PRINS WILLEM VAN ORANJE. I HAARLEM'S DAGBLAD WOENSDAG 12 APRIL 1933 BALLING, LOUTERING DOOR LEED. Lijf en goed al te samen Heb ick u niet verschoont, Mijn Broeders, hooch van Namen Hebbent u oock vertoont: Gracf Adolff is ghebleven In Vrieslandt in den slach: Sijn siel int eewich leven Venvacht den jonghsten dach. (Wilhelmuslied) Philips II. Een jonge, rijke, ln weelde levende prins dus, begint stelling te nemen tegen het over deze landen gestelde gezag. Hij doet dit niet uit een zuivere rebellie, maar in naam van dit gezag en ten bate er van. Veeleer acht hij zich een raadgever, zooals hij in den Raad van State dan ook inderdaad was, dan een opstandeling. Er zijn edelen, die zich bruusker laten gelden dan hij. Persoonlijk heeft hij geen voordeel van dit verzet. Al thans materieel niet. Geestelijk kan het zijn ijdelheid wat streelen: hij, de Nederlandsche ed -Ie, behoeft zich de wet niet te laten vo>or- is M v'i'ii, bovendien is hij prins van Oranje, souverein vorst. Hoeveel heeft hij als mensch echter gewonnen door dien strijd! Op hem is wel zeer van toepassing te zeggen, dat het leed den mensch loutert. Wat hem bij zijn v.u-zet leidt is zijn ver draagzaamheid en zijn zin voor rechtvaardig heid. Ook zijn afkeer van geweld en bloed vergieten, maai- dat komt later. Eerste aan leiding is de legering van Spaansche troepen dn de Nederlanden, die der bevolking een last zijn. Margaretha en haar raadgevers, onder wie Granveile de voornaamste is, be ginnen meer en meer een dwangregime uit te oefenen. De edelen, onder Hendrik van Brederode komen in verzet en dienen hun smeekschrift in. Oranje poogt bemiddelend op te treden. Hij probeert altijd bemidde laar te zijn. Den Koning blijft hij oprecht trouw en door zijn gezag zoekt hij het volk tot kalmte te manen, al brengt hem dit zelf ook meermalen in levensgevaar. Een revolu tionair is hij dus zeker niet en ook geen ge loofsheld, nog lange jai-en biljft hij katholiek al versmaadt hij soms niet het anders voor te stellen, als dit hem Duitsche sympathie verzekeren kan. Zoo weinig diep zit zijn katholicisme. Om der geloofswille wenscht hij niemand vervolgd te zien, hij strijdt voor verdraag zaamheid en voor staatkundige vrijheid en het volk, dat zich op zijn oude privileges beroept, vindt hem aan zijn zijde. De „plak katen" tegen de ketters /enscht hij, gelijk zoo menige magistraat hier, niet uit te voeren. Als de zending van Egmont naar Spanje geen succes gehad heeft, als op het Smeek schrift der Edelen de beeldenstorm gevolgd is ,is het de prins, die in Antwerpen de orde herstelt, door het doen ophangen van drie raddraaiers voor zijn oogen. Hoezeer hij tegen geweid en bloedvergieten is gezag weet hij uit te oefenen. In verschillende Noord-Neder- landsche steden treft hij schikkingen, vol gens welke de Protestanten hun godsdienst mogen blijven belijden. In Amsterdam mag dit. zelfs binnen de stad geschieden. Het her stelt de rust, maar Philips weet dat niet te waardeeren en begaat de psychologische fout Alva te zenden. Hoeveel beter begreep Oranje de volkspyche! „Lijf en goed al te samen". Als hij tc Ant werpen andermaal op tactische wijze een oproer onderdrukt heeft, noemt hij zijn ont koming aan den dood zelf wonderbaarlijk. Het woedende volk had hem bijna omge bracht. Zoo staat hij met zijn leven tus- schen koning en volk in en dient beide. Een dankbetuiging heeft Philips hem er nimmer voor doen geworden. Andere edelen onder drukten in andere steden den opstand op heel wat bloediger manier. Hij verwacht ook geen dank. Ook hierin heeft hij meer inzicht dan andere edellieden, getuige het lot van Egmont en Hoorne. Als zij op het schavot vallen is hij naar Dillen burg uitgeweken en zijn rijke bezittingen in de Nederlanden zijn verbeurd verklaard. Zijn zoon. Philips Willem, die hij aan de Univer siteit van Leuven heeft gelaten om den schijn van een vlucht te vermijden, zal hij nimmer weerzien. Als balling keert Oranje terug in het ouderlijk huis. Maar den koning blijft hij trouwHet verzet gaat tegen diens landvoogd. In deze dagen is Juliana van Stolberg, de moeder, die op Dillenburg dit. alles in ang stige spanning, maar toch ook vol geloofs vertrouwen gadeslaat, hem een groote steun. Hoewel de prins reeds voor de tweede maal gehuwd is, is van een huwelijksleven tot nu toe weinig sprake geweest. Achttien jaar oud is hij reeds getrouwd met Anna van Buren. Een huwelijk uit liefde was het niet, ver meerdering van zijn bezittingen door haar rijke goederen was mede een overweigng voor den trouwlustige. Hij ziet Anna niet dik wijls. omdat hij altijd te velde is. en als zU. pas 24 jaar oud. sterft maakt dat wel diepen indruk op den eveneens 24-jarige, maar van grooten trouw heeft hij toch geen blik ge geven. Al zijn er wel hartelijke innige brieven van hem aan zijn jonge vrouw bewaard ge bleven. Ook zijn tweede huwelijk is niet vrij van politieke overwegingen. Als hij eenige jaren na Anna's dood trouwt met Anna van Saksen, denkt hij zich den steun te verzekeren van de Duitsche vorsten. Maar nu komt de on trouw van de zijde van zijn vrouw. Anna van Saksen maakt hem het leven door haar on aangenaam karakter en haar slecht gedrag zeer moeilijk. Zij eindigt haar leven in een krankzinningengesicht. En de Duitsche vorsten steunen Oranje niet. Maar de tegenspoed sterkt 's prinsen ka rakter. En de eerste eigenschap, die thans op den voorgrond treedt, is zijn trouw. Het is ontroerend te zien, hoe cr een sterke band is tusschen de broeders uiit het Huis va-n Nassau, die allen bereid zijn hun oudsten broer metterdaad te steunen, dóe allen, op één na (die de Nederlanden in andere functie zou dienen) daarvoor hun leven gegeven hebben. Zooals de andere Duitsche vorsten had ook Willem van Nassau zich afzijdig kunnen houden bij den vrijheidsstrijd der Neder landen, maar hij wenscht het volk te dienen dat hij zijn sympathie verpand heeft. „Lijf en goed al 'tc samen", hoe schromelijk steekt daarbij de houding af van de Neder landers zelf, die gierig en wantrouwig, hun bevrijder het noodige geld onthouden, zoodat hij vrijwel met eigen middelen alleen den strijd moet voeren! Kenschetsend voor het pacifistisch karakter van Oranje is, dat hij verontschuldiging voor den oorlog zoekt in het defensief karakter. Ook met dezen ge dachten gang zou hij in onzen tijd kunnen staan beter dan in zijn eigen na-middel- eeuwschen. Het voeren van den oorlog uit strijdlust alleen zou men den prins ook met geen mogelijkheid kunnen verwijten, want niet alleen is er geen geld voor, maar tegen slag volgt op tegenslag. Graaf Adolf sneuvelt al als de oorlog nauwelijks begonnen is; in het Noorden, zoowel als in het Zuiden worden de prinselijke legers verpletterend verslagen. Don Frederik, Don Juan, werden Juliana van Stolberg, de stammoeder der Oranjes. later door hun nederlagen in de Nederlanden ontmoedigd. Niet alzoo de Prins van Oranje. Want hij streed voor een goede zaak en hij deed dit met een bewonderenswaardig vast vertrouwen, uitgedrukt in dien forschen wapenspreuk: „Saevis tranquillus in undis", rustig 'te midden der woelige golven Pk. ODOL-tandpasta - dagelijks gebruikt - voorkomt het lcelijkc verkleuren (Ier tanden en ecu onwelrickcnden adem. (Adv. Ingez. Med.) LETTEREN EN KUNST GEORGE HOCERWAARD KUNSTZAAL REEKER. George Hogerwaard. niet te verwarren meti zijn jongeren broer Frans, die een tiental ja ren geleden stierf, is, meer dan deze, decora tief aangelegd. Men geniet zijn werk best op eenigen afstand en de schilderwijs schijnt daarop berekend te zijn De groote figuur stukken (naakten) doen aan de beroemde affiches aan Jules Chéret denken en hebben daarvan de eenigszins lichtzinnige bekoor lijkheid. al missen ze 't nerveus-rake vandiens prachtige plakkaten. De kleur van dezen schilder is overigens maar zelden bekoorlijk, noch van eenigen diepgang en in de stads gezichten uit Maassluis al van een opmer kelijke ongevoeligheid. Men zou die ook in de portretten kunnen constateeren (een groen fond achter een heerenportret is als een plank zoo hard). Meer levendigheid komt er in de kleur bij een paar cloeken uit Bre- tagne (Concarneau) en vooral het ..Wrak" is ln deze collectie een steunpunt voor den be schouwer. Het ligt eenigszins voor de hand dat een artist van deze geaardheid het best opschiet met de uit-zich-zelf al schoonkleu rige bloemen, en waar deze hier in aantal overhecrschen. blijft de eindindruk althans niet te afwerend. Want het is wel duidelijk dat George Hogerwaard niet zoo maar eens een dilettantisch bloemenschilder is, en tech nisch gesproken heel wat in zijn mars voert, wat hem in staat stelt iets te maken dat gemakkelijk „overdondert". Wie niet op de mérites de la pelnture let. wordt licht be koord door een kleurarrangement. dal ook al ln de natuur zelve zoo vol bekoorlijkheden zit als Flora's kinderen kunnen opleveren. Vaak ook gaat Hogerwaard op die bekoor- GRATIS VACANTIE etc- --tv. (Adv. Ingez. Med.) lijkheid dieper in, als in de Amaryllis tegen wit (nr. 25) waar inderdaad het wit een eigen waarde krijgt en het geheel een char- meerende lichtheid vertoont, die het idéé: verf doet verdwijnen. Deze schilder die aanvankelijk ln Delft studeerde en eerst later met schilderen door ging, staat thans, als midden-vijftiger, bo ven en buiten een öespreking van wat men toekomstmogelijkheden zou kunnen noemen. Men heeft het werk dus rustig te aanvaar den zoo als het is, en met de qualiteiten die het bezit, zal het velen aangenaam zijn. De ongevoeligheid die wij er in meenen te zien, wordt in dezen tijd die aan overgevoeligheid zeker allerminst laboreert, gaarne over het hoofd gezien. En dit werk is juist wat het wezen moet, als men de intimiteit met een kunstwerk uit den weg gaat, en een aange name streeling, op zekeren afstand, prefe reert. J. H. DE BOIS. 7433. Het Tooneel te Amsterdam. HET VOORJAARSREPERTOIRE Als de wijn is in den man Cafétje. Wanneer de boomen groen gaan worden en de vogels buiten zingen, dan wil het niet meer met den somberen ernst in den schouwburg. Het publiek brengt de lentestemming mee in het theater, het vraagt licht en vroolijkheid en een tooneeldirecteur moet daar wel re kening mee houden, wil hij niet voor leege zalen laten spelen. De gulle, gezonde laqh, Cees Laseur zorgt er voor met het Fransche blijspel „Als de wijn is in den man", Cor Ruys met het oude. welbekende „Cafétje" en zelfs Louis de Vries gaat over stag en kondigt „Welkom Vreemdeling" aan. Vooral dat laat ste las ik met genoegen. Ik heb al herhaalde lijk in deze rubriek geschreven, dat de Vries zijn tijd niet begreep en zich zelf onrecht deed met altijd maar bij de oude, afgespeelde romantiek te blijven. Met belangstelling mo gen wij zijn optreden in Welkom Vreemdeling als Isidore Salomons tegemoet zien, een rol, die hij zeker evenals indertijd Roy aards deed met komische verve en warme men- schelijkheid zal spelen. Cees Laseur is-met Les Vignes du Seigneur tot het lichte genre van het beproefde Pa- rijsche Boulevard-tooneel teruggekeerd. Schrij vers als Robert de Fiers en Francis de Croisset zochten het allerminst ïn den ernst, ook niet in de wijze, waarop zij hun gegevens uitwerk ten. Het blijft alles louter amusementswerk, met het eenige doel het- publiek drie -bedrij ven genoegelijk bezig te houden en te laten lachen. Deze schrijvers zijn van een Parijsche frivoliteit, die nooit ergert, omdat zij alles zoo badïneerend en luchtig geven zonder ooit te souiigneeren. Wij nemen ze nooit geheel au sérieux, omdat wij bij elk woord voelen, dat zij hun personen enkel voor het voetlicht ge schapen hebben. Wij hebben deze Madame Bourjeon, die er zoo trotsch op is, dat er in haar geslacht altijd één is geweest, die zorgde voor de eer van de familie door wettig getrouwd te zijn, eenige jaren geleden reeds op ge planken ik meen ook in het Centraal Theater ge zien en zij heeft ons nu evenzeer als toen vermaakt door het aplomb, waarmee zij te werk gaat om haar dochter Yvonne aan Hen ri Lévrier te koppelen, opdat de familie traditie gehandhaafd zal blijven. De verhou dingen zijn daar bij de Bourjeoris nog al on geregeld, 'n beetje Fransch zullen wij maar zeggen, maar aan het slot staan er toch als in een ouderwetsch, onschuldig Duitsch blijspel twee paren hand in hand, al is het dan niet bepaald met onschuldige middelen, dat de schrijvers hun doel bereiken. Het grappigst moment i'n deze comedie is wel, wanneer Henri Lévrier onder den invloed van den ouden Franschen cognac zijn vriend Hubert inlicht omtrent zijn verhouding tot Gi- sèle Hubert's vriendinnetje en het was in dit tooneel. dat ook de opvoering, dank zij het hoogst komische spel van Cees Laseur en Louis de Bree haar hoogtepunt bereikte. Trouwens de onvoering staat op hoog peil en geeft weer het bewijs van het nauwsluitend samenspel van dit uitstekend ensemble. Mien va-. Kerckhoven—Kling speelt met een heerlijk aplomb madame Bourjeon. Zij laat ons geen oogenblik in twijfel omtrent de maatschappelijke situatie van deze dame, zonder toch ooit een moment vulgair te wor den. Het spel van Mien van Kerckhoven die dit seizoen telkens weer verrassend goede dingen laat zien is als madame Bourjeon breed, rond. sappig en gul en feitelijk levert zij van allen het meest een creatie. Laseur is als Henri Lévrier. de man, die via Gisèle in de armen van Yvonne, de zuster, terecht komt, merkwaardig jong en hij houdt de rol voortdurend in den zuiveren comedie-toon, wat hier zeker een groote verdienste is, om dat jzij bij eenige chargeering al heel spoe dig in het kluchtige zou vervallen. Louis de Bree toont weer zijn natuurlijk komisch, ta lent in de rol van Hubert, den bedrogen vriend. Zoo nu en dan doet hij in zijn spel aan Cor Ruys denken, maar hij weet zich zelf dwang op te leggen, zoodat hij niet als zijn confrater meermalen doet uit het en semble valt. Voortreffelijk Is weer Joan Rem- melts als de flegmatieke Jack. aan wiens Angelsaksisch bloed wel niemand een oogen blik zal hebben getwijfeld. Mary Dresselhuys is in dit blijspel Yvonne, het jonge meisje, in wier onschuld alleen nog maar de moeder geloofde. Deze Yvonne lijkt in alles op de andere jonge meisjes, die Mary Dresselhuys gespeeld heeft cn men zou voor haar wen- sch'en, dat zij in het type eens wat variatie wist te brengen. Ook Rie Gilhuys was onver anderd Rie Gilhuys, waarmee wij allerminst willen zeggen, dat haar Gisèle niet goed, maar wel, dat zij als tooneelfiguur niet ge noeg interessant was. Marie Meunier was daarentegen wel geheel in de huid gekropen van tante Aline. de trots van de familie Bourjeon, omdat zij de eenige is. die de naam van haar man mag dragen. Een aardig rolletje van Marie Mcunier. Als geheel dus een vlotte, amusante, ook in de frissche decors en de door de dames Gilhuys en Dresselhuys met charme gedra gen ravissante toiletten zeer verzorgde voor stelling van een Fransch blijspel, dat zijn succes voornamelijk aan de grappige situa ties meer dan aan den dialoog te dan ken heeft. Cor Ruys, die het oude Cafétje, waarin Louis Chrispijn vroeger zoo groote triomfen heeft gevierd, weer eens op het repertoire heeft genomen, zopkt het meer in een per soonlijk succes dan in een verzorgde opvoe ring. De groote bezetting noopte hem tot het engageeren van krachten, wier namen ik nog nooit te voren op een programma ben tegen gekomen en die mij nu niet bepaald allen voor het tooneel geboren lijken te zijn. De omgeving, waarin Albert, de kellner moest optreden, was dan ook nogal rommelig, maar waarschijnlijk zal het publiek alleen Phile- bert de clandisie gunnen om Albert, die aan zijn café glans en glorie heeft gegeven. Feitelijk was deze kellner meer Ruys dan Albert, maar hij was Ruys op zijn vermake- lijkst. Chrispijn speelde de rol vroeger met meer élan, levendiger en in vlotter tempo; maar ook van Ruys zagen wij hem met ge noegen. Wanneer hij er zelf ging bij fanta- seeren zooals in het tooneel, waarin Al- bert tipsy is wist hij toch maat te hou den, zoodat de rol niet uit elkander viel. En laten wij hier zeggen, dat hij als aangescho ten kellner van een zoo komische kracht was, dat hij de zaal deed daveren van den lach. En ook verder toonde hij in de rol een vis comica, die wel weer volkomen van Cor Ruys was. Maar het bleef heel den avond voorna melijk solo-spel, doordat van zijn omgeving enkel Pierre Myin als de glazenspoeler en Jacques Reule als een louche zaakwaarne mer teekening aan hun rollen wisten te ge ven. Zoo zagen we alleen Albert maar niet het oude Cafétje weer terug. J. B. SCHUIL. MUZIEK. SCHOTEN'S CHR. GEMENGD KOOR EN KINDERKOOR „ZANCLUST". Een uiterst mooi gezongen Bachkoraal bracht, na het openingswoord van Ds. M. G. Blauw, de inleiding tot dit concert, dat zeker met gulden letters mag worden genoteerd in de annalen van het koor. Dadelijk daarop klonk, alweer verbluffend goed uitgevoerd, het koor „Jubilate" van Max Bruch. Corry Bijster zong met klare, warmvibreerende stem de solo, die glansde wijd over het zacht murmelend pianissimo van het koor, dat even later in het groote forte straalde in een pracht, die wij van Schoten's gem. koor nog niet dikwijls hebben gehoord. In het koraal viel op de ditmaal zeer mooie registreering der tenoren. Men kent dit koraal „Herzlieb- ster Jesu, was hast du verbrochen?" uit de Matthaus-passion, waarin het evenals in de Joannes-passion tweemalen voorkomt, zij 't telkenmale in andere bewerking. Men weet hoe Bach de schoonste melodieën uit"zijn tijd inlaschte in zijn werken, ze telkens weer an ders instrumenteerde en ook, waar 't pas gaf, de melodieën eenigszins wijzigde, al naai de aard der meerstemmige bewerking dit ingaf. Zoo is deze melodie (van Joh. Criiger) vier malen door Bach ter hand genomen, en vooral aan de tenoren heeft hij bijzondere attentie bewezen. Ik zei reeds, dat de tenoren van Sch. g. koor dit niet onopgemerkt lietën. Maar ook de bassen kwamen degelijk te voor schijn, en de vrouwenstemmen "sloten zich met hen aaneen tot een mooiklinkend geheel. Later op den avond zong het koor nog een werkje van Chr. van Beek, dat ik een vorig maal reeds gehoord heb en waarin ook nu weer de hoedanigheden van het koor op haar voordeeligst uitkwamen, evenals in het werk je van Jan Nieland. Aan het slot van den avond zong men nog, kloek en in een moo! klankgeheel „Hymne" van Mendelssohn. Ook hier droeg de mooie frissche sopraanstem van Corry Bijster wijd over den koorklank heen en maakte, evenals bij Bruch, een ster ken indruk, die zij met de liederen van B. v. d. Ligtenhorst Meyer, al vragen zij veel van de soliste, in veel mindere mate kon verster ken dan met de liederen van Bach (o.m. „Komm Siisser Tod") of zelfs met het zuiver technische van Joh. Adam Hasse. Eerstge noemde liederen hebben met den tekst van Jan Luyken al heel weinig uitstaande. Luy- ken's woord van drie eeuwen geleden vraagt niet naar dit muzikale kleed, dat intusschen ook al weer een flink stuk verouderd is. Wagnerklanken en -harmoniegangen passen al heel slechts bij de twee gekozen teksten, en 't laatste lied blijft daarbij nog leelijk in de dominant hangen, juist zooals bij het andere Hollandsche werk van Chr. van Beek. Met de uitvoering als zoodanig heeft dit ech ter niet te maken, en Corry Bijster toonde andermaal, dat zij zingen kan. en dat zij van de acoustiek uitstekend partij weet te trek ken. Daar nergens werd geapplaudiseerd, was een fraaie bloemenhulde hier op haar plaats. En het kinderkoor? Nu, ik neem als zeker aan dat juist dit Ds. Blauw heeft warm ge maakt voor zijn recht uit 't hart gegrepen slotwoord en dankgebed. De kinderen hebben gezongen zóó mooi in elk opzicht, dat al wie 't kind verstaat sterk onder den indruk kwam. Wat een rijke belooning voor de nood wendig ingespannen studie is toch zoo'n uit voering van kinderen, waarbij groote men- schen luisteren met ingehouden adem. en met hun gedachten zijn waar alles veel beter en mooier is dan in het dagelijksche leven van zorgen. Maar veel beter dan ik het kan is dit alles gezegd door Ds. Blauw. Geloof hem echter niet, als hij zegt dat hij van muziek niet veel verstand heeft. Muziek verstaan doet hij als de beste, en de mooie uitvoering, zooals die van Dinsdag 11 April in de Juliana- kerk, wekt hem op tot het slotwoord, dat met deze prachtig geslaagde uitvoering geheel in harmonie is. Zijn zeer fijn gedachte hulde betuiging aan een der oudste koorleden, mej. Kemper, ging vergezeld van het aanbieden eener blijvende herinnering. Dat dit feit juist samenviel met een in alle opzichten prachtig geslaagde uitvoering, zal de jubilares zeer op prijs stellen. De heer Gosse Kroese zat aan den vleugel en steunde op alleszins lofwaardige wijze de kooruitvoeringen, voorzoover die begeleiding vroegen. De zangsoliste werd door den heer Jac. Zwaan aan het orgel gesecundeerd op een wijze die geen wenschen onbevredigd liet. G. J. KALT. ORGELBESPELING in de Groote- of St. Bavokerk te Haarlem op Donderdag 13 April 1933. des namiddags van 34 uur door den heer George Robert. Programma: 1. Choral: Da Jesus an dem Kreuze stundt. S. Scheidt. 2. O Lamm Gottes. unschuldig, J. S. Bach. 3. Partita Sopra: Jesu. meine Freude. J. G. Walther. 4. Fantasie c kl. t., J. S. Bach. 5. Fantasie C gr. t., C. Franck. KAMER VAN KOOPHANDEL. DE HEER HOOY OVER HET WETS ONTWERP OMZETBELASTING. Dinsdagavond vergaderde de Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier onder lei ding van haren voorzitter, den heer G. J. Droste Jr., De heer Weyburg herdacht. Bij het begin van de vergadering bracht de voorzitter hulde aan de nagedachtenis van wijlen den heer A. H. Weyburg, in Januari van dit jaar overleden, die gedurende 9 jaren lid van de Kamer (Grootbedrijf) is geweest en wiens adviezen steeds op hoogen prijs werden gesteld. De heer Weyburg, aldus de voorzitter, was een bekende figuur in onze stad. Hij bewoog zich op velerlei terrein, vooral de midden standsbeweging had zijn aandacht en op dit terrein heeft hij veel nuttig werk gedaan. De heer Weyburg zal zeker lang bij de Kamer in herinnering blijven. Deze woorden werden door de aanwezigen staande aangehoord. Verschillende ingekomen stukken werden voorts voor kennisgeving aangenomen. Subsidie-aanvragen. Afwijzend werd beschikt op susidie-aan- vragen van het Nationaal Bureau voor On derwijs op Economisch gebied te Amsterdam en van de Vereeniging van de Schilders patroons te Zandvoort. Het wetsontwerp-Omzetbelasting. Hierna hield de heer Th. G. C. Hooy, voor zitter van de afd. Kleinbedrijf een inleiding over het wetsontwerp tot heffing van de Omzetbelasting in Februari j.l. bij de Tweede Kamer ingediend. De Minister, aldus spreker, wil met dit wets-ontwerp aan het tekort op de begroo ting tegemoet komen; de opbrengst is. voor dit jaar nog, geraamd op f 30 millioen. Als voordeelen van een omzetbelasting ziet de minister, dat de druk over een groot oppervlak zal verdeeld worden en dat er weinig „rompslomp" aan verbonden is. Vervolgens behandelde de heer Hooy de voornaamste hepalingen van het ontwerp afzonderlijk, om ten slotte te komen tot zijn bezwaren. Deze waren in het kort: Volgens den minister zal de belasting drukken op een groot oppervlak, maar deze zaak is niet wettelijk geregeld. Spr. is daar entegen van meening dat een omzetbelasting op een klein oppervlak zal drukken, n.l. uitsluitend op handel en industrie. De belasting zal den tusschenhandel be moeilijken en groote gezinnen ondervinden den druk er van zwaarder dan kleine. Kleine winkeliers moeten een boekhouding aanleggen op straffe van hoogstens f 500 boete. Spr. voorziet hiervan veel narigheid voor de kleine winkeliers. Deze zijn nu ook wel verplicht een boekhouding aan te leggen, maar in de practijk wordt dit toch weinig gedaan. Bovendien zal de belasting onregelmatig werken (omdat het eene artikel veel minder malen wordt omgezet dan het andere, eer het als eindproduct aan den consument wordt verkocht) en meer concurrentie van de over heidsbedrijven met de winkeliers en installa teurs met zich brengen. Tenslotte had de heer Hooy nog dit be zwaar: elke bewerking van een artikel, dat als grondstof is ingevoerd, verhoogt den prijs met 1 pet. volgens het ontwerp. Maar als het als afgewerkt product wordt ingevoerd, wordt niets geheven. Wordt het ontwerp wet, dan zal dus in dit opzicht de buitenlandsche nij verheid beschermd worden. De voorzitter dankte den heer Hooy voor zijn uiteenzetting en stelde namens het Bureau voor, dat de Kamer van Koophandel, als eventueel het ontwerp weer bij een vol gende Tweede Kamer zal worden ingediend (dat deze Kamer het nog behandelen zal is vrijwel uitgesloten) dan haar bezwaar zal kenbaar maken. Aldus werd besloten. Na rondvraag werd de openbare vergade ring gesloten. R.-K. VOLKSPARTIJ. F In de bovenzaal van het Concertgebouw hield Dinsdagavond de afdeeling Haarlem van de R.K. Volkspartij een vergadering, on der leiding van den waarnemend voorzitter den heer Jac. Reminé. Als eerste spreker trad de heer P. G. van Engelen, propagandaleider voor Haai-lem, op, met het onderwerp: „Waarom R.K. Volks partij?" Hij behandelde eerst het probleem van de eenheid, die niet bestaat, zoodat men die ook niet kan bewaren. Er bestaan twee stroomingen, de democratische en de conser vatieve en nu praat men van eenheid! In derdaad roept spr. uit, wij zullen de eenheid bewaren, in onze partij. Daarom blijven wij strijden, voor eenheid van alle Roomschs democraten. De heer Van Engelen besprak voorts in het kort het program van de staatspartij, de verkeerd toegepaste bezuinigingen in Neder land en de voorgestelde loonsverlagingen. Spr. bestreed tenslotte de houding van de regeermg ten opzichte van bewapening. Mr. P. M. Arts, lid van de Provinciale Sta ten van Noord-Brabant, zei, dat de strijd thans gaat tusschen democratie en reactie. De R.K. Volkspartij strijdt voor het behouden van wat verkregen is. Door bijna alle Katho lieke bladen wordt de Volkspartij gekleineerd, maar geen Volkspartij er staat ben achter bij een Staatspartijer wat de R. Katholiciteit be treft, wat onlangs nog door een R.K. Kamer lid is gezegd. In dezen tijd, die voor* de sociaal democraten zwaar is, is er kans, dat de Volks partij door haar actie de oogen der R.K. democraten doet opengaan. Men kan de Staatspartij niet verwijten, dat er crisis bestaat, maar wel dat ze het plan- Welter steunt, en dat ze meehelpt aan be zuinigingen. daar waar ze het minste wel kom zijn, ondanks het mooie programma der Staatspartij. Daardoor is in '29 de Volkspartij onder den voet geloopen. De Staatspartij be loofde, maar kwam die beloften niet na. Ook nu komt ze met beloften, maar men moet op de Volkspartij stemmen, daar deze even Katholiek is als de Staatspartij, en de Staatspartij is conservatief, de Volkspartij democratisch. De grondgedachte der Volkspartij is het nakomen van het eerste gebod der Christe lijke naastenliefde. Zij is voor nationale ont wapening en tegen inkrimping van het on derwijs. Als het goede onderwijs niet op den voorgrond staat, komt er van de democratie niets terecht. Hierna roerde spr. aan het verlagen der huren van de gemeente woningen als voor beeld voor de particuliere verhuurders, die dan zouden volgen, en de invoering van het premievrije staatspensioen. Spr. eindigde met de Volkspartij te verge lijken met de zon achter de kille wolken, die echter toch eens zal doorbreken. Een luid applaus beloonde spr. voor zijn rede. Van de gelegenheid tot het stellen van vragen werd weinig gebruik gemaakt. De zaa! was uitstekend bezet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 14