DAGAVOND! MUZIEK VAN J Naar de Raleighvallen en den Voltzberg BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG 6 MEI 1933 In de stroomversnellingen. De bespreking die met de Djoeka's ge voerd moesten worden, gingen in -hoofdzaak over den tocht van de volgende dagen. Bo ven Witogran is de rivier niet meer voor onze ■barkassen bevaarbaar en in de stroomver snellingen hoogerop, kan alleen de Djoeka ons helpen. Dertig man hebben wij noodig. En ze zijn bereid tegen goede betaling na tuurlijk f 1.50 per man per dag. 's Morgens worden wij gewekt door een oorverdoovend lawaai. Onze roeiers komen aanzetten, zeg gen elkaar goeden morgen debatteeren over het weer en kletsen honderd uit met stem men, die blijkbaar gewend zijn elkaar over de 300 meter breede rivier te bereiken. Een ontzettend geschreeuw. Onder het aanklee- den stoomen wij op naar Kaaimanstone, waar de expeditie zal worden gevormd. Daar liggen allereerst de twee tentbooten, die door de barkassen hier heen zijn gesleept, verder een politievlet en vier korjalen voor onze bagage en straks blijken drie korjalen met bemanning voor pleizier mee te gaan, waaronder de gedeeltelijk overdekte boot van den 72 jaar ouden kapitein vaii Witogrou. Zoo'n tentboot is een praehtinstrument, al is het model zeker 250 jaar oud. Het is een groote sloep met voorin zes plaatsen voor roeiers, waar onder de banken bagage kan worden gestuwd. Dan komt een kleine open ruimte om buiten te zitten, zooals blijken zou net groot genoeg voor fanatiekelingen om te bridgen rondom een limonadekist. Dan volgt een roefje, met luikjes aan weerskanten, waarin men desgewenscht languit op de bank slapen kan. Nu voor zitplaats en middag dutje bestemd. Achter het roefje staat de stuurman, die met zijn voeten het roer be dient. Maar de plaats op de boot is boven op het dak van het roefje! Daar heb je een prachtig uitzicht, daar kun je genieten van het zalige zonnetje (in de troepen koperen ploert genoemd, weet u wel). Daar merk je het eerst als de lucht mooi kleurt, of als het stortregent. Daar overzie je de heele rivier, weet alles wat er gebeurt. Daar kun je leven en den dag plukken. Maar ik zat er als num mer twee. De Gouverneur is net zoo'n zon- aanbidder in den goeden zin des woords en natuurliefhebber als ondergeteekende en Zijne Excellentie en ik hadden het beste van de reis. En er was veel te zien. Om te beginnen onze roeiers. Vier balatableeders, tappers van het vocht van den balataboom die een getah pertjah-caoutchouc surrogaat leverde, maar dat is ook al niets meer waard. Echte zwer vers zijn dat van onbekende herkomst, af komst en toekomst, maar ijzersterk en ge hard door het ruwe leven, vaak maanden lang dood alleen in de groote bosschen. Dan twee echte boschnegers, prachtkerels, gewend om te pagaaien en dat is een beweging, waarbij elke spier van borst, rug en arm ge bruikt en dus ontwikkeld wordt. Ik heb zel den zoo mooi gevormde menschen gezien. Dat spel van spieren, die krachtsontwikke ling, die liefhebberij in het werk, dat was een lust om te zien. Er was nog een tentboot,, iets lichter met maar vier roeiers en dat gaf tel kens gelegenheid voor een wedstrijd. Zoodra de booten naast elkaar waren begon het. En niet alleen 's morgens vroeg. Neen toen ze twaalf uur geroeid hadden met twee keer een half uur pauze, w&s een enkel in scherts toegeworpen scheldwoord voldoende om weel een race van vijf minuten te doen plaats vinden, waarna dan een kwartier gedebat teerd werd over uitslag en regels van het spel. Voorop elke tentboot zit bovendien een pare- om ons heen zeven uitgeholde boomstammen laar, die tevens uitkijk is en straks in de stroomversnellingen een vaarboom hanteert. Dat is bij ons aan boord, maar nu zwerven elk met een schilderachtige bemanning. Ook alweer nu eens vooruitroeiend. dan ver ach terblijvend of om het hardst varende. Af en toe gaat een troepje aan land en hooren wij wat later een schot weerklinken. Alleen als de tweede tentboot de onze nadert voor een koelen dronk of een hap eten dan komen al len aanzetten als vliegen op de stroop om te zien of er wat afvalt. En wat wij gelachen hebben! Wij hadden in Nic.kerie onzen ijs- voorraad aangevuld en dan moest je het snuit van zoo'n Djoeka zien als hij op ons voorbeeld, maar een beetje wilder, een groote teug priklimonade met ijs naar binnen sloeg. Vriend Salomo wees aan hoe hij het voelde glijden en danste of hij zijn voeten brandde. En toen dat ijs. Net glas. maar zoo branderig koud. Hij keek eens. Een van ons stak een stuk in den mond. Hij ook. Wat een snuit! Gauw uitspuwen in zijn handen. Maar dat was ook koud, dan maar weer in zijn toet. Hij wist niet waar hij het laten moest, het beet en brandde hem overal. Later bleek, dat dc arme kerel heel slechte kiezen had, die best oorzaak van een groot deel zijner grimassen kunnen geweest zijn. Maar zijn ka meraden lachten tot ze van de bank rolden en nog een half uur later klonk de naam Salomo heinde en ver over de rivier. Wij varen meest vlak langs den wal, waai de stroom het minst hindert en kunnen dus ongestoord genieten van de weelde van bloeiende slingerplanten. En nu kunnen wij er bij ook. Er is altijd wel een korjaal in de buurt: Mooi blommetje, giv'me. En dan klau teren ze in de boomen om een orchidee te plukken, halen met hun pijlen de groote slin gers omlaag en de Gouvereneur en ik ge nieten, ook met loupe en pincet van de prach tige, vaak raadselachtige bloemen en groei wijzen. Overigens verloopt de dag rustig en kalm. De rivier wordt slechts weinig smaller: hier en daar liggen wat groote steenen in de bedding, maar versnellingen van belang zijn er nog niet. De stroom valt echter tegen en de booten zijn zwaar, zoodat wij eerst kwart voor zeven, in volslagen duisternis de Kwam- makreek bereiken even boven Matappoe- eiland, waar ons kamp voor dezen nacht op geslagen is. Want een dergelijke tocht moet met zorg voorbereid worden, wil men niet te veel kostbaren tijd verliezen, dan moet een ploeg boschpolitie. met wat Djoeka's versterkt vooruitgaan om bivak te maken. Het kamp. dat ons wacht heeft zeven man zes uur werk gekost en dan sta je nog verbaasd hoe ze het zoo gauw klaar krijgen. Het hoofdge bouw is vijftien meter lang en zes meter breed binnen de steunpalen vier meter. De voorste vijf meter zijn voor eetzaal bestemd. In de verdere ruimte worden hangmatten opgehangen, waaromheen de klamboe, een muskietengaas, gespannen is. Vlak bij staat een dergelijk klein afdak voor keuken en be dienden en aan den overkant der kreek een voor onze dertig roeiers. Weldra branden overal kleine vuurtjes. Onze bagage vult de bank, die aan een zijde langs ons huis ge bouwd is. Wij maken niet veel toilet voor het avondeten. Zon en wind maken, dat wij al gauw naar bed trekken. En dan begint een merkwaardige worsteling met touwens en de kens, klamboe en kussens. Niets ligt daar waar je hebben wilt. Alles schuift en rolt, je schommelt en hobbelt, de touwen kraken, het hoofdgebouw schudt. Het duurt zoowat anderhalf uur eer je een houding gevonden hebt, waarin je meent het een half uur te kunnen uithouden. Dan wint de slaap het van het ongemak tot het daglicht mij wekt. Of de kwade droom? Mijn kussen ligt onder mijn knieën en mijn hals op het randje van de hangmat. Ik droomde van de guillotine. Maar enfin, een mensch went aan alles. Ook aan hangen in een hangmat. Aankleeden en alles oppakken is het werk van een kwartier. Dan de booten laden en om zes uur plonzen de riemen weer regelma tig neer in het donkere water, waarboven nog de ochtendnevels hangen. Merkwaardig snel wordt het dan licht en de eerste war mende stralen van het morgenzonnetje be groeten ons bij het eerste obstakel. Een bar rière van groote en kleine steenblokken ligt dwars over de rivier en daar tusschen dooi en overheen stort het water in snel tempo omlaag. Het hoogte verschil onder en boven de steenbank is misschien slechts 10 of 15 c.M. maar dit veroorzaakt reeds een stroom in de breedere gaten die den roeiers zwaar werk bezorgt. Nu treden stuurman en pare laar in actie. Wij varen kalm door vlak op een grooten steen aan, waarachter natuurlijk kalm water is. Dan op een teeken van den parelaar, die meteen begint met zijn peddel den boeg om te werken, wordt het roer om gegooid. Een kort ajö en allen werpen zich met maximale kracht op de riemen. Met bei de voeten springen ze op voorstaande bank en laten zich met den riem neerploffen op hun zitplaats. Het tempo verdubbelt, maar nog drijven wij dwars den stroom in. Nog een ajo, een paar snelle rukken aan de rie men. de kop recht in den stroom en dan gaat het. Nog een twintigtal riemslagen en wij zijn in rustiger water. Druipend van het zweet nemen de roeiers even rust en be schreeuwen het geval. Bepraten kun je het niet noemen. Stuurman en uitkijk worden hevig becritiseerd. De slag heeft zijn best niet genoeg gedaan. De tweede boeg is te wild doopt te vroeg in en hindert de ande ren. En dan gaan ze kalm weer aan het werk in de nu reeds brandende zon. die op hun huid geen invloed meer heeft, evenmin als op een doosje zwarte schoensmeer. Die gaat ook alleen wat vetter glimmen, that's all. Het karakter der rivier begint nu snel te veranderen. Breede en smalle stukken wisse len elkaar af. Steile zandoevers worden be grensd door rotsachtige gedeelten. Het gor dijn van boschplan ten aan weerskanten wordt steeds dichter. De versnellingen wor den talrijker. Eilandjes treden op zoodat wij soms door smalle zijtakken varen, waar een zeer sterke stroom staat. De korjalen blijven nu steeds dicht bij ons. wachten bij elke versnelling om te zien of alles goed gaat. Dan komt er één, waarvan het gebruis reeds uit de verte hoorbaar is. De Djoeka's hebben hun korjalen reeds omhoog gebracht en even op den wal of op de steenen gesleept. Zij staan nu op ons te wachten. Onze zware boot komt rustig aanzetten in het stille water. Alle roeiers, die er een had den. hebben hun buisje uitgetrokken, de handvatten der riemen zijn nat gemaakt. Daar roept de uitkijk: biggie stone. Wij moe ten eerder den stroom in als wij dachten Dwars gaat het roer om vliegt de boeg en krijgt meteen een tik van den stroom, die mij haastig plat doet gaan zitten. Schomme lend geeft onze boot zijn volle breede zijde bloot aan den stroom. De roeiers werken als raenden. De Djoeka's heffen een hoonge- huil aan. de roeiers huilen van woede. Om gaat het roer, even den kop in den stroom; wij kruipen iets vooruit. Dan duwt een rafe ling ons iets opzij en wij drijven weer af. Ge- krijsch van de Djoeka's, woedegehuil van onze bemanning en daar springen twintig zwarte duivels te water, duiken, spartelen, zwemmen, grijpen den rand van onze boot. Ze schudt in den stroom. Dan gaat het lang zaam vooruit, eerst aarzelend, dan vlugger. De riemen buigen en kraken, uitkijk en boots man boomen mee. Steeds vlugger gaat het. Dan een oorverdoovend geschreeuw, dat klinkt als een schaterlach en de eene Djoeka na den andere laat zich achterover in het water vallen, rolt duikelt en zwemt naar den wal, terwijl wij koers zetten naar rustiger water. De beschreeuwing van het geval duur de dezen keer zeker drie kwartier. Maar dat was ook de laatste luidruchtige samenspraak. Verderop veranderde de rivier in een keten van versnellingen. Er was geen tijd meer om adem tc scheppen. Voort, steeds voort door een steeds nauwer dal met steile wanden en steeds grootcr rotsblokken. Tot een donde rend geraas al nader en nader kwam en wij rond een bocht uitvoeren in een breede wa tervlakte. aan alle kanten door hoog bosch omgeven en in het Zuiden afgesloten, door den honderd meter breeden eersten Raleigh- val. Zeker twee a drie meter stort het water daar schuimend en golvend omlaag tusschen en over de rotsblokken heen. De laagstaande zon toovert telkens andere lichteffecten op watervlakte en val. En op het vlakke strand je waar al spoedig groote bedrijvigheid heerschte, De schuiten werden ontladen, no hangmatten gespannen, de eetzaal geheel met muskietengaas omgeven. En ondertus- schen rolde het hooge gezelschap heen cn weer in den snellen stroom van een stort beek vlak naast onze slaapkamer. Een ideale badplaats na zooveel dagen aan 'ooord in water waar niemand zwemmen durf: om de pirenen, visschen die je gewoon stukken uit je lijf bijten. Ja het is hier een gezellig land. Een der eerste blanken, die deze vallen be zocht sliep er zonder klamboe en werd des nachts door een vampyr, een bloedzuigende vleermuis, gebeten. Maar wij hadden een heerlijk dinertje. het bosch ten u wercl klaar gelegd, camera's, kijker, kaarten en kompas waterdicht verpakt, de sterkste dragers uit gezocht voor den wandeltocht van morgen. En de worsteling met dc hangmat duurde dezen keer nog maar een half uur. En ik werd wakker met mijn hoofd binnen boord, mijn kussen had ik den vorigen avond vast onder mijn knieën gelegd. Al doende leert men. Ook hangen! VAN DER SLEEN. BcoUtnsde daeeitue midec de medecMen. 8E9ST -U' tj: Door Brahms geschreven muziek. Oorspronkelijk waren het vooral de Ro- manen, die Brahms niet begrepen en zijn muziek koel en vervelend vonden. Ook in Duitschland werd hij aanvankelijk door velen voor droog uitgekreten: men bracht zijn Noordelijke afkomst met den aard van zijn composities in verband. Langzamerhand is echter het wezen van zijn kunst ook aan de zuidelijke broeders duidelijk geworden. Naar aanleiding der herdenking van Brahms geboorte schrijft „Paris Midi": „Het is een voor de hand liggend feit. dat <|en symphonie van Brahms, onmiddellijk na de „Après-midi d'un faune" (Debussy) of „Con- tes de la Mère l'Oye" (Sprookje van Moeder de Gans; Ravel) vervelend is. Maar het be- oordeelen der artistieke schoonheid mag niet van dergelijke omstandigheden afhan kelijk zijn. Ieder land. ieder klimaat moet beoordeeld worden, in zijn eigen atmosfeer en niet in een vreemde. Het veld van onze kennis, van onze cultuur, zou zeer beperkt zijn, wanneer we ons niet inspanden de ge voelens van anderen te begrijpen. Ofschoon Brahms een typische Duitscher is. wordt onze Latïjnsche sensibiliteit toch door zijn muziek getroffen". Een Fransche muziekkenner: Edouard Schuré bewondert Brahms om de poëzie in zijn muziek en den kuischen vorm van zijn composities. Camille Bellaigue noemt hem den instandhouder van het Duitsche classi cisme". Op dezen laatste ceretitel komen we nog terug. Eerst willen we gewag maken van dc paral lel. die Pierre Laclau trekt tusschen Brahms en den schilder Manet. „Wanneer er verwant schap is op te merken tusschen Berlioz en Delacroi" schrijft hij. ..dan bestaan er soort gelijke betrekkingen tusschen Brahms en Manet. Ook Brahms in de schilder van ziele- toestanden. Zijn stijl, welke beteekenis voort komt uit de dooreenmengeling en naast- elkaar-plaatsing van klankkleuren, is moei lijk te vatten. Is men er eenmaal in door gedrongen, dan vergeet men hem licht. Zijn kunst is verder die van een vertolker der intimiteit. Fijngevoelige menschen komen allereerst onder den indruk van zijn liederen, dan onder die van zijn kamermuziek en pas in de laatste plaats ontroeren hen zijn koren en symphonieën." Zooeven deelden wij mee, dat Brahms werd beschouwd als de „Instandhouder der klassieke traditie". Deze opvatting werd in Duitschland geboren. In een vorig artikel maakten we melding van Schumanns stuk over den jongen Brahms in "net „Nieuwe tijd schrift voor muziek". Hierin werd Brahms de Mozart van de 19e eeuw genoemd. Andere aanhangers gingen verder en verklaarden, dan hun profeet de geestelijke zoon van Beethoven was. De beroemde dirigent Hans von Bülow noemde Brahms 1ste symphonie de „tiende"; dit in aansluiting op de negende van Beethoven. Deze opinie verbreidde zich snel en verdedigers er van zijn o.a. Hermann Deiters en Hugues Imbert. Door meer gematigde tijdgenooten werd hij eveneens gewaardeerd zoodat deze adoratie in vergoding overging. Emil Neumann, de bekende Leipziger hoog* leeraar zegt van eerste symphonie: de C-mol-symphonie, welke zijn aanhangers met het oog op de negende van Beethoven, de wereld als „de tiende" aankondigden, blijft afgezien van zulk een overdreven ophemelen, toch steeds een hoogst geestrijk en belangrijk werk." De derde symhponie in F-dur stelt Nau- mann het. hoogst.... terwijl de liefelijke, bijna pastoraal opgevatte en het meest naief gebleven F-dur-symphonic over het algemeen 't begrijpelijkst is. zoodat dan ook de Wcencrs in de eerste uitvoering in den winter van 1883 op '34 zeiden; Ditmaal hebben we Brahms terstond begrepen". Het ligt voor de hand. dat een man als Brahms, ook vele tegenstanders had, cn daar toe behoorden niet dc eersten de besten. Nietzches oordeel is niet malsch. „Hij bezit de droefgeestigheid der onmacht. Zijn muziek is geen resultaat, maar een zoeken tc midden van overvloed". Elders beweert dezelfde filosoof: Brahms ontroert ons. zoo lang hij stilletjes droomt of in zichzelf huilt. Daarin is hij modern. Maar hij wordt koud en abstract, zoodra hij zijn best gaat doen de klassieken na te volgen. Men heeft hem den erfgenaam van Beet hoven genoemd; ik gen geen voorzichtiger euphemisme". Brahms had ook een groot gedeelte de cri tici tegen zich. Zoo schrijft een zekere Zell- ner over het beroemde „Dcutschor Requiem" in zijn „Blatter für Theater and Musik": „Het weinige, dat er aan gedachten in de lange einden dezer deelen tevoorschijn komt, hijgt wrevelig en moeizaam voort. Aan deze muziek ontbreekt het waarmerk van de in nerlijke noodzakelijkheid: zij maakt den in druk van een rede. uitgesproken door een redenaar, die eigenlijk niets te zeggen heeft. Men denkt steeds: „Nu zal het eindelijk komen", maar er komt telkens en telkens niets en tenslotte wordt het iemand tc moe, alsof er een molenrad door zijn hoofd draait. Het derde deel met zijn duister, op een ellen lang orgelpunt uitloopend slot, dat het zeker niet bedoelde effect van een ulgemecne vroo- lijkheid had, is volkomen ongenietoaar". Dit werd geschreven in I860, toen het requium voor het eerst in zijn geheel werd uitgevoerd in het Gewandhaus ''5 Het groote pianoconcert, in D.-mGÜ. dat eveneens te Leipzig in 1859 zijn première be leefde. werd daar evenals in Hamburg, een grandioos fiasco. Bij die gelegenheid werd dit stuk o.a. afgemaakt door den criticus Brenael in de „Leipziger Signale". Na de lezing van bovenstaande uiteen- loopende oordeelvellingen kan men zich af vragen hoe nu ongeveer dc totaal-mecning luidt., die dc wereld over Brahms heeft. Zeker is het. dat Wagner en Brahms on geveer diametraal tegenover elkaar staan, hetgeen een tijd lang voor de volgelingen van leder der beidemeesters aanleiding was el kander uit te maken voor alles wat on artistiek heette. Het schijnt, dat de bekende criticus Hanslick het eerst op het contrast BrahmsWagner, heeft gewezen. Hanslick was ook degeen. die constateerde, dat in Brahms' ouvre „de vrouw ontbrak", evenals in Brahms' (uitelrijk) bestaan. Ongetwijfeld stond hij op uitstekenden voet met Clara Schumann, maar van meer dan warme vriendschap mag hier toch niet worden ge sproken. Trouwen wilde Brahms niet. Hanslick vroeg hem eens. waarom hij het leven van een vrijgezel leidde. „Met het huwelijk is het als met dc opera", antwoordde Brahms. „Als ik eenmaal een opera gecomponeerd zou hebben, dat zou er een tweede volgen, afgezien van succes of mislukkingIk zou voor niets anders meer gedachten hebbenMaar ik heb noch tot een eerste opera, noch tot een eerste huwelijk kunnen besluiten". Inderdaad: Brahms heeft p elk gebied der muzikale kunst zijn genie blijk gegeven. Maar er bestaat geen enkele Brahmsopera. Gewoonlijk wordt de meester beschouwd als de classicus onder de modernen. Hoewel hij de muzieklittereratuur met nieuwe im pressies van kleur en vorm heeft verrijkt, mag men hem niet tot de artistieke rebellen rekenen. Hij bouwde in zekeren zin op Beet hoven verder en heeft ook een tijd lang den invloed van Schumann ondergaan. Zijn thema's zijn altijd nobel, en voor .den geen. die zich met zijn kunst heeft eigen ge maakt, bezitten ze een groote mate van diep zinnigheid en getuigen ze van sterk gevoel. Zijn vocaal werk vormt steeds op treffende wijze een eenheid met den vorm cn den inhoud van de tekst. Zeker is het waar, dat Brahms welluidend heid en ander uiterlijk schoon beneden een juisten vorm en innerlijke waarde stelde. Zijn eigen uitspraak luidde: „Ik ben liever perfect dan bewonderenswaardig". Maar dat alles neemt niet weg. dat de mo gelijkheden van ieder instrument door Brahms worden uitgebuit cn s chitterende effecten werden bereikt. Brahms was zeer productief. Zijn oeuvre bestaat uit 121 genummerde werken cn eenigc bundels zonder opusnummcr. Hot populairst zijn de ..Hongaarsche dansen". Ook zijn „Akademische Festouverture" wordt zeer veel gespeeld, Door kenners worden zijn liederen (o.a. Feldeinsamkeit. Zueignung. Schicksalslied. Triumphlied) het meest gewaardeerd, voorts zijn vier symphonieën en „Een Duitsche Requiem". Verder schreef hij o.a. de „tragische ouver ture", een vioolconcert, twee pianoconcerten, een concert voor viool en cello en clarinet] strijkkwartetten, quintetten en sextetten. Le. BERGEN GROEIEN! Een eigenaardig verschijnsel wordt sedert cenigen tijd waargenomen aan de House Range Mountains, een bergketen, die zich verheft in den Noord-Amerikaanschen staat Utah en die grenst aan een woest, droog, bijna onbev—ond gebied. De bergen van dezen keten worden namelijk steeds hooger. Deze groei vindt echter merkwaardig genoeg niet geleidelijk plaats, maar als het ware met ruk ken. waarbij <^en luid, onheilspellend gekraak cn gedreun wordt gehoord. Vaak is het lawaai en het gedreun van de groeiende bergen zóó groot, dat dc aarde letterlijk trilt, zonder dat er van een aardbeving sprake is. Handteekening van Johannes Brahms.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 15