HET HAARLEMSCHE STADSBEELD.
De oorsprong van den Tango.
Hoe het eens was.
Hoe het geworden is.
De Groote Markt omstreeks 1850.
Over Palmpaschen, Schortelwoensdag, Witte
Donderdag, Goede Vrijdag en den Zaterdag vóór Paschen.
De Zondag, die aan het Paaschfeest voor-
af gaat. waarmee de Stille Week in Vlaan
deren Goede, hooge en pijne week, in Duitsch
land Karwoche geheetcn, elders ook Heilige,
Pilatus of Judas-week genoemd begint,
draagt den naam van Palmzondag, Groene
Zondag of Bloemendag. Naam en gebruiken
op dien dag zijn niet zooals die op het
Paaschfeest zeil', van heidenschen maar van
christelijken oorsprong. Die Zondag was oud
tijds de herinneringsdag aan den feestelijken
intocht van Jezus te Jeruzalem.
Eertijds werd die intocht ook in ons vader
land in processies voorgesteld; thans bepaalt
men er zich toe om de altaren in de kerken
met palmtakken te versieren, die vóór den
aanvang van den eeredienst door den priester
worden gezegend. Die palmtakken prijken in
Duitschland soms met een appel.
Een ander gebruik nog op Palmzondag
vooral op 't platteland ln zwang, brengt mee,
dat de kinderen dien dag met z.g. Palmpa-
se heit al zingende langs den weg loopen. Ze
ker is, dat de palmtakken op Zondag vóór
Paschen in sommige streken van ons land
en ook van Vlaanderen, een gewichtige rol
spelen. Het volk hecht aan die gewijde tak
ken in Limburg en Vlaanderen veel waarde.
Zoo steken o.a. de plattelandsbewoners in die
streken deze takken in de vier hoeken van
ieder met koren bezaaid bouwland, teneinde
dit voor hagel te behoeden en tevens de hek
sen te beletten, de vruchten kwaad te doen.
Als het op Palmzondag schoon en helder
is, zegt het gezegde in Vlaanderen, dan zal
het jaar goed en vruchtbaar zijn.
Palmtakken.
De boom. die bij ons algemeen met den
naam van palm bestempeld wordt, is de
buksboom (buxus sempervirens), en 't zijn
de takken van dezen boom, welke met Palm
zondag in de kerken gewijd worden. Ook in
het Noorden van Frankrijk gebriukt men
bukstukken (buis). In Provence bezigt men
olijf- en lauriertakken er voor. In Vaz is het
de myrt die het altaar versiert; in de Zwit-
sersche Jura zijn het de jonge scheuten van
den beukenboom die hiertoe dienen, terwijl
men, op de groote eilanden van de Middel-
landschc Zee, in Italië en op de zuidkusten
van Spanje en Portugal de echte palmtakken
gebruikt. Op de kusten van Ligurië wordt
de palmboom gekweekt voor dit gebruik en
te Rome wordt jaarlijks een geheele scheeps
lading daarvan tegen Palmzondag aange
voerd. De asch, die op Aschwoensdag bij ons
zinnebeeldig gebezigd wordt, is de asch van
bufcsbc omtakken
Waarom de „grooteweek"?
„Wij noemen deze week", aldus Chrysosto-
mus, „de Groote Week", niet omdat zij meer
uren bevat, of omdat zij meer dagen omsluit,
maar omdat ons in deze week onuitspreke
lijke weldaden zijn ten deel gevallen. In haar
werd de langdurige strijd beëindigd, de dood
vernietigd, de vloek opgeheven, de dwinge
landij van den satan verbroken, zijn mede
helpers verstrooid, de verzoening van God
met de menschen bewerkt, de hemel voor
menschen geopend, engelen met menschen in
betrekking gebracht, het gescheurde verbon
den, de scheidsmuur weggenomen, de gren
del weggeschoven, daar de koning des vre-
des in hemel en op aarde vrede stichtte.
Daarom noemen wij haar „De Groote Week".
In deze week der genade viel dan allereerst
Palmzondag, die reeds in de vierde eeuw in
de Gricksche kerk gevieixl werd. Verschillend
is de wijze, waarop die viering plaats had.
doch overal werden palmen gewijd, kerken
versierd, al wat zij schoons en kostbaars be
zaten, er in uitgestald. Er gingen statige pro
cessies uit kerken, kloosters en gildehuizen
met palmtakken in de hand rond en reed de
houten ezel met het Christusbeeld er op dooi
de stad. Doch ook dat feest was gelijk vele
christenfeesten met heidensche gewoonten
vermengd.
Thans zijn er nog een paar merkwaardige
gebruiken od dezen dag bekend. Zoo o.m. in
het stadje Kelbra in den Kreis Sangerhau-
sen van het Pruisische Regierungsbezirk
Merseburg (prov. Saksen). Daar wordt op
Palmzondag een z.g. .liefdesmarkt" gehouden.
Een ionee man treedt als marktmeester op
en „verhandelt" de jonge mannen en meis
jes, waarna de „verhandelde Paren" samen
een wandeling in de omgeving maken. In
Hessen worden om de zeven jaren de dorps
meisjes „geveild"; de ingekomen gelden zijn
bestemd om de kosten van de Grootsch op
gezette „ridderdans" op den Tweeden
Paaschdag te dekken.
Schortelwoensdag.
Op Palmzondag volgde in ons land eertijds
de viering van Schortelwoensdag een dag
van rouw en strenge vasten, want op dien
dag werd, volgens de traditie, Jezus door
Judas verkocht. Hij werd genoemd naar het
schorten van het gelui der klokken, waarvan
de klanken van Woensdagavond tot Paasch-
morgen zwegen, en vervangen werden door
het geluid van den ratel of van een houten
tafel, waarop met een hamer geslagen werd.
In het zwijgen der kerkklokken was een sym
bool van het ophouden der prediking dei-
Apostelen te zien, maar de ratel moest ge
hoord worden.
Jarenlang is de benaming Schortelwoens
dag blijven bestaan Oorspronkelijk heette
hij Schorselwoensdag, aldus genoemd, om
dat op dien clag alle werk. ook het klokken
luiden geschorst wordt. Schorten is afkom
stig van het middelnederlandsche schorten,
„opschorten".
Onze voorouders spraken b.v. nog in de
achttiende eeuw van „schorteldaagsche vas-
tenkoecken en brooden" of wel: ,,'t Was
Schortel-Woensdag, kynd! toe 'k met uw
vaeder trouwde".
Witte Donderdag.
Na den Schortelwoensdag kwam de Witte
Donderdag, ook wel Groen Donderdag gehee-
ten, door de Engelschen Maundy Thursday
en door de Duitschers „der grüne Donners-
tag" genoemd. Wat den oorsprong van Wit
ten Donderdag betreft meenen sommigen,
dat de naam afkomstig is van het witte
brood, dat op dien dag aan de armen werd
uitgedeeld. Anderen daarentegen merken op,
dat die dag zoo genoemd is. omdat de pries
ters, in den vastentijd gewoonlijk in het
paars gekleed, op dien dag in een plechtig
wit gewaad de mis deden. Op dezen dag
werden de boetelingen, aan wie men op
Palmzondag vrijspraak van kerkelijke straf
fen had geschonken, weer geheel in de ge
meenschap der christenen hersteld en tot het
avondmaal toegelaten.
Volgens sommigen had sedert den tijd der
apostelen op dezen dag ook de plechtige voet-
wassching plaats aan het Hof te Weenen en
te Rome.
In sommige kloosters werden de voeten
der leekebroeders, zusters, of wel der armen
uit den omtrek gewasschen. Zij ontvingen bij
die gelegenheid een caritaat, bestaande uit
kloosterbrood, kleederen of geld. In Enge
land geschiedde de voetwassching langen tijd
door den koning.
Een ander gebruik op Witten Donderdag
was wel het volgende: In Themar, en ver
der in de meeste plaatsen van het Coburg-
sche, aten de kinderen in de vorige eeuw op
dezen dag violetkleurige eieren. Zij zochten
op de bergen zekere paarse bloempjes, die,
als de eieren gekookt worden, daaraan een
violetkleur geven. Deze eieren worden dan
in een groot vogelnest gelegd, waarbij de
moeder van een der kinderen zit. Zij boot
ste het geklepper van den ooievaar na, de
kinderen liepen er naar toe, en de moeder
vertelde hun, dat de ooievaar de bode der
lente gekomen was, en voor hun die eieren
gelegd had!
In de omstreken van Thorn en Weert eet
men op dezen dag soep van twaalfderlei
groente; deze soep wordt discipelen- of apos
telsoep genoemd. En hij, die het eerst den
lepel in den schotel steekt, noemt men Judas.
Goede Vrijdag.
In „De Openbare eeredienst der Ned. Herv.
Kerk in de 16e, 17e, en 18e eeuw" van Dr.
Schotel (waaraan in het voorgaande ook
eenige bijzonderheden zijn ontleend), wordt
opgemerkt, dat in enkele gemeenten van ons
vaderland op Goeden Vrijdag gepredikt werd.
Naar de orde der teksten predikte men den
tweeden Woensdag vóór Paschen over den
dood en sloot men den eersten Woensdag
vóór Paschen de passie-prediking met de be
grafenis, waarna den volgenden Zondag het
Paaschfeest volgde. Als de passie verkondigd
werd. namen onze voorouders geen deel aan
eenigerlei vermakelijkheid, en evenmin richt
ten zij huiselijke feesten aan: zij leefden
zeer ingetogen. De Stille Week was geheel
aan de voorbereiding van het Paaschfeest
gewijd. Men onthield zich van alle overdaad
DE GROOTE MARKT.
Links geven wij een teekening van de
Groote Markt omstreeks 1850. Alleen het ge
bouw van de Hoofdwacht is blijven staan. In
het groote gebouw met het ijzeren hek was
vroeger de sociteit de Kroon, gevestigd. On
geveer 30 jaren geleden is dit gebouw afge
broken om plaats te maken voor het café
de Kroon. Ook het bovendeel van de gevel
van het vroegere restaurant Brinkmann (het
geboortehuis van Bilderdijk) is gespaard ge
bleven, maar wel geheel gerestaureerd.
aan spijs en drank, en er waren velen die
slechts het allernoodigste voedsel gebruik
ten. Velen kleedden zich ook in rouwgewaad.
In sommige gemeenten werd in die week
ook geen orgelspel gehoord.
Op Goeden Vrijdag rust het werk ook thans
nog bij zeer velen.
Deze dag is voor vele christenen een dag
van groote wijding gebleven. Dat komt vooral
sterk tot uiting in de protestantsche (evan
gelische) streken in Duitschland.
Alle lawaai-verwekkende of zware arbeid
was dien dag verboden. De smid mag geen
hamer en spijker gebruiken, want dit zijn
lijdenswerktuigen. De visschers gaan niet
naar zee, want de vischvangst zou niet sla
gen. Men nam ook iederen jongen zijn zak
mes af, want elk spaandertje, dat door snij
den ontstaat, zou den dader na zijn dood
kwellen. Geen dier mocht men ook op dezen
dag dooden, zelfs geen vlieg, omdat men an
ders het geheele jaar door zulke dieren ge
kweld zou worden. Bijzonder streng verbo
den was ook het drinken, omdat zoo men
zegt, Christus deze dagen aan het kruis
dorst leed. Zelfs het vee moest vaak op Goe
den Vrijdag vasten, daar het anders niet
groeien zou. Daarentegen is het op dezen
dag gebakken brood heilig, en groote kracht
bezit een. bepaald soort gebak, de z.g. Goede
Vrijdag-koeken, waardoor men het geheele
jaar tegen koorts beschermd heette.
Daar Goede Vrijdag dikwijls nog als het
begin van de lente geldt, is hij voor het ver
richten van menige handeling ook van "oe-
teekenis. Het oude volksgeloof wilde b.v., dat
men zich dan de nagels moest knippen. Het
gevolg daarvan zou zijn. o wonderlijke
combinatie! dat men het geheele jaar van
kiespijn bevrijd zou zijn! Hij. die aan hoofd
pijnen leed. moest het haar op Goeden Vrij
dag zeer sterk uitkammen; dan zou hij van
deze pijn voortaan bevrijd blijven.
Een eigenaardige en sterke kracht wordt
op dezen dag aan bloemen, gewassen en wor
tels toegekend. Een hagedoornstruik dient
voor het verdrijven van booze geesten, een
hazelaar als wichelroede.
Ook voor het vee werden allerlei voorzorgs
maatregelen genomen. Het wordt met asch
bestrooid, de stallen worden uitgerookt, en
men gaf het een bepaald soort brood (soms
„martelbrood'' genoemd) te eten, dat op
Goeden Vrijdag gebakken was.
Fruitboomen werden geslagen of geschud,
ook wel met stroo omwonden en met gewijd
water overgoten, teneinde ze vruchtbaar te
maken. Zij zouden dan veel ooft schenken.
Alles wat in de aarde werd gezet, zou ge
dijen. ardappelen konden zoo werd aan
genomen op geen gunstiger dag gepoot
worden, en evenzoo was het gesteld met het'
zaaien van bloemen en kruiden. Wie b.v.
violier zaaide, zou dubbele bloemen krijgen.
De Goede Vrijdag werd ook bijzonder gun
stig geacht voor talrijke genezingen. De ge
nezende kracht van vele wortels werd groo-
ter, als men ze op deze ndag uitgroef, en dan
bij voorkeur vóór zonsopgang.
Voor de weersgesteldheid is deze dag voorts
van zeer groote beteekenis. Wanneer het hel
der weer is, dan zal er een goede zomer ko
men; wanneer het regent, een slechte. Als
het vriest, hoopt men op een goed voorjaar.
Een geheel bijzondere macht schreef men
aan het ei toe, dat op Goeden Vrijdag ge
legd was. Men mag zoo wilde het volks
geloof zulke eieren wel weggeven, maar
niet verkoopen, daar ze dan hun werkzaam
heid en kracht zouden inboeten. Eieren, op
dezen dag gelegd, zijn goede broedeieren, zij
beschermen tegen ziekten en de meisjes
schenken ze aan hun geliefden, die daar
door hechter aan haar gebonden zijn. Voorts
beschermen zij tegen den bliksem, en in het
zaadkoren gemengd, zijn ze een voorbehoed
middel tegen het „zwart".
Op stille en rustige wijze schepten meisjes
en jongens vóór zonsopgang water, dat dik
wijls in de kerk gewijd werd. Dit water bezit
op dezen dag groote kracht en heiligheid.
Tenslotte had ook de morgendauw van den
Goeden Vrijdag een groote kracht; men ge
loofde, dat men dan van zomersproeten be
vrijd bleef. Wie op dezen dag vóór zonsop
gang zijn handen in dauw waschte. moest
daarbij zeggen: „Ik wasch mijn handen met
heiligen Goeden Vrijdagdauw; wat ik aan
raak, breekt «n scheurt niet!"
Goede of stille Zaterdag.
Bekend is het geloof, dat op Goeden of
Stillen Zaterdag vóór de Gloria de klokken
uit Rome terugkeeren en de paascheieren
meebrengen. Men stuurde de kinderen bui
ten de deur, om de schorten op te houden
en de eieren, die wel eens uit de lucht kwa
men vallen, op te vangen.
Li verschillende plaatsen wordt het
Paaschvuur reeds op dezen dag gebrand. En
evenals aan het water van Goeden Vrijdag,
hecht men in vele streken ook aan het wa
ter van den Paaschnacht nog bijzondere
waarde; het kan de schoonheid verhoogen
en het bezit ook een heilzame werking.
Op vele plaatsen in Duitschland wordt des
avonds de „Paaschman" verbrand, oorspron
kelijk het zinnebeeld van den winter. Dit
geschiedde met allerlei plechtigheden en ce
remoniën.
Schrijnwerker en... dramaturg.
Tegenwoordige toestand.
Geen Spaansche, geen Argentijnsche,
maar een negerdans.
Dit is de TischlenncisterAugust Hinrich
uit Oldenburg, die een drama heejt geschre
ven, genaamd ..Ruim baan voor den onder-
jiemendcn''. Het zal door een Berlijnsch ge
zelschap ten tooneele icord.cn gebracht.
In ,.De Groene Amsterdammer" wijdt Lou
Lichtveld (Albert Helman) een artikel aan
het boek van den Argentijn Vicente Rossi, dat
onder den titel van Cosas de Negros (Dingen
over Negers) het mysterie van de oorsprong
van den tango oplost, dat twintig jaar gele
den, vlak voor het uitbreken van den wereld
oorlog, zulke wolken stof opwierp, dat voor
velen het dreigend oorlogsgevaar er tot op
het laatste oogenblik achter verborgen bleef,
en waarover zelfs nu de meesten nog in vol
komen foutieve veronderstellingen verkeeren.
In de jaren 1913 en 1914 was de tango nog
„nieuw", nieuw voor Europa althans, en hij
werd er indertijd ontvangen met denzelfden
storm van protesten, waarmee in latere jaren
de charleston en de black bottom o.a. be
groet werden. Over al die verontwaardiging
zegt Albert Helman zeer terecht het volgende
„Dat het ten slotte niet om den tango als
dans ging, maar dat deze benaming een slag
woord werd voor allerlei licenti'es. die in de
jaren na den oorlog bijna met de grootste
vanzelfsprekendheid zou - worden aanvaard;
beantwoordt aan den gewonen gang van- za
ken; men maakte zich druk met het bestrij
den van een verschijnsel, terwijl men feite
lijk al zijn verontwaardiging had moeten
richten, tegen den toestand, waarin zulk een
verschijnsel bestaanbaar is. Dit geldt ook van
daag nog voor hen, die moord en brand
schreeuwen over de neger-invasies in onze
degelijke Westersche cultuur, en die volko
men vergeten, dat zulk een invasie nooit mo
gelijk zou zijn, wanneer die cultuur niet op
elk gebied voos en aantastbaar was". Het
schijnt dat de Argentijnsche gezant te Parijs
tevens romanschrijver. Enrique Rodriguez La-
retta, de eerste was, die protesteerde tegen het
in de mode raken van een dans, die volgens
hem nooit werd gedanst in de salons of bij
de nette menschen van zijn land; de keizers
van Duitschland en Oostenrijk spiegelden
zich aan zijn woorden en de tango werd ver
boden bij alle hoffeesten en aan alle officie
ren. Zooals het meer gaat. had al deze tegen
werking hetzelfde effect als volgens sommi
gen het trekken-aan-den-st-aart bij een var
ken: namelijk precies het omgekeerde van
het gewenschte. De wereld splitste zich in
twee kampen: de conservatieve anti's en de
vooruitstevende pro's en iedereen maakte zich
bezorgd over den tango, tot Paus Pius X toe,
die zich door twee Romeinsche patriciërs een
modeltango liet voordansen, en ten slotte
verklaarde dat hij de tango „onschuldig tot
op het onnoozele af" vond. Intusschen wordt
de toen zoozeer omstreden dans tot op den
huidigen dag met veel entrain gedanst en
niemand, die de tango niet als iets volkomen
vanzelfsprekends aanvaardt. Het terrein van
den strijd heeft zich achtereenvolgens ver
plaatst naar jazz, charleston, black bottom en
rumba; en niemand weet. of het hiermee uit
zal zijn of dat er morgen aan den dag weer
een nieuwe twistappel zal opduiken, waarover
de meeningen zich met het zich steeds herha
lend fanatisme van felle pro's en felle anti's
verdeelen zullen. Intusschen dansen wij
tango, en verkeeren veelal in de meening, dat
de tango een dans van Argentijnschen oor
sprong is.
Vicente Rossi heeft met zijn boek blijkbaar
de knuppel in het hoenderhok geworpen, en
mogelijk, dat bij gebrek aan wat anders op
h.et oogenblik de strijd om den tango zich
nog eens hernieuwen zal. Want de tango, zoo
goed als charleston, black bottom en rumba,
blijkt o schrik een negerdans te zijn, al
heeft hij, op zijn tocht van de binnenlanden
van den Congo naar de hoofdsteden van
Europa, die een eeuw duurde, wel een aantal
tusschenhavens aangedaan, waar hij uiter
lijk en innerlijk wel eenige veranderingen
onderging.
De negers namelijk, die ongeveer een eeuw
geleden het grootste deel uitmaakten van het
slavenbezit van de rijke Argentijnsche plan
ters langs den Rio de la Plata, waren voor het
grootste deel afkomstig uit de Congohaven
Angola, en zij plachten onder elkaar bij fees
telijke gelegenheden, zooals de wederzijdsche
bezoeken, die de slaver.bezitters elkaar gaven,
muziek- en dansuitvoeringen te organiseeren,
die „toca tango's" heeten en dus volkomen
Afrikaansch van origine waren: de feesten
raakten langzamerhand in misbruik, maar de
naam „tangó" bleef bestaan en werd op den
duur voor alles gebruikt, voor alles wat neger-
muziek betrof.
Zoowel de negerdans als de negermuziek
bleven echW bestaan in de vele populaire
dansgelegenheden, die er toentertijd in de Ar
gentijnsche havens waren, en later, in de
80- en 90ter jaren van d° vorige eeuw, toen de
negerbemanning van de vele schepen, die van
de Antillen op Argentinië voeren, de habanc-
ramuziek meebrachten, die dus ook van zui
vere negerafkomst was, vermengden op vrij
wonderlijk wijze de twee aldus in Argentinië
ontstane negerproducten zich, en kwamen
vooral in Buenos Aires en Montevideo buiten
gewoon in de j ode. onder den nog steeds be-
staanden naam van „tango", waarmee men
alle negermuziek en negerdansen was blijven
aanduiden. Het accent alleen verhuisde van
de laatste naar de eerste lettergreep, en daar
mee verkreeg de „tango" Argentijnsch bur
gerrecht. en kwam als „Argentijnsche" dans
naar Europa-
En Europa danste hem. en danst hem nog
en tallooze vele malen werd de opmerking ge
lanceerd, dat een tango, als men het goed be
schouwde, toch ook een veel mooiere dans
was dan „die negerdansen" charleston en
rumba. Wat doet Europa nu? Wijzigt het zijn
opinie, past h.et er een mouw aan, of trekt
het zich van de onthullingen omtrent zijn
tango maar niets aan? Het laatste zal wel
't geval zijn. Want na de ver-Argentijnsching
is .de tango al weer ver-Europeescht, en veel
zal er van de oorspronkelijke negerdans wei
niet over zijn, in tegenstelling met charles
ton en black bottom, die vrij regelrecht ge
ïmporteerd werden al „leden" ze ook onder de
Westersche beschaving, die dansen adopteer
de' die niet bij haar thuis hoorden. En wat
bij de negers oorspronkelijk een kunstuiting
was, wordt hier een paskwil.
WLLY VAN DER TAK.
VAN PLANTENSAP TOT
AUTOBAND.
Iets over rubber.
In het oerwoud van het Amazone-gebied
groeit de hevea brasiliensis. een hooge, veel-
vertakte boom met een lichtgrijs gevlekte
bast. Deze hevea is de belangrijkste onder
een aantal boomen en struiken, welker melk
achtig sap, aan de lucht blootgesteld, stolt en
een kleverige, elastische massa vormt. De Bra-
ziliaansche Indianen kennen deze merkwaar
dige eigenschap der caoutchoucboomen (kau-
oetsjoe is het woord in de taal der Toepi's)
reeds sinds onheugelijke tijden. Maar ze wis
ten er niet veel mee te beginnen: slechts nu
en dan dompelden zij hun voeten in het sap,
om zich zoo te voorzien van een practische
gummischoen.
Ook de eerste Europeanen, die het caout
chouc leerden kennen, gebruikten haar
hoofdzakelijk voor het vervaardigen van
schoenen. Spoedig echter ging men trachten,
het caoutchouc aan te wenden bij de fabrica
ge van wijnzakken, duikerpakken en andere
waterdichte producten. Het eerste radeer-
gummi werd omstreeks 1770 gemaakt.
In 1832 vond de chemicus Hayward, dat
caoutchouc zijn kleverigheid verloor, wanneer
men het met bloem van zwavel bestrooide.
Dit was de eerste stap op den weg naar het
tegenwoordige vulcanisatie-proces, zonder het
welk ae productie van rijwiel- en autobanden
nauwelijks denkbaar is.
Sedert twintig jaar wordt de productie van
Braziliaansche caoutchouc of rubber op den
achtergrond gedrongen door de Engelsch-
Nederlandsche rubberplantages. Maar vroeger
was het moerassige Amazonegebied het dora
do der rubberhandelaren. Overal hadden zij
hun arbeiders. In de rubbennelk werden
stokken gedoopt en de laag die zich zoo
vormde werd bij een open vuur geroosterd.
Zoo ontstonden de caoutchoucblokken, be
staande uit vele lagen op elkaar, tot een hal
ven nieter dik.
In dien tijd namen ook de ontdekkingsrei
zen in het Amazone-gebied een groote vlucht;
de woeste en ongezonde gebieden waren tot
de groote Braziliaansche rubberkracht van
1907 tot in de verste uithoeken drukker be
woond dan op het oogenblik. Sedert die ca
tastrofe heeft men weinig belangstelling
meer voor de Braziliaansche caoutchouc. De
nederzettingen aan de Amazone en de zijri
vieren vielen terug in eenzaamheid en verla
tenheid.
Gedurende de laatste jaren heeft Henry
Ford groote concessie-gebieden in deze stre
ken verworven. Maar de verbouwing van rub
ber niet op plantages is thans niet" meer ra
tioneel, en voordat een nieuwe plantage iets
opbrengt, verloopen minstens zeven jaren.
Maar de Vereenigde Staten en haar auto
mobielindustrie willen zich tot iederen prijs
onafhankelijk maken van de Engelsch-Neder-
landsche rubberproductie. De situatie is dan
ook eenigszins paradoxaal: Engeland en Ne
derland bezitten vier vijfden van de rubber
interessen der geheele wereld, terwijl de Ver
eenigde Staten vier vijfden van de wereldpro
ductie noodig hebben, waarvan zij zelf maar
een gering deel voortbrengen, zoodat zij dus
afhankelijk zijn van Nederlandsch-Indië. de
^traits Settlements en Ceylon.