Mysterieus drama te Middelbeers. - Een roofoverval te Rotterdam. DRAG HARLAN RIJKSMINISTER GOEBBELS heeft te Berlijn voor leiders der Duit» ■che theaters een uiteenzetting gegeven van de taak van het Duitsche theater. in DEN NACHT van Dinsdag op Woensdag is in een greppel in het bosch nabij Oirschot onder verdachte omstandigheden het lijk gevon den van den landbouwer Dicker uit Middelbeers, zoodat aan misdaad wordt gedacht. - Het parket uit den Bosch arriveert op de plek des onheils. IN HET HUWELIJKSBOOTJE. - De heer N. Helsloot en mej. H. Schreurs zijn Woensdag per boot naar de kerk aan den Postjesweg te Amsterdam ge varen, om daar in het huwelijk te treden. Het bruidspaar in de versierde boot. GRETA GARBO schijnt de fotografen niet meer te ontvluchten. De filmdiva bij aankomst te San Diego in Californie. OP DE ALGEMEENE BEGRAAFPLAATS te den Haag is Woensdag het stof felijk overschot van den bekenden wielrenner F. Ccurremans. die tengevolge van een val op dc Rijswijksche wielerbaan om het Ie kwam. eer aarde besteld. Clubgcnooten van den overledene dragen dc u- grafwaarts. DE IJZERWINKEL aan de Maretakstraat te Rotterdam, waarin Dinsdagmiddag een laffe roofoverval plaats vond op de 5&-jarigc winkelierster G. Letink. de bekende fransche auteur and.. m.urois. tiidens xijn pr j" tp RLITVEN. - De Enqelsche militaire instructeurs nemen aan een intensiever! cursus rt>rt? welke hii Woensdagavond hield voor dc vereenigmg „Nederland- ^/JVI tfL X J. J j Frankrijk" in het Amstcl Hotel te Amsterdam. dzA alvOI'&US bllü tQClk VClll OndeiTlchtllig tC D€ginUeil. FEUILLETON door CHARLES ALDEN SELTZER Naar het Amerikaansch door HENRI VAN DE WEG. De man droeg een geweer. De ruiter zag het glinsteren in zijn hand; in een oogwenk was de ruiter weer uit het zadel en wierp hij zich neer achter een zandhoop, zijn eigen geweer in den aanslag, en gericht op den top van de rots in de verte. De ruiter wachtte, turend over den loop van zijn wapen, terwijl Fantoom, als begreep hij wat er op het spel stond zich een eindweegs verwijderde en een schuilplaats zocht. De ruiter wachtte op den kogel, die Hin tend zou komen in zijn richting. Even later hoorde hij de losbranding van een geweer; aan den rook zag hij, dat de kogel naar beneden was gericht, alsof de man schoot op iets, dat zich onder hem bevond. De ruiter drukte zijn vinger op den trekker, toen hij den rook zag. Hij schoot echter niet. omdat de man hem niet aanviel; weer schoot de man opnieuw schoot de man op nieuw naar beneden en verbaasd staarde de ruiter voor zich uit. „Heeft er geen idee van. dat ik hier ben! mompelde hij. „en dat, terwijl ik al klaar sta, hem aan zijn eindje te helpen!" Hij ging op zijn knieën zitten en tuurde voor zich uit. Weer schoot de man op de rots naar beneden en in antwoord hierop kringelde een rookwolk op bij den voet van de rots. De ruier stond op en zocht naar be weging bij den voet. Daar kroop een andere man. Dit was echter niet degene, op wien ée -kerel schoot van den top van de rots af, want rookwolkjes uit een wapen in diens hand, wezen horizontaal. Daaruit constateerde de ruiter, dat beide mannen schoten op iemand, die zich verder op bij de rots bevond. Hij rende naar Fan toom en sprong in het zadel. Toen zeide hij kortaf „Het zijn blanken, Fantoom, die een onder ling heibeltje uitschieten. We zullen maar eens gaan kijken of het eerlijk spel is!" HOOFDSTUK II. DE NAAM. Fantoom bewoog zich snel, doch behoed zaam. Het zwarte paard scheen van den ruiter waakzaamheid te hebben geleerd. Het eerste gedeelte naar de rots legde hij af in galop, maar toen hij de omgeving naderde, waar de rotsen oprezen, temperde hij zijn snelheid en draafde voort, de ooren gespitst, de oogen wijd open, en snuivend of hij on raad bevroedde. De ruiter kende zijn paard en deed geen poging het te leiden. Hij wist., dat Fantoom op zijn hoede was voor elke vijandelijke be weging van de zijde dergenen, die aan het schieten waren; het dier zou op het eerste teeken van gevaar doen, wat de omstandig heden geboden. De man op den top van de rots schoot nog van tijd tot tijd. De ruiter kreeg den indruk, dat 's mans doelwit moeilijk te treffen moest zijn of verborgen, want de schutter toonde zich in hooge mate geïrriteerd. Ook de andere schoot nog steeds. De ruiter merkt op. dat deze evenmin zijn doel bereikte, want toen hij dichter bij kwam, hoorde hij den man vloeken. Geen van beiden hoorden het paard nade ren over het woestijnzand, hoewel de ruiter hen beiden duidelijk zag. Hij stuurde zoo. dat zij met hun rug naar hem toe stonden geen vijftien meter van hem af. i En zoo verdiept waren zij in hun werk, dat ze zelfs het grimmig lachen van den ruiter niet opmerkten, toen deze zijn zwarte paard tot staan bracht en rustig bleef zitten in het zadel, een zware revolver in elke hand. De ruiter merkte op, dat de rots bestond uit een geweldig blok graniet, verweerd dooi de elementen. De werking van het eeuwig bewegende hand had een onregelmatig ge- vprmd hol geschuurd in den zuidelijken muur. De man op den top lag plat en leunde zoo ver mogelijk over den rand om te schie ten. De andere drukte zich tegen den gra nietmuur, en schoot zoo nu en dan. De ruiter werd nieuwsgierig. Terzijde zag hij, geen honderd meter van zich af. twee paarden. Zij stonden in een inzinking van het ter rein achter een zandhelling zoodat hij de die ren tevoren niet had kunnen opmerken. Het zien van de paarden bracht een glim lach op het gelaat van den ruiter. Hij had eerst gedacht, dat de mannen schoten op een derde, maar hel feit, dat er slechts twee paarden waren, bewees, dat hij zich vergiste. Niemand zou zoo dwaas zijn, te trachten, de de woestijn te voet te doorkruisen en tenzij het dier eigendom was van een vriend, zou hij niet wagen, een paard van een ander te bestijgen. Het scheen dan ook wel vast te staan, dat de beide mannen niet schoten op een mensch. Overtuigd zoodoende, dat ze een of ander dier in het nauw hadden gebracht en bang waren, het openlijk te bestrijden, lachte de ruiter luidkeels en riep hij op sarcastischen toon den mannen toe: „Zijn jelui bang? Geef hem wat meer ruimte, dan probeert hij weg te komen. Mis schien wel om een aanval te wagen op die mooie paardjes". Beide mannen draaiden zich terzelfder tijd om. De man, die bij den voet van de rots stond grauwde, nadat hij bekomen was van zijn eerste verbazing; de ander vloog op, doch verloor zijn evenwicht, toen hij het stem geluid van den ruiter hoorde, gleed uit en tuimelde naar beneden, vloekend en kreu nend. totdat hij in de onmiddellijke nabij heid van den ruiter te land kwam. Zittend in het zand. staarde hij den nieuw aangekomene aan. Geen van beiden verroerde zich na de on willige beweging, die gevolgd was op hun verbazing. De man bij de rots stoncl nog in dezelfde positie als op het oogenblik, waarop hij zich omwendde. De revolver in de rechter hand was gedrukte tegen zijn heup, de loop in de richting van den ruiter. Maar over het gezicht van den man kwam een snelle ver andering. Alle kleur week, de mond ging open en zijn oogen stonden star van vrees en ver verschrikking. De ruiter keek hem aan met een blik waar in herkennen en verachting merkbaar werd; de man liet zijn armen langs het lichaam zinken en leunde tegen de rots. .Drag Harlan", kreunde hij heesch. De ruiter keek hem aan, de oogen glinste rend van triomf, een verachtelijke trek om de lippen. Vreugde overheerschtc, maar er was haat in zijn blik. De revolvers in zijn hand lagen vast toen zijn polsspieren zich spanden; hij lette scherp op beide mannen, al keek hij schijnbaar slechts naar dengene, die stond. Maar ook den zittende zag hij. Nu ontstond een stilte een diepe, drei gende stilte, die een onafwendbare bedrei ging in zich sloot. De zittende man verstrakte, begrijpende hoe weldra dood zou heerschen; degene, die stond, deinsde eenigszins achter uit en staarde naar de revolver in zijn rech terhand. ,De ruiter zag het en grijnslachte. „Hoe dat handje waar het is. Dolver", waarschuwde hij. „Je had bepaald niet ge dacht dat wei elkaar zoo gauw zouden terug zien?" Hij lachte, terwijl de ander zich kromde van angst, het gelaat doodsbleek; zijn oogen als gebiologeerd naar den ruiter. „Dolver, wist je niet, dat ik je hébben moest, toen je mijn kleinen kameraad Davey Langan vermoordde?", hernam de ruiter in langzame, dralende fluistering. „Je schoot hem in den rug. je gaf hem geen kans. Ik zal jou een gelegenheid geven om het uit te vechten als een man, met het gezicht naar me toe. Licht op die hand!" Br kwam geen verandering over hem. ter wijl hij keek naar den man, dien hij aan sprak als Dolver. Er was geen verandering in die koude, harde oogen. toen hij zag. hoe de arm van den man zich spande en met een vlugge, klauwachtige beweging de revolver op hem werd gericht. Maar als een grauw klonk zijn stem. toen zijn kogel den man trof in de volle borst; ironisch glimlachte hij, omdat Dolver's wapen afging en de kogel wat zand opwierp bij de voorpooten van Fantoom. Zijn oogen lieten Dolver niet los. terwijl deze de revolver liet vallen en naar zijn borst greep; schijnbaar onverschillig keek hij toe, toen de man neerzakte op zijn knieën en in het zand tuimelde, het gezicht voorover. Zijn lippen stonden evenwel strak van woede, zoodra hij keek naar den ander, die zich niet bewoog. „Sta op, laffe hond!" beval hij. Het zag er een oogenblik naar uit, dat deze man het lot van zijn kameraad zou deelen. Zelf scheen hij het te merken, want hij stond bevend op, de handen gestrekt langs de rots, de vingers wijd uitgespreid, verlamd van angst. „En nou: geef antwoord", begon de ruiter. ..Wie ben je?" „Laskar", mompelde de man. „Waar vandaan?" „Lambo". De oogen van den ruiter fonkelden. „Waar heb je dien kerel ontmoet?" Hij wees op Dolver. „In de stad". „Lamo?" De man knikte. „Hoelang geleden?" vroeg de ruiter. „Zoowat een week". (Wordt vervolgd!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 13