VOOR DE VROUW J]
C&GDUED
ABR. MEIJER
De Vrouw in de XXe eeuw.
Schoonmaak-Boutade,
HAARLEM'S DAGBLAD
VRIJDAG 7 APRIL 1933
ONS WEKELIJKSCH
KNIPPATROON.
Ditmaal brengen wij onze lezeressen twee
buitengewoon aardige namiddagjurkjes. Ook
voor de zware figuren zullen deze modelle
tjes zeer voldoen, want door de lengtebanen
in den rok wordt een slanken indruk verkre
gen.
No 131: een zeer gekleede japon, die de
moderne verbreede schouderlijn heeft en
daarom juist de heupen heel slank doet
schijnen. De rok valt heel ruim door de uit
springende plooien, die een eind ingestikt
zijn.
Benoodigd materiaal:
,i 3 M. stof van 130 c.M. breed.
No. 132: een moderne Japon, eveneens met
uitspringende plooien en garneering van een
modern streepstofje: De mouw is vlot en
jeugdig. Juist de heel eenvoudige coupe geeft
deze jurk Iets gedistingeerds.
Benoodigde stof:
3 1/4 M. van 130 c.M. breedte.
Beide patronen zijn in alle maten te ver
krijgen, tegen den prijs van 0.50 cents per
stuk bij de .ufd. Knippatronen" van de Uit
geversmij. „De Mijlpaal", postbox 175 te Am
sterdam.
Toezending zal geschieden na ontvangst
van het bedrag, dat kan worden overge
maakt in postzegels, per postwissel, of wel
per postgiro 41632.
De lezeressen worden vriendelijk verzocht
n.. :it het nummer van het patroon ook de
verlangde maat op te geven: d.w.z.: -borst-,
heup- en taillewijdte.
Vertraging in de toezending zal hierdoor
worden voorkomen.
OM ZELF TE MAKEN.
.i
Hoe gebruiken wij ons oude borduursel?
Het gebeurt wel eens dat wij in een la of
In 'n vergeten doosje lappen vinden, waarop
we ons vroeger geoefend hebben in de schoo-
ne kunst van borduren. We vinden het dan
meestal jammer om ze zoo weg te gooien en
toch weten we ook niet goed, wat er mee te
beginnen. De patronen zijn meestal ouder-
wetsch, alledaagsch, enz.
Op het oogenblik wordt er zeer veel zorg
besteed aan het linnengoed. De borduursels
zijn niet wit. maar bruin of crèmekleurig.
Nu zult u zich waarschijnlijk afvragen, wat
uw oudenvètsch borduursel hiermee te maken
heeft.
Luister:
We koopen crèmekleurig tulle dat speciaal
voor linnengoed in den handel gebracht is.
Hiervan nemen we een dubbelen rand.
We leggen nu ons borduursel hierop, zoo
dat het tulle er boven en onder uitsteekt. Nu
trekken wij om het borduursel een aardigen
rand, op de manier, zooals op de teekening
is aangegeven. We festoneeren langs deze lij
nen. maar zoo, dat de rand vast zit, aan het
tulle. Voorzichtig wordt dan de rest afge
knipt. Het zoo verkregen borduursel wordt
boven langs hempjcs en onderjurken gezet
en niemand die het ziet, zal uw ouderwetsche
borduurselrand hierin herkennen.
HET WEEKNIEUWS VAN
CR. HOUTSTRAAT 16, HAARLEM
Echt kinderlijke kinderjurkjesBleijle-
fdbrikaat, loorden U nu in groote ver
scheidenheid van tinten aangeboden,
prachtige kwaliteit wollen-tricot, vol
maakt van pasvorm, met. broekjes en
mutsjes in dezelfde tinten.
Ook damesjaponnen van dunne wol
len tricot, sterk en zeer elegant, even
eens fabrikaat Bleiflc.
Ik heb een boek voor mij liggen van Théo
Thijssen: „Kees de jongen". Dat boek be
gint zoo:
„Vele menschen schijnen Kees Bakels niet
eens te hebben gekend, en dat is eigenlijk
niet goed te begrijpen. Is hij niet zoowat de
belangrijkste jongen geweest, die er ooit be
staan heeft? Alleen door wat ongelukkige
toevalligheden is hij geen beroemd man ge
worden, maar dat kon hij toch niet helpen?"
En verderop in de inleiding:
„En ach, zoo absoluut onbekend zal Kees
toch ook voor velen niet zijn. Ik maak me
sterk als ik een beetje op slag weet te komen
met deze beschrijving, dat sommige lezers
af en toe zullen zeggen: „O, die jongen? Nee,
maar nou herinner ik me toch óók wel; ze
ker die heb ik ook gekend; 't is een tijdlang
zelfs een speciaal vriendje van me geweest".
Het is aan die lezers, dat ik met een knip
oogje dit rare beek opdraag.
Dat knipoogje van den schrijver beteekent
dan: je weet wel wat ik bedoel, hè? Ik zelf
voelde eens zooals Kees en jij hebt als kind
dezelfde gevoelens gekend.
Droomen van grootheid. Hebben we ze niet
allemaal gehad? Bij het lezen van een boek
als dit komen ze ons weer duidelijk voor den
geest.
Kees ziet zich vele malen ontdekt als kun
stenaar als geleerde, als held. Hij is geen ge
wone jongen, eens zal iemand dat ontdekken;
hij heeft het zich al bij alle gelegenheden
hooren zeggen: „Nee, maar, heb jij dat ge
daan, kan jij dat? Dat is heel bijzonder, jou
zullen we voort helpen, jij wordt nog eens
beroemd". Maar in werkelijkheid zegt men
het nooit, zal men het ook nooit zeggen. In
werkelijkheid slaat hij juist altijd een nogal
poover figuur, juist omdat hij altijd zulke
groote voornemens heeft, zich daardoor ner
veus maakt. Een uitgesproken talent ergens
voor heeft hij ook niet, 'eigenlijk is hij een
heel gewone, gevoelige jongen, maar toch
weet hij van zich zelf, dat hij iets bijzonders
is. En hij laat zich niet ontmoedigen, telkens
is hij weer bezeten van een nieuw idee.
Deze Kees wordt jongste bediende op een
theekantoor. Misschien zal hij het er eens
tot boekhouder brengen, misschien zal hij
ook later ergens anders een baantje krijgen.
Maar in ieder geval: een uitblinker was hij
niet en zal hij nooit worden, niemand merkt
hem op. Hij is en blijft een van de massa.
Hebben niet velen van ons datzelfde ge
voel in onze jeugd gehad dat gevoel van uit
leven ook niet zoo'n ,raar" boek te schrijven
verkoren zijn? Zou er van ons gedachten-
zijn? En als dat zoo is hoe kwamen we dan
aan dat malle idee, en hoe zijn we het lang
zamerhand weer kwijt geraakt?
Het idee van ,iets heel bijzonders" zijn
wordt wel eens geboren uit minderwaardig
heidsgevoel. Maar het kan ook een gevolg
zijn van suimerende levenskracth en drang
tot daden. Je zou zoo erg veel willen doen en
je weet niet wat. Je voelt in je een kracht,
die je tot alles in staat stelt r— en je vindt
niets te doen. Het is eigenlijk een maar in
het wilde weg iets willen bedrijven, een plan
loos verlangen r.iar daden die je omhoog
zullen voeren. Taarbij een flinke dosis ijdel-
heid; iedereen droomt in zijn jeugd van be
roemd worden.
Hoe raakten wij het kwijt? Door desillusie
en tegenslag. De hoop vervloog, we zijn te
oud geworden voor dat waar we eens van
droomden. In ieder geval zullen we nooit
meer wonderkinderen zijn en aan onont
dekte talenten gelooven we ook niet zoo grif
meer. Gelukkig zijn zij die toch nog iets uit
die jaren hebben overgehouden, die zich
door sterke gevoelens en mooie gedachten
uitverkoren zijn blijven voelen. Een uitver
korenheid die zich niet naar buiten uit, maar
die ons innerlijk leven verrijkt. Want als we
soms nog eens mogen treuren, dat we maar
zoo „gewoon" zijn geworden, dat roem en eer
onze deur voorbij zijn gegaan dan moeten
we ook eens bedenken dat beroemde men
schen niet altijd, nee, bijna nooit, gelukkige
menschen zijn geweest. En als we als Kees
Bakels gebleven zijn in het gewone, alledaag-
sche leven maar met dat blijde, lichte gevoel
van innerlijk bevoorrecht te zijn boven velen,
dan hebben we toch misschien het. beste deel
gekregen.
BEP OTTEN.
hebben, de puntjes tusschen de beide lagen
leggen, stikken, het kraagje binnenste buiten
keeren en het geheel plat strijken.
W. T.
MODE-TIPS.
EIGENGEMAAKTE PICOTJES.
Van de vele aardige, maar simpele garnee
ringen, die men op klaargekochte kraagjes
ziet, is er op bijgaande teekening één aange
geven, die men makkelijk en met weinig
moeite zelf maken kan;, een randje van pi-
cotjes van de stof, waarvan het kraagje ge
maakt is. Dé'hoog gesloten hals gegarneerd
met een rond kraagje zal van den zomer bui
tengewoon veel gedragen worden, en als men
kraagje en jurk van dezelfde stof wil maken,
is een dergelijk kleinigheidje net voldoende
om er het al te alledaagsche aan te ontnemen.
Men knipt langs den zelfkant van het goed-
smalle reepen, die men vervolgens weer (zie
de teekening) in kleine stukjes verdeelt. Deze
stukjes vouwt men op de aangegeven wijze
elk in puntjes, door de zelfkanten langs el
kaar te leggen, en met een flinke warme
bout strijkt men meteen de vouwen stevig in.
Men slaat het van te voren geknipte kraagje
in. en rijgt de puntjes vlak naast elkaar er
onder langs, waarna men bovenop stikt en de
binnenkant met een schuine bies afwerkt.
Wil men een stiksel bovenop vermijden, dan
kan men kraagje en puntjes aan de binnen
kant aan elkaar stikken op de manier van
een gewone naad; op dezelfde manier kan
men ook, als men het kraagje dubbel wil
DE EERSTE VOORJAARSCOSTUUMPJES.
Het meest opvallende aan de nieuwe cos-
tuums is dat de ceintuur meest ontbreekt.
De manteltjes zitten erg nauw en zijn getail
leerd. Verder is opvallend dat de hals hoog
gesloten is en slechts dan een weinig uitge
sneden is, als er een smal bontrandje als
garneering langs gezet is.
Hoe eenvoudig de mantelpakjes ook ge
houden zijn; juist deze eenvoud maakt ze
zoo charmant. De breede revers, die een tijd
lang zoo in mode geweest zijn, hebben weer
afgedaan; en in hun plaats zijn de zijwaart-
sche sluitingen met groote knoopen geko
men, die van den schouder af beginnen en
doorloopen tot onder aan toe.
Er worden veel helle kleuren gedragen:
voornamelijk lichtbruin, beige en grijs. Men
kiest het materiaal uit warme, wollen stof,
daar het voorjaarscostuumpje er niet alleen
goed moet uitzien, maar ook lekker warm
moet zitten.
In tegenstelling met vorig jaar, zijn de
mouwen nauw. Speciaal bij de mantelpakjes
heeft men afgezien van garneering aan de
bovenmouw. Wie echter niet geheel „onge-
garneerd" wil zijn, doet verstandig de gar
neering aan den elboog te zetten.
De rokken zijn nauw gebleven. De hoofd
indruk van de costuumpjes is dus: lang en
smal.
Het heupstuk op den rok is verdwenen.
Evengoed zijn de rokken nauw aangesloten
gebleven; de naden zijn sterk geaccentueerd.
Klokken ziet men weinig meer. Af en toe nog
ingezette stukken.
Er worden kleine smalle shawltjes bij ge
dragen die op het manteltje geknoopt wor
den. Het voornaamste is, dat het pakje in
één kleur gehouden wordt.
En indien er een ceintuur om gedragen
wordt, moet zij in de kleur en het materiaal
zijn van het geheel. De sluiting moet in de
kleur van de knoopen zijn.
(Adv. lngez. Med.)
„Het is nu eenmaal zoo, als de kinderen
ouder worden, zoeken de dochters meer den
vader, de zoons meer de moeder", zoo ver
klaarde ons kort geleden een moeder, die
meende erin te moeten berusten, dat haar
meisje haar geen vertrouwen schonk, en zich
te kunnen troosten met de waardeering van
haar zoon, dien zij zoo goed begreep. Kan
een vrouw ooit heelemaal een man begrij
pen en volgen? Kan een man ooit geheel een
vrouw begrijpen en volgen? Kan de moeder
den zoon raden en steunen in zijn moeilijk
ste jaren, zooals de vader, die soortgelijke
moeilijkheden en ervaringen heeft beleefd?
Kan de vader de dochter helpen met zijn
goeden wil en zijn genegenheid, terwijl hem
haar verlangen en weifelingen vreemd zijn?
De vragen stellen is reeds ze ontkennend
beantwoorden. Hoe mooi de verhouding tus
schen moeder en zoon, vader en dochter
moge zijn, zoon en dochter hebben een lid
van eigen geslacht noodig, om zich volko
men uit te spreken over den innerlijken
strijd, om tot klaarheid te komen met de
problemen, welke hen overstelpen, om lei
ding en meeleven te vinden in de uren, dat
zij daaraan behoefte hebben. En toch
„Zc gaan liever naar een vriendin of een
vreemde dan bij eigen moeder aan te klop
pen", zoo klaagt menig moeder, die zich
opzij gezet voelt en eenzaam, omdat haar
kind haar schijnt ontgroeid, en zij haar
tijd niet meer verstaat, haar taak haar ont
snapt, en alles verkeerd schijnt te loopen met
haar kinderen en haar man. Zij zou zoo
graag ingrijpen, maar men vraagt haar niets,
men zegt haar niets, men toont haar. dat zij
niet „bij" is, niet ln staat te oordeelen over
ingewikkelde situaties en gewichtige vraag
stukken. waarvan zij de draagwijdte maar
half beseft. Alles ontzinkt haar, zi,i voelt zich
ongelukkig en miskend, maar zwijgt, mok*
in stilte, omdat de jeugd van tegenwoordig
zoo anders is dan zij in haar tijd.
Natuurlijk is het altijd voor de moeder
hard geweest de verwijdering te zien komen
tusschen haar en haar dochter, te ondervin
den, dat zij niet meer geraadpleegd werd.
dat. haar inzicht een beetje als verouderd of
van geen waarde werd begroet met medelij-
denden glimlach of ongeduldig zich onttrek
ken aan de voorlichting, maarer was
Moeder en dochter.
nog de uiterlijke conventie, die hielp den
schijn bewaren, de jeugd was nog minder
vrijgevochten, minder onafhankelijk, minder
zelfbewust. Voor beiden, moeder en dochter
was er echter het verdriet van elkander ont
glijden, alleenstaan, omdat de andere partij,
bij wie ze hoorden, haar losliet, bijna vijah-
dig stond tegenover haar inzichten en
idealen.
De moderne moeders, die paedagogiek heb
ben bestudeerd, sociaal werk doen, jong
blijven en meenen meer als zusters dan als
moeders met haar dochters om te gaan, voe
len zich dubbel gegriefd, als blijkt, dat al
haar goede wil, al haar arbeid om „bij" te
blijven, haar niet heeft gebaat, dat haar te
gemoetkoming afstuit op een wantrouwen,
een onwil, waartegenover zij zich machteloos
voelen. En de dochters, die vrijelijk critiek
oefenen op die arme moeders, die zij een
beetje als naive kinderen beschouwen, in
eigen wereldwijsheid en cynisme, zijn in den
grond toch heel verlaten, zoekend naar een
uitweg uit haar tegenstrijdige verlangens en
een beetje geërgerd, dat zij, die haar moes
ten leiden, het niet kunnen.
En toch zijn er nog enkele moeders, die
niets hebben verloren, die met vertrouwen
den oogst afwachten van de zaden, welke
zij hebben uitgestrooid, en als wel eens iets
anders uitkomt dan zij het zich hadden ge
droomd, de nieuwe loten met een glimlach
aanvaarden, bereid te bewonderen, wat er
mooi is en onkruid te wieden, als de gelegen
heid zich voordoet. Dat eischt veel geduld en
zelfverloochening, veel tact en eindelooze
liefde, maar de echte moeder zal overwinnen
en niets wonden of scheu~en bij het zorg
vuldige werk, waarbij machtvertoon en
heerschzucht het altijd zullen afleggen.
De echte moeder zal de verwijdering weten
te voorkomen, voordat de klove zoo breed is.
dat zij niet kan overbrugd. Wanneer het be
gint? Bij een boek, waarover men van mee
ning verschilt, bij een uitgang, die wordt ge
weigerd. bij een vriendin, die niet in moe
ders smaak valt. bij beroepskeuze, welke on-
practisch lijkt, bij een toiletje, dat te opzich
tig wordt geacht, bij een handreiking in de
hulshouding, welke op een oogenblik wordt
gevraagd, dat de dochter met eigen lief
hebberijen bezig is. Het begint met kleinig
heden en vele kleinigheden hoopen zich op
tot een berg. De jeugd voelt zich veronge
lijkt. in haar waarde aangetast, de oudere
meent, dat zij moet doorzetten, omdat zij
niets onbillijks vraagt, of omdat zij dank zij
haar ervaring het beter weet, en zij dringt
niet door tot de motieven van de humeurig
heid, zij plaagt, als zij moest doen of zij niet
opmerkte, en zij is bezig met eigen beslom
meringen als haar troost noodig is.
Het groote bezwaar voor de moeder, die
weinig intuïtie heeft, is dat er geen regelen
zijn te geven, geen andere dan altyd en
door alles heen het streven, haar kind te
leeren kennen en begrijpen en helpen, op de
wijze, die voor haar goed is, al is die voor
de moeder niet de meest verkieslijke. Moe
ders zijn geen Übermenschen en daarom zijn
er heel wat moeders, die falen en het te
spoedig opgeven, als er eenmaal de afstand
is, als de volwassen dochter niet meer bij
haar komt met al haar wenschen en zorgen.
„Ze houdt toch wel van mij'7, zoo troosten zij
zich, gelukkig, ais zij een knoop aan een
mantel mogen zetten, of bij een verkleed
partij bij haar wordt aangeklopt' om oude
costuums van zolder te halen en te helpen
opknappen, of bij een kampeervoorberei-
ding, haar wordt toegestaan inkoopen te
doen, welke de dochter te duur zijn. Maar
zij moeten zich bewust zijn, dat zij daarme
de haar dochter niet steunen in den veel
zwaarder strijd tegen teleurstellingen, wel
ke verbitteren, niet het leed verzachten, dat
zij haar niet kunnen besparen, maar wel
kunnen helpen dragen.
„Het kan niet alles van één kant komen",
zeggen sommige moeders terecht. Er zijn in
derdaad moeders, die haar dochters hebben
verwend en tot egoïsten gemaakt en het is
geen wonder, dat dit zich tegen haarzelf
keert. Maar er staat tegenover het onduld
bare egoïsme van het kind. dat door de op
voeding alleen aan zichzelf leerde denken
de natuurlijke behoefte aan zelfontplooiing
van de jeugd, die een toekomst voor zich
heeft. De moeder moet deze eerbiedigen en
ermede rekening houden, en daarom steed:
weer klaar staan, al is haar raad duizend
maal miskend. Zij moeten wijs weten te zijn
als de jeugd dwaas is. en helpen goedmaken
wat de jeugd bedierf, al is het alleen doo:
haar te leeren inzien de noodzakelijke wet
van oorzaak en gevolg. Voorschriften zijn er
niet te geven, maar in dezen t: .1 moet dc
moeder meer dan ooit naast de dochter
staan, en zichzelf opvoeden om de volwas
sen dochter te kunnen leiden.
EMMY J. B.
Naast me woont een piepjong vrouwtje,
Dat me, als ik buiten kom
Daad'lijk aanklampt met te vragen:
„Vind je me niet vrees'lijk dom:
„Daar vergat ik met de schoonmaak
„Van mijn pas gewitte gang,
„Dat je witwerk niet kunt zeepen!
,,'k Doe 't nooit weer, mijn leven lang.
Als ik dan mijn overbuurvrouw
Bij de tramhalte ontmoet,
Vraagt ze of de nieuwe schilder
In zijn werk nogal voldoet.
Weet ik al van haar misère
Met het bad en met de kraan,
En dat boven bijna alles
Onder water heeft gestaan?
In de tram zie ik een kennis,
Om haar klagen erg bekend,
Die me daar een lang verhaal doet
Hoe haar jongens zijn verwend.
,,'k Mag niet eens hun kasten zeepen,
„Aan hun boeken kom ik niet;
„Alles moet maar blijven liggen:
„Stof of geen stof, 't deert hun niet."
In de eerste, beste winkel,
Waar ik arg'loos binnenloop,
Zie 'k een groot, opvallend bord staan:
„Schoonmaakwerkgerei te koop"
En de juffrouw vraagt dan ook nog.
Als 'k mijn inkoop heb gedaan:
Koopt u nog iets voor de schoonmaak.
Onze zaak biedt billijk aan.
Als ik dan met moeite wegkom,
Zie ik mijn vriendin op straat.
En we loopen samen verder,
En we vragen hoe het gaat
Niet met man of met de kinderen
Nee, de schoonmaak is aan bod!
„Kom jij morgen al beneden?
„Nou, dan gaat het bij jou vlot!"
Dat is zoo de conversatie,
Die ons, vrouwen, bezig houdt
In deez" eerste voorjaarsdagen,
Of 't nu warm is, nat of koud.
Maar ik heb toch een verzoekje,
Dat ik hier, zij 't ook bedeesd,
Aan het slot wel graag wil uiten:
Is de schoonmaak eens geweest,
Laat me dan tot 't'volgend voorjaar
Van deez' huiselijke plaag
Niets meer hooren, zien of merken;
Dat is alles wat ik vraag.
E. E. J.—P.
KeukenaelieTmeTi
m -m -r -ut -mr. - .irr> m' iw
v 9 v V vv w r
Pasehen is de tijd, dat er veel eieren gé-
appelen of pommies frites bij.
geten worden en, daar ze dit jaar zoo bij
zonder goedkoop zijn, zal menigeen geduren
de de Paaschdagen wel' ruimschoots den raad
opvolgen van den burgemeester van Barne-
veld: Eet meer eieren! Hieronder volgen de
recepten van enkele eiergerechten, waarmee
wat afwisseling kan worden gebracht in het
„eiermenu".
Verscholen eieren (4 personen):
4 hardgekookte eieren, 1 rauw ei, 100 gr.
kalfsgehakt, 100 gr. varkensgehakt, peper,
zout, nootmuskaat, paneermeel, een ijzeren
potje met frituurvet.
Meng de beide gehaktsoorten door elkaar
met de kruiden, het zout en een gedeelte
van het los geklopte rauwe ei, verdeel het
mengsel in vier gelijke deelen en omwikkel
hiermee de vier hardgekookte eieren zoo dat
er tenslotte niets meer van de eieren te zien
is. Haal de omkleede eieren door de rest van
het los geklopte ei, wentel ze door paneer
meel en bak ze 10 minuten in het frituurvet,
anders is het gehakt niet gaar. Presenteer
deze verscholen eieren als lunchgerecht en
geef er sla en desgewenscht gebakken aard
appelen of pommes friter bij.
Gestolde eieren in paté-potjes (4 personen).
4 eieren, fijn gehakte peterselie, boter. zout.
Besmeer éénpersoons patépotjes of kleine
kopjes goed met boter. Bestrooi de wanden
met gehakte peterselie en wat zout en breek
in ieder potje een ei. Zet de potjes of kopjes
gedurende 10 minuten in een warme oven of
in een pan met heet water, zoodat de eieren
stollen, maar niet geheel hard worden. Stort
ze op een verwarmde schotel om een mid
denstuk van droog gekookte rijst en vul de
schotel aan met tomatensaus, kerrysaus, of
roomsaus.
Oeufs a la Ruse (4 personen):
4 eieren fijn gehakte peterselie, 8 sneedjes
casinobrood zonder korst, mayonnaise.
Kook de eieren hard, pel ze en snijd ze
over de lengte middendoor. Rooster de sneed
jes brood aan beide zijden en leg op ieder
sneedje een half ei met den platten kant
omlaag. Bedek de eieren met wat dikke
mayonnaise en strooi ln het midden een wei
nig fijn gehakte peterselie.
Omelette aux confitures (personen):
4 eieren, 20 gr. boter, 20 gr. suiker, citroen
sap, zout, enkele lepels jam.
Roer de eidooiers met de suiker, wat zout
en énkele druppels citroensap schuimig, klop
het eiwit heel stijf en vermeng het luchtig
met de eidooiers. Bak de omelet in de boter
op eeu zeer zacht vuur goudbruin en leg een
deksel op de koekenpan om de omelet ook
van boven een weinig stijf te laten worden,
leg daarna in het midden enkele lepels jam
en vouw hem dubbel of in drieën. Breng de
omelet over op een verwarmde schotel en
bestuif hem dik met poedersuiker.
C. F.
Rijstschoteltje met jam (4 personen)1 L.
melk, 150 gr. rijst, 60 gr. suiker, 2 eieren, 1
stukje citroenschil, 4 lepels jam.
Breng de melk aan de kook met het citroen
schilletje. strooi er de goed gewasschen rijst
in en laat die op een zacht vuur gaar worden,
af en toe roerende. Meng door de stevige rijst-
pap de suiker, de eidooiers en het stijfge
klopte eiwit: vul een vuurvast schoteltje laag
om laag met het rijstmengsel en de jam. zoo
dat de bovenste laag uit rijst bestaat. Zet het
schoteltje in een vrij warmen over., tot de
inhoud gerezen is en er een mooi bruin
korstje is gevormd.