BIJVOEGSEL
HAARLEM'S
DAGBLAD
Vrijdag 24 Maart
1933
AAN ALLEN.
Een paar weken geleden kreeg ik allemaal
blijde briefjes over die mooie maand Maart,
die ons zooveel zon gaf en die alles zoo
prachtig deed uitloopen en nu is 't net an
dersom. Er waren al kinderen, die de win-
terspulletjes weg hadden geborgen en wat
dunners hadden aangetrokken. Wat zijn ze
blij, dat de dikke jas door moeder nog niet
is weggeborgen. Maart roert zijn staart. Zoo
is 't altijd geweest en zoo zal 't altijd wel
blijven. En toch, ja, en toch wordt 't Lente.
Wie zijn oogen den kost geeft, ziet 't overal.
Alle boomen en heesters zijn, wat een vak
man noemt, aan 't werken. De vogels zijn ru
moeriger, de spreeuwen en de lijsters zijn
druk bezig aan den nestbouw.
Langs de weilanden bloeien de wilgenkatjes
De elzen zijn meerendeels al uitgebloeid. Ik
heb ook al primula's zien bloeien, roode en
gele. In onze tuintjes komen allerlei gele en
groene sprietjes voor den dag, zoodat je je
zelf telkens afvraagt: wat zal dat worden
en dit?
De leeuwerik is ook al gezien, 't Meest is er
voor hem nu te halen in 't waterland.
Maar met dat al heeft Maart ons vele
koude, gure, stormachtige dagen gegeven.
Regenmantel en paraplu waren de meest on
ontbeerlijke zaken, 's Morgens wist je niet,
wat de middag zou brengen. In een gietbui
ging je naar school en pas zat je in je bank
of de zon scheen door de ruiten, dat 't een
lust was om te zien.
Zeur dan alsjeblieft niet, of de gordijnen
dicht mogen, want wat is er nu heerlijker
dan een voorjaarszonnetje. Een buiige
maand Maart schijnt nog zoo kwaad niet te
zijn voor wat daar buiten groeit. Zij hoort
eenmaal in ons klimaat thuis. Alleen moe
ten we rekening met haar houden. Draag
je wollen kleeren nog maar gerust, laat de
rozen nog maar even gedekt. De bolgewassen
kunnen er beter tegen. Op de velden is de
bedekking weggenomen. De crocussen bloeien
al. tulpen en hyacinten vertoonen groene
punten. Let ook eens op de ribes. Tusschen
't teere, fijne groen, zie je hier en aaar ae
opgerolde bloemknopjes. Zoo is 't ook met de
sering. Sneeuwklokjes en anemoontjes dur
ven te bloeien, al buigen ze de kopjes tegen
de gure windvlagen. De wormen kruipen uit
de donkere aarde. Ruiken ze de lentelucht?
Ze moeten hun nieuwsgerigheid spoedig duur
bekoopen. Lijsters en vinken hebben 't op
hun leven gemunt. De groene specht zoekt
het liever hooger. Hij klopt en klopt tegen de
blanke berkenstammen, om te zien, of er
onraad is in den vorm van schadelijke lar
ven .en torretjes, die verderf brengen voor
alles, wat plant is. De kieviten maken in de
weilanden hun gekste sprongen. De Lente
maakt hen ook zoo wonderblij.
Wie appel- en pereboomen in den tuin
heeft, kan nu al profeteeren hoe de vrucht
zal zijn. De bloemknoppen zijn al duidelijk
merkbaar. In deze gure dagen is 't of ze
niet zwellen. Moeder Natuur is voorzichtig,
't Kleverige bloempakje beschut zoo veilig
tegen regen, hagel en storm.
De donkere buien zijn maar niet van de
lucht en wat kan de regen hard neerplenzen.
Maar hoe spoedig kan 't ook weer verande
ren. Een enkele windvlaag en de donkere
wolken scheuren en de hemel vertoont zich
zoo stralend blauw, dat we er wel een heel
uitzet van kunnen knippen. De wind jaagt
den regen weg en veegt de lucht schoon.
Misschien geeft Maart ook nog wel sneeuw
en hagel. Dat is meer vertoond. Nachtvor
sten komen gestadig voor. De plassen van
vandaag zijn morgen met een ijsvloer be
dekt. Maart is een humeurig kind. zoo goed,
zoo kwaad, 't Is echter bij een booze bui een
groote troost, dat het niet lang behoeft te
duren. Onweersbuien kunnen ons ook nog
wachten. Denk maar aan 't oude liedje:
Maartsche buien, die beduien
Pat de Lente aan komt kruien, of dat de
Winter weg gaat kruien.
Toch is er vreugde in Maart. De dartele
lammetjes, de buitelende kieviten, de
springende kalveren en de knikkerende
jeugd vertellen ons allen, dat ze blij zijn.
Blij, omdat het schoonste jaargetij toch zijn
intree doet en zich door geen Maartsche bui
laat verjagen.
Elke nieuwe week van Lentemaand voert
wat nieuws aan. Versch groen, nieuwe bloe
men, terugkeerende vogels. Dus maar niet
mopperen om de gure vlagen van Maart,
neem deze maand maar zooals ze is. 't Zal
toch Lente worden.
W. B.—Z.
ZWANEN.
Op een onzer noordelijke eilanden heb ik
in den winter wel eens wilde zwanen op de
kust gezien. Zelfs van heel dichtbij, want
de ervaren strandjager had er een weten
te schieten en ik ontmoette hem, terwijl hij
het geweer onder een arm droeg en over
zijn schouder torste hij triomfantelijk zijn
kolossalen bu.it. Want zijn vogeltje was van
kop tot staart andcrhalven meter lang en
tusschen de toppen der uitgespreide vleugels
kon hij twee en een halven meter halen.
Het vrachtje woog wel twintig pond en ik
wenschte hem plagend geluk dat het geen
dubbel schot geweest was, want het was een
heel eind van huis nog.
Heeft de gewone zwaan een rooden sna
vel met zwarte vlekken aan den kop, de
groote wilde zwaan kun je herkennen aan
een halfzwarten, halfgelen snavel, terwijl de
snavelwortel en ae kin heldergeel zijn ge
kleurd. Deze vogels maken hooge toeteren
de fluitgeluiden, welke dichtbij wat schril
klinken, doch op een afstand gehoord nog
zoo leelijk niet zijn. Daarom noemt men
hem ook de hoelzwaan of zingzwaan. Die
hooge fluitgeluiden hebben het sprookje in
de wereld gebracht, dat een stervende
zwaan een lied zou zingen; men verwarde
dan een aangeschoten wilde zwaan met een
gewone. Ook ae muziek dezer hoog door de
lucht zich voortspoedende trekvogels, gaf
tot allerlei twijfelachtige verhalen aanlei
ding. Voor de bewoners van IJsland en an
dere kustvolken van het hooge Noorden is
het geluid dezer trekvogels zeker pdettig
om te hooren vanuit de zee, want de terug
keer der zwanen verkondigt het einde van
den winter: het zijn daar de lenteboden,
zooals hier zwaluwen en ooievaars.
Onze I gewone zwanen zijn even groot als de
wilde. Hun geluid is enkel maar een schril,
snorkend geblaas en je hoort dat alleen,
wanneer ze zich boos maken, een vreemden
indringer uit hun vischwater verjagen of
als je te dicht bij hun jongen komt, om
je schrikt aan te jagen en op een afstand
te houden. Ook deze vogels trekken des
winters naar onze kusten en je kunt
ze soms op een lange rij achter elkaar zien
zwerven over strand en zee of onderge-
loopen weilanden wat een mooi gezicht,
hoor!
Ze zijn nogal schuw en laten zich door
den jager niet gemakkelijk naderen, alleen
de honger bij kustijs ver in zee doet ze
de voorzichtigheid vergeten. Zelfs kwam het
in strenge winters meermalen voor, dat ze
net als de meeuwen plegen te doen, zich
binnen de zeehavens en in de stadsgrach
ten vertoonden op den langen duur. Want
zwanen zijn geen duikvogels, zooals de een
den. Ze visschen zoover hun hals slechts
reikt, en alleen op ondiep water kunnen ze
tusschen de waterplanten op den bodem
voedsel bemachtigen. Daarom zie je de
gewone zwanen ook zeer weinig op rivieren,
ze voelen zich op plassen en vijvers heel
wat beter thuis en daar vormen deze kloeke
sneeuwwitte vogels en prachtige stoffeering
van het watervlak, waartusschen voor af
wisseling ook de roodgesnavelde zwarte zwa
nen, uit Australië afkomstig, een heel mooi
effect maken.
G. DE GR.
ONZE BIBLIOTHEEK.
(Opgericht 2 October 1928)
Groote Houtstraat 93.
(Bureau Haarlem's Dagblad)
Ruiluren: Woensdags 46 uur n.m. Zater
dags 24 uur nam.
Inschrijving 10 cto. (inclusief volledige
boekenlijst 1932 en opbergmap).
De voorraad boekenlijsten is uitverkocht.
Leesgeld: 2 ets. per deel van Woensdag
Zaterdag of Zaterdag—Woensdag.
Correspondentie-adres: Emmastraat 36.
EEN KLEIN BERICHTJE
Het deed mij een groot genoegen te ver
nemen, dat zoovele ouderen hun belang
stelling toonen in ons jeugdwerk. O. B. zal
het dan ook steeds op prijs stellen sympa
thie-betuigingen te mogen ontvangen.
EEN BELANGRIJKE AANWINST
Van de opruiming in de boekwinkels hier
ter stede gebruik gemaakt hebbende, mag
O. B. een belangrijke extra-aanvulling boe
ken. In 't bijzonder mag daarbij genoemd
worden een tweetal deelen van den beroem
den schrijver Karl May. Tot nog toe waren
van hem geen boeken in O. B. opgenomen,
dat zijn oorzaak vindt in de hooge kosten,
welke de aankoop daarvan met zich brengt.
Een tweede aanwinst is het opnemen van
de uiterst fijn en gevoelig geschreven Mei
club-serie van Mevr. T. Brinckgreve-Wiche-
rinck. Wie geeft zich nu nog niet op als
deelnemer?
ONS SPAARPOTJE
Voor de eerstvolgende aanvulling is op 1.
4 en 8 Maart opgespaard een bedrag van
f 2.37. Bijzonderheden stonden in de rubriek
van 10 Maart 1933.
W. F. M. H. LASSCHTJTT,
Emmastraat 36.
Haarlem, 24 Maart 1933.
POSTZECELRUBRIEK.
BEIEREN
n
'#6? -/ffés>
j iti
6
7h
/t?/o - 'Pys
lU
fa
6 Tl
yfa
cj Ti
/oi i
jjlL
m
y>n
/Ü7f-
w M cl.
/fa
3 fa
7a
/ofa
/t?fa
In 1867—68 verscheen een ongetande serie
in geheel andere teekening. Zij stellen voor
het wapen van Beieren geflankeerd door
twee leeuwen, daarboven de landsnaam en
onder de waarde, de waardecijfers bevinden
zich in alle vier hoeken in een cirkel.
Uitgegeven werden: 1 kreuzer (geelgroen)
3 kr. (rose), 6 kr. (blauw), 6 kr. (geelbruin)
7 kr. (blauw) 9 kr. (geelbruin) 12 kr. (violet)
en 18 kr. (rood). Grootte der vakjes 2.3 bij
2.8. Ook deze zegels hebben een zijden draad.
In 187073 verscheen een.getande serie in
dezelfde teekening met een watermerk,
gekruiste lijnen in de waarden 1 kr.
(groen) 3 kr. (rose), 6 kr. (lichtbruin) 7 kr.
(blauw), 9 kr. (bruin) 10 kr. (geel) 12 kr.
(violet) en 18 kr. (rood). Ook de afmetingen
van deze zegels zijn 2.3 x 2.8.
In hetzelfde type verschenen in 187475
een paar zegels nl. 1 m. (ongetand) en 1 m.
igetand) (violet) eveneens met de maten
2.3 x 2.8. In 1875 werd een serie uitgegeven
met dezelfde teekening doch met watermerk
a. dit zijn 1 kr. (geelgroen) 3 kr. (rose) 7 kr,
(blauw), 10 kr. (geel) 18 kr. (rood). Ook
hiervan zijn de maten 2.3 x 2.8. Zie voor de
indeeling het schetsje.
Het watermerk is gemakkelijk te vinden
als men de zegels op een donkeren onder
grond legt. zwart steen of marmer b.v. en
een paar druppels benzine op de zegel laat
vallen. De zegels lijden hierdoor niets en
zijn direct droog. Deze mededeeling geldt
speciaal den beginnelingen dat begrijp je
wel.
Nieuwe deelnemers:
42. Bart Graaff,
46. Jac. Graaff.
47. A. J. Graaff.
48. Herm. Graaff, allen Junoplantsoen 60,
Haarlem-Noord.
Wijnanda Vaarberg, C. H. v. Bilderbeek
en C. v. Wijngaarden zonden hun dubbel
materiaal waarvoor mijn dank.
Rustenburgerlaan 23.
DE TOOVERSCHIJF.
Uit een stukje karton, dat overal even
dik is, knippen we een cirkelronde schijf.
Van deze schijf bepalen we heel nauwkeurig
het middelpunt. Dan nemen we een houten
of looden balletje, makkelijker nog is een
houten bal van een oud kegelspel bijvoorbeeld
dien we precies midden door zagen. Deze
halve bal moet weer nauwkeurig op het
middelpunt van de schijf worden bevestigd.
Dat zal het best gaan. als men door het
middelpunt van de schijf een naald steekt
en dan met de punt van de naald op den
vlakken kant van den halven bal eveneens
het middelpunt zoekt. Liggen de beide mid
delpunten eindelijk op elkaar, dan wordt
een spijkertje met een grooten, platten kop
door het kartonnen schijfje in den houten
bal geslagen. Als we de schijf nu zoo plaat
sen, dat de bolvorm van den bal de tafel
rtakt zal de schijf als het ware over de tafel
zweven. Want we hebben ae schijf immers
zoo mooi uitgebalanceerd dat het gering
ste zuchtje haar doet. sidderen en beven.
Als we zoover zijn kan de voorstelling
beginnen en de schijf zal nu toonen, hoe
verstandig ze is, ja dat ze haast wel me—
schelijk verstand schijnt te bezitten. We
gaan met onze vriendjes aan tafel zitten,
zetten de wonderschijf in het midden en
verzoeken vervolgens iemand van de aan
wezigen enkele vragen te stellen, die de
schijf echter slechts met „ja" of „neen" zal
beantwoorden vraag met „neen" beantwoordt
zal ze onbewegelijk blijven. Antwoordt ze
echter met „ja", dan zal de rand van de
schijf tegen het tafelblad wippen. Onze
kennissen zijn natuurlijk verbluft en kijker,
ons van terzijde een beetje wantrouwend
aan, omdat ze denken, dat we met boven
natuurlijke dingen omgaan. We zijn name
lijk zóó aan tafel gaan zitten, dat we ge
makkelijk en ongemerkt- tegen den rand van
de schijf kunnen blazen. En als de schijf
goed gemaakt is en heel nauwkeurig in het
middelpunt staat, is het geringste zuchtje
voldoende, om haar te doen bewegen. Hoe
grooter we de schijf maken, hoe gevoeliger
ze zal zijn. Raad maar eens waarom!
GUUS GERBE.
UIT HET VERRE OOSTEN.
De wijze en de koopman,
In den grooten bazar van Bagdad had ook
Nezr-ed-Din zijn vaste verkoopplaats. Hij
was een gezien handelaar, die rijk was aan
ervaring en in de stad een goeden roep ge
noot.
Het gebeurde eens, dat Salak-ed-Din, de
groot-vizier, op zijn tapijt stond en de wa
ren van den handelaar voor zich liet uitstal
len. Nazr-ed-Din haalde zijn meest verbor
gen kostbaarheden uit de donkerste hoeken
te voorschijn, en de juweelen fonkelden en
glinsterden. Goud. zilver en edelsteenen
glansden voor den vizier, die voor Surbajah
een geschenk zocht.
De handel duurde lang, aldoor nieuwe
kostbaarheden haalde de handelaar te voor
schijn om iets te vinden, waarin de vizier
behagen zou scheppen. En terwijl de vizier
menig kostbaar stuk uitzocht, zag Scheffky.r
de wijze, stil glimlachend toe.
Eindelijk was de koop gesloten. Onder
plechtige eerbetuigingen overhandigde de
koopman de kostbaarheden. En pas, toen de
machtige weg was, bemerkte de handelaar
Scheffkyr.
„En jij. Scheffkyr" vroeg hij hem. „vind jij
njets onder al deze edelsteenen, dat je be
valt! Terwijl de vizier Allah's zegen zij met
hem het zijne vond; gevoelde jij toen geen
lust iets van mij te koopen?"
Scheffkyr hief beide handen als eerbetui
ging en zei mild glimlachend:
„Waarom zou ik iets bij je koopen; terwijl
je me toch rijkelijk met geschenken overla
den hebt?"
De koopman zag den wijze ongeloovig aan.
„Heb ik je iets geschonken? Bij den baard
van den profeet, toch niet bij mijn weten!"
De wijze zag hem ernstig aan.
„Toch wel, Nazr-ed-Din! Je hebt me ter
wijl je met den vizier handel dreef, veel ge
schonken. Ik heb voor niets bij je gekocht;
terwijl de vizier betalen moest. En wat ik
kocht, is het kostbaarste. Ik ontving inzicht.
Nazr-ed-Din. Ik zag n.l. hoeveel dingen jij
voor je opstapelde, die ik, voor mijn leven,
voor mijn geluk en voor mijn tevredenheid
niet noodig heb
Nazr-ed-Din zweeg, en toen de wijze, on
der het aanroepen van Allah's zegen, van
het tapijt stapte, begon hij naflenkelijk zijn
kostbaarheden weer op te bergen. Tot zijn
zoon sprak hij echter:
„Het is goed, dat de wijsgeer denkt en de
groot-vizier koopt. Omgekeerd was het een
groot opgeluk".
Hij sprak en keerde zich toen vriendelijk
naar een nieuwen bezoeker.
ABD-EL-KADIM.
IETS OVER DEN ARABIER EN
ZIJN PAARDEN.
„Roch chlani", „de volmaakten" noemt de
Arabier zijn paarden, die volgens de over
levering afstammen van de merries van
den profeet Mohammed. Met de grootste
zorgvuldigheid waakt hij er voor, dat het
ras zuiver blijft. Het paard wordt be
schouwd als een lid van de familie, en met
de meeste liefde omringd.
Als een krijger een gevaarlijken tocht gaat
ondernemen, wenscht men niet hem, maar
het paard een goede reis en als het na een
veldslag alleen naar het tentendorp terug
keert, is de droefheid over den dood van
den krijger lang niet zoo groot, als de vreug
de over de behouden thuiskomst van het
dier.
Een zoon of een ander familielid van den
gesneuvelde bestijgt het paard dan met de
verplichting den dood van den vroegeren
berijder te wreken. Wanneer er dieren in
een veldslag zijn omgekomen, heerseht er
maandenlang diepe rouw.
Maar het Arabische paard is ook met geen
ander te vergelijken. Het bezit werkelijk de
kracht om reusachtige snelheden te ontwik
kelen: bovendien wordt het met de grootste
zorg behandeld. Geen boos woord, geen
zweepslag krijgt het. Maar dat heeft het
ook niet noodig; één woord van zijn berij
der is voldoende om het aan te sporen. De
Arabier deelt Hef en leed met zijn ros, ja,
zelfs de slaapplaats deelen ze met elkaar.
De tevredenheid en bescheidenheid van
het dier zijn bijna spreekwoordelijk gewor
den. Het neemt na de meest vermoeiende
ritten, genoegen met heel weinig voedsel.
Het paard is dan ook het kostbaarste be
zit van den Arabier. En wanneer hij over
zijn paard spreekt, zegt hij:
..Zeg mij niet. dat dit dier mijn paard is;
zeg, dat het mijn zoon is. Want op deze we
reld is er geen tweede, dat zijns gelijke is.
Het begrijpt alles, als een zoon der men-
schen: slechts het vermogen om te spreken
ontbreekt hem,''
HET LENTESPEL.
TWEEDE BEDRIJF
Hierin komen voor: een glimworm, een
veldmuis, een paar meisjes aan de poppen-
wasch, eon kikker, enkele bloemen, kabou
ters enz, Verder enkele kinderen met bloe
men getooid. De costuumpjes hiervoor kun
nen vervaardigd worden van papier. Je kunt
er nog meerdere dieren of bloemen aan toe
voegen, wanneer je aardige versjes er voor
hebt. De versjes, die ik hiervoor gebruik zijn
ontleend aan Lentezangen van Gilles van
Hees en van Herwaarden.
Eenkaboutertotdenglimworm
Glimwormpje, glimwormpje in den nacht
Straalt zijn lantaarntje onverwacht
Aan en weer uit, zonder geluid.
Diep tusschen heester en kruid
Glimwormpje, glimwormpje weet je wel,
Hoe ik verschrik van je spiegelspel?
Aan en weer uit, zonder geluid,
Diep tusschen heester en kruid
Een veldmuis springt naar voren en
zingt:
De veldmuis vond in 't beukebosch,
Een leege notedop.
Hij poetste hem met vochtig mos en zand
Een beetje op.
Hij maakte er twee wieltjes aan
En zei: „Mijn flets is klaar,
Nu rijd ik van den heuvel af
Zonder het minst bezwaar.
Hij deed zooals hij had gezegd:
Hij ging bij lichte maan.
Met fiets en al op 't topje van
Een hoogen heuvel staan.
Hij trok zijn pooten op en hup!
Daar ging hij naar omlaag.
Dat 's voor een muis in elk geval.
Nog al een heele waag.
Maar halverwege au! daar kwam
Zijn staartje tusschen 't wiel.
De notedop sloeg om en om.
Zoodat de veldmuis viel.
Beneden sprong hij hinkend rond.
Maar 't allergekste was
De fiets bleef aan zijn staart geklemd
Zoo kwam de muis te pas.
Dit versje moet met geestige bewegingen
gezongen worden.
Twee meisjes staan aan de
w a s c h t o b b e. De een wascht, dc ander
wringt.
Flink te plassen, vlug te wasschcn
In het schuimend heete sop.
Vol verlangen 't goed te hangen
Aan de lijn in 't zonlicht op.
Blij te kijken en te prijken
Met de wasch, die helder ziet.
Praat ze een uurtje met haar buurtje
Zonder babblen gaat het niet.
'k Hoor het suizen en het ruischen
En de wind komt spelend aan.
Al 't gedoetje, 't wapprend goedje
Zie ik bol aan 't lijntje staan,
't Zongetoover door het loover
Kijkt al lachend van omhoog
Zonnestralen komen dalen
Maken heel de wasch gauw droog.
Eenkikkerkomtspringend naar
voren:
Rik. kik. kik,
Wat ben Ik in mij schik!
't Voel de warme zonnestralen
In het koude water dalen
Rik, kik, kik, nu kruip ik uit het slik.
Rik. kik. kik, ik ben niet meer zoo dik
Heel den winter moet je weten
Kreeg ik niemendal te eten.
Rik, kik. kik, van honger heb lk schrik.
Rik. kik. kik.
Eerst sliep ik in het slik
Maar nu ga ik vroolijk springen,
Vliegen vangen, liedjes zingen.
Rik, kik. kik. Nu word ik weder dik.
Meisjes met bloemen versierd, zingen hand
in hand:
Daar staan veel duizend bloemen
Te pronken in de wei.
Daar komen bijtjes zoemen
En zwiert de vlinder blij
De zon veel duizend stralen
Voor al die bloempjes schiet,
Ze komt met goud betalen
Al 't schoone, dat ze ziet.
Daar staan veel duizend kelken
Te pronken in de wei.
En of er ook verwelken
Er komen nieuwe bij.
Ze ontwaken en beginnen
Een zacht en vroolijk lied.
Maar die geen bloempjes minnen,
Die hooren 't wijsje niet.
(In dezen zelfden bundel staat een bloe-
menlledje en een kabouterliedje. Ik zal
deze niet opschrijven, omdat 't zooveel
plaats verelscht. Jullie hebt de bedoeling en
de wijze van uitbeelding nu wel begrepen.
Wanneer nu alle medespelers aan 't woord
zijn geweest, zakt het scherm. Dit is 't einde
van het 2de Bedrijf.
DERDE BEDRIJF
Alle medespelers hebben zich opgesteld
in den vorm van een pyramlde. Met een
groote keukentrap in 't midden en kleinere
trapjes en bankjes daarnaast moet men
eerst, den pyramide-vorm krijgen. Alles
wordt belegd met lakens voor de spelers zich
neerzetten. De kleinsten komen onderaan te
zitten. De vijf middelste houden de verschil
lende letters in de hand van 't woord: Lente.
Alle spelers zijn met elkaar verbonden door
slingers van bloemen. En terwijl ze daar zoo
stil staan, als beelden van een schilderij,
wordt achter het scherm door een koortje of
een kwartet een mooi lentelied gezongen,
zooals jullie er allemaal wel een zult ken
nen. Het geheel moet een mooi, indrukwek
kend slot vormen.
w. b.—a,