VOOR DE VROUW J] C&GDUED ABR. MEIJER De Vrouw in de XXe eeuw. Schoonmaak-Boutade, HAARLEM'S DAGBLAD VRIJDAG 7 APRIL 1933 ONS WEKELIJKSCH KNIPPATROON. Ditmaal brengen wij onze lezeressen twee buitengewoon aardige namiddagjurkjes. Ook voor de zware figuren zullen deze modelle tjes zeer voldoen, want door de lengtebanen in den rok wordt een slanken indruk verkre gen. No 131: een zeer gekleede japon, die de moderne verbreede schouderlijn heeft en daarom juist de heupen heel slank doet schijnen. De rok valt heel ruim door de uit springende plooien, die een eind ingestikt zijn. Benoodigd materiaal: ,i 3 M. stof van 130 c.M. breed. No. 132: een moderne Japon, eveneens met uitspringende plooien en garneering van een modern streepstofje: De mouw is vlot en jeugdig. Juist de heel eenvoudige coupe geeft deze jurk Iets gedistingeerds. Benoodigde stof: 3 1/4 M. van 130 c.M. breedte. Beide patronen zijn in alle maten te ver krijgen, tegen den prijs van 0.50 cents per stuk bij de .ufd. Knippatronen" van de Uit geversmij. „De Mijlpaal", postbox 175 te Am sterdam. Toezending zal geschieden na ontvangst van het bedrag, dat kan worden overge maakt in postzegels, per postwissel, of wel per postgiro 41632. De lezeressen worden vriendelijk verzocht n.. :it het nummer van het patroon ook de verlangde maat op te geven: d.w.z.: -borst-, heup- en taillewijdte. Vertraging in de toezending zal hierdoor worden voorkomen. OM ZELF TE MAKEN. .i Hoe gebruiken wij ons oude borduursel? Het gebeurt wel eens dat wij in een la of In 'n vergeten doosje lappen vinden, waarop we ons vroeger geoefend hebben in de schoo- ne kunst van borduren. We vinden het dan meestal jammer om ze zoo weg te gooien en toch weten we ook niet goed, wat er mee te beginnen. De patronen zijn meestal ouder- wetsch, alledaagsch, enz. Op het oogenblik wordt er zeer veel zorg besteed aan het linnengoed. De borduursels zijn niet wit. maar bruin of crèmekleurig. Nu zult u zich waarschijnlijk afvragen, wat uw oudenvètsch borduursel hiermee te maken heeft. Luister: We koopen crèmekleurig tulle dat speciaal voor linnengoed in den handel gebracht is. Hiervan nemen we een dubbelen rand. We leggen nu ons borduursel hierop, zoo dat het tulle er boven en onder uitsteekt. Nu trekken wij om het borduursel een aardigen rand, op de manier, zooals op de teekening is aangegeven. We festoneeren langs deze lij nen. maar zoo, dat de rand vast zit, aan het tulle. Voorzichtig wordt dan de rest afge knipt. Het zoo verkregen borduursel wordt boven langs hempjcs en onderjurken gezet en niemand die het ziet, zal uw ouderwetsche borduurselrand hierin herkennen. HET WEEKNIEUWS VAN CR. HOUTSTRAAT 16, HAARLEM Echt kinderlijke kinderjurkjesBleijle- fdbrikaat, loorden U nu in groote ver scheidenheid van tinten aangeboden, prachtige kwaliteit wollen-tricot, vol maakt van pasvorm, met. broekjes en mutsjes in dezelfde tinten. Ook damesjaponnen van dunne wol len tricot, sterk en zeer elegant, even eens fabrikaat Bleiflc. Ik heb een boek voor mij liggen van Théo Thijssen: „Kees de jongen". Dat boek be gint zoo: „Vele menschen schijnen Kees Bakels niet eens te hebben gekend, en dat is eigenlijk niet goed te begrijpen. Is hij niet zoowat de belangrijkste jongen geweest, die er ooit be staan heeft? Alleen door wat ongelukkige toevalligheden is hij geen beroemd man ge worden, maar dat kon hij toch niet helpen?" En verderop in de inleiding: „En ach, zoo absoluut onbekend zal Kees toch ook voor velen niet zijn. Ik maak me sterk als ik een beetje op slag weet te komen met deze beschrijving, dat sommige lezers af en toe zullen zeggen: „O, die jongen? Nee, maar nou herinner ik me toch óók wel; ze ker die heb ik ook gekend; 't is een tijdlang zelfs een speciaal vriendje van me geweest". Het is aan die lezers, dat ik met een knip oogje dit rare beek opdraag. Dat knipoogje van den schrijver beteekent dan: je weet wel wat ik bedoel, hè? Ik zelf voelde eens zooals Kees en jij hebt als kind dezelfde gevoelens gekend. Droomen van grootheid. Hebben we ze niet allemaal gehad? Bij het lezen van een boek als dit komen ze ons weer duidelijk voor den geest. Kees ziet zich vele malen ontdekt als kun stenaar als geleerde, als held. Hij is geen ge wone jongen, eens zal iemand dat ontdekken; hij heeft het zich al bij alle gelegenheden hooren zeggen: „Nee, maar, heb jij dat ge daan, kan jij dat? Dat is heel bijzonder, jou zullen we voort helpen, jij wordt nog eens beroemd". Maar in werkelijkheid zegt men het nooit, zal men het ook nooit zeggen. In werkelijkheid slaat hij juist altijd een nogal poover figuur, juist omdat hij altijd zulke groote voornemens heeft, zich daardoor ner veus maakt. Een uitgesproken talent ergens voor heeft hij ook niet, 'eigenlijk is hij een heel gewone, gevoelige jongen, maar toch weet hij van zich zelf, dat hij iets bijzonders is. En hij laat zich niet ontmoedigen, telkens is hij weer bezeten van een nieuw idee. Deze Kees wordt jongste bediende op een theekantoor. Misschien zal hij het er eens tot boekhouder brengen, misschien zal hij ook later ergens anders een baantje krijgen. Maar in ieder geval: een uitblinker was hij niet en zal hij nooit worden, niemand merkt hem op. Hij is en blijft een van de massa. Hebben niet velen van ons datzelfde ge voel in onze jeugd gehad dat gevoel van uit leven ook niet zoo'n ,raar" boek te schrijven verkoren zijn? Zou er van ons gedachten- zijn? En als dat zoo is hoe kwamen we dan aan dat malle idee, en hoe zijn we het lang zamerhand weer kwijt geraakt? Het idee van ,iets heel bijzonders" zijn wordt wel eens geboren uit minderwaardig heidsgevoel. Maar het kan ook een gevolg zijn van suimerende levenskracth en drang tot daden. Je zou zoo erg veel willen doen en je weet niet wat. Je voelt in je een kracht, die je tot alles in staat stelt r— en je vindt niets te doen. Het is eigenlijk een maar in het wilde weg iets willen bedrijven, een plan loos verlangen r.iar daden die je omhoog zullen voeren. Taarbij een flinke dosis ijdel- heid; iedereen droomt in zijn jeugd van be roemd worden. Hoe raakten wij het kwijt? Door desillusie en tegenslag. De hoop vervloog, we zijn te oud geworden voor dat waar we eens van droomden. In ieder geval zullen we nooit meer wonderkinderen zijn en aan onont dekte talenten gelooven we ook niet zoo grif meer. Gelukkig zijn zij die toch nog iets uit die jaren hebben overgehouden, die zich door sterke gevoelens en mooie gedachten uitverkoren zijn blijven voelen. Een uitver korenheid die zich niet naar buiten uit, maar die ons innerlijk leven verrijkt. Want als we soms nog eens mogen treuren, dat we maar zoo „gewoon" zijn geworden, dat roem en eer onze deur voorbij zijn gegaan dan moeten we ook eens bedenken dat beroemde men schen niet altijd, nee, bijna nooit, gelukkige menschen zijn geweest. En als we als Kees Bakels gebleven zijn in het gewone, alledaag- sche leven maar met dat blijde, lichte gevoel van innerlijk bevoorrecht te zijn boven velen, dan hebben we toch misschien het. beste deel gekregen. BEP OTTEN. hebben, de puntjes tusschen de beide lagen leggen, stikken, het kraagje binnenste buiten keeren en het geheel plat strijken. W. T. MODE-TIPS. EIGENGEMAAKTE PICOTJES. Van de vele aardige, maar simpele garnee ringen, die men op klaargekochte kraagjes ziet, is er op bijgaande teekening één aange geven, die men makkelijk en met weinig moeite zelf maken kan;, een randje van pi- cotjes van de stof, waarvan het kraagje ge maakt is. Dé'hoog gesloten hals gegarneerd met een rond kraagje zal van den zomer bui tengewoon veel gedragen worden, en als men kraagje en jurk van dezelfde stof wil maken, is een dergelijk kleinigheidje net voldoende om er het al te alledaagsche aan te ontnemen. Men knipt langs den zelfkant van het goed- smalle reepen, die men vervolgens weer (zie de teekening) in kleine stukjes verdeelt. Deze stukjes vouwt men op de aangegeven wijze elk in puntjes, door de zelfkanten langs el kaar te leggen, en met een flinke warme bout strijkt men meteen de vouwen stevig in. Men slaat het van te voren geknipte kraagje in. en rijgt de puntjes vlak naast elkaar er onder langs, waarna men bovenop stikt en de binnenkant met een schuine bies afwerkt. Wil men een stiksel bovenop vermijden, dan kan men kraagje en puntjes aan de binnen kant aan elkaar stikken op de manier van een gewone naad; op dezelfde manier kan men ook, als men het kraagje dubbel wil DE EERSTE VOORJAARSCOSTUUMPJES. Het meest opvallende aan de nieuwe cos- tuums is dat de ceintuur meest ontbreekt. De manteltjes zitten erg nauw en zijn getail leerd. Verder is opvallend dat de hals hoog gesloten is en slechts dan een weinig uitge sneden is, als er een smal bontrandje als garneering langs gezet is. Hoe eenvoudig de mantelpakjes ook ge houden zijn; juist deze eenvoud maakt ze zoo charmant. De breede revers, die een tijd lang zoo in mode geweest zijn, hebben weer afgedaan; en in hun plaats zijn de zijwaart- sche sluitingen met groote knoopen geko men, die van den schouder af beginnen en doorloopen tot onder aan toe. Er worden veel helle kleuren gedragen: voornamelijk lichtbruin, beige en grijs. Men kiest het materiaal uit warme, wollen stof, daar het voorjaarscostuumpje er niet alleen goed moet uitzien, maar ook lekker warm moet zitten. In tegenstelling met vorig jaar, zijn de mouwen nauw. Speciaal bij de mantelpakjes heeft men afgezien van garneering aan de bovenmouw. Wie echter niet geheel „onge- garneerd" wil zijn, doet verstandig de gar neering aan den elboog te zetten. De rokken zijn nauw gebleven. De hoofd indruk van de costuumpjes is dus: lang en smal. Het heupstuk op den rok is verdwenen. Evengoed zijn de rokken nauw aangesloten gebleven; de naden zijn sterk geaccentueerd. Klokken ziet men weinig meer. Af en toe nog ingezette stukken. Er worden kleine smalle shawltjes bij ge dragen die op het manteltje geknoopt wor den. Het voornaamste is, dat het pakje in één kleur gehouden wordt. En indien er een ceintuur om gedragen wordt, moet zij in de kleur en het materiaal zijn van het geheel. De sluiting moet in de kleur van de knoopen zijn. (Adv. lngez. Med.) „Het is nu eenmaal zoo, als de kinderen ouder worden, zoeken de dochters meer den vader, de zoons meer de moeder", zoo ver klaarde ons kort geleden een moeder, die meende erin te moeten berusten, dat haar meisje haar geen vertrouwen schonk, en zich te kunnen troosten met de waardeering van haar zoon, dien zij zoo goed begreep. Kan een vrouw ooit heelemaal een man begrij pen en volgen? Kan een man ooit geheel een vrouw begrijpen en volgen? Kan de moeder den zoon raden en steunen in zijn moeilijk ste jaren, zooals de vader, die soortgelijke moeilijkheden en ervaringen heeft beleefd? Kan de vader de dochter helpen met zijn goeden wil en zijn genegenheid, terwijl hem haar verlangen en weifelingen vreemd zijn? De vragen stellen is reeds ze ontkennend beantwoorden. Hoe mooi de verhouding tus schen moeder en zoon, vader en dochter moge zijn, zoon en dochter hebben een lid van eigen geslacht noodig, om zich volko men uit te spreken over den innerlijken strijd, om tot klaarheid te komen met de problemen, welke hen overstelpen, om lei ding en meeleven te vinden in de uren, dat zij daaraan behoefte hebben. En toch „Zc gaan liever naar een vriendin of een vreemde dan bij eigen moeder aan te klop pen", zoo klaagt menig moeder, die zich opzij gezet voelt en eenzaam, omdat haar kind haar schijnt ontgroeid, en zij haar tijd niet meer verstaat, haar taak haar ont snapt, en alles verkeerd schijnt te loopen met haar kinderen en haar man. Zij zou zoo graag ingrijpen, maar men vraagt haar niets, men zegt haar niets, men toont haar. dat zij niet „bij" is, niet ln staat te oordeelen over ingewikkelde situaties en gewichtige vraag stukken. waarvan zij de draagwijdte maar half beseft. Alles ontzinkt haar, zi,i voelt zich ongelukkig en miskend, maar zwijgt, mok* in stilte, omdat de jeugd van tegenwoordig zoo anders is dan zij in haar tijd. Natuurlijk is het altijd voor de moeder hard geweest de verwijdering te zien komen tusschen haar en haar dochter, te ondervin den, dat zij niet meer geraadpleegd werd. dat. haar inzicht een beetje als verouderd of van geen waarde werd begroet met medelij- denden glimlach of ongeduldig zich onttrek ken aan de voorlichting, maarer was Moeder en dochter. nog de uiterlijke conventie, die hielp den schijn bewaren, de jeugd was nog minder vrijgevochten, minder onafhankelijk, minder zelfbewust. Voor beiden, moeder en dochter was er echter het verdriet van elkander ont glijden, alleenstaan, omdat de andere partij, bij wie ze hoorden, haar losliet, bijna vijah- dig stond tegenover haar inzichten en idealen. De moderne moeders, die paedagogiek heb ben bestudeerd, sociaal werk doen, jong blijven en meenen meer als zusters dan als moeders met haar dochters om te gaan, voe len zich dubbel gegriefd, als blijkt, dat al haar goede wil, al haar arbeid om „bij" te blijven, haar niet heeft gebaat, dat haar te gemoetkoming afstuit op een wantrouwen, een onwil, waartegenover zij zich machteloos voelen. En de dochters, die vrijelijk critiek oefenen op die arme moeders, die zij een beetje als naive kinderen beschouwen, in eigen wereldwijsheid en cynisme, zijn in den grond toch heel verlaten, zoekend naar een uitweg uit haar tegenstrijdige verlangens en een beetje geërgerd, dat zij, die haar moes ten leiden, het niet kunnen. En toch zijn er nog enkele moeders, die niets hebben verloren, die met vertrouwen den oogst afwachten van de zaden, welke zij hebben uitgestrooid, en als wel eens iets anders uitkomt dan zij het zich hadden ge droomd, de nieuwe loten met een glimlach aanvaarden, bereid te bewonderen, wat er mooi is en onkruid te wieden, als de gelegen heid zich voordoet. Dat eischt veel geduld en zelfverloochening, veel tact en eindelooze liefde, maar de echte moeder zal overwinnen en niets wonden of scheu~en bij het zorg vuldige werk, waarbij machtvertoon en heerschzucht het altijd zullen afleggen. De echte moeder zal de verwijdering weten te voorkomen, voordat de klove zoo breed is. dat zij niet kan overbrugd. Wanneer het be gint? Bij een boek, waarover men van mee ning verschilt, bij een uitgang, die wordt ge weigerd. bij een vriendin, die niet in moe ders smaak valt. bij beroepskeuze, welke on- practisch lijkt, bij een toiletje, dat te opzich tig wordt geacht, bij een handreiking in de hulshouding, welke op een oogenblik wordt gevraagd, dat de dochter met eigen lief hebberijen bezig is. Het begint met kleinig heden en vele kleinigheden hoopen zich op tot een berg. De jeugd voelt zich veronge lijkt. in haar waarde aangetast, de oudere meent, dat zij moet doorzetten, omdat zij niets onbillijks vraagt, of omdat zij dank zij haar ervaring het beter weet, en zij dringt niet door tot de motieven van de humeurig heid, zij plaagt, als zij moest doen of zij niet opmerkte, en zij is bezig met eigen beslom meringen als haar troost noodig is. Het groote bezwaar voor de moeder, die weinig intuïtie heeft, is dat er geen regelen zijn te geven, geen andere dan altyd en door alles heen het streven, haar kind te leeren kennen en begrijpen en helpen, op de wijze, die voor haar goed is, al is die voor de moeder niet de meest verkieslijke. Moe ders zijn geen Übermenschen en daarom zijn er heel wat moeders, die falen en het te spoedig opgeven, als er eenmaal de afstand is, als de volwassen dochter niet meer bij haar komt met al haar wenschen en zorgen. „Ze houdt toch wel van mij'7, zoo troosten zij zich, gelukkig, ais zij een knoop aan een mantel mogen zetten, of bij een verkleed partij bij haar wordt aangeklopt' om oude costuums van zolder te halen en te helpen opknappen, of bij een kampeervoorberei- ding, haar wordt toegestaan inkoopen te doen, welke de dochter te duur zijn. Maar zij moeten zich bewust zijn, dat zij daarme de haar dochter niet steunen in den veel zwaarder strijd tegen teleurstellingen, wel ke verbitteren, niet het leed verzachten, dat zij haar niet kunnen besparen, maar wel kunnen helpen dragen. „Het kan niet alles van één kant komen", zeggen sommige moeders terecht. Er zijn in derdaad moeders, die haar dochters hebben verwend en tot egoïsten gemaakt en het is geen wonder, dat dit zich tegen haarzelf keert. Maar er staat tegenover het onduld bare egoïsme van het kind. dat door de op voeding alleen aan zichzelf leerde denken de natuurlijke behoefte aan zelfontplooiing van de jeugd, die een toekomst voor zich heeft. De moeder moet deze eerbiedigen en ermede rekening houden, en daarom steed: weer klaar staan, al is haar raad duizend maal miskend. Zij moeten wijs weten te zijn als de jeugd dwaas is. en helpen goedmaken wat de jeugd bedierf, al is het alleen doo: haar te leeren inzien de noodzakelijke wet van oorzaak en gevolg. Voorschriften zijn er niet te geven, maar in dezen t: .1 moet dc moeder meer dan ooit naast de dochter staan, en zichzelf opvoeden om de volwas sen dochter te kunnen leiden. EMMY J. B. Naast me woont een piepjong vrouwtje, Dat me, als ik buiten kom Daad'lijk aanklampt met te vragen: „Vind je me niet vrees'lijk dom: „Daar vergat ik met de schoonmaak „Van mijn pas gewitte gang, „Dat je witwerk niet kunt zeepen! ,,'k Doe 't nooit weer, mijn leven lang. Als ik dan mijn overbuurvrouw Bij de tramhalte ontmoet, Vraagt ze of de nieuwe schilder In zijn werk nogal voldoet. Weet ik al van haar misère Met het bad en met de kraan, En dat boven bijna alles Onder water heeft gestaan? In de tram zie ik een kennis, Om haar klagen erg bekend, Die me daar een lang verhaal doet Hoe haar jongens zijn verwend. ,,'k Mag niet eens hun kasten zeepen, „Aan hun boeken kom ik niet; „Alles moet maar blijven liggen: „Stof of geen stof, 't deert hun niet." In de eerste, beste winkel, Waar ik arg'loos binnenloop, Zie 'k een groot, opvallend bord staan: „Schoonmaakwerkgerei te koop" En de juffrouw vraagt dan ook nog. Als 'k mijn inkoop heb gedaan: Koopt u nog iets voor de schoonmaak. Onze zaak biedt billijk aan. Als ik dan met moeite wegkom, Zie ik mijn vriendin op straat. En we loopen samen verder, En we vragen hoe het gaat Niet met man of met de kinderen Nee, de schoonmaak is aan bod! „Kom jij morgen al beneden? „Nou, dan gaat het bij jou vlot!" Dat is zoo de conversatie, Die ons, vrouwen, bezig houdt In deez" eerste voorjaarsdagen, Of 't nu warm is, nat of koud. Maar ik heb toch een verzoekje, Dat ik hier, zij 't ook bedeesd, Aan het slot wel graag wil uiten: Is de schoonmaak eens geweest, Laat me dan tot 't'volgend voorjaar Van deez' huiselijke plaag Niets meer hooren, zien of merken; Dat is alles wat ik vraag. E. E. J.—P. KeukenaelieTmeTi m -m -r -ut -mr. - .irr> m' iw v 9 v V vv w r Pasehen is de tijd, dat er veel eieren gé- appelen of pommies frites bij. geten worden en, daar ze dit jaar zoo bij zonder goedkoop zijn, zal menigeen geduren de de Paaschdagen wel' ruimschoots den raad opvolgen van den burgemeester van Barne- veld: Eet meer eieren! Hieronder volgen de recepten van enkele eiergerechten, waarmee wat afwisseling kan worden gebracht in het „eiermenu". Verscholen eieren (4 personen): 4 hardgekookte eieren, 1 rauw ei, 100 gr. kalfsgehakt, 100 gr. varkensgehakt, peper, zout, nootmuskaat, paneermeel, een ijzeren potje met frituurvet. Meng de beide gehaktsoorten door elkaar met de kruiden, het zout en een gedeelte van het los geklopte rauwe ei, verdeel het mengsel in vier gelijke deelen en omwikkel hiermee de vier hardgekookte eieren zoo dat er tenslotte niets meer van de eieren te zien is. Haal de omkleede eieren door de rest van het los geklopte ei, wentel ze door paneer meel en bak ze 10 minuten in het frituurvet, anders is het gehakt niet gaar. Presenteer deze verscholen eieren als lunchgerecht en geef er sla en desgewenscht gebakken aard appelen of pommes friter bij. Gestolde eieren in paté-potjes (4 personen). 4 eieren, fijn gehakte peterselie, boter. zout. Besmeer éénpersoons patépotjes of kleine kopjes goed met boter. Bestrooi de wanden met gehakte peterselie en wat zout en breek in ieder potje een ei. Zet de potjes of kopjes gedurende 10 minuten in een warme oven of in een pan met heet water, zoodat de eieren stollen, maar niet geheel hard worden. Stort ze op een verwarmde schotel om een mid denstuk van droog gekookte rijst en vul de schotel aan met tomatensaus, kerrysaus, of roomsaus. Oeufs a la Ruse (4 personen): 4 eieren fijn gehakte peterselie, 8 sneedjes casinobrood zonder korst, mayonnaise. Kook de eieren hard, pel ze en snijd ze over de lengte middendoor. Rooster de sneed jes brood aan beide zijden en leg op ieder sneedje een half ei met den platten kant omlaag. Bedek de eieren met wat dikke mayonnaise en strooi ln het midden een wei nig fijn gehakte peterselie. Omelette aux confitures (personen): 4 eieren, 20 gr. boter, 20 gr. suiker, citroen sap, zout, enkele lepels jam. Roer de eidooiers met de suiker, wat zout en énkele druppels citroensap schuimig, klop het eiwit heel stijf en vermeng het luchtig met de eidooiers. Bak de omelet in de boter op eeu zeer zacht vuur goudbruin en leg een deksel op de koekenpan om de omelet ook van boven een weinig stijf te laten worden, leg daarna in het midden enkele lepels jam en vouw hem dubbel of in drieën. Breng de omelet over op een verwarmde schotel en bestuif hem dik met poedersuiker. C. F. Rijstschoteltje met jam (4 personen)1 L. melk, 150 gr. rijst, 60 gr. suiker, 2 eieren, 1 stukje citroenschil, 4 lepels jam. Breng de melk aan de kook met het citroen schilletje. strooi er de goed gewasschen rijst in en laat die op een zacht vuur gaar worden, af en toe roerende. Meng door de stevige rijst- pap de suiker, de eidooiers en het stijfge klopte eiwit: vul een vuurvast schoteltje laag om laag met het rijstmengsel en de jam. zoo dat de bovenste laag uit rijst bestaat. Zet het schoteltje in een vrij warmen over., tot de inhoud gerezen is en er een mooi bruin korstje is gevormd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 10