Voorbereidingen te Scheveningen voor de haringvangst.
In het holst van den nacht...
£2? IT'ff dc Schev",i,'!i"-h<; logge» uiteren »oor de haringvangst, waarvoor 5^, D0C® M-S -DEMPO" van do Rotterdamschc Lloyd geredde bemanning van bet in de
ia gereedheid wordt gebracht^Seheveomg.ehe^visschrr.vrouwen herig met het natiën en van Biscaje gezonfcen Leclandsche vrachtschip „Evermore", is Dinsdag Cc Rotterdam aangekomen.
DE ITALIAANSCHE VLIEGEROFFICIER
Agelio, die het wereldsnelheidsrccord voor
vliegtuigen verbeterd heeft. Hij behaalde met
een watervliegtuig een uursnclheid van ruim
682 K.M.
EEN TELEGRAFISCH OVERGEBRACHTE
FOTO van de aankomst van den Duïtschen
Rijksminister Göring te Rome. De begroeting
door den Italiaanschen minister van Luchtvaart,
generaal Balbo.
MR. B. M. DE VOS, vice-
president van dc Arron
dissementsrechtbank te
Amsterdamss in den ouder
dom van 61 jaar in dc hoofd
stad overleden»
OP DE TREKHONDENKEURING TE AM
STERDAM verschenen Dinsdag zegge en schrijve
twéé trekhonden, waarvan er nog een werd
afgekeurd, zoodat Amsterdam cén goedgekeur-
den trekhond bezit,
VOORJAAR in het Vondelpark te Amsterdam
De zwaan geniet van het lentezonnetje.
EEN HISTORISCHE OPTOCHT, tot onderwerp hebbend de Fransche revolutie, trok dezer dagen door
Parijs. Duizenden sloegen den kleurigen stoet gade.
BROCARDO EN GlTïMBRETIÈRE, de twee Fransche renners, die den zesdaagschen wielerwedstrijd
te Parijs wonnen, na hun overwinning in het Velodrome d'Hiver
FEUILLETON
Naar het Duitsch bewerkt door
J. VAN DER SLUYS.
(Nadruk verboden).
21)
,3eiersdorf? Wacht eens! Neen, dien
naam herinner ik mij op het oogenblik niet.
Wat voor iemand moet dat geweest zijn?"
„Een vroegere handelsemployé, die hier als
vertaler en journalist werkte. Hij woonde in
een achterhuis in de Hardenbergstrasze".
„Ja, ja, nu u het zegt, schiet mij zooiets te
binnen. Wat is er met hem?"
„Hij was een vriend van mij, dokter en ik
heb er het grootste belang bij, iets naders te
weten te komen omtrent de omstandighe
den, waaronder hij stierf."
„Dan bent u bij mij aan het verkeerde
adres. Ik was bij zijn dood niet tegenwoordig.
Toen ik geroepen werd was hij al overleden."
„Dat is mij bekend. Maar ik zou zoo graag
een duidelijk beeld hebben van den toestand
die u in de woning van mijn vriend aantrof,
toen u daar dien nacht binnenkwam. Het
betreft hoogst-belangrijke zaken, dokter; ten
minste voor mij."
„Dat wil ik graag gelooven, maar ik heb
geen informatiebureau! Bovendien, over wat
ik in de uitoefening van mijn beroep te weten
kom, mag ik mij niet uitlaten."
De ander scheen niet in het minste ge
neigd zich op die manier met een kluitje, in
het riet te laten sturen.
„Dat weet ik, dokter. Maar er zijn toch
uitzonderingen. Bijvoorbeeld als het gaat om
•de opheldering van een misdaad."
„Een misdaad? U hebt u toch niet het on
zinnige vermoeden in het hoofd gehaald, dat
4it Beiersdorf vermoord is!"
„Ik weet niet, dokter, of u dit vermoeden
nog zoo onzinnig zult vinden, als u mij aan
gehoord hebt. Natuurlijk spreek ik geen be
schuldiging uit. Ik zal wel oppassen niets
te beweren, dat ik niet bewijzen kan. En ik
verzoek u alles wat ik u vertel als strikt ver
trouwelijk te t| schouwen."
„Ik moet zeggen dat het een eigenaardig
verzoek is, dat u mij daar dooet" meende
Römhild. Ik zie niet in, wat ik eigenlijk met
de heele kwestie verder te maken heb. Ik heb
u immers verklaard, dat ik niets weet."
„Ik zou u willen verzoeken, nog een paar
minuten naar mij te luisteren, dokter! Het
was een eigenaardige geschiedenis met
mijn vriend Beiersdorf. Ik geloof namelijk
dat hij in de laatste dagen van zijn leven
niet meer bij zijn volle verstand was."
..Daarvan heb ik niets kunnen constatee-
ren. Ik heb hem overigens alleen maar voor
een hartkwaal behandeld en ben niet zoo
heel vaak bij hem geweest. U kent zijn ka
rakter en zijn omstandigheden waarschijnlijk
beter dan ik."
„Ik heb hem goed gekend, maar van zijn
particuliere aangelegenheden weet ik ook
niet zoo veel. Onze relatie was van meer
zakelyken aard. Ik geloof dat hij een of
ander groot verdriet had. en daardoor waren
zijn zenuwen soms totaal van streek. Tot
overmaat van ramp verloor hij een paar
maanden geleden ook nog zijn betrekking,
die hij bijna twintig jaar had gehad. Een
wonder zou het dus niet geweest zijn als zijn
verstand onder dat alles had geleden."
„Het tempo, waarin Dr. Römhild met het
vouwbeen op zijn knie klopte, werd steeds
ongeduldiger.
„Alles goed en wel", viel hij uit. „Maar
wat heeft dat met uw vermoeden van een
misdaad uit te staan?"
.Als hij niet vermoord is of er na zijn
overlijden geen lafhartige diefstal heeft
plaats gehad, moet hij onmiddellijk voor zijn
dood een groote som gelds weggeschonken
hebben, dokter, en nog wel geld, dat niet
eens van hem was."
De dokter nam den spreker scherp op.
„Wat brengt u tot een dergelijke veronder
stelling? Voor zoover ik het beoordeelen kan,
was Beiersdorf een arm man."
„Dat was hij ook. Ik zei immers, dat het
geld hem niet toebehoorde, het was hem al
leen maar in bewaring gegeven."
„Door u?"
.Neen, niet door mij maar door iemand tot
wien ik in nauwe betrekking sta en die mij,
omdat hij op het oogenblik ver weg is, de be
hartiging van zijn belangen heeft opgedra
gen."
„Wendt u dan tot de politie."
„Dat is nu juist wat ik liever wil vermij
den. Als de autoriteiten zich ergens mee be
moeien. beteekent dat in den regel gehaspel
en mijn opdrachtgever geeft er de voorkeur
aan. dat ik de zaak zelf probeer in het reine
te brengen. Het staat vast dat Beiersdorf den
dag voor zijn dood nog in het bezit van het
geld was. Ik heb toen zelf met hem over de
teruggave aan den eigenaar onderhandeld,
maar onze bespreking had geen resultaat om
dat hij rr.3t allerlei ongemotiveerde eischen
tot schadeloosstelling aankwam."
„Schadeloosstelling? Waarvoor? Alleen om
dat hij het geld bewaarde?"
„Daarvoor en voor zekere andere diensten,
die hij den eigenaar bewezen zou hebben.
Omdat wij niet tot overeenstemming konden
komen, stelden wij de definitieve regeling uit
tot den volgenden dag. Maar den volgen
den dag was hij overleden en het geld spoor
loos verdwenen."
„U zegt dat het om een groot bedrag ging.
hoe groot was het als ik vragen mag?"
„Meer dan honderdduizend Mark."
De dokter floot even. Toen klonk het een
beetje schamper: „U moet mij niet kwalijk
nemen, maar uw verhaal lijkt mij nogal fan
tastisch. Een handels-employé zonder betrek
king. die met schrijven een armzalig stuk
brood verdient, is nu niet bepaald de aange
wezen persoon om een dergelijk kapitaal in
bewaring te geven."
Heynitz haalde de schouders op.
„Ik denk er precies zoo over, dokter",
stemde hij toe. „Ik heb er geen flauw begrip
van wat mijn opdrachtgever bewogen kan
hebben hem het geld toe te vertrouwen. Maar
dat doet niets te kort aan het feit, dat het
zoo is. Beiersdorf zelf heeft nooit getracht
het te ontkennen bij onze besprekingen, dat
hij het bedrag onder zijn berusting had."
„Nu goed, laten we dus aannemen, dat hel
is zooals u zegt. Maar aan wie zou Beiersdorf
dan, volgens u. het geld geschonken hebben
of wie kan het na zijn dood hebben gesto
len?"
„Ja, dat is nu juist het punt waaromtrent
ik in onzekerheid verkeer en waarom ik mij
tot u wendt, Beierdorf was in den
nacht van zijn dood niet alleen. Een heer
heeft hem, toen hij op straat onwel werd,
naar huis gebracht en is tot na zijn over
lijden bij hem gebleven. Vind U het niet
hoogst eigenaardig dokter, dat deze heer met
het "halen van geneeskundige hulp wachtte,
totdat mijn arme vriend den laatsten adem
uitgeblazen had?"
„Over de vraag dat dit eigenaardig is of
niet, wensch ik geen oordeel uit te spreken.
Maar ik maak U erop attent, meneer Heynitz.
dat de heer dien u bedoelt, tot de betere krin
gen behoort en uit een zeer welgestelde fa
milie komt. Er gleed een sluw lachje over
Heynitz' gelige gezicht en zijn loerende oog
jes vernauwden zich tot spleten.
„Het was meer dan honderdduizend Mark,
dokter".
„Och wat 'n onzin!" weerde Römhild af.
„Iemand, die een positie inneemt en in om
standigheden verkeert als de betrokken per
soon. wordt zelfs voor het tienvoudige van
dit bedrag geen dief".
„Dat is een kwestie van opvatting. En ik
heb immers bij voorbaat gezegd, dat ik nie
mand wil beschuldigen. Aanvankelijk heb ik
zelf een dergelijke verdenking als volmaakt
onaannemelijk uitgeschakeld, nadat ik ver
nomen had, dat de heer die bij Beiersdorf»
overlijden in diens woning was, een veelbe
lovend jong geleerde is, privaat-docent aan
de Berlijnsche universiteit en de zoon van
een vermogend, hooggeplaatst regeerings-
ambtenaar. Maar later
„Nu? Wat heeft U dan later tot andere ge
dachten gebracht?" drong de dokter aan,
toen de ander veelbeteekenend zweeg.
„Ik heb een gesprek met den man in kwes
tie gehad en toen den indruk gekregen, dat
hij met betrekking tot verschillende details
niet. de waarheid sprak".
„U zegt, dat U niemand wilt beschuldigen
en spreekt toch een onomwonden verdacht
making uit. In welk opzicht meent U dat Dr.
Roggenbach U voorgelogen heelt?"
„Door mij een fabelachtige geschiedenis op
te disschen over een jongedame van aanzien
lijken stand; dat moet ze, zooals hij uit haar
kleeren en sieraden concludeerde, tenminste
geweest zijn. die hij in Beiersdorf's sterf
kamer gezien zou hebben. Gelooft mis
schien aan het bestaan van deze dame? Of
heeft hij mij alleen op dat sprookje ont
haald?"
Dr. Römhild had zijn gezicht naar het raam
gewend en aarzelde lang eer hij antwoordde.
„U brengt mij door uw mededeelingen en
vragen in een bijzonder moeilijk parket, me
neer Heynitz". zei hij eindelijk op bedacht-
zamen toon sprekend, „en ik wilde wel. dat
U mij maar buiten de zaak gelaten had. Ik
stel op den voorgrond, dat ik er niet aan denk
een meening over deze aangelegenheid uit te
spreken of mij in eenigerlei beoordeeling
van den persoon van Dr. Roggenbach te be
geven. Maar ik wil U in zooverre van dienst
zijn. dat ik U op'dc kortstmogelijke wijze zal
uiteenzetten, wat mij omtrent Beiersdorf en
de omstandigheden van zijn dood bekend is.
Daarmede moet U zich tevreden stellen,
want ieder antwoord op verdere vragen zal ik
nadrukkelijk moeten weigeren."
(Wordt vervolgd).