LETTEREN EN KUNST INCASSO-BANK u Radiomuziek der week. EEN VOORBESPREKING KANTTEEKENINGEN. HANDELS CREDIETEN BIOSCOOP. I dooi KAREL DE JONG. De Brahms-herdenking, die zich vóór een paar weken begon aan te kondigen, heeft gaandeweg zulke afmetingen aangenomen, dat de ernstige muzikale programma's der komende week er nagenoeg geheel door 'oe heerscht worden en het moeilijk valt om daartusschen nog andere belangrijke wer ken te vinden. Het spreekt van zelf dat Duitschland het geboorteland van den mees ter in het aantal herdenkingen bovenaan staat; het spreekt ook van zelf dat op 7 Mei, den eigenlijken geboortedatum, de meeste plaats vinden. Men zie slechts de program ma's van Zondagavond: Berlijn, Breslau, Hamburg. Langenberg, Leipzig, München, Boedapest, Oslo, Weenen, Warschau, Boeka rest, Praag, Motala, alles brahmst. Merk waardige coïncidenties zijn daarbij te con- stateeren. Zoo begint om 7.20 n.rn. te Mün chen een uitzending met als programma het tweede pianoconcert en daarna de tweede symphonie: precies op hetzelfde uur vangt een uitzending van precies hetzelfde pro gramma te Weenen aan. De luisteraar zal nu naar believen achtereenvolgens op Mün chen en Weenen kunnen omschakelen om te beoordeelen of Elly Wey dan wel Walther Rehberg mooier speelt. Nog curieuzer is een vergelijking tusschen de programma's van Berlijn en Hamburg. Te Berlijn zal nl. om 7.40 n.m. Georg Kulenkampff met het om roeporkest onder Eugen Jochum het viool concert spelen en om 7.20 n.m. vangt te Ham burg een concert aan waarop dezelfde Georg Kulenkampff hetzelfde vioolconcert als twee de nummer met het Norag-orkest onder Ernst Wendel moet voordragen. Hoe de arme Kulenkampff hem dat leveren moet is mij een raadsel. De afstand Berlijn—Hamburg is per spoor zoo ongeveer 289 K.M. en zelfs een vlug vliegtuig heeft voor zulk een afstand toch nog wel een anderhalf uur noodig. Een blik op de programma's echter leest dat Ku lenkampff ongeveer om 8 uur te Hamburg zal moeten beginnen maar dat hij pas on geveer om 8. u. 15 te Berlijn met de laatste noten der finale klaar kan zijn. Hij zal dus moeten inzien naar een vervoermiddel, dat hem 15 minuten vóór dat hij vertrokken is, reeds aan de plaats van bestemming afzet. Een meridiaanverschil, als in Verne's „Reis om de wereld in 80 dagen" kan hier niet helpen, want heel Duitschland heeft M. E. Tijd. Ik voor mij weet er geen oplossing voor; maar houd me voor vingerwijzingen aanbevolen. Of zou misschien de eene uit zending een gramofoonplaat zijn? Het is wel onnoodig al die Brahms-uitzen- dingen nog te bespreken. De symphoniën, het vioolconcert, de beide pianoconcerten, de twee ouvertures, de Haydn-variaties en ook de serenades komen ook in andere tijden vaak op de radioprogramma's voor en het zelfde is het geval met de meeste kamermu ziekwerken. zoodat de ernstige luisteraar er al wel eenigszins mee vertrouwd geacht kan worden. Het klarinetkwintet op 115 komt niet zoo vaak tot uitzending; men zal het nu ech ter Zondag tweemaal, nl. om 5.05 uit Leipzig en om 8 u. uit Breslau kunnen hoor en en dat is voor degenen die dit eenigszins duistere werk beter willen leeren kennen geen over daad. De levensgeschiedenis van Brahms leert alweer dat het werkelijke genie er komt. al zijn de omstandigheden voor zijn ontwikke ling niet gunstig. Het kazernehuis in de Speckgasse te Hamburg, waar Johannes Brahms den 7den Mei 1833 geboren werd, bood geen woning voor meergegoeden en ook het gezin van den hoornist en conti-abassist Johann Jacob Brahms verkeerde in ver van royale omstandigheden. Later werden die wel wat beter, maar toch was Brahms Sr. meer bekend door zijn humor dan door den over vloed van zijn geldmiddelen. Van zijn hu mor getuigt zijn repliek aan den dirigent, die verlangde dat hij sterker zou spelen: „Herr kapellmeister, dat is min kunterbasz, da kann ick so laut up speelen, as ick mag" en zijn beroemd geworden uitspraak: „En reinen Ton up den kunterbasz is en puren Taufall". Vader en moeder Brahms moeten rechtschapen menschen geweest zijn, maar geld hadden ze niet en zoo kwam Johannes met z'n zesde jaar op een bijzondere school, een gebrekkig instituut, waar de plak het voornaamste leermiddel was. Ook de eenigszins schuwe en droomerige. maar vlijtige Johannes bleef daarvan niet verschoond, zoodat hij eindelijk de school eens verzuimde. Eerst na vijf jaren kwam hij op een betere school, een z.g. „burgerschool, waar echter teiTiauwernood zooveel geleerd werd als op de tegenwoordige volksscholen. Maar Brahms leerde er toch zelfs een beetje Fransch. Onderwijl had zijn vader hem les gegeven in de bespeling van viool, hoorn, en cello, zoodat hij reeds vroegtijdig op partij tjes enz. meespelen kon. Piano-onderricht kreeg hij niet, want een klavier was in de woning van Brahms een ongekende luxe. En juist tot het klavkh- ging Johannes' neiging. Zoo ging hij zich bij een collega van zijn va der oefenen. Zijn vorderingen schijnen van dien aard geweest te zijn, dat zijn vader den raad kreeg, hem aan een degelijken pianist toe te vertrouwen. Dies wendde papa Brahms zich tot Otto Cossel en zei tot dezen: „Min Johann soil mïch so viel lehren als Sie, herr Cossel, dann weisz hei genug. Hei will ja so gern klavierspeeler werden". Maar Johannes bleek bij Cossel in goede handen te zijn: de meester was meer dan een handwerksman: hij was een idealistisch voe lend musicus, en zijn onderwijs droeg zulke schoone vruchten, dat Johannes zich reeds op zijn tiende jaar op een concert kon doen hooren in een virtuozenstuk van Herz en eenige Kamermuziekwerken, o.a. het kwintet op. 16 van Beethoven, waarin ook zijn vader meewerkte. Een concertagent wilde toen reeds den vader overreden, den jongen een concerttournee door Amerika te laten maken, maar op het verzet van Cossel stuitte dit af. Dat verzet sproot echter niet uit egoïstische drijfveeren voort: Cossel had slechts het be lang van zijn leerling op het oog, wat temeer daaruit blijkt, dat hij den besten theorie- leeraar van Hamburg. Eduard Marxsen. trachtte over te halen. Johannes als leerling aan te nemen. Marxsen gaf eindelijk gedeel telijk toe en pas later nam hij Johannes ge heel voor zijn rekening. In 1848. toer dus Jo hannes 15 jaar oud was. verklaarde Marxsen het onderwijs voor beëindigd en kon dus Jo hannes zijn eigen weg zoeken. Brahms had ruim 150 werken geschreven voordat hij er een componeerde dat hij als op. 1 durfde publiceeren. De Mis in f min. van Bruckner (Huizen Zo.) is de meest bekende van een drietal, die in druk verschenen en uit de jeugd van den componist afkomstig zijn. Zij wordt als zeer ongelijk in muzikale waarde beschouwd, vooral wat het Credo betreft. Het „Et incar- natus" en het „Benedictus" worden tot de schoonste gedeelten geteld. De Blinde en de Lamme. Een geschiedenis van twee zwervers. Door Melis Stoke Den Haai Leopold's Uitg. Mij. Behalve zijn dagelijksch en wekelijksch journalistiek werk staan op het credit van Herman Salomonson (Melis Stoke) thans een vijftal romans, waarvan deze geschie denis van twee zwervers zeker niet de minste is. De parabel van den blinde en den lamme door den schrijver in een inleiding nog wat uitgewerkt, gaf dezen inderdaad een pak- kenden titel aan de hand. doch de onder titel: een geschiedenis van twee zwervers, geeft den inhoud eenvoudiger en nog zuiver der v/eer. Immers: De Wilde noch Irma zijn blind noch lam, wanneer zij buiten elkanders levensfeer blijven. Waar hun lot hun wegen doet kruisen, en de schrijver hun levens ge durende eenigen tijd doet samengaan, ont staat de verhouding uit de fabel, die berust op een samenwerking van twee eenzijdige krachten van verschillenden oorsprong, die elkaar nu en dan kunnen ondersteunen, doch ongeschikt zijn in elkaar op te gaan, en een eenheid te vormen. Het is de groote verdienste van dit boek die ongeschiktheid op volkomen logische wijze zich te doen ontwikkelen, de vergissing der slachtoffers psychologisch volkomen aanne melijk te maken en daarbij van een menschen kennis van een menschenliefde ook, getuige nis af te leggen, die de waardeering welke wij voor dit boek uitspreken willen, moti- veeren. De schrijver staat zijn schranderen lezer gemakkelijk toe reeds in den aanvang een zwaar hoofd te hebben in het samen gaan die'r zoo gansch verschillende naturen, hij weet ons echter tot aan het einde voor beiden, den man en de vrouw, onze sym pathie te doen bewaren. Voor beide, in-zich- zelf-sterke naturen blijft ons medelijden be staan, ook als zij, dóór elkander, hun zwer versschap hebben leeren kennen, waarvan zij zich tevoren minder bewust waren geweest. Dit dramatisch conflict is door Salomonson ook lit terair-technisch heel knap voorbereid, uitgesponnen en tot een einde gebracht, waarbij tenslotte de lezer nog met een vraag- teeken alleen gelaten wordt. Terwijl dan oovendien de verdere aankleeding van de eigenlijke psychologische botsing vol leven digheid en aantrekkelijkheid zit die het werk tot een zeer goeden roman maken, waarbij den lezer geen tijd gelaten wordt zich te ver velen. De Wildé, een planter die zich door hard werken in onze Oost- een ontzagwekkend ver mogen verworven heeft, doch er zijn vrouw, met wie hij er als jong enthousiast heen getrokken was, verloren heeft, repatrieert na jaren en als man van vijftig. Zonderf direct doel, doch met de wetenschap dat hij zich alles kan veroorloven wat het hart hem ingeeft. Hij is geen bruut; integendeel een beste kerel, die met iedereen het beste voor heeft en met weemoed aan zijn vrouw, zijn eerste makker, terug denka. Een nuchtere vent met een zeer beperkte fantasie, die, als ze werkt, retrospectief is, d.w.z. zich in jeugd herinneringen inspint en liefst die jeugdjaren zou willen reconstrueeren. Een. wat men noemt: coeur d'or. Deze De Wilde ontmoet in Parijs, door een Hollandschen vriend, dien hij op den terugtocht naar patria ontmoette, een Hollandsche vrouw, Irma, die in Parijs woont Irma is gehuwd geweest met een vliegenier uit Soesterberg, die bij een ongeval om het leven gekomen is. Zij heeft bovendien haar klein fortuintje verloren en is moderne, zelfstandige, werkende vrouw naar Parijs gegaan waar zij met allerlei kleine bezighe den zich weet te handhaven. Zij is schrander en scherp in haar denken, laat zich niets wijs maken en maakt zich zelfs niets meer wijs, doch beschikt over een latente fantasie en een laten wij zeggen: artistiek levensbe grip. die haar naast De Wilde geplaatst, tot zijn antipode maken. Zij is het. die het moei lijkste leven heeft, niet door het verschil in bezit doch doordat zij de eenvoudigheid des harten mist, die zijn deel is. Nu zijn de lam me en de blinde geboren. Tevoren stonden ze nog vast op eigen voeten. De Wilde wil Irma beschermen met zijn goed hart en zijn materieele macht, Irma doorziet het hulpe- looze van dien zielsarmen rijkaard en wil hem een kameraad zijn, die hem nog an dere rijkdommen van het- leven ontdekt. Als kameraden beginnen zij den tocht, als ge huwden komen zij in patria, als teleurgestel- den stappen beiden op de laatste pagina van dit boek uit onzen gezichtskring. De hoofdlijn van den inhoud gaf ik hier mee aan. Op de bijpaden vindt de lezer zelf misschien de motieven waarom wij hierbo ven op zoo waardeerende wijze gesproken hebben van de capaciteiten van den schrij ver, die hoofd- en zijlijnen tot een interes sant netwerk van liefderijke menschen- ob servatie gevlochten heeft. Herinneringen van Gecrtruida Carelsen. Tweede Bundel. Haarlem. H. D. Tjeenk Willink en Zoon. Deze tweede bundel, als feestgave op den verjaardag onze negentigjarige stadgenoote haar overhandigd, verlangt geen critische beschouwing, verdient slechts bekeken te worden met die waardeering, waarmee alle ongekunsteld werk bezien wordt, om het even of het ingrijpt in het leven van vandaag, dan wel blijft toeven in de dreven van het lang geleden. Het zijn herinneringen, die tot de laatste categorie derhalve behooren. En ge lukkig is die mensch, wiens herinneringen hem of haar terugvoerei in de sfeer van be langrijke gebeurtenissen, in de omgeving van interessante en hoogstaande menschen. Oud worden op zichzelf is noch een kunst, noch een verdienste, maar oud worden en zelden de gelegenheid verzuimd te hebber, de onuitputtelijke rijkdommen van het eenvou dig bestaande te observceren en te huldigen, i dat is een geluk, voor slechts weinigen weg gelegd. Buiten ons om wordt ons dc gelegen- Volgestort Kapitaal Reserve f 30.000.000.I 0.300.000.— kantoor: HAARLEM KRUISWEG 59 TEL. 13S43 (Adv. Ingez. Med.) heid geschapen, ons eigen leven gericht en doorkruisen bijzondere menschen ons pad. Gelukkig wie, oud geworden, daar dankbaar heid voor voelen kan. En wie de gelegenheid niet verzuimde, zijn leven niet onnut verdeed en zijn ontmoetingen ter eigener volmaking als geestelijk bezit wist te beleggen, dien komt de hulde toe, welke men op hooge feestdagen pleegt te brengen en waarvan een ridderkruis het materieel misschien povere, doch geestelijk toch zinrijke symbool kan zijn. Bij het doorbladeren van dezen bundel proeft men een tijd. die nog niet de felle on rust, de gekweldheid van den onze had. Een keurigheid van uitdrukkingswijze is verloren gegaan en door grooter vrijheid, die soms tot bandeloosheid werd, vervangen. Er is verlies, er is ook gewin. Dc keurigheid bedekte niet altijd scherpte in het oordeel, de vrijheid is niet steeds vrij van onnoodige brutaliteit ge bleken Geertruida Carelsen heeft de ouder- wetsche keurigheid aan een moderner vrij heid weten te verbinden en is van de gebre ken dier qualiteiten verre gebleven. Zij heeft haar eigen versregels in toepassing weten te brengen: Leer van de boomen oud te zijn En nochtans jong te blijven! En dan verstaan wij dien laatsten regel zóó dat zij ook nimmer de allures aannam van jonger te zijn dan zij inderdaad was. Ne varietur. Wij hopen het nog te beleven dat een derde bundel haar op haar honderdsten verjaardag wordt aangeboden. J. H. DE BOIS. Het Tooneel te Amsterdam. CENTRAAL TOONEEL. De jongste Molnar HARMONIE. Franz Molnar heeft zooveel geestige tooneel- stukken geschreven dat zijn Harmonie hem zeker door alle tooneelliefhebbers vergeven zal worden. Want dat deze „familie-idylle met koorzang' overmatig veel geest bevat, zal wel niemand met ernst kunnen volhouden. Het publiek bleef bij de opvoering, welke ik in het Centraal Theater te Amsterdam bijwoon de, zeer koel tegenover dit parodistisch bedoel de stuk en het lijkt mij wel zeker, dat Har monie in ons land geen lang leven beschoren zal zijn. Molnar heeft in dat stuk blijkbaar een loopje willen nemen met de muziek-maniak- ken van het liedertafel-genre, maar hij heeft ditmaal in zijn spot geen maat weten te hou den en daardoor zijn doel voorbij geschoten. Wanneer wij hooren, dat Bela Kornely. de di rigent van de zangvereeniging Harmonie, op den morgen van zijn zilveren jubileum met een gouden lier in het bad zit en wij hem even later als een tweede Orpheus met zijn lier in de hand in een badmantel ten too- neele zien verschijnen, dan weten wij tegelijk wat ons zoo ongeveer te wachten staat: een parodie, maar een parodie, zoo dik opgelegd, dat zij eer flauw dan komisch laat staan geestig is. En dat verwachten wij juist allereerst van een schrijver als Molnar. Molnar toont ons zijn menschen in dit stuk heel den avond door in een bollen spiegel, zóó krom getrokken, dat wij het menschelijke er nauwelijks meer in herkennen en als een schrijver dat doet blijft er van zijn spot ei genlijk al heel weinig over. Caricaturen zijn alle personen in dit stuk. Een caricatuur is Bela Kornely, de dirigent van de zangveree niging Harmonie, die op den dag van zijn zil veren jubileum het duidelijk bewijs levert, dat al zijn theorie van de harmonie, die de muziek in zijn leven schept, louter gezwets is, caricaturen zijn Ilona, zijn vrouw en Vera, zijn dochter, die hem in extatischen jubel be- wierooken, caricaturen ook alle leden der zangvereeniging. die met koorzang telkens weer de stormen in den huize Kornely willen bezweren. Voor één bedrijf zou dit parodis tische misschien wel heel grappig zijn ge weest. maar voor drie bedrijven is het te ver moeiend en al te weinig van inhoud. Drie be drijven enkel dwaze poppen op het tooneel te zien, dat is van onzen goeden wil wat te veel gevraagd. Daarbij verbaasde het mij. dat een. auteur als Molnar de handigste en tech nisch meest geroutineerde misschien van alle tegenwoordige tooneelschrijvers zijn grap je om een familieruzie in koorzang „harmo nisch op te lossen'' aan het slot van elk bedrijf herhaalde. Wat wij den eersten keer als aar dige vondst waardeerden, konden wij de twee de maal toen de verrassing niet meer nieuw was al onmogelijk meer apprecieeren en irriteerde ons hevig, toen het nog eens voor de derde maal aan net slot herhaald werd. Zou deze parodie ooit te Amsterdam in een zoo sterke bezetting nog wel gespeeld zijn geworden, wanneer niet Franz Molnar, maar een Hollandsch schrijver de geestelijke vader ervan ware geweest? Ik betwijfel liet zeer. Wanneer Harmonie geen succes zal worden, dan zal het aan de opvoering zeker niet lig gen, want Het Centraal Tooneel heeft alles gedaan om Molnar's jongste stuk zoo goed mogelijk voor hst voetlicht te brengen. Oscar Tourniaire debuteerde bij dit gezelschap in de rol van Bela Kornely. den dirigent van dc zangvereeniging. Tourniaire is een blijspel kracht van den eersten rang en hij toonde zijn natuurlijk komisch talent ook in deze rol. Toch vroeg ik mij af. of hij in dit stuk het parodistische nog niet sterker had kunnen laten uitkomen. Het was duidelijk, dat hij zich inhield en hij meer naar het blijspel speelde dan naar de klucht, wat anderen zooals Saalborn, Tilly Lus en Rie Gilhuys bij voorbeeld niet deden. En juist de rol van Bela Kornely had meer sterk aangezet en kluchtig gespeeld kunnen worden. Vreesde men misschien voor een al te malle, dwaze vertooning? Ik vermoed, dat Max Pallenberg. die Bela Kornely in Duitschland gespeeld heeft, het er wel dikker opgelegd zal hebben en dat ook een Cor Ruys zich meer zou heb ben laten gaan. Zeker is het. dat er nu door dit verschil in opvatting bij de spelers iets tweeslachtigs in dc opvoering was. Tilly Lus speelde voortreffelijk in geëxal- teerden toon waarin zij toch maat wist te houden Ilona, de tot elke opoffering be reid zijnde vrouw van den dirigent en Rie Gilhuys schroomde niet het caricaturale in de figuur van de dochter scherp te laten uit komen. Een heerlijk kluchtig type gaf Louis Saaborn van Sawitch, de kapper, met de „verrukkelijke" bas en Marie Meunier sloot zich geheel bij dat kluchtige spel aan als Anna. de dienstmaagd. Chris Baay en Mary Dresselhuys speelden fijn-geestig den kap- perssoon en de manicure, die de harmonie in het gezin van Kornely zoo leelijk dreigde te verstoren en Joan Remmelts gaf een mar kante uitbeelding van den schoonzoon, die schoonpapa zoo geheel en al „door" had. Dirk Verbeek speelde voor het eerst in dit milieu in het rolletje van een dokter, die meer ca paciteiten als zanger dan als arts heeft. Cees Laseur. die de regie had gevoerd, heeft zich als speler tevreden gesteld met de rol van den ook al zanglustigen geestelijke en moest zich dus door den aard van zijn rol eenigszins inhouden, wat hij dan ook met fijn begrip deed. Daar er niemand in den huize Kornely geen lid van de zangereeniging Harmonie was, kregen wij de dames en heeren als zangers en zangeressen te hooren. Het was een iust voor het oor en je zoudt zoo zeggen, dat er in Saalborn, Verbeek. Laseur. Tillv Lus en Mary Dresselhuys groote zangtalenten verloren zijn gegaan. Zij zongen met een brio en een en- train, alsof zij heel hun leven niet anders hadden gedaan. J. B. SCHUIL. LUXOR THEATER. „Spaansche passie" en „Moord met voorbedachten rade." Het Luxor-Theater brengt deze week twee hoofdnummers: „Spaansche passie'' en „Moord met voorbedachten rade". De laatste is een detective-film met buitengewoon goede kwaliteiten, zoowel wat betreft het spel als het gegeven en de uitwerking ervan. Den in houd willen wij niet weergeven, het zou de waarde van deze film (die als elke film na tuurlijk ook zwakke plekken heeft) te niet doen. Voldoende zij te vermelden dat het moord met voorbedachten rade is, en toch niet. Hierin ligt juist het mysterieuze en sensa- tioneele van dit detective-drama. Siegfried Arno heeft (als altijd) op de ern stigste oogenblikken weer de gekste opmer kingen, waardoor juist voorkomen wordt dat een film, die alleen maar spannende ont spanning- wil brengen, tot een te zwaarwich tig drama wordt. Hans Brausewetter speelt zijn rol van vriend op voortreffelijke wijze en ook Walter Bilia weet de tot wanhoop gedreven moorde naar goed weer te geven. Gerda Maurus, de al-beminde, verovert harten: van medespe lers en publiek. De commissaris met het eindje sigaar ont breekt niet, evenmin de rinkelende tele foon. het snerpende fluitje en de knallende revolvers. Zij. die in den loop van de week de dage lij ksche beslommeringen een uurtje willen vergeten, kunnen wij een bezoek aan „Moord met voorbedachten rade" zeer aan bevelen. Spaansche passie, de andere hoofdfilm, heeft een „happy end" zoodat iedereen bevre digd is, behalve zij die liever een tragisch slot zien, dan een einde dat geen einde is. Een Engelsche dame zonder geld, die In Spanje een ouden rijken heer moet trouwen, wordt verliefd op een stoeren Bask. die op zijn beurt weer wordt bemind door een lief tallige Baske. De rest laat zich gemakkelijk begrijpen: de Engelsche en de Bask passen niet bij elkaar, doch zij bemint den ouden rijkaard niet. Het scenario heeft er echter wel raad op geweten. Dit neemt echter niet weg, dat de film ook zeer vele goede kwaliteiten bezit, al was het slechts het toonen van enkele Baskische ge woonten. Zij die echter meenen dat Spaan sche passie zich zal uiten in glinsterende dolken, flikkerende oogen, haat. nijd, en moordkomen bedrogen uit. Het Luxor-nieuws is belangwekkend: de kranige Esther de Boer-van Rijk zwemt een baantje (het eerste) en opent het Sportfond- senbad te Arnhem: honderden Graalmeisjes vieren te Schicbroek het vijfde eeuwfeest van St.- Liduise; de S. D. A. P. herdenkt op Houtrust den eersten Mei. en Prinses Juliana viert haar 24sten verjaardag. Een tocht met een punter door Giethoorn's wateren, zal me- nigen liefhebber van het natuurschoon kun nen bekoren. Een aantrekkelijk teekenfilmpje, met nieuwe vindingen, opent het programma. Alles bij elkaar een programma dat waard is gezien te zijn. REMBRANDT THEATER. Madame Butterfly. Eerlijk gezegd is deze film, waarvan zooveel roep uitgaat, voor mij een teleurstelling ge weest. Misschien hebben hiertoe twee herin neringen meegewerkt: de herinnering aan de opera en de herinnering aan de gelijk tijdig in Palace loopende film „De droomende mond". Op zichzelf is het geen bezwaar, dat men een film uit het gegeven van een opera trekt. Heb ik het wel. dan is Puccini's werk op zijn beurt weer aan een tooneelstuk of een ro man ontleend. Wat doet het er toe? Als de roman maar een roman blijft en het tooneel stuk een tooneelstuk, de opera een opera en de film een film. Maar deze film lijkt te weinig op oen film en te veel op de opera. De muziek blijft wel iswaar bescheiden op den achtergrond en de zang beperkt zich tot één enkel liedje van Pinkerton. Maar de actie, die bij een opera ter wille van de muziek vergeten wordt en door haar secundair karakter niet storend werkt, ook als zij onnatuurlijk en dwaas is, is hier in de film opera-actie gebleven. Wel een weinig getemperd, wel aangevuld met en ten deele zelfs opgegaan in filmisch bewegings spel. maar toch geen nieuw genre vormend Door het schimachtige, nevelige van de opnemingen wordt geen eigen effect verkre gen, of het moest zijn een ietwat prikkelbaar stemmende onduidelijkheid, zoowel van dc bedoeling a'-s van het beeld. Er. de situaties van de personen blijven ondanks dit kwasi- oostersche sprookjeskader grof. ja vallen tegen dit tecre decor temeer op door haar onfijne structuur. En bij den aanblik van dit alles komt. die andere film in de gedachte: ook een liefdes tragedie. maar zoozeer als De droomende mond ontroert, zoozeer laat Madame But terfly ons koud. Hier ontbreekt de innerlijk heid. het zuiver doorvoeld zijn. de oprechte weergave, de juiste sfeer. Wat wij bij Madame Butterfly bereiken, is op zijn hoogst, als we toevallig in een Ietwat ontvankelijke stem ming verkeeren. een aandoenlijkheid van het goedkoopste soort. Toch brengt deze film één factor mee. welke den avond tot een gebeurtenis maakt. Dat is het schilderij van Sylvia Sydney's mooie gelaat. Daarnaar kan men de gansche voor stelling kijken zonder iets anders te zien. Dit is waarlijk een juweeltje om te aanschou wen. Hoewel deze actrice geen oosterlinge is, leent ze zich gemakkelijk tot het Japanscho voorkomen. Vermoedelijk zijn daarvoor maar weinig kunstmiddeltjes noodig geweest. Maer niet in dat Japansche ligt haar eigenlijke aantrekkelijkheid. Japanscho of niet. zij '.egt in haar kinderlijk week gelaat dat wonder lijke mysterie van de vrouw in haar volstrekte argelooze overgave. Dit zoet. niet zoetelijk gelaat doet denken aan dat van een heilige. Voor deze Butterfly is de echtgenoot dan ook inderdaad een god: er is geen verschil ln haar aanbidding en toewijding jegens de goden van steen en dezen god van vleesch en bloed. De smartelijke berusting bij het afscheid draagt dit zelfde bovenaarrische karakter. Er ligt in deze zelf vergeten de lief de iets aangrijpend maagelijks en kuisch. Aldus neemt Sylvia Sydney in deze ge stalte een eigen plaats in naast actrlées als Anna May Wong en Elisabeth Bergner. die 't hulpeloos teere. het weerlooze en offervaar dige met haar gemeen hebben. Maar deze twee actrices zijn. elk op haar wijze, sterker van expressie, geladen met heviger tem perament en belangrijker ook om haar in telligentie. We zouden Sylvia Sydney nog eens in een andere rol moeten zien om te kunnen ervaren, of zij over nog meer hoe danigheden beschikt dan die. waarmee zij dit poppe-vrouwtje een zoo aantrekkelijk masker verschaft. Want in het masker meer dan in haar figuur is deze bekoring gelegen. Haar vlin der dans bijv., komt ondanks het geflatteerde silhouet achter het matglas niet boven het middelmatige uit. Vooraf krijgen de bezoekers van het Rem- brandttheater deze week wederom een aar dig Betty Boop-filmpje te zien. dat ditmaal in een chemisch laboratorium speelt. Op het tooneel brengt een drietal jongleurs de glorie rijke dagen van het circus in de herinnering. Fox Movie News verplaatst ons in een werk kamp voor werkloozen uit New York en leert ons. dat dynamiet ook voor productiever doel einden dan oorlog kan dienen. Polygoon laat ons de opening van de hefbrug over de de Oude Maas bijwonen en stelt ons den Schlager-componist Willy Roosen met een tweetal liedjes, persoonlijk voor H. G. CANNEGIETER. CINEMA PALACE. Der traumende Mund met Elisabeth Bergner. Na de zeer waardeerende critiek van Der tramende Mund" die onze lezers reeds hebben kunnen lezen, rest ons slechts hier nog iets te zeggen van het bijprogramma. Na de ope ningsmuziek van het kranige, uit drie man bestaande, orkestje, dat ongeveer zeven in strumenten bespeelt, geven het Ufatoon- journaal en Polygoon hun nieuws. Een aar dige geluidsteekenfilm bracht veel vroolljk- heid in de zaal. Op het tooneel geeft het kwieke danspaar Al. Delpont en Renee eer. viertal dansen, waarvan de toeschouwers Vrijdag bijzonder genoten, dc laatste dans. een soort apachen- dans werd vooral luide toegejuicht. CONCERT DER H- O. V. IN DEN IIOL'T. Programma van het concert in den Hout op Zondag 7 Mei a s. onder leiding van Ma- rinus Adam. 1. Marche et Cortege uit ..La Reine de Saba", Ch. Gounod. 2. Ouvert. „La Fille de Madame Angotf'. Lecocq. 3. Zigeuner liebe (Walzer). Fr. Léhar. 4. Potp. uit de Operette „Die geschicdcne Frau". Leo Fall. 5. Ouverture ..Le Domino Noir". D. F. E. Auber 6. Siamesischc Wachtparadc. P. Lincke. 7. Ballet Egyptien, Luïgini. Totale verdelging van WANDGEDIERTE kakkerlakken, torren, krekels enz. FIRMA H. VAN LOON, Telef. 23037 ZUIVERAARS MARNIXSTRAAT 116, HAARLEM. (Adv. Ingez. Med.) NIEUWE BCZKEN. Vrede als daad door B. de Ligt Tweede deel Het tweede deel van het werk: Vrede als daad door B. de Lig* is verschenen bij van Loghum Slaterus' Uitgeversmaatschappij te Arnhem. In dit deel bespreekt schrijver het geheele werk bevat rie beginselen, ge schiedenis en strijdmothoden van de directe actie tegen oorlog, de actie uit algemeen- religieuse en humanitaire motieven en dc sociale directe actie uit soclalogischc cn uni- versecl-menschclijke motieven. Dc Ligt zet uitvoerig zijn denkbeelden uiteen en doet dit uitstekend gedocumenteerd met citaten en met tallooze voorbeelden van overal. Hij eindigt met te zeggen, dat het werk in de eerste plaats een beroep doet op de vrouwen, het proletariaat en de geklcurden om zich moreel en organisatorisch gereed te maken om in geval van oorlog te staken en tevens om alle krachten ln te spannen bij den strijd ter vestiging van een nieuwe, wereld omvattende maatschappij „waarin voor ruw geweld geen plaats meer wezen zal".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 17