BIJVOEGSEL HAARLEM'S DAGBLAD Vrijdag 24 Maart 1933 AAN ALLEN. Een paar weken geleden kreeg ik allemaal blijde briefjes over die mooie maand Maart, die ons zooveel zon gaf en die alles zoo prachtig deed uitloopen en nu is 't net an dersom. Er waren al kinderen, die de win- terspulletjes weg hadden geborgen en wat dunners hadden aangetrokken. Wat zijn ze blij, dat de dikke jas door moeder nog niet is weggeborgen. Maart roert zijn staart. Zoo is 't altijd geweest en zoo zal 't altijd wel blijven. En toch, ja, en toch wordt 't Lente. Wie zijn oogen den kost geeft, ziet 't overal. Alle boomen en heesters zijn, wat een vak man noemt, aan 't werken. De vogels zijn ru moeriger, de spreeuwen en de lijsters zijn druk bezig aan den nestbouw. Langs de weilanden bloeien de wilgenkatjes De elzen zijn meerendeels al uitgebloeid. Ik heb ook al primula's zien bloeien, roode en gele. In onze tuintjes komen allerlei gele en groene sprietjes voor den dag, zoodat je je zelf telkens afvraagt: wat zal dat worden en dit? De leeuwerik is ook al gezien, 't Meest is er voor hem nu te halen in 't waterland. Maar met dat al heeft Maart ons vele koude, gure, stormachtige dagen gegeven. Regenmantel en paraplu waren de meest on ontbeerlijke zaken, 's Morgens wist je niet, wat de middag zou brengen. In een gietbui ging je naar school en pas zat je in je bank of de zon scheen door de ruiten, dat 't een lust was om te zien. Zeur dan alsjeblieft niet, of de gordijnen dicht mogen, want wat is er nu heerlijker dan een voorjaarszonnetje. Een buiige maand Maart schijnt nog zoo kwaad niet te zijn voor wat daar buiten groeit. Zij hoort eenmaal in ons klimaat thuis. Alleen moe ten we rekening met haar houden. Draag je wollen kleeren nog maar gerust, laat de rozen nog maar even gedekt. De bolgewassen kunnen er beter tegen. Op de velden is de bedekking weggenomen. De crocussen bloeien al. tulpen en hyacinten vertoonen groene punten. Let ook eens op de ribes. Tusschen 't teere, fijne groen, zie je hier en aaar ae opgerolde bloemknopjes. Zoo is 't ook met de sering. Sneeuwklokjes en anemoontjes dur ven te bloeien, al buigen ze de kopjes tegen de gure windvlagen. De wormen kruipen uit de donkere aarde. Ruiken ze de lentelucht? Ze moeten hun nieuwsgerigheid spoedig duur bekoopen. Lijsters en vinken hebben 't op hun leven gemunt. De groene specht zoekt het liever hooger. Hij klopt en klopt tegen de blanke berkenstammen, om te zien, of er onraad is in den vorm van schadelijke lar ven .en torretjes, die verderf brengen voor alles, wat plant is. De kieviten maken in de weilanden hun gekste sprongen. De Lente maakt hen ook zoo wonderblij. Wie appel- en pereboomen in den tuin heeft, kan nu al profeteeren hoe de vrucht zal zijn. De bloemknoppen zijn al duidelijk merkbaar. In deze gure dagen is 't of ze niet zwellen. Moeder Natuur is voorzichtig, 't Kleverige bloempakje beschut zoo veilig tegen regen, hagel en storm. De donkere buien zijn maar niet van de lucht en wat kan de regen hard neerplenzen. Maar hoe spoedig kan 't ook weer verande ren. Een enkele windvlaag en de donkere wolken scheuren en de hemel vertoont zich zoo stralend blauw, dat we er wel een heel uitzet van kunnen knippen. De wind jaagt den regen weg en veegt de lucht schoon. Misschien geeft Maart ook nog wel sneeuw en hagel. Dat is meer vertoond. Nachtvor sten komen gestadig voor. De plassen van vandaag zijn morgen met een ijsvloer be dekt. Maart is een humeurig kind. zoo goed, zoo kwaad, 't Is echter bij een booze bui een groote troost, dat het niet lang behoeft te duren. Onweersbuien kunnen ons ook nog wachten. Denk maar aan 't oude liedje: Maartsche buien, die beduien Pat de Lente aan komt kruien, of dat de Winter weg gaat kruien. Toch is er vreugde in Maart. De dartele lammetjes, de buitelende kieviten, de springende kalveren en de knikkerende jeugd vertellen ons allen, dat ze blij zijn. Blij, omdat het schoonste jaargetij toch zijn intree doet en zich door geen Maartsche bui laat verjagen. Elke nieuwe week van Lentemaand voert wat nieuws aan. Versch groen, nieuwe bloe men, terugkeerende vogels. Dus maar niet mopperen om de gure vlagen van Maart, neem deze maand maar zooals ze is. 't Zal toch Lente worden. W. B.—Z. ZWANEN. Op een onzer noordelijke eilanden heb ik in den winter wel eens wilde zwanen op de kust gezien. Zelfs van heel dichtbij, want de ervaren strandjager had er een weten te schieten en ik ontmoette hem, terwijl hij het geweer onder een arm droeg en over zijn schouder torste hij triomfantelijk zijn kolossalen bu.it. Want zijn vogeltje was van kop tot staart andcrhalven meter lang en tusschen de toppen der uitgespreide vleugels kon hij twee en een halven meter halen. Het vrachtje woog wel twintig pond en ik wenschte hem plagend geluk dat het geen dubbel schot geweest was, want het was een heel eind van huis nog. Heeft de gewone zwaan een rooden sna vel met zwarte vlekken aan den kop, de groote wilde zwaan kun je herkennen aan een halfzwarten, halfgelen snavel, terwijl de snavelwortel en ae kin heldergeel zijn ge kleurd. Deze vogels maken hooge toeteren de fluitgeluiden, welke dichtbij wat schril klinken, doch op een afstand gehoord nog zoo leelijk niet zijn. Daarom noemt men hem ook de hoelzwaan of zingzwaan. Die hooge fluitgeluiden hebben het sprookje in de wereld gebracht, dat een stervende zwaan een lied zou zingen; men verwarde dan een aangeschoten wilde zwaan met een gewone. Ook ae muziek dezer hoog door de lucht zich voortspoedende trekvogels, gaf tot allerlei twijfelachtige verhalen aanlei ding. Voor de bewoners van IJsland en an dere kustvolken van het hooge Noorden is het geluid dezer trekvogels zeker pdettig om te hooren vanuit de zee, want de terug keer der zwanen verkondigt het einde van den winter: het zijn daar de lenteboden, zooals hier zwaluwen en ooievaars. Onze I gewone zwanen zijn even groot als de wilde. Hun geluid is enkel maar een schril, snorkend geblaas en je hoort dat alleen, wanneer ze zich boos maken, een vreemden indringer uit hun vischwater verjagen of als je te dicht bij hun jongen komt, om je schrikt aan te jagen en op een afstand te houden. Ook deze vogels trekken des winters naar onze kusten en je kunt ze soms op een lange rij achter elkaar zien zwerven over strand en zee of onderge- loopen weilanden wat een mooi gezicht, hoor! Ze zijn nogal schuw en laten zich door den jager niet gemakkelijk naderen, alleen de honger bij kustijs ver in zee doet ze de voorzichtigheid vergeten. Zelfs kwam het in strenge winters meermalen voor, dat ze net als de meeuwen plegen te doen, zich binnen de zeehavens en in de stadsgrach ten vertoonden op den langen duur. Want zwanen zijn geen duikvogels, zooals de een den. Ze visschen zoover hun hals slechts reikt, en alleen op ondiep water kunnen ze tusschen de waterplanten op den bodem voedsel bemachtigen. Daarom zie je de gewone zwanen ook zeer weinig op rivieren, ze voelen zich op plassen en vijvers heel wat beter thuis en daar vormen deze kloeke sneeuwwitte vogels en prachtige stoffeering van het watervlak, waartusschen voor af wisseling ook de roodgesnavelde zwarte zwa nen, uit Australië afkomstig, een heel mooi effect maken. G. DE GR. ONZE BIBLIOTHEEK. (Opgericht 2 October 1928) Groote Houtstraat 93. (Bureau Haarlem's Dagblad) Ruiluren: Woensdags 46 uur n.m. Zater dags 24 uur nam. Inschrijving 10 cto. (inclusief volledige boekenlijst 1932 en opbergmap). De voorraad boekenlijsten is uitverkocht. Leesgeld: 2 ets. per deel van Woensdag Zaterdag of Zaterdag—Woensdag. Correspondentie-adres: Emmastraat 36. EEN KLEIN BERICHTJE Het deed mij een groot genoegen te ver nemen, dat zoovele ouderen hun belang stelling toonen in ons jeugdwerk. O. B. zal het dan ook steeds op prijs stellen sympa thie-betuigingen te mogen ontvangen. EEN BELANGRIJKE AANWINST Van de opruiming in de boekwinkels hier ter stede gebruik gemaakt hebbende, mag O. B. een belangrijke extra-aanvulling boe ken. In 't bijzonder mag daarbij genoemd worden een tweetal deelen van den beroem den schrijver Karl May. Tot nog toe waren van hem geen boeken in O. B. opgenomen, dat zijn oorzaak vindt in de hooge kosten, welke de aankoop daarvan met zich brengt. Een tweede aanwinst is het opnemen van de uiterst fijn en gevoelig geschreven Mei club-serie van Mevr. T. Brinckgreve-Wiche- rinck. Wie geeft zich nu nog niet op als deelnemer? ONS SPAARPOTJE Voor de eerstvolgende aanvulling is op 1. 4 en 8 Maart opgespaard een bedrag van f 2.37. Bijzonderheden stonden in de rubriek van 10 Maart 1933. W. F. M. H. LASSCHTJTT, Emmastraat 36. Haarlem, 24 Maart 1933. POSTZECELRUBRIEK. BEIEREN n '#6? -/ffés> j iti 6 7h /t?/o - 'Pys lU fa 6 Tl yfa cj Ti /oi i jjlL m y>n /Ü7f- w M cl. /fa 3 fa 7a /ofa /t?fa In 1867—68 verscheen een ongetande serie in geheel andere teekening. Zij stellen voor het wapen van Beieren geflankeerd door twee leeuwen, daarboven de landsnaam en onder de waarde, de waardecijfers bevinden zich in alle vier hoeken in een cirkel. Uitgegeven werden: 1 kreuzer (geelgroen) 3 kr. (rose), 6 kr. (blauw), 6 kr. (geelbruin) 7 kr. (blauw) 9 kr. (geelbruin) 12 kr. (violet) en 18 kr. (rood). Grootte der vakjes 2.3 bij 2.8. Ook deze zegels hebben een zijden draad. In 187073 verscheen een.getande serie in dezelfde teekening met een watermerk, gekruiste lijnen in de waarden 1 kr. (groen) 3 kr. (rose), 6 kr. (lichtbruin) 7 kr. (blauw), 9 kr. (bruin) 10 kr. (geel) 12 kr. (violet) en 18 kr. (rood). Ook de afmetingen van deze zegels zijn 2.3 x 2.8. In hetzelfde type verschenen in 187475 een paar zegels nl. 1 m. (ongetand) en 1 m. igetand) (violet) eveneens met de maten 2.3 x 2.8. In 1875 werd een serie uitgegeven met dezelfde teekening doch met watermerk a. dit zijn 1 kr. (geelgroen) 3 kr. (rose) 7 kr, (blauw), 10 kr. (geel) 18 kr. (rood). Ook hiervan zijn de maten 2.3 x 2.8. Zie voor de indeeling het schetsje. Het watermerk is gemakkelijk te vinden als men de zegels op een donkeren onder grond legt. zwart steen of marmer b.v. en een paar druppels benzine op de zegel laat vallen. De zegels lijden hierdoor niets en zijn direct droog. Deze mededeeling geldt speciaal den beginnelingen dat begrijp je wel. Nieuwe deelnemers: 42. Bart Graaff, 46. Jac. Graaff. 47. A. J. Graaff. 48. Herm. Graaff, allen Junoplantsoen 60, Haarlem-Noord. Wijnanda Vaarberg, C. H. v. Bilderbeek en C. v. Wijngaarden zonden hun dubbel materiaal waarvoor mijn dank. Rustenburgerlaan 23. DE TOOVERSCHIJF. Uit een stukje karton, dat overal even dik is, knippen we een cirkelronde schijf. Van deze schijf bepalen we heel nauwkeurig het middelpunt. Dan nemen we een houten of looden balletje, makkelijker nog is een houten bal van een oud kegelspel bijvoorbeeld dien we precies midden door zagen. Deze halve bal moet weer nauwkeurig op het middelpunt van de schijf worden bevestigd. Dat zal het best gaan. als men door het middelpunt van de schijf een naald steekt en dan met de punt van de naald op den vlakken kant van den halven bal eveneens het middelpunt zoekt. Liggen de beide mid delpunten eindelijk op elkaar, dan wordt een spijkertje met een grooten, platten kop door het kartonnen schijfje in den houten bal geslagen. Als we de schijf nu zoo plaat sen, dat de bolvorm van den bal de tafel rtakt zal de schijf als het ware over de tafel zweven. Want we hebben ae schijf immers zoo mooi uitgebalanceerd dat het gering ste zuchtje haar doet. sidderen en beven. Als we zoover zijn kan de voorstelling beginnen en de schijf zal nu toonen, hoe verstandig ze is, ja dat ze haast wel me— schelijk verstand schijnt te bezitten. We gaan met onze vriendjes aan tafel zitten, zetten de wonderschijf in het midden en verzoeken vervolgens iemand van de aan wezigen enkele vragen te stellen, die de schijf echter slechts met „ja" of „neen" zal beantwoorden vraag met „neen" beantwoordt zal ze onbewegelijk blijven. Antwoordt ze echter met „ja", dan zal de rand van de schijf tegen het tafelblad wippen. Onze kennissen zijn natuurlijk verbluft en kijker, ons van terzijde een beetje wantrouwend aan, omdat ze denken, dat we met boven natuurlijke dingen omgaan. We zijn name lijk zóó aan tafel gaan zitten, dat we ge makkelijk en ongemerkt- tegen den rand van de schijf kunnen blazen. En als de schijf goed gemaakt is en heel nauwkeurig in het middelpunt staat, is het geringste zuchtje voldoende, om haar te doen bewegen. Hoe grooter we de schijf maken, hoe gevoeliger ze zal zijn. Raad maar eens waarom! GUUS GERBE. UIT HET VERRE OOSTEN. De wijze en de koopman, In den grooten bazar van Bagdad had ook Nezr-ed-Din zijn vaste verkoopplaats. Hij was een gezien handelaar, die rijk was aan ervaring en in de stad een goeden roep ge noot. Het gebeurde eens, dat Salak-ed-Din, de groot-vizier, op zijn tapijt stond en de wa ren van den handelaar voor zich liet uitstal len. Nazr-ed-Din haalde zijn meest verbor gen kostbaarheden uit de donkerste hoeken te voorschijn, en de juweelen fonkelden en glinsterden. Goud. zilver en edelsteenen glansden voor den vizier, die voor Surbajah een geschenk zocht. De handel duurde lang, aldoor nieuwe kostbaarheden haalde de handelaar te voor schijn om iets te vinden, waarin de vizier behagen zou scheppen. En terwijl de vizier menig kostbaar stuk uitzocht, zag Scheffky.r de wijze, stil glimlachend toe. Eindelijk was de koop gesloten. Onder plechtige eerbetuigingen overhandigde de koopman de kostbaarheden. En pas, toen de machtige weg was, bemerkte de handelaar Scheffkyr. „En jij. Scheffkyr" vroeg hij hem. „vind jij njets onder al deze edelsteenen, dat je be valt! Terwijl de vizier Allah's zegen zij met hem het zijne vond; gevoelde jij toen geen lust iets van mij te koopen?" Scheffkyr hief beide handen als eerbetui ging en zei mild glimlachend: „Waarom zou ik iets bij je koopen; terwijl je me toch rijkelijk met geschenken overla den hebt?" De koopman zag den wijze ongeloovig aan. „Heb ik je iets geschonken? Bij den baard van den profeet, toch niet bij mijn weten!" De wijze zag hem ernstig aan. „Toch wel, Nazr-ed-Din! Je hebt me ter wijl je met den vizier handel dreef, veel ge schonken. Ik heb voor niets bij je gekocht; terwijl de vizier betalen moest. En wat ik kocht, is het kostbaarste. Ik ontving inzicht. Nazr-ed-Din. Ik zag n.l. hoeveel dingen jij voor je opstapelde, die ik, voor mijn leven, voor mijn geluk en voor mijn tevredenheid niet noodig heb Nazr-ed-Din zweeg, en toen de wijze, on der het aanroepen van Allah's zegen, van het tapijt stapte, begon hij naflenkelijk zijn kostbaarheden weer op te bergen. Tot zijn zoon sprak hij echter: „Het is goed, dat de wijsgeer denkt en de groot-vizier koopt. Omgekeerd was het een groot opgeluk". Hij sprak en keerde zich toen vriendelijk naar een nieuwen bezoeker. ABD-EL-KADIM. IETS OVER DEN ARABIER EN ZIJN PAARDEN. „Roch chlani", „de volmaakten" noemt de Arabier zijn paarden, die volgens de over levering afstammen van de merries van den profeet Mohammed. Met de grootste zorgvuldigheid waakt hij er voor, dat het ras zuiver blijft. Het paard wordt be schouwd als een lid van de familie, en met de meeste liefde omringd. Als een krijger een gevaarlijken tocht gaat ondernemen, wenscht men niet hem, maar het paard een goede reis en als het na een veldslag alleen naar het tentendorp terug keert, is de droefheid over den dood van den krijger lang niet zoo groot, als de vreug de over de behouden thuiskomst van het dier. Een zoon of een ander familielid van den gesneuvelde bestijgt het paard dan met de verplichting den dood van den vroegeren berijder te wreken. Wanneer er dieren in een veldslag zijn omgekomen, heerseht er maandenlang diepe rouw. Maar het Arabische paard is ook met geen ander te vergelijken. Het bezit werkelijk de kracht om reusachtige snelheden te ontwik kelen: bovendien wordt het met de grootste zorg behandeld. Geen boos woord, geen zweepslag krijgt het. Maar dat heeft het ook niet noodig; één woord van zijn berij der is voldoende om het aan te sporen. De Arabier deelt Hef en leed met zijn ros, ja, zelfs de slaapplaats deelen ze met elkaar. De tevredenheid en bescheidenheid van het dier zijn bijna spreekwoordelijk gewor den. Het neemt na de meest vermoeiende ritten, genoegen met heel weinig voedsel. Het paard is dan ook het kostbaarste be zit van den Arabier. En wanneer hij over zijn paard spreekt, zegt hij: ..Zeg mij niet. dat dit dier mijn paard is; zeg, dat het mijn zoon is. Want op deze we reld is er geen tweede, dat zijns gelijke is. Het begrijpt alles, als een zoon der men- schen: slechts het vermogen om te spreken ontbreekt hem,'' HET LENTESPEL. TWEEDE BEDRIJF Hierin komen voor: een glimworm, een veldmuis, een paar meisjes aan de poppen- wasch, eon kikker, enkele bloemen, kabou ters enz, Verder enkele kinderen met bloe men getooid. De costuumpjes hiervoor kun nen vervaardigd worden van papier. Je kunt er nog meerdere dieren of bloemen aan toe voegen, wanneer je aardige versjes er voor hebt. De versjes, die ik hiervoor gebruik zijn ontleend aan Lentezangen van Gilles van Hees en van Herwaarden. Eenkaboutertotdenglimworm Glimwormpje, glimwormpje in den nacht Straalt zijn lantaarntje onverwacht Aan en weer uit, zonder geluid. Diep tusschen heester en kruid Glimwormpje, glimwormpje weet je wel, Hoe ik verschrik van je spiegelspel? Aan en weer uit, zonder geluid, Diep tusschen heester en kruid Een veldmuis springt naar voren en zingt: De veldmuis vond in 't beukebosch, Een leege notedop. Hij poetste hem met vochtig mos en zand Een beetje op. Hij maakte er twee wieltjes aan En zei: „Mijn flets is klaar, Nu rijd ik van den heuvel af Zonder het minst bezwaar. Hij deed zooals hij had gezegd: Hij ging bij lichte maan. Met fiets en al op 't topje van Een hoogen heuvel staan. Hij trok zijn pooten op en hup! Daar ging hij naar omlaag. Dat 's voor een muis in elk geval. Nog al een heele waag. Maar halverwege au! daar kwam Zijn staartje tusschen 't wiel. De notedop sloeg om en om. Zoodat de veldmuis viel. Beneden sprong hij hinkend rond. Maar 't allergekste was De fiets bleef aan zijn staart geklemd Zoo kwam de muis te pas. Dit versje moet met geestige bewegingen gezongen worden. Twee meisjes staan aan de w a s c h t o b b e. De een wascht, dc ander wringt. Flink te plassen, vlug te wasschcn In het schuimend heete sop. Vol verlangen 't goed te hangen Aan de lijn in 't zonlicht op. Blij te kijken en te prijken Met de wasch, die helder ziet. Praat ze een uurtje met haar buurtje Zonder babblen gaat het niet. 'k Hoor het suizen en het ruischen En de wind komt spelend aan. Al 't gedoetje, 't wapprend goedje Zie ik bol aan 't lijntje staan, 't Zongetoover door het loover Kijkt al lachend van omhoog Zonnestralen komen dalen Maken heel de wasch gauw droog. Eenkikkerkomtspringend naar voren: Rik. kik. kik, Wat ben Ik in mij schik! 't Voel de warme zonnestralen In het koude water dalen Rik, kik, kik, nu kruip ik uit het slik. Rik. kik. kik, ik ben niet meer zoo dik Heel den winter moet je weten Kreeg ik niemendal te eten. Rik, kik. kik, van honger heb lk schrik. Rik. kik. kik. Eerst sliep ik in het slik Maar nu ga ik vroolijk springen, Vliegen vangen, liedjes zingen. Rik, kik. kik. Nu word ik weder dik. Meisjes met bloemen versierd, zingen hand in hand: Daar staan veel duizend bloemen Te pronken in de wei. Daar komen bijtjes zoemen En zwiert de vlinder blij De zon veel duizend stralen Voor al die bloempjes schiet, Ze komt met goud betalen Al 't schoone, dat ze ziet. Daar staan veel duizend kelken Te pronken in de wei. En of er ook verwelken Er komen nieuwe bij. Ze ontwaken en beginnen Een zacht en vroolijk lied. Maar die geen bloempjes minnen, Die hooren 't wijsje niet. (In dezen zelfden bundel staat een bloe- menlledje en een kabouterliedje. Ik zal deze niet opschrijven, omdat 't zooveel plaats verelscht. Jullie hebt de bedoeling en de wijze van uitbeelding nu wel begrepen. Wanneer nu alle medespelers aan 't woord zijn geweest, zakt het scherm. Dit is 't einde van het 2de Bedrijf. DERDE BEDRIJF Alle medespelers hebben zich opgesteld in den vorm van een pyramlde. Met een groote keukentrap in 't midden en kleinere trapjes en bankjes daarnaast moet men eerst, den pyramide-vorm krijgen. Alles wordt belegd met lakens voor de spelers zich neerzetten. De kleinsten komen onderaan te zitten. De vijf middelste houden de verschil lende letters in de hand van 't woord: Lente. Alle spelers zijn met elkaar verbonden door slingers van bloemen. En terwijl ze daar zoo stil staan, als beelden van een schilderij, wordt achter het scherm door een koortje of een kwartet een mooi lentelied gezongen, zooals jullie er allemaal wel een zult ken nen. Het geheel moet een mooi, indrukwek kend slot vormen. w. b.—a,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 15