W®OR Pi VROUW BRADERIE IN MENTON. ABR. MEIJER MEI. HAARLEM'S DAGBLAD DONDERDAG 11 MEI 1933' Elk jaar zeggen we allemaal hetzelfde in dezen tijd: nu is het eindelijk Mei, waarnaar we zoo verlangd hebben, en wat hebben we er nog aan, nu het zoo guur is en zoo win- tersch koud. Van den tuin genieten wij niet, niettegenstaande al het jonge groen; we zijn 's avonds maar blij wanneer de gordijnen dichtgetrokken worden, en we binnen een gezelligen winteravond kunnen maken. Maar nu komt er tusschen al dat gure, koude, één enkele zomersche dag, en als bij tooverslag is alles opeens veranderd. Nu mer ken we toch dat de Meimaand het verlangen dubbel en dwars waard is geweest. Al het jjngc groen, alle bloeiende planten die ons ais oude kennissen in den tuin komen begroe ten, maar wier bestaan we in den winter vrijwel vergeten Waren, het fluiten van de vogels, zelfs van de spreeuwen met hun bru tale na-aperij van hun soortgenooten, dat alles heeft, nu een zachte wind over het land strijkt, of een vriendelijke zon ons komt war men, zoo'n aparte bekoring, dat geen enkele maand en geen enkel jaargetijde er mee is te vergelijken. Natuurlijk ligt dit aantrekkelijke voor oen deel ook wel in het nieuwe na de winter maanden, maar toch blijft er zelfs dan ook nog een charme in Mei, die we nergens anders zullen kunnen vinden. En al wordt het dan ook vrijwel zeker weer koud we zijn Immers in de maand van de ijsheiligen een paar mooie dagen maken de bekoring van de maand al goed. Wie buiten woont bemerkt al veel eerder iets van het ontwaken van de natuur dan een stadsmensch: kleine bescheiden plantjes en heesters, die voor stadsbeplanting in de plantsoenen te gering zijn geacht, begin nen al vroeg hun blaadjes te ontvouwen, maar daarvan bemerkt men in de stad nog niets. De maand Mei is echter overal merkbaar: zelfs midden in de stad wordt een warme Meidag gevoeld als een bijzonder genoegen, want, zelfs de wat armelijke bloempotten achter een rekje in de vensterbank vertellen er immers van; de kwetterende musschen hebben het er niet minder druk over in de Stadsche straat dan hun collega's op het platteland, en de menschen voelen het direct bij het buitenkomen: wat een heerlijke voor jaarsdag! Huisvrouwen, die uw kachel niet meer wilt branden wanneer de kamer eenmaal „schoon" is. nü is de tijd van de groote boen- partij aangebroken. Want nu zal onze zwarte vriend, die ons den heelen winter door zoo trouw verwarmd heeft, spoedig niet meer noodig zijn."en eerlijk gezegd begin ik hem al met een wantrouwend oog aan te zien. en ik voel de kregele vraag in me opkomen: ben jij, in Je eindclooze gulzigheid, nu nog niet vol daan? Wat natuurlijk meer dan ondank baar is. Het zal nu echter bij velen wel hetzelfde gaan: wanneer de warme dagen komen zien wij het eerst nog eens eèriigen tijd aan. want hef. weer is immers altijd onbetrouwbaar, dus het kan morgen wel weer koud zijn. Maar na dan ecnige dagen te hebben loo- pen puffen van de warmte in huis, laten we dr kaehel dan toch uitgaan, waarna oogen- blikkeliik het weer omslaat, zoodat we nu weer klappertanden van de kou. Zoo zijn er meestal eenige dagen in Mei dat het koud is, en we op Spartaansche manier gedecreteerd hebben, dat de kachel uit is en uit blijft - maar erg prettig voelen we ons niet! ..Moeder, bet is om te stikken", komen de kinderen uit school, en dadelilk komt de zo- merrrarderobe uit kasten en kisten te voor schijn om aan een inspectie te worden onder worpen. Er is altijd een van de leerlingen op school, die het allervroegst met de zomer kleding voor den daa komt. en daarom hevig wordt benijd door de rest, maar wie dat won der uit iedere klas. en van iedere generatie opnieuw eigenlijk is. weet ik niet. ik heb er nrtg nooit een van ontmoet, altijd hoorde ik de klacht: die en die loont, in het zomersch, en wij hebben die nare wlnterkleeren nog aan. En dan is er soms nog heel wat ouderlijk gezag noodig, om te voorkomen dat ook bij guur weer de dunste zomerkleeren worden gedragen. Maar in ieder geval is het nu toch wel de tijd om ze in orde te maken: daaraan is voor de huismoeders ook nog genoeg te doen, en als ze de schoonmaak dan ook nog moet af maken, is er althans een aardig beetje werk voor haar in het vooruitzicht. E. E. J.—P. euke^eh^ïraert -"v"r v,l,r Gekruide eierbroodjes (4 personen): 4 eieren, 1 klein uitje, 1 theelepel kerry, 100 gr. boter, 1 dL. melk, wat zout. 8 sneetjes oud brood zonder korst. Hak of snijd het uitje fijn, fruit het met 1 lepel boter in een pannetje lichtbruin; roer er de kerry door, het zout en de melk. Bak de sneetjes brood in de koekepan met de rest van de boter aan beide kanten goud bruin. Klop intusschen de eieren, meng ze door het gefruite uitje met de kerry en de melk; roer op een zacht vuur alles door elkaar ongeveer 5 minuten), tot de eieren een gestolde maar vooral niet droge massa vormen. Verdeel het mengsel over de 8 snee tjes gebakken brood en leg deze op een ver warmde schotel. Gestoofde kalfsnier (4 personen): 2 kalfsnieren. 40 gr. bloem, 40 gr. boter, peterselie, ui, Spaansche peper, 2 kruidna gelen, 1 laurierblaadje. Leg de kalfsnieren in koud water, tot ze gebruikt worden. Wasch ze, zet ze op met rifim water, breng ze aan de kook, giet het water af, en zet ze opnieuw op met koud wa ter en met wat zout. Kook ze gaar in 1 1/2 uur en bewaar het kookwater, verwijder het vet en snijd de nieren in dunne plakjes. Laat de gesnipperde ui en de kruiden een kwar tiertje in de boter smoren, zonder dat deze te bruin wordt. Zeef de boter en neem de kruiden er met een schuimspaan uit, maar J druk er dan met behulp van een andere le pel de boter uit. Voeg de bloem toe, roer dit samen tot de kleur lichtbruin ls. Giet er langzaam en steeds roerende, ongeveer 4 dL. van het gezeefde kooknat van de nieren bij en laat de saus nog 5 a 10 minuten doorko ken. Voeg, indien noodig wat zout toe. Geef dit gerecht met gebakken aardappelen of pommes frites. C. F. Waar moeten kinderen bij voorkeur spelen? Zonder aarzelen antwoorden we hierop: buiten. Met buiten bedoel ik hier niet de straat. De straat is al een heel slechte speelgelegen- heid. In de eerste plaats zijn er de gevaren, een even afdwalen van het trottoir kan nood lottig worden. Verder: wat moet je op straat spelen? Ja, je kan er rijden op fietsjes en Hollanders, je kan er knikkeren, touwtje springen, zelfs voetballen. Maar met al die spelletjes hinder je de voorbijgangers als de straat een beetje druk is, je hebt voortdurend het gevoel dat je in den weg loopt, je bent niet vrij. Nee, met buiten bedoel ik bosschen, velden, tuinen, parken desnoods, in ieder geval daar waar het kind met de natuur samen is. Stadskinderen komen te kort. Voornamelijk in een groote stad waar men in kazerne woningen leeft en waar het kind van goed gesitueerde ouders veel minder genieten kan dan het armste dorpskind, dat zoo de veldën in kan.loopen. Een mager plantsoentje, een stoffig park of in het beste geval een kleine stadstuin staan ter beschikking van stads kinderen. Als het even kan laat hen dan toch daar maar naar toegaan; iets is altijd beter dan niets. En dan ligt er bij elke groote stad nog altijd wel een stuk onbebouwd land Daar kunijen ze graven in het zand, kam peeren, bloemen en planten zoeken. Vraag maar eens aan een stadskind hoe het zoo'n stukje land in de nabijheid vindt! Zijn ver rukking zegt ons genoeg. Een kind houdt van de vrije natuur. Wij hebben al prachtige dagen gehad dit voorjaar, en nog vóór de volwassenen, voel den de kinden den drang haar buiten te ren nen. zich in de warme zon te koesteren. Zijn ze eenmaal buiten, dan kost het heel wat moeite ze weer binnen te krijgen. Wij, die buiten wonen of in een stad waar bosch en duin vlak bij zijn, wij kunnen de kinderen niet te veel naar hun natuurlijke speelplaatsen laten gaan. We behoeven niet met zwaarwichtige betoogingen aan te komen om te bewijzen dat bosschen en tuinen wer kelijk hun natuurlijke speelplaatsen zijn. Hoe dikwijls gebeurt het niet, dat een kind le midden van zijn speelgoed jengelt omdat het zich zoo verveelt. In don tuin vindt het altijd iets te doen, wij begrijpen soms heele- maal niet wat het uitvoert, het heeft aller lei gewichtigs Le doen met zand en water, het verzamelt steentjes en takjes, kortom het is in zijn element. Ook als het wat grooter is gaat het graag de natuur in. Om te ontdekken, te wandelen, te kampeeren. En altijd nog zijn er stumpers kleine en groote, die thuis moeten blijven. Waarom toch? „Niet uit mogen, niet met de anderen mee dat is de vloek van menig kinderbestaan. „Nee, hoor, jij blijft nu maar eens thuis" of „dat altijd wegloopen moet nu maar eens uit zijn". Waarom? Meestal is er geen geldige reden, meestal vindt moeder alleen, dat het niet zoo „uithuizig" moet zijn, het is dan onder haar toezicht vandaan. Maar met een beetje moeite kan ze toch wel te weten komen waar het kind heen gaat cn met wie. Het maakt een kind juist zoo opstandig, als het nu eens fijn uit kan gaan, heelemaal zonder iets ondeugends te doen, en het mag dan niet. Ik heb zoo'n kind wel eens zeker dertig maal de vraag hooren herhalen: „en waarom dan niet!" De moeder noemde dat koppig heid. Maar dat kind verlangde werkelijk ant woord, het verlangde dat hem dan tenminste uitgelegd zou worden waarom het niet mocht. Er bestaan wel geen schuldeloozer spel letjes dan de spelletjes in de vrije natuur. Als een kind met wijdopen oogen naar plan tengroei en vogels kijkt, heeft het geen ge dachten bij ondeugende streken. Het zal daar buiten ook wel eens iets doen wat eigenlijk verboden is vuurtje stoken, takken af breken maar als het thuis zit en zich ver veelt komt het tot veel erger dingen. Dan wordt het knorrig en prikkelbaar, ontevreden en plagerig. Beter dan toch, dat het een enkelen keer maar eens thuis komt met een stuk gevallen knie of met de mededeeling dat een boer hem van zijn land gejaagd heeft. Er bestaat nog zooiets als gezonde en ongezonde ondeugendheid. En tot ongezonde ondeugendheid zet ge het kind als het ware aan als ge het opsluit in huis terwijl buiten zon, vroolijkheid en spel lokken. BEP OTTEN. Het zou kunnen gebeuren, dat de lezer van dit artikel reeds voor hij aan den eersten regel begonnen is, zich het hoofd heeft gebro ken over den titel en zich afgevraagd heeft, terwijl hij zich zijn Fransch te binnen riep. dat, naar hij meende, toch niet al te slecht was, wat of wel dit woord „braderie" betee- kent. De impulsen van'zijn leergierige ziel volgend, heeft hij waarschijnlijk naar de dic- tionnaire gegrepen en het erin opgezocht. Of liever: getracht h:t erin op te zoeken. En tot zijn ontsteltenis en verontwaardiging heeft hij bemerkt, dat het er niet in stond; de mo gelijkheid is zelfs groot, dat hij het mij op het oogenblik kwalijk neemt, dat ik in titels boven artikelen woorden gebruik, die in het gangbaar Fransch xxiet voorkomen en die hij niet in een dictionnaire vinden kan. Braderie? Wat is dat voor een ding een braderie? „Braderie", zegt de Fransche lexicon, die elk leergierig mensch hoorde op te slaan, als hij zijn doel niet bex*eikt xnet een dictionnaire maar het lang niet altijd doet. „In het Noorden van Frankrijk en speciaal in Lille. Jaarlijksch feest, waarbij de inwoners tegen zeer lage prijzen en bij opbod oude kleeren verkoopen". De Fransche lexicon zei er niet bij, maar dat werd me weer door iemand an ders verteld, dat het houden, van jaarlijksche „braderies" een oud gebruik is, nog datee rend uit den feodalen tijd, toen de kasteel- heeren eens per jaar hun gedragen kleeren aan hun bedienden gavexx, die ze dan weer mochten verkoopen. Voila! Maar hoe kom ik dan nu te vertellen van een braderie in Menton, dat niet in het Noor den van Frankrijk ligt, maar in het Zuiden, en waar dus volgens den lexicon heelemaal geen braderies hoorden voor te komen? Men vrage het niet mij, en stelle niet mij verant woordelijk voor een dergelijke ongehoorzaam heid men vrage het den „mérldional", den Zuid-Franschman, of men stelle de Mento- neezen verantwoordelijk met wie ik eens op een Zondag eerx jaar geleden een braderie vierde, waar de stukken van af vlogen! Ove rigens zullen zij u waarschijnlijk alleen weten te vertellen, dat het ln het heele Zuiden van Frankrijk als een misdaad beschouwd wordt om gelegenheden om plezier te maken, onnut voorbij te laten gaan, en dat dus waarschijn lijk de één of andere méridional van de „bra- deries" van zijn Noordelijke broeders hoor de, het in zijn oor knoopte en onmiddellijk op zijn vroolijke manier een braderie bij hem thuis organiseerde. Want de Zuid-Fransch- maxi is in den grond evenmin een Fransch- man als een Italiaan, maar het wonderlijk mengsel van beide, met een karakter en een temperament, waarover speciaal wij Noorder lingen, als wij met hem in aanraking komen, ons vroolijke en fantastische illusies maken, die meestal de werkelijkheid nog niet eens benaderen. En vooral in de steden langs de Fransche en Italiaansche Riviera, van Marseille tot aan Santa Margherita toe, barst die vx-oolijkheid iederen dag opnieuw weer uit, zoodat, hoewel het karakter van de plaatsen langs de kust onderling wel wat verschilt Nice, het uit bundige, Cannes, het statige, Beaulieu, het rustige, Monte Carlo, de stad van het Casfno, en Menton, het languissante, droomerige er daar onder dien blauwen hemel en ach ter het blauwe water van de Middellandsche Zee een voortdurende geest van lichte vx-oo- lijkheld en luchtigheid heerscht, die zelfs den meest zwaartillende op den duur aansteekt, en waarop misschien alleen Mexxton een uit- zondex-ing maakt. Menton is, hoewel de lucht en het water er ook blauw zijn, en het om zijn beschutte ligging in een bocht van de bergen, het zachtste klimaat heeft van alle Rivieraplaatsen. ingetogen en melancholiek en de sfeer in Menton stemt zwaarmoedig. De mimosa's en bougainvillea's bloeien er uit bundiger dan ergens anders, maar er schui ven in Mentoxi te veel ziekenwagen tj es onder hun pracht door; het mag in Menton het minste regenen van alle plaatsen aan de Ri viera, er loopen te veel oude, vervallen men schen vooral Engelschen rond, die toch iederen dag hun paraplu meenemen, hetzij als steun, hetzij uit overgroote voorzichtig heid. Menton is te veel een toevluchtsoord voor afgeleefden en toen ik verleden jaar in Monte Carlo woonde, was het. hoewel het tien minuten is met het puffende treintje en we er een goede vriendin hadden wonen, toch maar bij uitzondering, dat we er naar toe gingen. Melancholie, zwaarmoedigheid die zijn in alle Noordelijke landen bij het kilo te koop, en wij. Noordelingen, meden Menton. En het is daarom, dat Menton ons op een goe den Zondag met zijn „braderie" zoo ver raste. vlekken uit marmer verwijderd wor- dexx, door er dikke brei van gelijke deelen ge- bluschte kalk en pijpaarde op te smeren!? Die laat men twee dagen zitten en sprenkelt er telkens water op. Daarna laat xxxen de brei goed drogen, wrijft ze er met eexx zach- ten doek af, en polijst vervolgens het mar mer met een leeren lap en fijn krijt. er een eenvoudig middel bestaat te gen slapeloosheid? Een koud compres in den hals en wel zoo. dat de helft van het achter hoofd bedekt is. Ook een omslag om het lichaam is dikwijls een goed middel. als U visch van te voren in de melk weekt, ze veel bruiner en zachter wordt? U met verdund wijnsteenzuur inkt- vlekkeix uit leder kunt halen? De vlek moet dan met schoon water worden nagespoeld en is volkomen verdwenen. vlekken uit rieten meubelen venvij- derdworden met mentholspiritus? de vischlucht uit pannen te verdx-ijven is, door ze met gebruikte theebladen uit te koken? zilvex-en lepels mooi glanzend worden als men ze kookt in een oplossing van gelijke deelen zout wijngeest, en aluin? Wij kwamen uit Monte Carlo Monte, z gen lui en met een air de ingewijden en het treintje tsjoeketsjoekte langs de stille Zondagsche kust, en verdween in den tunnel door Cap Martin en kwam aan den anderen kant weer te voorschijn en tsjoeketsjoekte weer verder langs een, als het kon, nóg vre diger, Zondagscher kust en wij bereidden ons voor op het Zondagsche Menton, zooals wij het al kenden vaxx een vorigen keer: blanke, stille straten, die loom en leeg in het wax-me zonlicht lagen, weinig menschen op de been, stilte overal, nog geaccentueerd door het ge blaf van een hond ergens uit een achterhuis of eexx tuin. We stapten uit. exx bereidden ons voor op de sfeer, dxe ons wachtte: trokken ge zichten in de plooi exx mantels wat gladder af onwillekeurig. En kwamen het station uit, en bleven staan: paf, perplexed. Want Menton, het stille, ixxgetogexxe, deftige, zwaar moedige, was Menton niet meer, het was Monte Carlo, erger nog, het was Nice, waar het het heele jaar door carnaval lijkt te zijn exx iedere dag één schaterende, luidruchtige jool is. Menton, wat is er met je gebeurd? Met Menton was ixiets gebeurd; Meixton had alleen een klein beetje dexx kolder in den kop gekregen en hield „braderie". „Braderie" op zijn eigexx manier: zoo dwaas mogelijk, waarbij men dus begint met het niet op een weekdag te doen, maar op een Zondag; en omdat men toevallig geexx oude kleeren had, maar wel zin om een bx-aderie te houden, maakt men er maar een soort vaxx uitvex-koop in het groot van, waar zoowat het heele dorp aan mee doet. Men haalt zijn winkels leeg van boven tot onder en legt den inhoud ervaxx op groote schragen, die op de trottoirs van alle straten, exx liefst op die van de drukste gezet worden, want dan wordt de opstoppixxg nog een beetje grooter en bestaat de meeste mogelijkheid, dat de koopex-s heelemaal het terrein van dexx strijd niet meer vex-laten kunnen. En onx dan de kroon op alles te zetten, verkleedexx de leu- tigsten onder de winkeliers en winkeliersters zich de hij's steken zich bij voorkeur in vrouwekleeren, en blijken een groote voor keur te hebben voor hoedexx uit de ïxegentiger jaren met zooveel mogelijk veer en erop, en de zij's voelen zich voor één dag in de zooveel jaren lang niet ongenoegelijk in manneklee- ren het grootste gedeelte van de rest steekt zich iix het oude Mentoxxiaalsche cos- tuum met de groote, platte strooiexx hoeden bijna zonder bol en zij allen verkoopen en sjacheren en prijzen aan exx schreeuwen een dag, een Zondag lang, tot ze zelf bijna geen raad meer weten van plezier, en tegen den avond een moe- en heesch geschreeuwde, vuuiTOOde, glimnxexxde menigte de laatste overschotten van de „occasions" opruimt en baldadig de schragen ondersteboven gooit om ze later toch weer zelf op te moeten rapen. Dat is de „bi-aderie" in Menton, waarvan men weerkeert met zijn armen vol met koopjes, die men niet noodig heeft en toch onmogelijk mocht laten passeeren, en die twee. argelooze vreeïxxdelingen, die zich op den heenweg alleen al verbaasden over de won derlijke volte in dien trein van Monte Cai-lo naar Menton op een stillen ingetogen Zoixdag. zoo volkomen bij verx-asslng nam. Hoewel het' achteraf beschouwd ons goed gesternte of een lach van Vrouwe Fortuna was die ons leidde: want een „braderie" in Menton is een zeldzaam iets, dat maar eens in de tien of tientallen jaren voorkomt al naar 'de Men- tonnees het opeens iix zijn donkeren Italiaan- schen, verbranden kop krijgt. Misschien ook ls het een zoo vermoeiende onderxxeming, dat het hem xxa afloop weer een paar jaar kost om op verhaal te komen en deix xxxoed te ver zamelen voor een nieuweix aaxxval. En het zal u gebeuren, dat ge, niets kwaads vermoedeixd, exx naar Mexxtoxx konxexxd voor een rustig Zondagmiddagbezoek, den Menton- nees in de klauwen valt, als hij, eindelijk losgelaten, „braderie" houdt en ten koste van alles zijn heelen winkelinveixtarls op één dag aan den man wil brengen! Het eenige voor deel in zoo'n geval is, dat ge wellicht niet al te veel geld bij u hebt en ixenx dus spoedig zult kunnen ontmoedigen met het eenige ar gument. waarvoor hij bezwijkt, namelijk, dat ge ïxiet meer betalen kunt. Mazzelen en vech ten om den prijs met hem moogt ge, hij is bereid hem zoo te x-educeeren, zegt hij. dat hij er zelf op toe betalen moet, maar zijn waar cadeau doen hij zou het graag willen, maar dan kan hij xxóg ïxiet! „Braderie" in Menton! Feest van lawaai, kleurigheid en jool! Als wij in Holland zoo iets eens invoerden WILLY VAN DER TAK HET WEEKNIEUWS VAN CR. HOUTSTRAAT 16, HAARLEM Badhanddoeken verkoopt. Abram Meijer alleen in de allerbeste kioaliteiten. Zooals veelal bij hem het (jeval is, zijn de prijzen zoo laag in verhouding tot de kwaliteit, dat U ze wel nergens zoo goedkoop zult vinden. Een kijkje in de etalage of een uitge breidere beschouwvig in den winkel zal u hiervan het doorslaand bewijs leveren. NOG ALTIJD GELDT DE RUIT. (Adv. Ingez. MedJ GRATIS onze geïll. brochure No. 5. Afzendster:str. CHARME Een permanent wave Eugène kan U die ge ven, maar ei«cht van Uwen kapper, dat hij de hiernaast afgebeel de sachet met den naam EUGENE ge bruikt. Laat Uw kapper U deze toonen, wei gert namaak sachets. Tegen inzending van deze adv. ontvangt U Eugene S. A. Parkstraat 12, Den Haag. (Adv. Ingez. Med.) Ofschoon we het heele winterseizoen al ruiten gedragen hebben, zijn ze ook van den zomer nog zeer geliefd. Ook het streep- pati-ooix in vroolijk-felle kleuren zal veel ge dragen worden. Geruit zullen zijn shawls, strikken, mutsjes, hoeden; onze ja ponnen zullen gecompleteerd worden, met geruite stoffen; bij effen blouses zullen we geruite rokjes dragen en op ons doodsche kantoor- of huisjurkje zal een geruit bole- ro'tje heel fleixrig staan. En niet alleen, dat deze „ruitmode" heel aardig is, zij is tevens practisch. Want wat kunnen wij ons oude jurkje er niet prachtig mee moderniseerenWe geven het een paar wijde pofmouwen van geruite stof, een shawl van hetzelfde materiaal enwe zijn hoogst modern gekleed. Heel aardig ook, is bij een donkeren mantel een breede geruite shawl te dragen en daarbij eexi klein ge ruit mutsje. Men behoeft dan geen bont op den mantel te dragen en het geheel is toch zeer sportief. De hoedjes exx mutsjes zijn gemakkelijk te vervaardigen als nxexx een ouden hoed nxet geruite stof overtrekt. De rand van de dopjes, die verleden jaar naar beneden gedragen werd, wordt nu op geslagen. Het kleine strikje mag ïxiet verge ten worden, want dat staat veel te leuk! Dan nog een taschje van hetzelfde en we zijn geheel compleet. DE CROOTE HOED. Het is geen toeval, dat de Frangaise een aparten naam heeft voor dexx zomerhoed j nxet buitengewoon l breeden rand, en dat het Fransche woord J tF mBt „capeline" in het V JKkl Hollandsch geen /"""ff behoorlijke rempla- W Qant heeft.De „gvoo- f te hoed" is in Hol- ~/p land niet in de gra- tie, dat eexx woxxder- lijk exx betreurens waardig feit is, want hij is een buitenge woon flatteuze dracht, die de meesten staat exx mits met een beetje zorg opgezet, zelfs van een vrij gewoon gezicht iets bijzonders maakt. Waarom wordt hier de groote hoed in den zomer absoluut niet gedragen? De reden waarmee de meesten zullen ko men aandragen, namelijk dat het Holland- sche klimaat er niet voor geschikt is, gaat niet op. Als men even over de grens komt in België, Luik eix Brussel, zijn steden, waar de vrouw zich minstens even goed kleedt als in het beroemde Parijs en daar kan het klimaat toch niet zooveel anders zijn dan bij oxxs! verschijnt plotselixxg overal de „capeline", de groote hoed. In Engeland, dat kaxx bogen op eeu klimaat, dat nog een graadje erger is dan het onze, is de groote hoed dé geliefde dracht voor het bij uitstek Engelsche begrip „garden-party" exx bij de races. Waarom. Hoi- landsche vrouw,n dan, draagt ge den grooten zoixxerhoed ook niet? Er is niets, dat op eexx waarlijk zonxerschen dag zoo aardig staat als een bebloemd, luchtig „vrouwelijk" jurkje, het soort van simpele „gekleede" zomerjurkje, dat om de charme van zoo'n wijden, gebloemden rok wat langer is dan de gewone jurken met erbij 'n luchtigen, zachtgekleurden of witten grooten hoed! Probeer het eens, Holland.... W. T.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 14