LETTEREN EN KUNST
INCASSO-BANK u
Radiomuziek der week.
EEN VOORBESPREKING
KANTTEEKENINGEN.
HANDELS
CREDIETEN
BIOSCOOP.
I
dooi KAREL DE JONG.
De Brahms-herdenking, die zich vóór een
paar weken begon aan te kondigen, heeft
gaandeweg zulke afmetingen aangenomen,
dat de ernstige muzikale programma's der
komende week er nagenoeg geheel door 'oe
heerscht worden en het moeilijk valt om
daartusschen nog andere belangrijke wer
ken te vinden. Het spreekt van zelf dat
Duitschland het geboorteland van den mees
ter in het aantal herdenkingen bovenaan
staat; het spreekt ook van zelf dat op 7 Mei,
den eigenlijken geboortedatum, de meeste
plaats vinden. Men zie slechts de program
ma's van Zondagavond: Berlijn, Breslau,
Hamburg. Langenberg, Leipzig, München,
Boedapest, Oslo, Weenen, Warschau, Boeka
rest, Praag, Motala, alles brahmst. Merk
waardige coïncidenties zijn daarbij te con-
stateeren. Zoo begint om 7.20 n.rn. te Mün
chen een uitzending met als programma het
tweede pianoconcert en daarna de tweede
symphonie: precies op hetzelfde uur vangt
een uitzending van precies hetzelfde pro
gramma te Weenen aan. De luisteraar zal
nu naar believen achtereenvolgens op Mün
chen en Weenen kunnen omschakelen om te
beoordeelen of Elly Wey dan wel Walther
Rehberg mooier speelt. Nog curieuzer is een
vergelijking tusschen de programma's van
Berlijn en Hamburg. Te Berlijn zal nl. om
7.40 n.m. Georg Kulenkampff met het om
roeporkest onder Eugen Jochum het viool
concert spelen en om 7.20 n.m. vangt te Ham
burg een concert aan waarop dezelfde Georg
Kulenkampff hetzelfde vioolconcert als twee
de nummer met het Norag-orkest onder
Ernst Wendel moet voordragen. Hoe de arme
Kulenkampff hem dat leveren moet is mij
een raadsel. De afstand Berlijn—Hamburg is
per spoor zoo ongeveer 289 K.M. en zelfs een
vlug vliegtuig heeft voor zulk een afstand
toch nog wel een anderhalf uur noodig. Een
blik op de programma's echter leest dat Ku
lenkampff ongeveer om 8 uur te Hamburg
zal moeten beginnen maar dat hij pas on
geveer om 8. u. 15 te Berlijn met de laatste
noten der finale klaar kan zijn. Hij zal dus
moeten inzien naar een vervoermiddel, dat
hem 15 minuten vóór dat hij vertrokken is,
reeds aan de plaats van bestemming afzet.
Een meridiaanverschil, als in Verne's „Reis
om de wereld in 80 dagen" kan hier niet
helpen, want heel Duitschland heeft M. E.
Tijd. Ik voor mij weet er geen oplossing
voor; maar houd me voor vingerwijzingen
aanbevolen. Of zou misschien de eene uit
zending een gramofoonplaat zijn?
Het is wel onnoodig al die Brahms-uitzen-
dingen nog te bespreken. De symphoniën, het
vioolconcert, de beide pianoconcerten, de
twee ouvertures, de Haydn-variaties en ook
de serenades komen ook in andere tijden
vaak op de radioprogramma's voor en het
zelfde is het geval met de meeste kamermu
ziekwerken. zoodat de ernstige luisteraar er
al wel eenigszins mee vertrouwd geacht kan
worden. Het klarinetkwintet op 115 komt niet
zoo vaak tot uitzending; men zal het nu ech
ter Zondag tweemaal, nl. om 5.05 uit Leipzig
en om 8 u. uit Breslau kunnen hoor en en
dat is voor degenen die dit eenigszins duistere
werk beter willen leeren kennen geen over
daad.
De levensgeschiedenis van Brahms leert
alweer dat het werkelijke genie er komt. al
zijn de omstandigheden voor zijn ontwikke
ling niet gunstig. Het kazernehuis in de
Speckgasse te Hamburg, waar Johannes
Brahms den 7den Mei 1833 geboren werd,
bood geen woning voor meergegoeden en ook
het gezin van den hoornist en conti-abassist
Johann Jacob Brahms verkeerde in ver van
royale omstandigheden. Later werden die wel
wat beter, maar toch was Brahms Sr. meer
bekend door zijn humor dan door den over
vloed van zijn geldmiddelen. Van zijn hu
mor getuigt zijn repliek aan den dirigent,
die verlangde dat hij sterker zou spelen:
„Herr kapellmeister, dat is min kunterbasz,
da kann ick so laut up speelen, as ick mag"
en zijn beroemd geworden uitspraak: „En
reinen Ton up den kunterbasz is en puren
Taufall". Vader en moeder Brahms moeten
rechtschapen menschen geweest zijn, maar
geld hadden ze niet en zoo kwam Johannes
met z'n zesde jaar op een bijzondere school,
een gebrekkig instituut, waar de plak het
voornaamste leermiddel was.
Ook de eenigszins schuwe en droomerige.
maar vlijtige Johannes bleef daarvan niet
verschoond, zoodat hij eindelijk de school
eens verzuimde. Eerst na vijf jaren kwam hij
op een betere school, een z.g. „burgerschool,
waar echter teiTiauwernood zooveel geleerd
werd als op de tegenwoordige volksscholen.
Maar Brahms leerde er toch zelfs een beetje
Fransch. Onderwijl had zijn vader hem les
gegeven in de bespeling van viool, hoorn, en
cello, zoodat hij reeds vroegtijdig op partij
tjes enz. meespelen kon. Piano-onderricht
kreeg hij niet, want een klavier was in de
woning van Brahms een ongekende luxe. En
juist tot het klavkh- ging Johannes' neiging.
Zoo ging hij zich bij een collega van zijn va
der oefenen. Zijn vorderingen schijnen van
dien aard geweest te zijn, dat zijn vader den
raad kreeg, hem aan een degelijken pianist
toe te vertrouwen. Dies wendde papa Brahms
zich tot Otto Cossel en zei tot dezen: „Min
Johann soil mïch so viel lehren als Sie, herr
Cossel, dann weisz hei genug. Hei will ja so
gern klavierspeeler werden".
Maar Johannes bleek bij Cossel in goede
handen te zijn: de meester was meer dan een
handwerksman: hij was een idealistisch voe
lend musicus, en zijn onderwijs droeg zulke
schoone vruchten, dat Johannes zich reeds
op zijn tiende jaar op een concert kon doen
hooren in een virtuozenstuk van Herz en
eenige Kamermuziekwerken, o.a. het kwintet
op. 16 van Beethoven, waarin ook zijn vader
meewerkte. Een concertagent wilde toen
reeds den vader overreden, den jongen een
concerttournee door Amerika te laten maken,
maar op het verzet van Cossel stuitte dit af.
Dat verzet sproot echter niet uit egoïstische
drijfveeren voort: Cossel had slechts het be
lang van zijn leerling op het oog, wat temeer
daaruit blijkt, dat hij den besten theorie-
leeraar van Hamburg. Eduard Marxsen.
trachtte over te halen. Johannes als leerling
aan te nemen. Marxsen gaf eindelijk gedeel
telijk toe en pas later nam hij Johannes ge
heel voor zijn rekening. In 1848. toer dus Jo
hannes 15 jaar oud was. verklaarde Marxsen
het onderwijs voor beëindigd en kon dus Jo
hannes zijn eigen weg zoeken.
Brahms had ruim 150 werken geschreven
voordat hij er een componeerde dat hij als
op. 1 durfde publiceeren.
De Mis in f min. van Bruckner (Huizen
Zo.) is de meest bekende van een drietal,
die in druk verschenen en uit de jeugd van
den componist afkomstig zijn. Zij wordt als
zeer ongelijk in muzikale waarde beschouwd,
vooral wat het Credo betreft. Het „Et incar-
natus" en het „Benedictus" worden tot de
schoonste gedeelten geteld.
De Blinde en de Lamme.
Een geschiedenis van
twee zwervers. Door
Melis Stoke Den Haai
Leopold's Uitg. Mij.
Behalve zijn dagelijksch en wekelijksch
journalistiek werk staan op het credit van
Herman Salomonson (Melis Stoke) thans
een vijftal romans, waarvan deze geschie
denis van twee zwervers zeker niet de minste
is. De parabel van den blinde en den lamme
door den schrijver in een inleiding nog wat
uitgewerkt, gaf dezen inderdaad een pak-
kenden titel aan de hand. doch de onder
titel: een geschiedenis van twee zwervers,
geeft den inhoud eenvoudiger en nog zuiver
der v/eer. Immers: De Wilde noch Irma zijn
blind noch lam, wanneer zij buiten elkanders
levensfeer blijven. Waar hun lot hun wegen
doet kruisen, en de schrijver hun levens ge
durende eenigen tijd doet samengaan, ont
staat de verhouding uit de fabel, die berust
op een samenwerking van twee eenzijdige
krachten van verschillenden oorsprong, die
elkaar nu en dan kunnen ondersteunen, doch
ongeschikt zijn in elkaar op te gaan, en een
eenheid te vormen.
Het is de groote verdienste van dit boek die
ongeschiktheid op volkomen logische wijze
zich te doen ontwikkelen, de vergissing der
slachtoffers psychologisch volkomen aanne
melijk te maken en daarbij van een menschen
kennis van een menschenliefde ook, getuige
nis af te leggen, die de waardeering welke
wij voor dit boek uitspreken willen, moti-
veeren. De schrijver staat zijn schranderen
lezer gemakkelijk toe reeds in den aanvang
een zwaar hoofd te hebben in het samen
gaan die'r zoo gansch verschillende naturen,
hij weet ons echter tot aan het einde voor
beiden, den man en de vrouw, onze sym
pathie te doen bewaren. Voor beide, in-zich-
zelf-sterke naturen blijft ons medelijden be
staan, ook als zij, dóór elkander, hun zwer
versschap hebben leeren kennen, waarvan zij
zich tevoren minder bewust waren geweest.
Dit dramatisch conflict is door Salomonson
ook lit terair-technisch heel knap voorbereid,
uitgesponnen en tot een einde gebracht,
waarbij tenslotte de lezer nog met een vraag-
teeken alleen gelaten wordt. Terwijl dan
oovendien de verdere aankleeding van de
eigenlijke psychologische botsing vol leven
digheid en aantrekkelijkheid zit die het werk
tot een zeer goeden roman maken, waarbij
den lezer geen tijd gelaten wordt zich te ver
velen.
De Wildé, een planter die zich door hard
werken in onze Oost- een ontzagwekkend ver
mogen verworven heeft, doch er zijn vrouw,
met wie hij er als jong enthousiast heen
getrokken was, verloren heeft, repatrieert
na jaren en als man van vijftig. Zonderf
direct doel, doch met de wetenschap dat hij
zich alles kan veroorloven wat het hart hem
ingeeft. Hij is geen bruut; integendeel een
beste kerel, die met iedereen het beste voor
heeft en met weemoed aan zijn vrouw, zijn
eerste makker, terug denka. Een nuchtere
vent met een zeer beperkte fantasie, die, als
ze werkt, retrospectief is, d.w.z. zich in jeugd
herinneringen inspint en liefst die jeugdjaren
zou willen reconstrueeren. Een. wat men
noemt: coeur d'or. Deze De Wilde ontmoet
in Parijs, door een Hollandschen vriend, dien
hij op den terugtocht naar patria ontmoette,
een Hollandsche vrouw, Irma, die in Parijs
woont
Irma is gehuwd geweest met een vliegenier
uit Soesterberg, die bij een ongeval om het
leven gekomen is. Zij heeft bovendien haar
klein fortuintje verloren en is moderne,
zelfstandige, werkende vrouw naar Parijs
gegaan waar zij met allerlei kleine bezighe
den zich weet te handhaven. Zij is schrander
en scherp in haar denken, laat zich niets wijs
maken en maakt zich zelfs niets meer wijs,
doch beschikt over een latente fantasie en
een laten wij zeggen: artistiek levensbe
grip. die haar naast De Wilde geplaatst, tot
zijn antipode maken. Zij is het. die het moei
lijkste leven heeft, niet door het verschil in
bezit doch doordat zij de eenvoudigheid des
harten mist, die zijn deel is. Nu zijn de lam
me en de blinde geboren. Tevoren stonden
ze nog vast op eigen voeten. De Wilde wil
Irma beschermen met zijn goed hart en zijn
materieele macht, Irma doorziet het hulpe-
looze van dien zielsarmen rijkaard en wil
hem een kameraad zijn, die hem nog an
dere rijkdommen van het- leven ontdekt. Als
kameraden beginnen zij den tocht, als ge
huwden komen zij in patria, als teleurgestel-
den stappen beiden op de laatste pagina
van dit boek uit onzen gezichtskring.
De hoofdlijn van den inhoud gaf ik hier
mee aan. Op de bijpaden vindt de lezer zelf
misschien de motieven waarom wij hierbo
ven op zoo waardeerende wijze gesproken
hebben van de capaciteiten van den schrij
ver, die hoofd- en zijlijnen tot een interes
sant netwerk van liefderijke menschen- ob
servatie gevlochten heeft.
Herinneringen van Gecrtruida
Carelsen. Tweede Bundel.
Haarlem. H. D. Tjeenk Willink en
Zoon.
Deze tweede bundel, als feestgave op den
verjaardag onze negentigjarige stadgenoote
haar overhandigd, verlangt geen critische
beschouwing, verdient slechts bekeken te
worden met die waardeering, waarmee alle
ongekunsteld werk bezien wordt, om het even
of het ingrijpt in het leven van vandaag, dan
wel blijft toeven in de dreven van het lang
geleden. Het zijn herinneringen, die tot de
laatste categorie derhalve behooren. En ge
lukkig is die mensch, wiens herinneringen
hem of haar terugvoerei in de sfeer van be
langrijke gebeurtenissen, in de omgeving
van interessante en hoogstaande menschen.
Oud worden op zichzelf is noch een kunst,
noch een verdienste, maar oud worden en
zelden de gelegenheid verzuimd te hebber, de
onuitputtelijke rijkdommen van het eenvou
dig bestaande te observceren en te huldigen, i
dat is een geluk, voor slechts weinigen weg
gelegd. Buiten ons om wordt ons dc gelegen-
Volgestort Kapitaal Reserve
f 30.000.000.I 0.300.000.—
kantoor: HAARLEM
KRUISWEG 59 TEL. 13S43
(Adv. Ingez. Med.)
heid geschapen, ons eigen leven gericht en
doorkruisen bijzondere menschen ons pad.
Gelukkig wie, oud geworden, daar dankbaar
heid voor voelen kan. En wie de gelegenheid
niet verzuimde, zijn leven niet onnut verdeed
en zijn ontmoetingen ter eigener volmaking
als geestelijk bezit wist te beleggen, dien
komt de hulde toe, welke men op hooge
feestdagen pleegt te brengen en waarvan een
ridderkruis het materieel misschien povere,
doch geestelijk toch zinrijke symbool kan
zijn.
Bij het doorbladeren van dezen bundel
proeft men een tijd. die nog niet de felle on
rust, de gekweldheid van den onze had. Een
keurigheid van uitdrukkingswijze is verloren
gegaan en door grooter vrijheid, die soms tot
bandeloosheid werd, vervangen. Er is verlies,
er is ook gewin. Dc keurigheid bedekte niet
altijd scherpte in het oordeel, de vrijheid is
niet steeds vrij van onnoodige brutaliteit ge
bleken Geertruida Carelsen heeft de ouder-
wetsche keurigheid aan een moderner vrij
heid weten te verbinden en is van de gebre
ken dier qualiteiten verre gebleven. Zij heeft
haar eigen versregels in toepassing weten te
brengen:
Leer van de boomen oud te zijn
En nochtans jong te blijven!
En dan verstaan wij dien laatsten regel zóó
dat zij ook nimmer de allures aannam van
jonger te zijn dan zij inderdaad was. Ne
varietur. Wij hopen het nog te beleven dat
een derde bundel haar op haar honderdsten
verjaardag wordt aangeboden.
J. H. DE BOIS.
Het Tooneel te Amsterdam.
CENTRAAL TOONEEL.
De jongste Molnar
HARMONIE.
Franz Molnar heeft zooveel geestige tooneel-
stukken geschreven dat zijn Harmonie hem
zeker door alle tooneelliefhebbers vergeven zal
worden. Want dat deze „familie-idylle met
koorzang' overmatig veel geest bevat, zal wel
niemand met ernst kunnen volhouden. Het
publiek bleef bij de opvoering, welke ik in
het Centraal Theater te Amsterdam bijwoon
de, zeer koel tegenover dit parodistisch bedoel
de stuk en het lijkt mij wel zeker, dat Har
monie in ons land geen lang leven beschoren
zal zijn.
Molnar heeft in dat stuk blijkbaar een
loopje willen nemen met de muziek-maniak-
ken van het liedertafel-genre, maar hij heeft
ditmaal in zijn spot geen maat weten te hou
den en daardoor zijn doel voorbij geschoten.
Wanneer wij hooren, dat Bela Kornely. de di
rigent van de zangvereeniging Harmonie, op
den morgen van zijn zilveren jubileum met
een gouden lier in het bad zit en wij hem
even later als een tweede Orpheus met zijn
lier in de hand in een badmantel ten too-
neele zien verschijnen, dan weten wij tegelijk
wat ons zoo ongeveer te wachten staat: een
parodie, maar een parodie, zoo dik opgelegd,
dat zij eer flauw dan komisch laat staan
geestig is. En dat verwachten wij juist
allereerst van een schrijver als Molnar.
Molnar toont ons zijn menschen in dit stuk
heel den avond door in een bollen spiegel, zóó
krom getrokken, dat wij het menschelijke er
nauwelijks meer in herkennen en als een
schrijver dat doet blijft er van zijn spot ei
genlijk al heel weinig over. Caricaturen zijn
alle personen in dit stuk. Een caricatuur is
Bela Kornely, de dirigent van de zangveree
niging Harmonie, die op den dag van zijn zil
veren jubileum het duidelijk bewijs levert,
dat al zijn theorie van de harmonie, die de
muziek in zijn leven schept, louter gezwets is,
caricaturen zijn Ilona, zijn vrouw en Vera,
zijn dochter, die hem in extatischen jubel be-
wierooken, caricaturen ook alle leden der
zangvereeniging. die met koorzang telkens
weer de stormen in den huize Kornely willen
bezweren. Voor één bedrijf zou dit parodis
tische misschien wel heel grappig zijn ge
weest. maar voor drie bedrijven is het te ver
moeiend en al te weinig van inhoud. Drie be
drijven enkel dwaze poppen op het tooneel te
zien, dat is van onzen goeden wil wat te veel
gevraagd. Daarbij verbaasde het mij. dat een.
auteur als Molnar de handigste en tech
nisch meest geroutineerde misschien van alle
tegenwoordige tooneelschrijvers zijn grap
je om een familieruzie in koorzang „harmo
nisch op te lossen'' aan het slot van elk bedrijf
herhaalde. Wat wij den eersten keer als aar
dige vondst waardeerden, konden wij de twee
de maal toen de verrassing niet meer
nieuw was al onmogelijk meer apprecieeren
en irriteerde ons hevig, toen het nog eens voor
de derde maal aan net slot herhaald werd.
Zou deze parodie ooit te Amsterdam in
een zoo sterke bezetting nog wel gespeeld
zijn geworden, wanneer niet Franz Molnar,
maar een Hollandsch schrijver de geestelijke
vader ervan ware geweest? Ik betwijfel liet
zeer.
Wanneer Harmonie geen succes zal worden,
dan zal het aan de opvoering zeker niet lig
gen, want Het Centraal Tooneel heeft alles
gedaan om Molnar's jongste stuk zoo goed
mogelijk voor hst voetlicht te brengen. Oscar
Tourniaire debuteerde bij dit gezelschap in
de rol van Bela Kornely. den dirigent van dc
zangvereeniging. Tourniaire is een blijspel
kracht van den eersten rang en hij toonde
zijn natuurlijk komisch talent ook in deze rol.
Toch vroeg ik mij af. of hij in dit stuk het
parodistische nog niet sterker had kunnen
laten uitkomen. Het was duidelijk, dat hij
zich inhield en hij meer naar het blijspel
speelde dan naar de klucht, wat anderen
zooals Saalborn, Tilly Lus en Rie Gilhuys bij
voorbeeld niet deden. En juist de rol van
Bela Kornely had meer sterk aangezet en
kluchtig gespeeld kunnen worden. Vreesde
men misschien voor een al te malle, dwaze
vertooning? Ik vermoed, dat Max Pallenberg.
die Bela Kornely in Duitschland gespeeld
heeft, het er wel dikker opgelegd zal hebben
en dat ook een Cor Ruys zich meer zou heb
ben laten gaan. Zeker is het. dat er nu door
dit verschil in opvatting bij de spelers iets
tweeslachtigs in dc opvoering was.
Tilly Lus speelde voortreffelijk in geëxal-
teerden toon waarin zij toch maat wist te
houden Ilona, de tot elke opoffering be
reid zijnde vrouw van den dirigent en Rie
Gilhuys schroomde niet het caricaturale in
de figuur van de dochter scherp te laten uit
komen. Een heerlijk kluchtig type gaf Louis
Saaborn van Sawitch, de kapper, met de
„verrukkelijke" bas en Marie Meunier sloot
zich geheel bij dat kluchtige spel aan als
Anna. de dienstmaagd. Chris Baay en Mary
Dresselhuys speelden fijn-geestig den kap-
perssoon en de manicure, die de harmonie in
het gezin van Kornely zoo leelijk dreigde te
verstoren en Joan Remmelts gaf een mar
kante uitbeelding van den schoonzoon, die
schoonpapa zoo geheel en al „door" had. Dirk
Verbeek speelde voor het eerst in dit milieu
in het rolletje van een dokter, die meer ca
paciteiten als zanger dan als arts heeft. Cees
Laseur. die de regie had gevoerd, heeft zich
als speler tevreden gesteld met de rol van
den ook al zanglustigen geestelijke en
moest zich dus door den aard van zijn rol
eenigszins inhouden, wat hij dan ook met fijn
begrip deed.
Daar er niemand in den huize Kornely geen
lid van de zangereeniging Harmonie was,
kregen wij de dames en heeren als zangers
en zangeressen te hooren. Het was een iust
voor het oor en je zoudt zoo zeggen, dat er in
Saalborn, Verbeek. Laseur. Tillv Lus en Mary
Dresselhuys groote zangtalenten verloren zijn
gegaan. Zij zongen met een brio en een en-
train, alsof zij heel hun leven niet anders
hadden gedaan.
J. B. SCHUIL.
LUXOR THEATER.
„Spaansche passie" en „Moord
met voorbedachten rade."
Het Luxor-Theater brengt deze week twee
hoofdnummers: „Spaansche passie'' en
„Moord met voorbedachten rade". De laatste
is een detective-film met buitengewoon goede
kwaliteiten, zoowel wat betreft het spel als
het gegeven en de uitwerking ervan. Den in
houd willen wij niet weergeven, het zou de
waarde van deze film (die als elke film na
tuurlijk ook zwakke plekken heeft) te niet
doen. Voldoende zij te vermelden dat het
moord met voorbedachten rade is, en
toch niet.
Hierin ligt juist het mysterieuze en sensa-
tioneele van dit detective-drama.
Siegfried Arno heeft (als altijd) op de ern
stigste oogenblikken weer de gekste opmer
kingen, waardoor juist voorkomen wordt dat
een film, die alleen maar spannende ont
spanning- wil brengen, tot een te zwaarwich
tig drama wordt.
Hans Brausewetter speelt zijn rol van
vriend op voortreffelijke wijze en ook Walter
Bilia weet de tot wanhoop gedreven moorde
naar goed weer te geven. Gerda Maurus, de
al-beminde, verovert harten: van medespe
lers en publiek.
De commissaris met het eindje sigaar ont
breekt niet, evenmin de rinkelende tele
foon. het snerpende fluitje en de knallende
revolvers.
Zij. die in den loop van de week de dage
lij ksche beslommeringen een uurtje willen
vergeten, kunnen wij een bezoek aan
„Moord met voorbedachten rade" zeer aan
bevelen.
Spaansche passie, de andere hoofdfilm,
heeft een „happy end" zoodat iedereen bevre
digd is, behalve zij die liever een tragisch
slot zien, dan een einde dat geen einde is.
Een Engelsche dame zonder geld, die In
Spanje een ouden rijken heer moet trouwen,
wordt verliefd op een stoeren Bask. die op
zijn beurt weer wordt bemind door een lief
tallige Baske. De rest laat zich gemakkelijk
begrijpen: de Engelsche en de Bask passen
niet bij elkaar, doch zij bemint den ouden
rijkaard niet. Het scenario heeft er echter
wel raad op geweten.
Dit neemt echter niet weg, dat de film ook
zeer vele goede kwaliteiten bezit, al was het
slechts het toonen van enkele Baskische ge
woonten. Zij die echter meenen dat Spaan
sche passie zich zal uiten in glinsterende
dolken, flikkerende oogen, haat. nijd, en
moordkomen bedrogen uit.
Het Luxor-nieuws is belangwekkend: de
kranige Esther de Boer-van Rijk zwemt een
baantje (het eerste) en opent het Sportfond-
senbad te Arnhem: honderden Graalmeisjes
vieren te Schicbroek het vijfde eeuwfeest van
St.- Liduise; de S. D. A. P. herdenkt op
Houtrust den eersten Mei. en Prinses Juliana
viert haar 24sten verjaardag. Een tocht met
een punter door Giethoorn's wateren, zal me-
nigen liefhebber van het natuurschoon kun
nen bekoren.
Een aantrekkelijk teekenfilmpje, met
nieuwe vindingen, opent het programma.
Alles bij elkaar een programma dat waard
is gezien te zijn.
REMBRANDT THEATER.
Madame Butterfly.
Eerlijk gezegd is deze film, waarvan zooveel
roep uitgaat, voor mij een teleurstelling ge
weest. Misschien hebben hiertoe twee herin
neringen meegewerkt: de herinnering aan
de opera en de herinnering aan de gelijk
tijdig in Palace loopende film „De droomende
mond".
Op zichzelf is het geen bezwaar, dat men
een film uit het gegeven van een opera trekt.
Heb ik het wel. dan is Puccini's werk op zijn
beurt weer aan een tooneelstuk of een ro
man ontleend. Wat doet het er toe? Als de
roman maar een roman blijft en het tooneel
stuk een tooneelstuk, de opera een opera en
de film een film.
Maar deze film lijkt te weinig op oen film
en te veel op de opera. De muziek blijft wel
iswaar bescheiden op den achtergrond en de
zang beperkt zich tot één enkel liedje van
Pinkerton. Maar de actie, die bij een opera
ter wille van de muziek vergeten wordt en
door haar secundair karakter niet storend
werkt, ook als zij onnatuurlijk en dwaas is, is
hier in de film opera-actie gebleven. Wel een
weinig getemperd, wel aangevuld met en ten
deele zelfs opgegaan in filmisch bewegings
spel. maar toch geen nieuw genre vormend
Door het schimachtige, nevelige van de
opnemingen wordt geen eigen effect verkre
gen, of het moest zijn een ietwat prikkelbaar
stemmende onduidelijkheid, zoowel van dc
bedoeling a'-s van het beeld. Er. de situaties
van de personen blijven ondanks dit kwasi-
oostersche sprookjeskader grof. ja vallen
tegen dit tecre decor temeer op door haar
onfijne structuur.
En bij den aanblik van dit alles komt. die
andere film in de gedachte: ook een liefdes
tragedie. maar zoozeer als De droomende
mond ontroert, zoozeer laat Madame But
terfly ons koud. Hier ontbreekt de innerlijk
heid. het zuiver doorvoeld zijn. de oprechte
weergave, de juiste sfeer. Wat wij bij Madame
Butterfly bereiken, is op zijn hoogst, als we
toevallig in een Ietwat ontvankelijke stem
ming verkeeren. een aandoenlijkheid van het
goedkoopste soort.
Toch brengt deze film één factor mee. welke
den avond tot een gebeurtenis maakt. Dat
is het schilderij van Sylvia Sydney's mooie
gelaat. Daarnaar kan men de gansche voor
stelling kijken zonder iets anders te zien. Dit
is waarlijk een juweeltje om te aanschou
wen.
Hoewel deze actrice geen oosterlinge is,
leent ze zich gemakkelijk tot het Japanscho
voorkomen. Vermoedelijk zijn daarvoor maar
weinig kunstmiddeltjes noodig geweest. Maer
niet in dat Japansche ligt haar eigenlijke
aantrekkelijkheid. Japanscho of niet. zij '.egt
in haar kinderlijk week gelaat dat wonder
lijke mysterie van de vrouw in haar volstrekte
argelooze overgave. Dit zoet. niet zoetelijk
gelaat doet denken aan dat van een heilige.
Voor deze Butterfly is de echtgenoot dan
ook inderdaad een god: er is geen verschil
ln haar aanbidding en toewijding jegens de
goden van steen en dezen god van vleesch
en bloed. De smartelijke berusting bij het
afscheid draagt dit zelfde bovenaarrische
karakter. Er ligt in deze zelf vergeten de lief
de iets aangrijpend maagelijks en kuisch.
Aldus neemt Sylvia Sydney in deze ge
stalte een eigen plaats in naast actrlées als
Anna May Wong en Elisabeth Bergner. die 't
hulpeloos teere. het weerlooze en offervaar
dige met haar gemeen hebben. Maar deze
twee actrices zijn. elk op haar wijze, sterker
van expressie, geladen met heviger tem
perament en belangrijker ook om haar in
telligentie. We zouden Sylvia Sydney nog
eens in een andere rol moeten zien om te
kunnen ervaren, of zij over nog meer hoe
danigheden beschikt dan die. waarmee zij dit
poppe-vrouwtje een zoo aantrekkelijk masker
verschaft.
Want in het masker meer dan in haar
figuur is deze bekoring gelegen. Haar vlin
der dans bijv., komt ondanks het geflatteerde
silhouet achter het matglas niet boven het
middelmatige uit.
Vooraf krijgen de bezoekers van het Rem-
brandttheater deze week wederom een aar
dig Betty Boop-filmpje te zien. dat ditmaal
in een chemisch laboratorium speelt. Op het
tooneel brengt een drietal jongleurs de glorie
rijke dagen van het circus in de herinnering.
Fox Movie News verplaatst ons in een werk
kamp voor werkloozen uit New York en leert
ons. dat dynamiet ook voor productiever doel
einden dan oorlog kan dienen. Polygoon laat
ons de opening van de hefbrug over de
de Oude Maas bijwonen en stelt ons den
Schlager-componist Willy Roosen met een
tweetal liedjes, persoonlijk voor
H. G. CANNEGIETER.
CINEMA PALACE.
Der traumende Mund met
Elisabeth Bergner.
Na de zeer waardeerende critiek van Der
tramende Mund" die onze lezers reeds hebben
kunnen lezen, rest ons slechts hier nog iets
te zeggen van het bijprogramma. Na de ope
ningsmuziek van het kranige, uit drie man
bestaande, orkestje, dat ongeveer zeven in
strumenten bespeelt, geven het Ufatoon-
journaal en Polygoon hun nieuws. Een aar
dige geluidsteekenfilm bracht veel vroolljk-
heid in de zaal.
Op het tooneel geeft het kwieke danspaar
Al. Delpont en Renee eer. viertal dansen,
waarvan de toeschouwers Vrijdag bijzonder
genoten, dc laatste dans. een soort apachen-
dans werd vooral luide toegejuicht.
CONCERT DER H- O. V. IN DEN IIOL'T.
Programma van het concert in den Hout
op Zondag 7 Mei a s. onder leiding van Ma-
rinus Adam.
1. Marche et Cortege uit ..La Reine de Saba",
Ch. Gounod.
2. Ouvert. „La Fille de Madame Angotf'.
Lecocq.
3. Zigeuner liebe (Walzer). Fr. Léhar.
4. Potp. uit de Operette „Die geschicdcne
Frau". Leo Fall.
5. Ouverture ..Le Domino Noir". D. F. E. Auber
6. Siamesischc Wachtparadc. P. Lincke.
7. Ballet Egyptien, Luïgini.
Totale verdelging van
WANDGEDIERTE
kakkerlakken, torren, krekels enz.
FIRMA H. VAN LOON, Telef. 23037
ZUIVERAARS
MARNIXSTRAAT 116, HAARLEM.
(Adv. Ingez. Med.)
NIEUWE BCZKEN.
Vrede als daad
door B. de Ligt
Tweede deel
Het tweede deel van het werk: Vrede als
daad door B. de Lig* is verschenen bij van
Loghum Slaterus' Uitgeversmaatschappij te
Arnhem. In dit deel bespreekt schrijver het
geheele werk bevat rie beginselen, ge
schiedenis en strijdmothoden van de directe
actie tegen oorlog, de actie uit algemeen-
religieuse en humanitaire motieven en dc
sociale directe actie uit soclalogischc cn uni-
versecl-menschclijke motieven. Dc Ligt zet
uitvoerig zijn denkbeelden uiteen en doet dit
uitstekend gedocumenteerd met citaten en
met tallooze voorbeelden van overal.
Hij eindigt met te zeggen, dat het werk
in de eerste plaats een beroep doet op de
vrouwen, het proletariaat en de geklcurden
om zich moreel en organisatorisch gereed te
maken om in geval van oorlog te staken en
tevens om alle krachten ln te spannen bij
den strijd ter vestiging van een nieuwe, wereld
omvattende maatschappij „waarin voor ruw
geweld geen plaats meer wezen zal".