ZAT
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ET VOLK DAT
TELEFONEERT.
i//\
Vroolijke Kant.
ST. GEORGE
VIJFDE BLAD.
T Over de grauw-groene golven van de Oost
zee schuift de witte veerboot met banden van
blank schuim naar het Noorden. Op zijn
naar olie, eten en zoutwater geurend wagen-
dek staan de lange groene slaapwagons vast
gesjord, over het lichte promenadedek gaan
de reizigers met krampachtige volgehouden
regelmatige passen heen en weer en speelt
de wind met losse blonde haren. Achterop
staat de Duitsche vlag strak in den bries,
voorop, in den mast. die langs de witte uit
gerafelde vederwolken glijdt, wappert het
lichte blauw met het goud-gele kruis van de
Zweedsche. Langzaam schuiven de schaduw-
streepen van de reeling over de geschuurde
dekken, heen en weer. in de flauwe deining
van de groote boot, die voortgedreven met
een heerlijk snelle vaart naar de Zweedsche
kust, naar die lage blauwe lijn met zijn scha
keeringen in grijs en geel en zijn hier en daar
vonkende vensters van huizen, die nog nau
welijks te onderscheiden zijn.
Wat later klinkt boven het bruisen van 't
water langs de blanke boorden het onregel
matige kleppen van een belboei. weer wat
later koerst de boot langs den golfbreker de
havenkom binnen, giert dan in het rond en
glijdt achteruit naar den steiger, waar de
rails, die ge eindeloos schier verlengd weet
naar Narvik en Helsingfors, naar Moskou en
't Verre Oosten, aansluiten op de stukjes rails
van de boot. Ge ziet de Zweedsche beambten,
die er in vergelijking met hun groen-gejaste,
dikke Duitsche collega's uitzien als film
helden in 't uniform van zee-officier, ge ziet
er het stationsemplacement, dat hoogstens
wat fleuriger aanzien heeft dan een derge
lijk terreintje in Noord-Duitschland, de hui
zen, die alleen maar wat frisscher zijn dan
de huizen in het golvend land, waar ge van
morgen vroeg doorgereden bent. Maar dat ge
nu in Zweden komt ziet ge vooral aan de
prachtige blauw-gele vlaggen, die eiken dag
als de zon schijnt en de menschen in goed
humeur zijn, aan de hooge witte masten
geheschen worden, én aan een groen ge
valletje, "t onderstel van 'n afgeknotte mini-
atuur-Eiffeltoren, met klapdeurtjes en dikke
vuile ruitjes en een dakje van imitatie-dak
pannen. Er boven op twee glanzende isola
toren, waarvan twee draden doorbuigen naar
een paal en vandaar verder 't Zweedsche
land in.
Want dit is hét land van de telefoon, het
land waar ieder met de „manuella" of met
de „petmoj" fonetisch de „peetmoei" ofte
wel het automatisch apparaat weet om te
gaan, waar men van den vroegen morgen tot
den zeer laten avond aan de telefoon hangt,
waar handelsreizigers hun klanten, verkie
zingspropagandisten de kiezers en stofzuiger
agenten de huisvrouwen per telefoon bewer
ken, het land waar men volgens de statistie
ken zijn telefoon vaker en intensiever ge- en
misbruikt dan ergens elders ter wereld. Dene
marken uitgezonderd. Maar als Zweden net
zoo klein of net zoo dicht bevolkt was als
't land aan den overkant van de Sont zou
het, wat intensiviteit van het telefoonverkeer
betreft, zeken de kroon spannen. Nu kan
Stockholm althans zich er op beroemen rela
tief meer telefoontoestellen te bezitten dan
eenige andere groote stad ter wereld, name
lijk een voor elk drietal inwoners. Natuurlijk
beschikken velen over twee telefoons, een op
kantoor en een thuis, maar was dit niet het
geval, dan zou in elk Stockholmsch gezin in
elke Stockholmsche woning een telefoon te
vinden moeten zijn. Toch wordt in werkelijk
heid deze ideale toestand al vrij dicht be
naderd. In welke zaak ge ook komt, al is
het een melkslijterijtje in een keldertje van
tien vierkante meter of een stalletje op de
vischmarkt of een snoepwinkeltje in een
achterbuurt, de telefoon hangt er aan den
wand ten dienste van de klanten en ten ge-
Zelfs op de vischmarkt ontbreekt de telefoon
niet.
rieve van den negociant. Ieder, die niet zijn
leven in afzondering wil leven, ieder die
zaken doet, ieder die kennissen heeft en op
het behoud van hun vriendschap prijs stelt,
heeft telefoon. Men hoort telefoon te hebben
in dit gezegende land. En natuurlijk kunt ge
in alle café's en alle sigarenwinkels opbellen
tegen betaling van twintig öre of gratis,
wanneer ge een kop koffie van tien öre of
een krant van vijftien öre koop. En dan zijn
er overal, die groene kiosken met hun roode
dakjes en hun vuile ruitjes. Ge vindt ze
overal waar maar menschen komen en hui
zen staan, op de kleinste stationnetjes in
Norrland. op de steigers van de visschers-
dorpen in de scheren, bij om-de-andere tram
halte en op de binnenplaatsen van zieken
huizen zoo goed als in de parken van konink
lijke lustverblijven. En in de steden staan
ze vaak op zoo'n geringen onderlingen af
stand, dat ge, als de kiosk, waar ge juist
een adres wilde opzoeken of telefoneeren zou,
bezet is, kunt zien of ook in de volgende een
paar beenen onder de klapdeurtjes uitkomt.
Dit volk telefoneert, telefoneert zooals geen
ander volk ter wereld. Telefoneeren is een
kunst, die slechts weinigen verstaan, een
kunst, want het bestaat niet uitsluitend uit
enkele handgi'epen, die een ieder zich ge
makkelijk aan leeren kan. Het gaat er immers
niet om, te zeggen wat men te zeggen heeft
en te luisteren naar hetgeen geantwoord
wordt?
En 't is toch immers niet het belangrijkst,
dat men zich snel over iets kan laten inlich
ten en vlug en afdoende orders kan geven?
was dat het geval, dan zou Zweden veel
minder telefoons en veel minder telefonee-
rende menschen hebben, want een bestelling
per telefoon wordt in negen van de tien ge
vallen niet goed uitgevoerd en inlichtingen
vragen per telefoon is een veel geduld en zelf
beheersching eischend heksenwerk. Men ge
bruikt hier de telefoon om te praten, om te
„gezelsen", tien minuten, twintig minuten,
een half uur lang, rustig gedoken in een
gemakkelijken stoel met een kop koffie of
een paór ontkurkte pilsnerfleschjes of een
doos bonbons bij de hand, praten maar over
alles en nog wat en zoo geanimeerd en zoo
kunstig tevens, dat men vergeet, dat men
aan de telefoon en niet tegenover elkaar zit.
Vandaar de „telefoonqueue", waarin ge voor
de somma van tien öre door de altijd vrien
delijke telefoniste geplaatst wordt tot het
gevraagde nummer vrij komt en een kort
signaal u hiervan verwittigt.
Op reis belt de Zweed zichzelf thuis op.
Een andere, zeker even belangrijke functie
vervult de telefoon in het gezelschapsleven.
De Zweed houdt veel van goeden spijs en
drank. Een kopje thee wordt doorgaans ver
gezeld van een reeks sandwiches, koekjes,
taartjes, taarten, cakes en vruchten en
daarom kunt ge slechts bij uw allerbeste
vrienden even aan komen loopen zonder
opgebeld te hebben. Dan lééft de Zweed in
't winterhalfjaar van meer of minder uitge
breide diners-aan-huis, waarvoor men zich
meestal in avondtoilet en smoking dient te
hullen en waarbij men alles precies zoo
tracht te doen als de millionairs op de Ame-
rikaansche films: gehuurde diensters, veel
kristal, imitatie-zilveren schotels en schalen,
groote kandelabers en bier en punch in
champagne-koelers. Na zoo'n diner behoort
men den volgenden dag nog eens te bedan
ken en dat geschiedt dan zeer uitvoerig per
telefoon, niet zelden ook weer met behulp
van de telefoonqueue.
En wat zou de Zweed doen zonder telefoon,
wanneer hij in zijn lange land op reis is?
Kan hij dan niet op een bepaald tijd
stip een gesprek met zichzelf in zijn
woonplaats aanvragen, teneinde zijn
huisgenooten van zijn voortbestaan te ver
wittigen zonder meer te hoeven betalen dan
de luttele kosten, die er aan het navraag-
doen door de telefoniste en het aan den aan
vrager meedeelen, dat hij-zelf niet thuis is.
verbonden zijn? Een truc. waartegen de
directie der telefoon onmogelijk een remedie
kan bedenken, omdat de „persoonlijke ge
sprekken een goede instelling zijn en men
iemand toch moeilijk kan dwingen te bewij
zen. dat hij niet de door hemzelf gezochte is.
Een ander bekend misbruik van de telefoon
is het afluisteren op het platteland, waar
wegens de groote afstanden tot de centrales
vaak de aansluitingen van verscheidene
abonné's. die dicht bij elkaar wonen, op één
lijn gekoppeld worden, zoodat als een der
aangeslotenen telefoneert de anderen mee
kunnen luisteren en dat vaak ook doen, meer
uit verveling en de lange winter op het
Zweedsche platteland kan vervelend zijn
dan uit nieuwsgierigheid.
En het is juist daar op het platteland, in
de eindelooze bosschen van Norrland en in
het kustgebied langs de Botnische Golf wel
ln de eerste plaats, dat de telefoon een ge
weldige omwenteling teweeg heeft gebracht.
Nu is mede door de radio het isolement
gebroken van de duizenden menschen. die er
in de eenzaamheid wonen, nu zijn ver-afge
legen gehuchtjes dat wil dan zeggen
plaatsjes met vijf. zes families, die zoo'n
vijftig tot honderd kilometer van den dichtst
bij zij n den weg af liggen door die twee
dunne gonzende draden met de bewoonde
wereld verbonden, nu kan men in ernstige
gevallen hulp van buiten inroepen, kan men
desnoods een dokter met een ambulance
vliegtuig requireeren en is men voor nieuws
niet meer uitsluitend athankelijk van den
postlooper die eenmaal in de week wel eens
komt. En men is thans zelfs zoo ver, dat de
nomadiseerende Lappen in Jamtland over
een achttal primitieve telefoonkiosken be
schikken en dat een der rijkste Lappen van
Norrbotten in zijn plaggenhut in 't winter
kamp een telefoontoestel heeft hangen.
C. G. B.
Stockholm, April.
LANGS DE STRAAT.
Glas.
Amsterdam. De zon tintelt en straalt, en
de raamvlakken van de étalages aan de
Zuidzijde blinken zoo geel en fel, dat de
voorbijgangers de oogen sluiten en wegkij
ken moeten. Er is een uitstalling van glas
werk ergens, waar de zon speciaal plezier
in schijnt te hebben: al die verschillende
glazen vlakken, gebogen en gekronkeld en
geslepen in facetten en gekleurd in alle
mogelijke teere kleuren schieten venijnige
vonken en stralen, tot heel de inhoud van
die uitstalkast als een zee van wemelend
licht is. Al dat glas komt op zijn mooist tot
zijn recht in die klaterende weelde van licht
en wie er eenmaal begint tekij ken wordt zoo
geboeid dat hij zichzelf en den tijd vergeet.
Er is een pril omhoogrijzend glazen sierlijk
heid je van den Franschen kunstenaar Lali-
que, dat als een teere prinses gehuld in een
lichtblauw prinsesselijk gewaadje op een
klein verhooginkje staat te midden der an
deren en koel en zelfbewust de eerbewijzen
in ontvangst te nemen, die haar gebracht
worden. Terwijl ik haar de mijne bied en
mijn bewonderende blik zich ootmoedig
voor haar neerbuigt en diep neigend zijn
boodschap overbrengt, is er nog een an
der. die in diepe, verzonken aandacht haar
aanstaart; een klein krantenverkoopertje
met een listig, geplooid gezichtje, achter
over gebogen van den stapel kranten, die
op zijn buik rusten en met een vaal, zwart
dophoedje, achterover op zijn rond sche-
deltje. En omdat wij daar zoo samen, van
hetzelfde vervuld, voor dat stralen schie
tende raam staan te kijken, vermoedt hij
een verwante ziel in mij en glijdt zonder
aanloop of aarzeling een gesprekje in.
„Mooi stuk, meneer" zegt hij droomerig
tegen mij en kijkt me er niet eens bij aan,
„fijn stuk
„Ja", zeg ik.
„Mooi zoo iets.... maar duur.... kost een
hoop een te
„Ja" zeg ik. ook licht spijtig.
.„As ik cente had, dan zou ik het wel
weteD'r zou niet veel bij me staan,
maar f ij n zou het weze f ij nAs je nou
bij me thuis kijktpaar mooie dinge
heppik wel, maar verdermélange
echte mélange! Maar as ik cente had
„Ja" zeg ik en we droomen beide even weg
en zwijgen. Zijn stem vervuld van een on
eindige minachting, wekt me opeens weer.
„Nee, dan mot je bij de moeder van het
meissie van me zoon kijke.... geregelde
Fransche bazar. Dag meneer."
„Dageh", zeg ik licht verbaasd, en zie
hem net keurig even zijn hoedje kiepen en
tusschen de menschen verdwijnen. Klein
krantenverkoopertje. achterovergebogen
van den last op zijn buik.
Lalique's lichtblauwe fee in haar parel-
moerig getint gewaadje staat fijntjes en on
aantastbaar van schoonheid op haar troon
tje. En ik laat haar zelfs zonder een af
scheid in den steek en loop door, en de ge
dachte aan dat krantenverkoopertje laat me
den heelen dag niet los.
W. T.
De zuinige Schotten.
In een toeristenplaats spraken een aantal
vreemdelingen met elkaar af, dat zij een
picnic zouden houden, waarbij ieder de
specialiteit van zijn land zou meebrengen.
De Franschman bracht wijn meer, de Ita
liaan sinaasappelen, de Spanjaard druiven,
de Zwitser kaas, de Hollander een kruik
Bols en de Schot.... zijn broer.
Sandy gaat in het park met zijn vlam
wandelen. Ze zwijgen een tijd. Dan:
„Sandy." zegt Mary zacht, „nu zou ik wel
een penny willen geven, als ik wist, waar je
op 't oogenblik aan denkt!"
„Ik dacht juist", zegt Sandy teeder, „dat
ik je een kus mocht geven, Mary!"
Zij kussen. Dan kijkt Sandy Mary vol
verwachting aan.
„Wat is er Sandy?"
„Ik wacht op de penny!"
Als cavaliers zijn de Schotten niet erg ge
zocht. Een van die landslui had, om geen
café te bezoeken, met zijn meisje vier uur
lang door een park gewandeld, en zag zich
tenslotte genoodzaakt een belegd broodje
voor haar te koopen. Dat kostte een shil
ling. Nauwelijks was het meisje thuis of
haar woede op dien cavalier was niet meer
tot bedaren te brengen. Zij spande het
paard voor den wagen, reed naar zijn huis
en smeet hem de shilling voor de voeten
„Lieve Daisy", zei hij terwijl hij het geld
stuk in zijn zak stak, „dat had toch heusch
wel tot morgen kunnen wachten!"
Beroemd is ook de geschiedenis van den
Schot, die zijn Engelschen vriend in Lon
den bezocht en dezen gedurende acht dagen
van zijn verblijf van 's morgens tot 'c avonds
voor hem liet betalen. Toen ze den avond
van hun afscheid in een bar zaten en de al
lerlaatste whisky-soda door hun keelgat ge
spoeld hadden, trok de Engelschman, naar
gewoonte, zijn beurs, maar de Schot klopte
hem op den schouder en zei:
Neen. dat kan ik niet toestaan. Acht
dagen lang heb je voor mij betaald, maar
deze laatste whiskiesdaarom zullen we
dobbelen, wie ze betaalt.
Patroon der zadelmakers en kuipers.
Morgen, 23 April, is het Sint George, de
dag aan den heiligen ridder Sint George
gewijd.
Wie is Sint George?
George is de heilige, in de R.K. Kerk, ge
woonlijk ridder Sint George, in de Grieksche
kerk George, de overwinning brengende, ge
noemd. Volgens de legende werd hij om
streeks het midden der derde eeuw in Cap-
padocië geboren; volgens het gebruik in deze
Klein-Aziatische provincie voert hij den
naam van George van Cappadocië. Na den
dood van zijn zeer vermogenden vader ging
hij met zijn uit Palestina afkomstige moeder
naar Nikodemië, waar in dien tijd vaak de
keizers hun residentie hadden, het middel
punt der Klein-Aziatische beschaving van
dien tijd. Onder Keizer Diocletianus trad hij
in krijgsdienst en verwierf zich spoedig door
zijn deugd en dapperheid de gunst van zijn
heerscher. Hierdoor verkreeg hij talrijke eere
ambten. Toen evenwel de keizer de Christe
nen vervolgen ging en dit door plakkaten liet
bevelen, scheurde George deze bevelen open
lijk af en ging vrijmoedig tot het Christen
dom over. De keizer liet hem daarop ge
vangen nemen en de strengste straffen on
dergaan. Tijdens zijn gevangenschap moest
hij een zwaren steen op zijn borst dragen,
doch een engel bevrijdde hem daarvan. De
op hem gerichte lansen bogen als lood, en
zelfs het rad, waarop men hem binden zou.
kon hem niet dragen. Ja, zelfs toen hij in
een kuil met ongebluschte kalk geworpen
werd. deed hem dit geenerlei leed of hin
der. Want een in het wit gekleede jongeling
bevrijdde hem telkens.
Eindelijk werd hij. op den 23sten April 303.
na vele martelingen te hebben ondergaan,
onthoofd.
Aldus luidt de Westersche legende.
De Oostersche legende daarentegen be
schouwt den heiligen George als de geeste
lijke strijder tegen het heidendom. Zij neemt
aan, dat hij de grootste boekenverzameling
van zijn tijd gehad heeft; dat hij in filoso
fische en theologische aangelegenheden zeer
uitblonk en dat hij de Arianen in bescher
ming genomen heeft. Toen hij de vervolging
der Christenen niet langer kon aanzien, ver
deelde hij zijn geweldig vermogen onder de
armen, ontsloeg al zijn bedienden op één na
en getuigde voor de Christenen. De daarop
gevolgde gevangenneming en de straffen,
welke hij onderging, stemmen met eenige
bijkomstigheden met de Westersche legende
overeen. Doch nu komt er een ander, zeer
gewichtig iets bij. Omdat de heidensche
keizer absoluut wonderen van hem verlang
de. liet hij hem naar den tempel van Apollo
brengen. Hij bracht hier het beeld door het
kruis tot spreken en weliswaar tot de be
kentenis, dat Apollo heelemaal geen God
doch een gevallen engel was.De priesters ver
langden daarop zijn dood en Diocletianus
liet hem onthoofden.
In de Grieksche kerk werd zijn overlijden
op 24 December 361 vastgesteld. In de Griek
sche en ook in de Oostersche mythologie
is Apollo de drakenbezweerder.
Python, een vreeselijke draak, de verschrik
kelijke zoon van Gaea. die na den vloed van
Deucalion uit vochtige aarde geboren werd
en in ae bergkloven van de Parnassus zijn
verblijf hield, werd door Apollo gedood.
Het Christendom had ten tijde, dat de
heilige George leefde, reeds een begin ge
maakt om de heidensche goden tot duivelen
en onmenschen te degradeeren. en de H.
George werd door zijn ontmaskering van
Apollo voor een bedwinger van den duivel
gehouden. Apollo's attribuut was echter
Python, de draak, en dit werd nu ook het
attribuut van den heiligen George.
Zoo wordt de schakel gevormd tusschen
de Latijnsclie en Grieksche legende over den
Ridder St. George.
Toen Paus Gelasius in het jaar 494 den
martelaar George van Cappadocië heilig ver
klaarde, plaatste hij hem onder de heiligen
„die meer bij God dan aan de menschen be
kend zijn" >qui Deo magis quam hominibus
noti sunt). Hieruit blijkt, hoe hoog reeds in
dien tijd de vereering van St. George bij
het toch nog jeugdige Christendom doorge
drongen was, want anders zou hij toch wel
niet een onbekende tot heilige verheven heb
ben.
Tot in de tiende en zelfs tot in de elfde
eeuw werd Sint George in Westersche landen
uitsluitend als de ridder-martelaar be
schouwd: men wist niets van den strijd met
den draak. In Oostersche landen daaren
tegen was deze strijd met den draak juist
hoofdzaak. De draak, de oude slang van den
Ahriman 1> was van ouds het zinnebeeld
van den anti-christ, van het heidendom ge
weest. en Sint George werd als overwinnaar
van Python ook de overwinnaar van het
heidendom. Weldra werd de ridder Sint
George (Sint Joris) met den draak op een
banier geplaatst; de Kruisvaarders be
schouwden het overwonnen monster als een
zinnebeeld der Turken.
Bisschop Jacob de Voragine te Genua was
het. die in zijn in 1200 geschreven ..De gulden
legende of de Lombardische geschiedenis"
'..Legenda aurea sive historia lombardica")
het eerst de sage van ridder Sint George en
zijn strijd met den woedenden draak schrif
telijk vastlegde. Hij deelde o.m. mede, dat
George een draak doodde, die Aja (Cleodo-
linde), de dochter van Diocletianus, trachtte
te verslinden.
In de Neurenberger „Passiespelen", welke
omstreeks de veertiende eeuw in Duitschland
groote vermaardheid bezaten, werd St. George
met zijn draak zelfs ten tooneele ge
voerd. 2).
Genoemde bisschop Jacob de Voragine ver
telt: Toen de Kruisvaarders Jeruzalem be
legerden. werden zij het meest gehinderd en
ernstig lastig gevallen door de heidenen.
Toen verscheen er voor een priester een jon
geling. die sprak: ,Jk breng u goede tijding,
brengt de rcliquieën van St. George voor de
stad. dan zal hij u helpen!" Men volgde
dezen raad op. waarop zich ric heilige George
vertoonde als ridder, gekleed in een sneeuw
wit kleed, een roode vlag met een rood kruis
dragende. Hij ging voor de Christenen uit,
besteeg de muren der stad en behaalde de
overwinning. Zoo werd de heilige George, de
„overwinnaar van het heidendom". En als
zoodanig werd hij gedeeltelijk met de rid
derlijke lans, gedeeltelijk met het vredige
kruis als de „overwinning-brengende", zoo
als de Grieksche kerk hem noemt, afge
beeld.
Munten werden van zijn beeltenis vooi-
zien. gedenkteekenen voor hem opgericht.
Vorsten en ridders verbonden zich tot „Ver
bonden van St. George" (o.a. de Frankische
ridderschap, die zich vereenlgde tot een
„Verbond van St. George", dat zich de be-
schrijding van het heidendom ten doel stelde
en hem tot schutspatroon koos».
De oudste munt me tde beeltenis van den
heilige is vele jaren in Moskou bewaard:
deze munt dagteekent uit het jaar 1330. Der
gelijke George-munten, gedeeltelijk van goud
gedeeltelijk van zilver, werden bijv. in Rome,
Mantua en Stockholm geslagen. Zij werden
dikwijls ook als amulet gedragen. Ook kende
men het George-hemd. dat door een reine
jonkvrouwe gesponnen en genaaid was.
Het aantal Sint George-ridderorden is zeer
talrijk. Een der oudste, zoo niet dc oudste,
werd in 1492 gesticht door paus Alexander
VII (in de 16e eeuw verdwenen). Een an
dere ln 1468 door keizer Frederik III. de z.g.
Oostenrfjksche Orde. Paus Paulus II schonk
haar de voorrechten van de Duitsche rid
derorden: zij verdwenen echter eveneens in
de zestiende eeuw. In Duitschland kende men
George-orden in Beieren 3) en in Hannover
ook. waar zij op 23 Januari 1839 door den
toenmaligen koning Ernst August ingesteld
werd. In Engeland heet de George-orde ook
„Order of the Garter", d. i. Kouseband-Orde
omdat de ridders onder de knie een blauwen
fluweelen band dragen.
Ook in ons land ontstond, tot behoud en
verdediging van de politieke vrijheid, de
Georgc-ridderschap, welke tot 1756 bestaan
bleef.
Doch behalve in Rusland (althans vroeger,
vóór 1918) is Sint George vooral in Engeland
bekend: daar te lande verscheen ook de eer
ste biografie van hem. in het jaar 1863. Maar
vóór dien waren er reeds talrijke volksboeken
in Londen bekend, waarin Sint George tot
een soort nationalen held van Engeland ge
maakt werd.Boven vele gebouwen en kloosters
kan men nog lezen: „Sint George and Vic
tory!" HIJ was Engeland's schutspatroon
sedert de twaalfde eeuw.
Sint George is thans nog de patroon der
zadelmakers en der kuipers en de schuts
patroon der krijgslieden.
Volgens sommigen is Georgië in Kaukasiö
naar hem genoemd.
Wanneer de heilige rijdende voorgesteld
wordt, dan zit hij op een schimmel: omdat
hij voor den Heer zijn bloed vergoot, is zijn
mantel bloedrood van kleur.
Sint George is ook een der Veertien Nood
helpers ihelpende heiligen). Deze helpentic
heiligen zijn: St. Vitus, St. B'.aslus. St.
Cyriacus, St. Pantaleon. St. George, St.
Catharina. St. Margaretha. St. Barbara. St.
Agathius, St. Aegidius, St. Dionysius, St. Eras
mus. St. Christophorus en St Eustaohius.
Volgens de overlevering zag de schaapher
der Hermann Leicht in hot Frankenland, in
de vijftiende eeuw verschillende malen het
Christuskind, omgeven door veertien heiligen
Ter plaatse van deze verschijning werd
spoedig een kerk gebouwd; spoedig breidde
zich ook dc vereering voor de veertien uit.
Het volgsgeloof wil, dat in den -acht van
St. George het ijzerkruid gaf ijzerhard 'ook
wel verbena geheeten). een kruid, dat uiter
mate geschikt zou zijn voor het harden van
ijzer, schatten aanwijst, evenals het be
veiligt tegen beten van slagen en dolle hon
den.
ri Naam van het opperhoofd van het
booze gedeelte der schepping ln het Ou-
Perzische godsdienstsysteem. Hij speelde van
oudsher in het volksgeloof de rol van aarts
duivel.
2) Albers: „Das Jahr und seine Feste".
3) De Beiersche huisorde, in de 12e eeuw
gesticht en door den keurvorst Karei Albert
(later Keizer Karei VII» den 28sten Maart
1729 hersteld en door Benedictus Xin
met bijzondere voorrechten begiftigd. In
1S71 heeft koning Ludwig II de Orde nieuwe
statuten gegeven; doel was de verdediging
van het R.K. geloof en in het bijzonder van
de Onbevlekte Ontvangenis van Maria.
In Rusland stichtte keizerin Catharina
een Orde van den heiligen George, 7 Decem
ber 1759.
POSTMEESTER DIE REEDS
67 JAAR ZIJN BETREKKING
VERVULT.
In de stadBlawenberg in denAmerikaanschen
staat New-Jersey woont een man van Ne-
derlandsche afkomst: N. van Zandt, die
thans 89 jaar oud is en die den 22sten April
1866 door President Andrew Johnson tot
postmeester benoemd werd. Hij heeft de
ontwikkeling van den postdienst van A tot Z
meegemaakt, d.w.z. van het brievenver
voer per dilligence tot vliegtuig. Ofschoon hij
een republikein is en de tegenwoordige
regeering democratisch is hij in het ge
heel niet bevreesd zijn betrekking, die 1934
afloopt, te verliezen.
De bejaarde postmeester is nog zeer actief
en besteedt de morgenuren met het sortee-
ren van aangekomen brieven achter zijn
loket in Strijker's winkel-van-alles. Hij
heeft 67 jaar onafgebroken dienst gedaan
en is zeker van zijn herbenoeming in 1934.