DAGAVOND!
MUZIEK VAN
J
Naar de Raleighvallen en den Voltzberg
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG 6 MEI 1933
In de stroomversnellingen.
De bespreking die met de Djoeka's ge
voerd moesten worden, gingen in -hoofdzaak
over den tocht van de volgende dagen. Bo
ven Witogran is de rivier niet meer voor onze
■barkassen bevaarbaar en in de stroomver
snellingen hoogerop, kan alleen de Djoeka
ons helpen. Dertig man hebben wij noodig.
En ze zijn bereid tegen goede betaling na
tuurlijk f 1.50 per man per dag. 's Morgens
worden wij gewekt door een oorverdoovend
lawaai. Onze roeiers komen aanzetten, zeg
gen elkaar goeden morgen debatteeren over
het weer en kletsen honderd uit met stem
men, die blijkbaar gewend zijn elkaar over
de 300 meter breede rivier te bereiken. Een
ontzettend geschreeuw. Onder het aanklee-
den stoomen wij op naar Kaaimanstone,
waar de expeditie zal worden gevormd. Daar
liggen allereerst de twee tentbooten, die
door de barkassen hier heen zijn gesleept,
verder een politievlet en vier korjalen voor
onze bagage en straks blijken drie korjalen
met bemanning voor pleizier mee te gaan,
waaronder de gedeeltelijk overdekte boot van
den 72 jaar ouden kapitein vaii Witogrou.
Zoo'n tentboot is een praehtinstrument, al is
het model zeker 250 jaar oud. Het is een
groote sloep met voorin zes plaatsen voor
roeiers, waar onder de banken bagage kan
worden gestuwd. Dan komt een kleine open
ruimte om buiten te zitten, zooals blijken zou
net groot genoeg voor fanatiekelingen om te
bridgen rondom een limonadekist. Dan volgt
een roefje, met luikjes aan weerskanten,
waarin men desgewenscht languit op de bank
slapen kan. Nu voor zitplaats en middag
dutje bestemd. Achter het roefje staat de
stuurman, die met zijn voeten het roer be
dient. Maar de plaats op de boot is boven
op het dak van het roefje! Daar heb je een
prachtig uitzicht, daar kun je genieten van
het zalige zonnetje (in de troepen koperen
ploert genoemd, weet u wel). Daar merk je
het eerst als de lucht mooi kleurt, of als het
stortregent. Daar overzie je de heele rivier,
weet alles wat er gebeurt. Daar kun je leven
en den dag plukken. Maar ik zat er als num
mer twee. De Gouverneur is net zoo'n zon-
aanbidder in den goeden zin des woords en
natuurliefhebber als ondergeteekende en
Zijne Excellentie en ik hadden het beste van
de reis.
En er was veel te zien. Om te beginnen
onze roeiers. Vier balatableeders, tappers van
het vocht van den balataboom die een getah
pertjah-caoutchouc surrogaat leverde, maar
dat is ook al niets meer waard. Echte zwer
vers zijn dat van onbekende herkomst, af
komst en toekomst, maar ijzersterk en ge
hard door het ruwe leven, vaak maanden
lang dood alleen in de groote bosschen. Dan
twee echte boschnegers, prachtkerels, gewend
om te pagaaien en dat is een beweging,
waarbij elke spier van borst, rug en arm ge
bruikt en dus ontwikkeld wordt. Ik heb zel
den zoo mooi gevormde menschen gezien.
Dat spel van spieren, die krachtsontwikke
ling, die liefhebberij in het werk, dat was een
lust om te zien. Er was nog een tentboot,, iets
lichter met maar vier roeiers en dat gaf tel
kens gelegenheid voor een wedstrijd. Zoodra
de booten naast elkaar waren begon het. En
niet alleen 's morgens vroeg. Neen toen ze
twaalf uur geroeid hadden met twee keer
een half uur pauze, w&s een enkel in scherts
toegeworpen scheldwoord voldoende om weel
een race van vijf minuten te doen plaats
vinden, waarna dan een kwartier gedebat
teerd werd over uitslag en regels van het spel.
Voorop elke tentboot zit bovendien een pare-
om ons heen zeven uitgeholde boomstammen
laar, die tevens uitkijk is en straks in de
stroomversnellingen een vaarboom hanteert.
Dat is bij ons aan boord, maar nu zwerven
elk met een schilderachtige bemanning. Ook
alweer nu eens vooruitroeiend. dan ver ach
terblijvend of om het hardst varende. Af en
toe gaat een troepje aan land en hooren wij
wat later een schot weerklinken. Alleen als
de tweede tentboot de onze nadert voor een
koelen dronk of een hap eten dan komen al
len aanzetten als vliegen op de stroop om te
zien of er wat afvalt. En wat wij gelachen
hebben! Wij hadden in Nic.kerie onzen ijs-
voorraad aangevuld en dan moest je het
snuit van zoo'n Djoeka zien als hij op ons
voorbeeld, maar een beetje wilder, een groote
teug priklimonade met ijs naar binnen sloeg.
Vriend Salomo wees aan hoe hij het voelde
glijden en danste of hij zijn voeten brandde.
En toen dat ijs. Net glas. maar zoo branderig
koud. Hij keek eens. Een van ons stak een
stuk in den mond. Hij ook. Wat een snuit!
Gauw uitspuwen in zijn handen. Maar dat
was ook koud, dan maar weer in zijn toet.
Hij wist niet waar hij het laten moest, het
beet en brandde hem overal. Later bleek,
dat dc arme kerel heel slechte kiezen had,
die best oorzaak van een groot deel zijner
grimassen kunnen geweest zijn. Maar zijn ka
meraden lachten tot ze van de bank rolden
en nog een half uur later klonk de naam
Salomo heinde en ver over de rivier.
Wij varen meest vlak langs den wal, waai
de stroom het minst hindert en kunnen dus
ongestoord genieten van de weelde van
bloeiende slingerplanten. En nu kunnen wij
er bij ook. Er is altijd wel een korjaal in de
buurt: Mooi blommetje, giv'me. En dan klau
teren ze in de boomen om een orchidee te
plukken, halen met hun pijlen de groote slin
gers omlaag en de Gouvereneur en ik ge
nieten, ook met loupe en pincet van de prach
tige, vaak raadselachtige bloemen en groei
wijzen. Overigens verloopt de dag rustig en
kalm. De rivier wordt slechts weinig smaller:
hier en daar liggen wat groote steenen in de
bedding, maar versnellingen van belang zijn
er nog niet. De stroom valt echter tegen en
de booten zijn zwaar, zoodat wij eerst kwart
voor zeven, in volslagen duisternis de Kwam-
makreek bereiken even boven Matappoe-
eiland, waar ons kamp voor dezen nacht op
geslagen is. Want een dergelijke tocht moet
met zorg voorbereid worden, wil men niet te
veel kostbaren tijd verliezen, dan moet een
ploeg boschpolitie. met wat Djoeka's versterkt
vooruitgaan om bivak te maken. Het kamp.
dat ons wacht heeft zeven man zes uur werk
gekost en dan sta je nog verbaasd hoe ze
het zoo gauw klaar krijgen. Het hoofdge
bouw is vijftien meter lang en zes meter
breed binnen de steunpalen vier meter. De
voorste vijf meter zijn voor eetzaal bestemd.
In de verdere ruimte worden hangmatten
opgehangen, waaromheen de klamboe, een
muskietengaas, gespannen is. Vlak bij staat
een dergelijk klein afdak voor keuken en be
dienden en aan den overkant der kreek een
voor onze dertig roeiers. Weldra branden
overal kleine vuurtjes. Onze bagage vult de
bank, die aan een zijde langs ons huis ge
bouwd is. Wij maken niet veel toilet voor het
avondeten. Zon en wind maken, dat wij al
gauw naar bed trekken. En dan begint een
merkwaardige worsteling met touwens en de
kens, klamboe en kussens. Niets ligt daar
waar je hebben wilt. Alles schuift en rolt, je
schommelt en hobbelt, de touwen kraken,
het hoofdgebouw schudt. Het duurt zoowat
anderhalf uur eer je een houding gevonden
hebt, waarin je meent het een half uur te
kunnen uithouden. Dan wint de slaap het
van het ongemak tot het daglicht mij wekt.
Of de kwade droom? Mijn kussen ligt onder
mijn knieën en mijn hals op het randje van
de hangmat. Ik droomde van de guillotine.
Maar enfin, een mensch went aan alles. Ook
aan hangen in een hangmat.
Aankleeden en alles oppakken is het werk
van een kwartier. Dan de booten laden en
om zes uur plonzen de riemen weer regelma
tig neer in het donkere water, waarboven
nog de ochtendnevels hangen. Merkwaardig
snel wordt het dan licht en de eerste war
mende stralen van het morgenzonnetje be
groeten ons bij het eerste obstakel. Een bar
rière van groote en kleine steenblokken ligt
dwars over de rivier en daar tusschen dooi
en overheen stort het water in snel tempo
omlaag. Het hoogte verschil onder en boven
de steenbank is misschien slechts 10 of 15
c.M. maar dit veroorzaakt reeds een stroom
in de breedere gaten die den roeiers zwaar
werk bezorgt. Nu treden stuurman en pare
laar in actie. Wij varen kalm door vlak op
een grooten steen aan, waarachter natuurlijk
kalm water is. Dan op een teeken van den
parelaar, die meteen begint met zijn peddel
den boeg om te werken, wordt het roer om
gegooid. Een kort ajö en allen werpen zich
met maximale kracht op de riemen. Met bei
de voeten springen ze op voorstaande bank
en laten zich met den riem neerploffen op
hun zitplaats. Het tempo verdubbelt, maar
nog drijven wij dwars den stroom in. Nog
een ajo, een paar snelle rukken aan de rie
men. de kop recht in den stroom en dan
gaat het. Nog een twintigtal riemslagen en
wij zijn in rustiger water. Druipend van het
zweet nemen de roeiers even rust en be
schreeuwen het geval. Bepraten kun je het
niet noemen. Stuurman en uitkijk worden
hevig becritiseerd. De slag heeft zijn best
niet genoeg gedaan. De tweede boeg is te
wild doopt te vroeg in en hindert de ande
ren. En dan gaan ze kalm weer aan het werk
in de nu reeds brandende zon. die op hun
huid geen invloed meer heeft, evenmin als
op een doosje zwarte schoensmeer. Die gaat
ook alleen wat vetter glimmen, that's all.
Het karakter der rivier begint nu snel te
veranderen. Breede en smalle stukken wisse
len elkaar af. Steile zandoevers worden be
grensd door rotsachtige gedeelten. Het gor
dijn van boschplan ten aan weerskanten
wordt steeds dichter. De versnellingen wor
den talrijker. Eilandjes treden op zoodat wij
soms door smalle zijtakken varen, waar een
zeer sterke stroom staat. De korjalen blijven
nu steeds dicht bij ons. wachten bij elke
versnelling om te zien of alles goed gaat.
Dan komt er één, waarvan het gebruis reeds
uit de verte hoorbaar is. De Djoeka's hebben
hun korjalen reeds omhoog gebracht en even
op den wal of op de steenen gesleept. Zij
staan nu op ons te wachten.
Onze zware boot komt rustig aanzetten in
het stille water. Alle roeiers, die er een had
den. hebben hun buisje uitgetrokken, de
handvatten der riemen zijn nat gemaakt.
Daar roept de uitkijk: biggie stone. Wij moe
ten eerder den stroom in als wij dachten
Dwars gaat het roer om vliegt de boeg en
krijgt meteen een tik van den stroom, die
mij haastig plat doet gaan zitten. Schomme
lend geeft onze boot zijn volle breede zijde
bloot aan den stroom. De roeiers werken als
raenden. De Djoeka's heffen een hoonge-
huil aan. de roeiers huilen van woede. Om
gaat het roer, even den kop in den stroom;
wij kruipen iets vooruit. Dan duwt een rafe
ling ons iets opzij en wij drijven weer af. Ge-
krijsch van de Djoeka's, woedegehuil van
onze bemanning en daar springen twintig
zwarte duivels te water, duiken, spartelen,
zwemmen, grijpen den rand van onze boot.
Ze schudt in den stroom. Dan gaat het lang
zaam vooruit, eerst aarzelend, dan vlugger.
De riemen buigen en kraken, uitkijk en boots
man boomen mee. Steeds vlugger gaat het.
Dan een oorverdoovend geschreeuw, dat
klinkt als een schaterlach en de eene Djoeka
na den andere laat zich achterover in het
water vallen, rolt duikelt en zwemt naar den
wal, terwijl wij koers zetten naar rustiger
water. De beschreeuwing van het geval duur
de dezen keer zeker drie kwartier. Maar dat
was ook de laatste luidruchtige samenspraak.
Verderop veranderde de rivier in een keten
van versnellingen. Er was geen tijd meer om
adem tc scheppen. Voort, steeds voort door
een steeds nauwer dal met steile wanden en
steeds grootcr rotsblokken. Tot een donde
rend geraas al nader en nader kwam en wij
rond een bocht uitvoeren in een breede wa
tervlakte. aan alle kanten door hoog bosch
omgeven en in het Zuiden afgesloten, door
den honderd meter breeden eersten Raleigh-
val. Zeker twee a drie meter stort het water
daar schuimend en golvend omlaag tusschen
en over de rotsblokken heen. De laagstaande
zon toovert telkens andere lichteffecten op
watervlakte en val. En op het vlakke strand
je waar al spoedig groote bedrijvigheid
heerschte, De schuiten werden ontladen, no
hangmatten gespannen, de eetzaal geheel
met muskietengaas omgeven. En ondertus-
schen rolde het hooge gezelschap heen cn
weer in den snellen stroom van een stort
beek vlak naast onze slaapkamer. Een ideale
badplaats na zooveel dagen aan 'ooord in
water waar niemand zwemmen durf: om de
pirenen, visschen die je gewoon stukken uit
je lijf bijten. Ja het is hier een gezellig land.
Een der eerste blanken, die deze vallen be
zocht sliep er zonder klamboe en werd des
nachts door een vampyr, een bloedzuigende
vleermuis, gebeten. Maar wij hadden een
heerlijk dinertje. het bosch ten u wercl klaar
gelegd, camera's, kijker, kaarten en kompas
waterdicht verpakt, de sterkste dragers uit
gezocht voor den wandeltocht van morgen.
En de worsteling met dc hangmat duurde
dezen keer nog maar een half uur. En ik
werd wakker met mijn hoofd binnen boord,
mijn kussen had ik den vorigen avond vast
onder mijn knieën gelegd. Al doende leert
men. Ook hangen!
VAN DER SLEEN.
BcoUtnsde daeeitue midec de medecMen.
8E9ST
-U' tj:
Door Brahms geschreven muziek.
Oorspronkelijk waren het vooral de Ro-
manen, die Brahms niet begrepen en zijn
muziek koel en vervelend vonden. Ook in
Duitschland werd hij aanvankelijk door velen
voor droog uitgekreten: men bracht zijn
Noordelijke afkomst met den aard van zijn
composities in verband. Langzamerhand is
echter het wezen van zijn kunst ook aan de
zuidelijke broeders duidelijk geworden.
Naar aanleiding der herdenking van
Brahms geboorte schrijft „Paris Midi": „Het
is een voor de hand liggend feit. dat <|en
symphonie van Brahms, onmiddellijk na de
„Après-midi d'un faune" (Debussy) of „Con-
tes de la Mère l'Oye" (Sprookje van Moeder
de Gans; Ravel) vervelend is. Maar het be-
oordeelen der artistieke schoonheid mag
niet van dergelijke omstandigheden afhan
kelijk zijn. Ieder land. ieder klimaat moet
beoordeeld worden, in zijn eigen atmosfeer
en niet in een vreemde. Het veld van onze
kennis, van onze cultuur, zou zeer beperkt
zijn, wanneer we ons niet inspanden de ge
voelens van anderen te begrijpen. Ofschoon
Brahms een typische Duitscher is. wordt onze
Latïjnsche sensibiliteit toch door zijn muziek
getroffen".
Een Fransche muziekkenner: Edouard
Schuré bewondert Brahms om de poëzie in
zijn muziek en den kuischen vorm van zijn
composities. Camille Bellaigue noemt hem
den instandhouder van het Duitsche classi
cisme". Op dezen laatste ceretitel komen we
nog terug.
Eerst willen we gewag maken van dc paral
lel. die Pierre Laclau trekt tusschen Brahms
en den schilder Manet. „Wanneer er verwant
schap is op te merken tusschen Berlioz en
Delacroi" schrijft hij. ..dan bestaan er soort
gelijke betrekkingen tusschen Brahms en
Manet. Ook Brahms in de schilder van ziele-
toestanden. Zijn stijl, welke beteekenis voort
komt uit de dooreenmengeling en naast-
elkaar-plaatsing van klankkleuren, is moei
lijk te vatten. Is men er eenmaal in door
gedrongen, dan vergeet men hem licht. Zijn
kunst is verder die van een vertolker der
intimiteit. Fijngevoelige menschen komen
allereerst onder den indruk van zijn liederen,
dan onder die van zijn kamermuziek en pas
in de laatste plaats ontroeren hen zijn koren
en symphonieën."
Zooeven deelden wij mee, dat Brahms
werd beschouwd als de „Instandhouder der
klassieke traditie". Deze opvatting werd in
Duitschland geboren. In een vorig artikel
maakten we melding van Schumanns stuk
over den jongen Brahms in "net „Nieuwe tijd
schrift voor muziek". Hierin werd Brahms
de Mozart van de 19e eeuw genoemd. Andere
aanhangers gingen verder en verklaarden,
dan hun profeet de geestelijke zoon van
Beethoven was. De beroemde dirigent Hans
von Bülow noemde Brahms 1ste symphonie
de „tiende"; dit in aansluiting op de negende
van Beethoven. Deze opinie verbreidde zich
snel en verdedigers er van zijn o.a. Hermann
Deiters en Hugues Imbert.
Door meer gematigde tijdgenooten werd hij
eveneens gewaardeerd zoodat deze adoratie
in vergoding overging.
Emil Neumann, de bekende Leipziger hoog*
leeraar zegt van eerste symphonie: de
C-mol-symphonie, welke zijn aanhangers
met het oog op de negende van Beethoven,
de wereld als „de tiende" aankondigden, blijft
afgezien van zulk een overdreven ophemelen,
toch steeds een hoogst geestrijk en belangrijk
werk."
De derde symhponie in F-dur stelt Nau-
mann het. hoogst.... terwijl de liefelijke,
bijna pastoraal opgevatte en het meest naief
gebleven F-dur-symphonic over het algemeen
't begrijpelijkst is. zoodat dan ook de Wcencrs
in de eerste uitvoering in den winter van
1883 op '34 zeiden; Ditmaal hebben we
Brahms terstond begrepen".
Het ligt voor de hand. dat een man als
Brahms, ook vele tegenstanders had, cn daar
toe behoorden niet dc eersten de besten.
Nietzches oordeel is niet malsch. „Hij bezit
de droefgeestigheid der onmacht. Zijn muziek
is geen resultaat, maar een zoeken tc midden
van overvloed".
Elders beweert dezelfde filosoof: Brahms
ontroert ons. zoo lang hij stilletjes droomt of
in zichzelf huilt. Daarin is hij modern. Maar
hij wordt koud en abstract, zoodra hij zijn
best gaat doen de klassieken na te volgen.
Men heeft hem den erfgenaam van Beet
hoven genoemd; ik gen geen voorzichtiger
euphemisme".
Brahms had ook een groot gedeelte de cri
tici tegen zich. Zoo schrijft een zekere Zell-
ner over het beroemde „Dcutschor Requiem"
in zijn „Blatter für Theater and Musik":
„Het weinige, dat er aan gedachten in de
lange einden dezer deelen tevoorschijn komt,
hijgt wrevelig en moeizaam voort. Aan deze
muziek ontbreekt het waarmerk van de in
nerlijke noodzakelijkheid: zij maakt den in
druk van een rede. uitgesproken door een
redenaar, die eigenlijk niets te zeggen heeft.
Men denkt steeds: „Nu zal het eindelijk
komen", maar er komt telkens en telkens
niets en tenslotte wordt het iemand tc moe,
alsof er een molenrad door zijn hoofd draait.
Het derde deel met zijn duister, op een ellen
lang orgelpunt uitloopend slot, dat het zeker
niet bedoelde effect van een ulgemecne vroo-
lijkheid had, is volkomen ongenietoaar".
Dit werd geschreven in I860, toen het
requium voor het eerst in zijn geheel werd
uitgevoerd in het Gewandhaus ''5
Het groote pianoconcert, in D.-mGÜ. dat
eveneens te Leipzig in 1859 zijn première be
leefde. werd daar evenals in Hamburg, een
grandioos fiasco. Bij die gelegenheid werd
dit stuk o.a. afgemaakt door den criticus
Brenael in de „Leipziger Signale".
Na de lezing van bovenstaande uiteen-
loopende oordeelvellingen kan men zich af
vragen hoe nu ongeveer dc totaal-mecning
luidt., die dc wereld over Brahms heeft.
Zeker is het. dat Wagner en Brahms on
geveer diametraal tegenover elkaar staan,
hetgeen een tijd lang voor de volgelingen van
leder der beidemeesters aanleiding was el
kander uit te maken voor alles wat on
artistiek heette. Het schijnt, dat de bekende
criticus Hanslick het eerst op het contrast
BrahmsWagner, heeft gewezen. Hanslick
was ook degeen. die constateerde, dat in
Brahms' ouvre „de vrouw ontbrak", evenals
in Brahms' (uitelrijk) bestaan. Ongetwijfeld
stond hij op uitstekenden voet met Clara
Schumann, maar van meer dan warme
vriendschap mag hier toch niet worden ge
sproken. Trouwen wilde Brahms niet.
Hanslick vroeg hem eens. waarom hij het
leven van een vrijgezel leidde.
„Met het huwelijk is het als met dc opera",
antwoordde Brahms. „Als ik eenmaal een
opera gecomponeerd zou hebben, dat zou er
een tweede volgen, afgezien van succes of
mislukkingIk zou voor niets anders
meer gedachten hebbenMaar ik heb
noch tot een eerste opera, noch tot een eerste
huwelijk kunnen besluiten".
Inderdaad: Brahms heeft p elk gebied der
muzikale kunst zijn genie blijk gegeven. Maar
er bestaat geen enkele Brahmsopera.
Gewoonlijk wordt de meester beschouwd
als de classicus onder de modernen. Hoewel
hij de muzieklittereratuur met nieuwe im
pressies van kleur en vorm heeft verrijkt,
mag men hem niet tot de artistieke rebellen
rekenen. Hij bouwde in zekeren zin op Beet
hoven verder en heeft ook een tijd lang den
invloed van Schumann ondergaan.
Zijn thema's zijn altijd nobel, en voor .den
geen. die zich met zijn kunst heeft eigen ge
maakt, bezitten ze een groote mate van diep
zinnigheid en getuigen ze van sterk gevoel.
Zijn vocaal werk vormt steeds op treffende
wijze een eenheid met den vorm cn den
inhoud van de tekst.
Zeker is het waar, dat Brahms welluidend
heid en ander uiterlijk schoon beneden een
juisten vorm en innerlijke waarde stelde. Zijn
eigen uitspraak luidde: „Ik ben liever
perfect dan bewonderenswaardig".
Maar dat alles neemt niet weg. dat de mo
gelijkheden van ieder instrument door
Brahms worden uitgebuit cn s chitterende
effecten werden bereikt.
Brahms was zeer productief. Zijn oeuvre
bestaat uit 121 genummerde werken cn eenigc
bundels zonder opusnummcr. Hot populairst
zijn de ..Hongaarsche dansen". Ook zijn
„Akademische Festouverture" wordt zeer veel
gespeeld,
Door kenners worden zijn liederen (o.a.
Feldeinsamkeit. Zueignung. Schicksalslied.
Triumphlied) het meest gewaardeerd, voorts
zijn vier symphonieën en „Een Duitsche
Requiem".
Verder schreef hij o.a. de „tragische ouver
ture", een vioolconcert, twee pianoconcerten,
een concert voor viool en cello en clarinet]
strijkkwartetten, quintetten en sextetten.
Le.
BERGEN GROEIEN!
Een eigenaardig verschijnsel wordt sedert
cenigen tijd waargenomen aan de House
Range Mountains, een bergketen, die zich
verheft in den Noord-Amerikaanschen staat
Utah en die grenst aan een woest, droog,
bijna onbev—ond gebied. De bergen van dezen
keten worden namelijk steeds hooger. Deze
groei vindt echter merkwaardig genoeg niet
geleidelijk plaats, maar als het ware met ruk
ken. waarbij <^en luid, onheilspellend gekraak
cn gedreun wordt gehoord. Vaak is het lawaai
en het gedreun van de groeiende bergen zóó
groot, dat dc aarde letterlijk trilt, zonder dat
er van een aardbeving sprake is.
Handteekening van Johannes Brahms.