerk ver
sierde en door twee electrïsche lampen ver
lichte hall doorgingen en het binnenhof
overstaken. Langzaam, tree voor tree ging
het toen de vier niet al te gemakkelijke trap
pen naar boven tot de vierde étage, waar de
bewoner, niettegenstaande den steun van
zijn metgezel, totaal uitgeput aankwam. Hij
Was niet in staat een woord uit te brengen
en zijn ademhaling klonk zoo rochelend, dat
Roggenbach het noodig vond. zijn electrische
zaklantaarn te voorschijn te halen en aan te
knippen. Bij het schijnsel daarvan zag hij,
dat de zieke zich met beide handen aan de
trapleuning vasthield en met heftig op-en-
neer-gaande borst naar lucht snakte. Verder
merkte hij op, dat zich hier boven slechts één
deur bevond, waaraan met een punaise een
visitekaartje was bevestigd, dat den naam
„Franz Beiersdorf" vermeldde.
„Wilt u, dat ik hier aanbel?" vroeg hij, ter
wijl hij de hand al naar den drukknop van
de schel uitstak. Maar de grijze man schudde
het hoofd. „Het zou geen doel hebben", stiet
hij uit, „want ik woon hier heel alleen. Maar,
als u als u nog een oogenblik hebt hier
Is de sleutel".
De deur ging open en bij het licht van
Roggenbach's lantaarn werd een klein, smal
portaal, waarop twee deuren uitkwamen,
zichtbaar.
„De deur links, alstublief!" verzocht de be
woner. „Aan den anderen kant ls alleen de
keuken".
Warm lamplicht vulde de kamer, waarin
zij binnengingen. Het was een matig groot
vertrek met goedkoope, haast armelijke meu
bels en stoffeering. Aan de lange zijde stond
een bed en midden in de kamer een tafel,
waarop in wanorde schrijfgerei, papier en
eenige boeken verspreid lagen. Een tweede,
half-geopende deur voerde in een niet-
verlichte ruimte.
De oudere man, die zich dadelijk bij zijn
binnenkomen op een stoel had laten neer
vallen. kwam sneller tot zichzelf dan Rog
genbach had durven hopen. Nadat hij de
vraag van den laatste, of hij Iets voor hem
kon doen. met een ontkennend hoofdschud
den had beantwoord, begon hij plotseling,
met de gewone, ietwat bruuske klank weer
in zijn stem te spreken.
„Het ls niet zoo erg. als het lijkt. Ik heb wat
last van mijn hart, maar de dokter, die mij
behandelt, is van meening, dat ik nog min
stens twintig jaar meekan. En voor iemand
van zes en veertig is dat ook waarlijk niet te
veel!"
Roggenbach keek verschrikt op: hij had
den man minstens op zestig geschat. Maar
toen hij hem nog eens aandachtig gadesloeg,
leek het hem toch niet erg waarschijnlijk,
dat de voorspelling van den dokter bewaar
heid zou worden.
„U moest maar zoo gauw mogelijk naar
bed gaan", raadde hij aan. „Ik wil u wel even
behulpzaam zijn. Maar hebt u hier heele
maal niemand die in geval van nood iets voor
u doen kan".
„Neen, maar ik heb ook niemand noodig.
De portiersvrouw uit het voorhuis houdt de
woning schoon en ik eet in een restaurant.
Maar laat ik mij eindelijk eens aan u voor
stellen. Mijn naam is Beiersdorf. Een bepaald
beroep heb ik niet; ik houd me zoo'n beetje
met schrijverij bezig. Is u misschien ook
journalist? U leest tenminste altijd zoo ijverig
kranten."
De ander antwoordde ontkennend en stelde
zich voor: „Dr. Erich Roggenbach. sinds en
kele weken privaat-docent aan de Berlijn-
sche Universiteit."
„Bent u medicus?"
.Neen. mijn vak is economie".
Beiersdorf was inmiddels begonnen zich
uit te kleeden: Roggenbach's nogmaals aan
geboden hulp had hij afgewezen en weldra
strekte hij zich. terwijl zijn ademhaling weer
regelmatiger ging. behaaglijk in bed uit. De
jonge docter vond. dat hij nu gevoeglijk kon
heengaan, maar toen hij op het punt stond
dit te zeggen, ontmoette zijn blik dien van
Beiersdorf en wat hij in de vermoeide, hulpe-
looze oogen ran dezen las. ontnam hem den
moed aan zijn voornemen gevolg te geven.
„Wilt u. dat ik nog wat blijf?" vroeg hij.
Uit het bed werd hem een knokige hand
toegestoken.
„Ik had het u natuurlijk nooit durven vra
gen". antwoordde Beiersdorf met duidelijk-
merkbare opluchting, „maar als u nog een
uur van uw nachtrust zoudt willen offeren,
zou ik u onuitsprekelijk dankbaar zijn".
Roggenbach zette zijn hoed af, trok zijn
jas uit en schoof een stoel bij de tafel.
„Ik wil met genoegen nog wat blijven, maar
u moet probeeren in te slapen, meneer
Beiersdorf", zei hij. „Ik mag intusschen mis
schien uw boeken wel eens inzien".
„Zeker, maar het is niet bepaald amuse-
mentlectuur. Het is sombere kost; Russische
romans, die ik van plan ben te vertalen".
,,U bent toch geen Rus?"
„Neen, maar ik heb lang genoeg in Rusland
gewoond om de taal te beheerschen".
Ergens in de nachtstilte klonk een geluid
als van het sluiten van een deur en op het
zelfde moment zat Beiersdorf overeind in het
bed.
„Wat ls dat?" vroeg hij gespannen. „Hebt
u dat gehoord?"
„Het lijkt me toe, dat er een deur dicht
gedaan werd. Waarschijnlijk is er in een van
de benedenwoningen iemand thuisgekomen".
„U gelooft dus niet, dat het hier boven
was?"
„Dat lijkt me vrijwel uitgesloten, meneer
Beiersdorf! Maar. als u dat geruststelt, wil
ik de deur naar de trap wel even afsluiten".
„Ja. als u dat zou willen doen, graag. Er is
een veiligheidsketting. Doet u die er dan
meteen voor, alstublieft. En als het niet te
veel gevergd is, wilt u dan uw zaklantaarn
meenemen en in de keuken kijken? Het zou
kunnen zijn. dat er in mijn afwezigheid
iemand ingeslopen was".
Die groote zorg leek Roggenbach wel wat
overdreven, want de woning bevatte zoo op
het oog vrijwel niets, dat de hebzucht van
dieven zou prikkelen. Maar hij scheef den
angst van den man toe aan zijn zieken toe
stand en voldeed daarom aan zijn verzoek.
Met de electrische lantaarn brandend !n de
hand ging hU naar het kleine portaal en
opende de deur, die naar de keuken leidde.
Zooals hij wel verwacht had. was daar nie
mand. De deur naar dc trap bleek gesloten
Roggenbach herinnerde zich nu, dat hij dat
zelf straks gedaan had en zooals Beiers
dorf verzocht had, maakte hij nu ook nog
de stalen veiligheidsketting vast en keerde
naar dc kamer terug.
•Net is alles in orde", verzekerde hJJ de»
zieke", u kunt rustig gaan slapen".
„Ik dank u voor de moeite. Ik schaam me
eigenlijk, dat ik u zooveel last bezorg an
toch zou ik u nog Iets willen vragen".
„En dat is?"
.Net is mogelijk, dat er nog iemand boml
om over mij te spreken".
„Nu nog?" vroeg Roggenbach op ongeloo-
vlgen toon. ,,U vergeet geloof ik, dat het al
middernacht is."
„Toch zou het kunnen zijn. Maar u ziet zeil
wel, dat ik op het oogenblik niet in een toe
stand ben voor een opwindend gesprek. U
mag den man niet binnenlaten: onder geen
voorwaarde mag u hem binnenlaten, meneer
Roggenbach."
In zichtbare onrust wachtte hij op het atrt-
woord van den jongen dokter.
„Goed", verklaarde deze, „als u den man
niet ontvangen wilt, zal Ik hem zeggen, dat
u ziek bent en hij u daarom vannacht niet
spreken kan. Wenscht u, dat ik nog iets an
ders tegen hem zeg?"
Beiersdorf dacht een oogenblik na, toen
schudde hij ontkennend het hoofd.
,Ncen, ik denk niet, dat hij u verder iets
vragen zal. Maar maakt u alstublieft den
ketting niet los. terwijl u met hem praat.
Doet u de deur maar direct weer dicht, als
u hem gezegd hebt, dat hij mij niet spreken
kan".
Erich Roggenbach vond de zonderlinge op
dracht niet zoo heel plezierig, maar hij nam
de zaak voorloopig niet al te ernstig op.
Zijn vermoeden, dat hij met iemand te
doen had. die niet heelemaal normaal was,
althans In een toestand van zenuwoverspan
ning verkeerde, was door Beiersdor"s spook
achtige manier van doen steels meer en meer
versterkt. En hoewel hij niet bepaald spijt
had van zijn gedienstigheid wilde hij toch
niets liever dan zoo spoedig mogelijk hier
vandaan te kunnen gaan.
Wordt vervolgd).