H.P. Vertelling j BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S u*i dahsfezst fee eccc van <k- (vvzmjimxs. Dat is Willy Fritsch ■Zoowat 250 jaar geleden voer het eens scllip na het andere met een lading zwart ivoor, zooals de negerslaven toen genoemd werden, de Suriname rivier op. De behande ling der slaven aan boord het alles te wen- schen over. Ze warden bij opbod verkocht en moesten door hard werken hun koopprijs weer verdienen. De plantagehouders in dien tijd waren ruw, zooals de tijden zelve en dus is het geen wonder, dat vele slaven, die de kans schoon zagen, ontvluchtten, de wijde, dichte bosschen in. Voor hem was de wildernis niet vijandig. De groote rivieren van Suriname boden hen een tweede vader land. Boven de stroomversnellingen, die de blanke haast niet kon passeeren was de Djoeka meester van het land. Steeds talrijker werden de ontvluchtingen en steeds stout moediger. De eene plantage na de andere werd aangevallen en geplunderd. Straf expedities, die het bosch werden ingezonden verloren den strijd met de wildernis en wer den dan nog dor de boschnegers overvallen. Ons Gouvernement moest om vrede vragen, moest dien vrede koopen. En het salaris van den grauman, van den boschnegerkapitein is eigenlijk nog de koopsom waarmede de vrede werd betaald. Toch zijn de toestanden met de tijden veranderd. De Djoeka staat niet meer tegenover, maar naast ons. Niet onder ons. Wij hebben boven de vallen nog weinig te vertellen. En dat hoeft ook niet. Zoo is het goed. Behalvemaar daarover la/ter. De Dj oe ka's leven in en van de wildernis. Hun gewoonten en zeden zijn .nog vrijwel die hunner Afrikaansche voorouders. Hun gods dienst ook nog gedeeltelijk. Hun kleeding is de oude. hun geweren zijn ook oud en daarnaast zijn pijl en boog nog in volle eere. Een merkwaardig volk. En wij gaan ze bezoeken. Wij stoornen langzaam on over de breede, door de zon helderverlichte rivier. Aan weers kanten zwaar bosch. waar enkele reuzen boomen bovenuit steken. Aan den wallekant zijn de boomen en struiken en takken zóó van onder tot boven behangen met slinger planten, dat een muur van groen ontstaat. Landen zonder kapmes in de hand is alleen mogelijk, wanneer een ander er vóór u ge weest is. En dat is op dit traject hier en daar gebeurd. Een stukje zanderige oever, een tunnel in het bladerbosch, soms daarach ter wat ruimte, wat licht. Daar is een grond je een terrein waar het bosch gekapt is en verbrand om er wat voedergewassen te plan ten. Soms ook is het slechts de ingang van een boschpad, bijv. naar een rijk vrucht dragende boomgroep, dat door jagers gere geld wordt gebruikt. Weer een bocht en nu wordt een breede aanlegplaats zichtbaar, waar een 20 tal koralen bijeen ligt. Even daarvoor staan huisjes in een pisangtuin boven een steilen wallekant en in het mid den daarvan is een trap gemaakt, uitgegra ven in het leem van den oever. Bovenaan een eerepoort van palmbladeren en twee Neder- landsche vlaggen. Het is al lang bekend, dat de Grauman der blanken, de Gouverneur, komit en de trommen hebben de boodschap reeds doorgegeven aan de andere dorpen hooger op. Bovenaan de trap ziet het nu werkelijk eens zwart van de menschen in den meest letterlijken zin des woords. Daar staat de eerewacht* in schilderachtige wan orde. Groote zware kerels in hun mooisten dos: nog zwaardere vrouwen, die zich zeker nog geen tijd hadden zich te „kleeden" voor de feestelijke ontvangst. Daar knallen de geweren; geen salvo. Neen. elk op zijn beurt, opdat men goed kan hooren wiens oude donderbus het meeste lawaai maakt. Ik geloof dat de oude voodaders het winnen, maar zie, dat men er ook zoowat een dubbele hoeveelheid kruit in stopt. Dat is niet erg gevaarlijk, want een boschneger vertrouwt zijn geweer toch nooit heelemaal en houdt het altijd met twee handen stijf voor zich uitgestrekt als hij schiet. En weet ei' dan nog heel goed mee te raken ook. Wij gaan aan den wal. De oude kapitein drukt ons allen de hand en heet ons welkom, maar verdwijnt dan weer in de menigte. Wij wandelen het dorp in. dat een netten indruk maakt. Keurige huisjes met wanden van ge vlochten bamboe op palmblad, een hoog op loopend dak. ook met palmbladen gedekt en een deur. die er wezen mag. Laag. zoo dat men bukkend binnengaat, maar uit. breede planken gemaakt en meestal met. houtsnij werk versierd. De vloer bestaat uit gestampte leem, een schot van palmbladen scheidt slaapruimte van woonruimte. Koken, bakken, voedselbereiden geschieden meest onder een afdak of in de open lucht. Wfj zijn blijkbaar te vroeg, reeds op den steiger stonden een paar vrouwen het. haar te kammen met prachtige houten kammen, met snijwerk versierd van een voet lang en •tanden van t:en cM. Voor kroeshaar, dat nauwelijks een decimeter lang is. maar het ideaal is het haar zoo veel mogel'jk uit den krul te krijgen in stijve vlechtjes, waar tus- schen vier of vijf scheidingen, ideale luize- paadjes, overblijven. De meeste dames zijn nog thuis voor de open deur aan haar toilet bezig, "aan het haar dan. Verder kost het weinig moeite. Een doek, die om de len den geslagen wordt en tot de knieën reikt. Soms weer de geknoopte schouderdoek der Indianen, een paar gevlochten banden om enkels en knieën en klaar is Keetje. O, neen. Magdalena of Mirjam of noem maar op. er zijn zeer veel bijbelsche namen ook onder deze heidenen. Gouverneur en Commissaris onderhouden zich wat met de notabelen van het dorp. Ik zwerf wat om de greep heen en dwaal aan verder af. Probeer een praatje te maken, maar het lukt niet hard. Dan vlucht een kom. Als hst kind in de deurpost komt kijken, geef ik het een kralen kettinkje en daar komt moeder ook aan. Legt het kettinkje op eigen bruine huid en zegt: Moi. grau- dankie. Ik geef er haar zelf ook een en vraag naar de kam, waarmee zij haar kreeskop bewerkt. Me buy? Ik koopen? Ja do Bank note. Twee banknote. Dat is te veel (Een banknote is een halve gulden in de Djoeka- taal) en het lukt mij een kwartje af te din gen. Nu w*_t ik hoe ik de vrouwen vangen moet. Een aaardig jong ding had voortdurend gegluurd van hier en van daar, maai' holde telkens weg als ik met mijn camera die rich ting uitkeek. Ze werd dan braaf uitgelachen door de mannen en kwam schoorvoetend terug, maar een kettinkje hielp. Aarzelend steeds klaar om te vluchten, tot een als bevel klinkenden roep van een der mannen haar moed gaf. Een kettinkje verhuist van blanke in zwarte handen. Nog een komt te voor schijn. Give me? Met haar verleidelïjksten glimlach. Me makie poe tret. Heftig neen schudden. Stampvoeten. Dan weer allerliefst: Menirr portret, give me kwartje. Nu. dat is haar schoonheid wel waard. Menirr buy mooy? Wil meneer mooie dingen koopen? Ja. En daar ben ik al gauw het middelpunt van een verkoopluriigen kring. De boschneger weet ook, dat kleine geschenken de vriend schap onderhouden en besteedt veel van zijn ruimschoots voorhanden zijnden vrijen tijd aan het maken van houtsnijwerk voor zijn geliefde of vrouw. Groote haarkammen, roer- spatels, rijstlepels, kleerenkloppers, zitbank je, vlakke houten schotels om de rijst in te warmen, allemaal voorwerpen van dagelijksch gebruik, maar werkelijk vaak kunstig ver sierd, diep uitgesneden, soms met rijen in gebrande punten, met kettingen van vier tot. zes schakels, alles uit één stuk hout gesne den. Ook roeiriemen, parels zeggen ze hier, zijn vaak mooi besneden en aardig van vorm. En zoo komt van alles los. Er wordt geboden en gesjacherd. Een zeldzaam vroohjk en ver trouwelijk volkje. Ook de mannen laten zich nu rustig fotografe eren en filmen. Hun'klee ding is eenvoudig en toch keurig. Eén lapje van een voet breed en een meter lang, dat tusschen de beenen door gehaald wordt en dan voor en achter 'over een rond den buik gebonden touwtje afhangt. Waarschijnlijk waren dit vroeger kleurige producten van eigen handweefwerk, maar daarvan is hier geloof ik niets meer te vinden. Kleeren, kruit en lood worden gekocht van wait zij verdienen met houtkappen, uit het bosch sleepen en omlaag vlotten naar de stad. Als ik weer moeite doe een vrouwtje met aardigen kleurigen omslagdoek te fotogra feeren, dat mij telkens ontloopt, hoor ik plotseling naast mij: wat wil menirr van die? Een groote zware negermeid staat naast mij in een rokje en kort jakje. Het blijkt Magdalena te zijn, Kapiteins dochter, die in Groningen heeft school gegaan, heel goed Hollaardsch spreekt, maar verder weer heele maal Djoekavrouw is geworden en haar kin deren oppast met de hulp van haar broer. Ook weer een der eigenaardigheden van dit volk. Als een maar en vrouw het eens wor den, bouwt de man een hut en zij trekt er in. Hij blijft in eigen huis wonen, maar helpt haar grondje bebouwen, brengt, jacht wild enz. Over haar kinderen heeft, hij niets te zeggen, die zijn van haar. behooren tot haar familie en het vaderschap zooals wij dat kennen wordt uitgeoefend door haar broer. Hij be vadert de kinderen van zijn zuster en die erven ook zijn kano, zijn wapens en wat er verder te erven valt, zijn hut niet. •Die wordt verlaten, moet vervallen. Geen ander zal daar in gaan wonen. Oorzaak van deze gewoonte is waarschijnlijk wel dat de huwelijksband zeer los is. En wat is er tegen die regeling? Ze werkt heel goed in de prak tijk. Dat men bij de boschinegers weinig kinderen vindt, heeft een andere oorzaak. De kindersterfte is verbazend groot. Ik ken gevallen van moeders, die tien of twaalf kinderen ter wereld brachten, waarvan er twee in leven bleven. Voor een groot deel is de malaria daar schuld van. Dat is niet. goed. Daarop doelde mijn „behalve" in de inleiding tot dit hoofdstuk. Om d:e malaria te bestrij den zou de Djoeka ons eigenlijk noodig heb ben. Maar wij kunnen hei óók niet Hier staat het Gouvernement machteloos, kinine alleen helpt niet. Men moet de mug ook vervolgen. Maar hier wonen nu 200 menschen bijeen, langs de heele Coppename misschien duizend Maar dat heele terrein van millioenen hec taren is één muskieten broeiplaats vol ri vierarmen en kreeken en poelen en plassen, waar tusschen de bladeren der orchideeën genoeg water blijft staan voor de muskieten om zich te ontwikkelen. Dat is de doods vijand van den Djoeka. Velen vallen, maair wie overblijven, worden pracht kerels. Een en al spier, vroolijkheid en levenslust. Heer lijk volk om mee te werken, als ze willen tenminste, want als ze geen zin hebben, kan geen macht ter wereld hen dwingen. Ze zijn vrij! Daar hebben hun. vaderen voor ge vochten. Nog meer dan tachtig jaar lang. Maar ze zijn ook vrijer dan wij. Vrij van conventie en vooroordeel, van zorgen en van fatsoen, van belasting en van huwelijks banden. Vrij in den volsten zin des woords. Dat zijai ze en dat zullen ze blijven. Ze zijn weggeloopen uit Kaaimanstone toen daar de school kwam en een onderwijzer de kinderen wou dwingen. Ze zijn vrij en genieten er van. Wij gaan door naar Kaaimanstone, het oudere dorp, dat een kwartier varen hooger op ligt. Daar is de schoolmeester baas. com mandeert en wacht ons met de schoolkinde ren (van 5 tot 20 jaar oud, in totaal 10 stuks' bij de aanlegplaats. Wilhelmus en een psalm. Dan naar de school, waar een der leerlingen een zegewensch voor den Gouverneur uit spreekt. Dan weer zingen en nog eens zingen, maar gelukkig heeft de school een achter deurtje en kan ik er stilletjes tusschen uit piepen. Het is hier wat geciviliseerder, maar naast de Kottamissies in hun typische klee ding is toch nog menigeen tevreden met de bedekking, die de natuur hem of haar ge geven heeft, behalve natuurlijk de nooit mankeerende lendenlapjes of doeken. Velen brabbelen wat Hollandsch en er wordt weer druk gesjacherd en gelachen. Onder een groote boom is een stelletje aan het dam men onder groot debat over elke zet natuur lijk. Gezellig ongedwongen volk. dat even naar ons kijkt en dan weer rustig aan eigen bezigheden en plezier gaat. 's Middags zakken wij weer af naar Wita- gro, waar 's avonds ter onzer eere zal worden gedanst. Zoodra het donker wordt begint he., getrommel, af en toe door gezang begeleid maar het geluid is nog zwak. de kinderen oefenen maar een beetje. Tegen een uur of acht komt er meer gang in en gaan wij naar den wal. Het is stikdonker bij de aan legplaats en niemand denkt er aan ons te komen afhalen. Wel wordt er dadelijk ruimte voor ons geihaakt en bankjes aangesleept zoodat wij in halven cirkel geschaard rustig kunnen genieten. Want te genieten valt er altijd, al moet Je van Djoekadansen geen schoonheidsin drukken verwachten. Begin maar weer eens met die mooie kerels met- hun mooiste lendelapje en elegantste schou derlap, nu bovendien met een mooie kralen ketting, met arm en kuitbanden en enkel banden van trossen droge zaad hulsen in twee toonaarden gestemd, die bij het stamp voeten een rammelend geluid maken. De vrouwen hebben geen bijzonder tenu ge maakt, maar prachtig zijn de trommelslagers in hun vervoering. Ze zitten op hun bankje achter hum -instrument-, een uitgeholde boomstam met een slangenvel er over ge spannen. Zij slaan met- vingers en duim, met bolle of gestrekte handpalm op het hout. soms zelfs met stekjes. Variatie genoeg dus. En dan rhythme, rhythme en nog eens rhythme. Er is een soort voorzanger, maar dat beteekent. toch weinig. Meer een uitnoo- digmg ten dans en een aanmoediging voor den trommelaar om goed te spleen Dan komen de eerste dansers naar voren. Ze stampen op den grond, buigen het lichaam voorover en zwaaien met de armen, in steeds wilder tempo stampende. Dan komen vrou wen hen tegemoet, ook rammelstampend met gebogen romp en aaiende en strijkende handbewegingen. Vooruit en achteruit en weer vooruit. Dun zingt het, publiek een lied, dat volgens Magdalena. die verwoed mee danst en haar jakje er bij heeft uitgetrokken, niet voor vertaling geschikt is. Plotseling zwijgt dan de muziek en menigeen komt uit het publiek naar voren om de dansers en danseressen even zachtjes te omarmen als stille hulde voor hun prestaties. Dan begint opnieuw het eentonig gezang bij de flikke rende olielichtjes. De trommels vallen in. Debat wie beginnen zal en dan herhaalt zich hetzelfde tooneel tot in het oneindige. En toch blijft het boeien. De wisselende kleuren en het flikkerende licht, de gevels der huis jes afstekende tegen den donkeren bosch- rand. waarboven een prachtige sterrelucht prijkt, het is een tooneel uit het leven van een natuurvolk, zooals de reizigers het tegen woordig slechts zelden te zien krijgt. Wij gaan om elf uux naar bed. Dansers en trommels werken door. Tot het daglicht een eind maakt aan het festijn en de dansers van den nacht plonsen even in de rivier om op te frisschen en melden zich bij ons als roeiers voor een anderen langen dag. VAN DER SLEEN. UIT DE WERELD VAN DE FILM. door Alfred Beierle Voor zoover ik weet, heeft hij geen vijan den! Hij gaat door de ateliers van Babels- berg als door den tuin van zijn verlangen. Al tijd met een lachend gezicht. Willy Fritsch, die als ingenieur en sport- leeraar begon, ging op de Seebachschool. Hij zakt voor het examen en gaat zonder beden ken als figurant, later voor kleine rolletjes aan het Duitsche theater. Dan zal hij naar Bremen gaan aan het Stadttheater, maar door verschillende toevalligheden valt Erich Pominer's' oog op hem, die hem dadelijk voor een contract van een jaar bij dc Decla en gageert. welke firma later door de Ufa werd overgenomen. Erich Pommer, de geniale Duitsche produc tieleider, waaraan vele filmsterren het begin van hun roem te danken hebben, ziet In den knappen jongeman, de bekoring van onver- valschte en onbevangen natuurlijkheid. Fritsch werd al gauw de he'd van vele films, totdat Ludwig Berger hem in 1923 voor zijn beroemd geworden enscenee.ing van „Wals droom" overneemt, en met het enorm succes dezer film, welke over de gansche wereld ver toond is, boekt Willy Fritsch zijn eerste groote wereldsucces. Later komt dan de ontdekking van Lilian Harvey, die eveneens met een vast contract aan de Ufa verbonden wordt. In haar vindt Willy Fritsch zijn geestverwante partnerin. Fritsch speelt in „Spion", „Hongaarsche Rapsodie", „De laatste wals", en steeds na tuurgetrouwer worden de finesses van zijn uitbeeldingsgave. Nu komt het geluid in de film. het spreken. Willy Fritsch heeft het gemakkelijk. Hij hoeft zich niet te veranderen. De frlssche trek Het Zilveren Servies. „Juist nu zou ik u een bijzonder gunsfcigen prijs voor antiek zilver kunnen geven, me vrouw". zei Harrison. „Natuurlijk kan ik voor een enkel bord. dat u me hier aanbiedt, niet veel betalen; maar als u mij het geheele ser vies wilt verkoopen, kan ik u er misschien wel drieduizend gulden voor geven". „Dat zou heel mooi zijn", antwoordde de oude dame aarzelend. „Maar neen", ging ze voort, „ik heb mijzelf al verwijten gemaakt dat ik ook maar een enkel stuk uit de nala tenschap van mijn grootmoeder wil verkoo pen. En het zilveren servies was haar pronk stuk. Neen, het gaat werkelijk niet". Harrison kende zijn klanten. Vooral bij oude dames was altijd overredingskunst noodig voordat ze van erfstukken afstand deden Maar een goede zaak is wel wat inspanning waard. „Ik begrijp u volkomen, mevrouw zei hij. „Maar ik heb in mijn loopbaan al dik wijls gezien, dat menschen hun kostbaarhe den stuk voor stuk voor een appel en een ei verkochten, die als een geheel veel meer zou den hebben opgebracht. Als u nog van ge- dachter verandert, laat u het mij dan weten" Harrison was niet verwonderd, toen hij den y rouwt je met een kind in huis als ik er aan volgenden morgen een briefje kreeg, waarin de oude dame hem verzocht de collectie te 'romen zien. Een half uur later was hij aan het opgegeven adres; niet wachten nu. de oude dame mocht eens op het genomen be sluit terugkomen. De kamer, waarin Harrison werd gelaten, was precies, zooals hij zich die had voorge steld. ..Verarmde middenstand", mompelde hij. Op een klein tafeltje stond een hooge stapel prachtig zilver. Met de bewondering van een kenner keek Harrison er een tijd lang zwijgend naar. Toen onderzocht hij ieder stuk nauwkeurig. Er was niet veel voor noo dig om te zien, dat dit een prachtig, zwaar, antiek servies was, dat zeker een vijftiendui zend gulden waard was. Wat een vondst! Een geluk dat niemand hem was voor geweest. „Daarvoor kan ik u vierduizend gulden be talen"'. zei hij eindelijk: blijkbaar had de oude dame geen notie van de werkelijke waarde van zulke pracht stukken. „Dat is heerlijk", antwoordde ze, „eindelijk zullen de zorgen dus voorbij zijn. En ik ge loof, dat grootmoeder er niet boos om zou zijn, dat ik in deze vreeselijke tijden het zil ver verkoop". „Ik zal u een chèque schrijven", zei Harri son. „dan kan mijn chauffeur het zilver in de auto brengen". Terwijl Harrison de cheque schreef, ging de deur open en een heer kwam binnen. „Dit is mijn broer, kolonel Fenton", zei de oude dame. „Beste Karei, mijnheer hier geeft me vierduizend gulden voor het servies Ik ben zoo dankbaar". „Wat is dat?" zei de kolonel „Verkoop je het servies, zonder mij om raad te vragen? Voor vierduizend gulden! Mijn- ieerl'' wen(^e hij zich tot Harrison, „hoe durft u het wagen, een oude vrouw zoo te be- dilegen? Het servies is wel viermaal zooveel waard'. „Ik heb met u niets te maken'", zei Harri son. „Het servies is verkocht en daar ligt de cheque". „Jij zwendelaar", brulde de Kolonel. „Ik zal je laten zien, wat met kerels als jij gebeurt" Hij rukte zijn zuster de chèque uit de handen, scheurde haar aan stukken en wierp haar in de haard. „En nu oogenblikkelijk de deur uit „Gaat u maar. meneer", fluisterde de oude dame. „Het zilver is van mij en ik zal het u morgen komen brengen". Harrison voelde er weinig voor. tot handtas telijkheden over te gaan en verliet het ver trek. Een uur later zette een heer een blijkbaar zware koffer in het net van een coupé van den sneltrein. „Nu, zie je", zei hij tot zijn begeleidster, „dit is toch veel beter. Het servies niet verkocht en toch vierduizend gulden verdiend". „Ik was toch een oogenblik bang, dat het mis zou gaan", zei de dame. „Maar ik moet zeggen, ik bewonder je handigheid. Ik heb niet gezien dat je de chèque wegmoffelde en een gewoon stuk papier van dezelfde kleur in stukken scheurde". „Dat is allemaal oefening", zei de kolonel „Als oude kaartspeler, weet je KAREL VAN WEST van zijn heele wezen is ook zijn stem eigen. Zijn warm geluid en zijn natuurlijke, be schaafde spreekwijze zijn nieuwe mogelijkhe den voor zijn kunstenaarsschap. Na den triomf van ..Het congres danst", staat hij in de voorste rij der Duitsche films als vertegenwoordiger van liefdeshelden, waar om de geheele film draait. Maar achter dit steeds lachende gezicht ver bergt zich een grcot kunstenaar, met een ijzerstelken wil. Willy Fritsch. die met groote toewijding voor zijn filmarbeid leeft, oen ac teur met eindelooze vlijt, en met groote ar tistieke gaven, wilde ook graag de groote ver langens van zijn kunstenaarshart bevredigd zien. Dc film „In geheimen dienst" gaf hem de kans. waarmee hij bewijzen kon. hoe zijn middelen in tien jaar gerijpt waren, hoe de knappe jongeling tot man geworden is. HU wilde graag eens niét in rok acteeren. Hij wou graag eens als „Fedja" in Tolstoi's ..Leben der Leichnam" spelen. Maar hij wil niet alleen passieve menschen uitbeelden, die door het noodlot gedreven worden of zich laten drij ven, hij wil graag de actieve held van heden zijn. die de lotgevallen beheerscht. Wij hebben hem kunnen zien als „Frech- dachs" van Verneuil, en zagen hoe fijn zijn humor den clou van deze komedie brengt. En thans zien wij hem in Een blonde Droom. STUDIO SNUFJES. De bekende Duitsche sportvlieger Ernst Udet. die reeds in verschillende Duitsche films is opgetreden, is voor het komende seizoen door de U.F.A. geëngageerd om mee te wer ken aan een vroolijke vlieger-comedie. waarin Heinz Rühmann de hoofdrol zal vervullen. Wist u dat er in Buenos Aires o.a. oen groo te boulevard is. waaraan links en rechts groo te bioscooppaleizen staan en dat het me•■■ron deel dezer luxe theaters des zomers 's avonds zoodra het donker is. hel dak wegschuiven en het publiek dan heerlijk frisch zit? Ge zien dc bijna tropische hitte gedurende de zo mermaanden in Argentinië is dit voor het publiek een ware uitkomst. Anna Sten, de vermaarde Russisch-Duitsche actrice, vertoeft reeds meer dan een jaar In Amerika onder Metro-contract, doch tol he den kreeg ze nog geen film te spelen. Zij voert thans onderhandelingen met de Duitsche Terra Film voor het spelen van eenigc films. Ramon Novarro vertelt, dat hij In zijn ge heele loopbaan geen gevaarlijker scène mee maakte. dan die voor de rennen in Ben Hur. Tientallen camera's waren op hem gericht en er was veel moed voor noodig een jongen Romein tusschen de gevaren van rennen met schichtige paarden uit te beelden. William K. Howard, de regisseur van Haar Gevangene, heeft ook dc film „Dc Bende van de Transatlantic" geregisseerd. Hij is een man met groote litteraire kennis, voor wien behalve zijn filmwerk, de studie der letteren een groot deel van zijn leven in beslag neemt. Hij studeerde aan dc Universiteit van Harvard waar hij den doktorsgraad in de letteren be haalde. EEN GROOT WERK. Beteugeling der Colorado-rivier. De Colorado-rivier Is bekend door zijn geweldige oversti-oomingen, die steeds weer groote verwoestingen aanrichten. Thans zal deze tot dusverre vernielende kracht nuttig gemaakt worden door den bouw van een reusachtigen stuwdam, den Hoover-dam. Het opbouwen zelf van dezen dam Is een prach tig stuk werk. Natuurlijk moest allereerst dc rivier worden afgeleid. Daartoe werd een nieuw kunstmatig rivierbed geschapen; in dc rotsen aan weerszijden werden twee tunnels van 19 meter doorsnee geboord. Wanneer de dam. die de hoogste ter wereld zal zijn, is voltooid, za! aan de overstroomin gen een einde gemaakt zijn, de Colorado- rivier zal bevaarbaar zijn en vier millioen morgen woestijn zullen vruchtbaar zijn ge maakt. Bovendien zal door de waterkracht een energie von 12.200.000 P.K. opgeleverd kunnen worden. INDUSTRIEëN BEDERVEN DE LUCHT. Schadelijk voor plant, dier en mensch Bij den voortgang van de industrieele ont wikkeling in alle landen kon het niet uitblij ven, dat de lucht, waarin wij leven, steeds meer wordt verontreinigd door schadelijke of althans lastige stoffen, zooals afvalgassen en stof. Wetenschap en techniek, die deze on aangename verschijnselen grootendeels heb ben te voorschijn geroepen, moeten thans zelf cr naar streven, dat de last zoo gering mogelijk wordt en dat in ieder geval organi sche beschadigingen worden voorkomen. Want de wetenschap heeft herhaalde ma len vastgesteld, dat hier Inderdaad menschen zoowel als dieren en planten door gevaren worden bedreigd. Verschillende gassen, van welke ieder voor zich in een zekere verdun ning onschadelijk mag zijn. kunnen in een bepaalde vermenging tezamen een zeer on gunstige werking uitoefenen. Aandoeningen door afvalgassen. kalk, metaalstof. rook enz. behooren niet tot dc zeldzaamheden. Verder zij vermeld dat de tallooze vaste deeltjes, die afkomstig zijn van vuren en andere stof- bronnen ook verantwoordelijk worden ge maakt voor het verlies aan radio-actieve straling in de atmosfeer. Aan de verontreiniging van de lucht, wel ker oorzaken en soorten overigens velerlei zijn, hebben natuurlijk de fabrieken, in wel ke een chemisch proces wordt gevolgd, oen groot aandeel. Ook de afweermiddelen, die reeds vaak met succes zijn toegepast, zijn grootendeels van chemlschen aard. Meestal berusten deze methoden hierop, dat schade lijke of hinderlijke gassen door behandeling met water, of zekere oplossingen, overgaan in andere, onschadelijke vormen, waarbij ook de onaangename reuk in vele gevallen ver dwijnt of belangrijk vermindert. Voor dit proces worden gebruikt: ozon. waterstofsu- peroxyd. kalk enz.; filters van de verschci- denstc soorten en werkingswijze vormen het gereedschap. Daarmee bereikt men dc af scheiding van vaste deeltjes uit gassen of vloeistoffen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 15