Het afgeloopen Tooneelseizoen Radiomuziek der week. BIOSCOOP. Nieuwe Uitgaven. De Gezelschappen en het Repertoire. Van de zes belangrijkste tooneelgezelschap' pen, welke in het begin van het seizoen aan de „start" verschenen, hebben er drie het gezelschap Saalborn, het gezelschap Verkade en Het Schouwtooneel de „finish" niet kun nen halen. Een vrij droevig resultaat, te meer, omdat men moeilijk kan beweren, dat deze gezelschappen niet ernstig hebben ge werkt. Saalborn was wel het minst fortuinlijk. Hij zette het seizoen al heel ongelukkig in met De Blauwe Engel, dat een totaal fiasco werd en elke nieuwe poging, die hij daarna deed, faalde. Het publiek toonde weinig of geen belangstelling, zelfs niet voor Egmond en De Vrede van Versailles, twee groote voorstel lingen, die toch waarlijk beter lot hadden verdiend. In deze twee opvoeringen heeft Saalborn weer getoond, dat hij èn als speler èn als regisseur van groot werk over voor treffelijke eigenschappen beschikt. Wat er verder door Saalborn is gespeeld '(zooals ,,'n Lot. 'n Nacht, 'n Millioen", Z. M. het- Publiek, Het Joodsche Bruidje. De Sa- bijnsche Maagdenroof en Een Koninkrijk voor de Vrouw) was vrij onbelangrijk. Zoo is het niet te verwonderen, dat Saalborn het moest afleggen tegen de Amsterdamsche Tooneelvereeniging, die dit seizoen juist zoo gelukkig is geweest. Ik behoef niet voor eenige tegenspraak te vreezen, wanneer ik hier schrijf, dat Van Dalsum en Defresne dit seizoen verreweg het belangrijkste werk in de sterkste opvoeringen hebben gebracht. Reeds dadelijk de eerste vertooning van De Groene Papegaai en Blanco Posnet's Ware Gedaante trof door prachtig samenspel en zuivere sfeer en bijna elke nieuwe voorstelling De Reis van Noach op de Wateren, Circus Knie en Eindexamen en de reprise van L'Affaire Dreyfus werd zoowel een artistiek als een finantieel succes. Men voelt bij de opvoeringen van de Amsterdamsche Tooneelvereeniging, dat al deze meest jonge acteurs en actrices spelen met een zelfde liefde en geestdrift, dat voor hen het tooneel niet enkel is een „vak" maar een roeping, dat zij allen met een tota le overgave opgaan in het geheel. Deze artisten hebben nog het ongeschokte, volle geloof in hun kunst en het is daardoor vooral, dat zij de overwinning hebben behaald. Dat geloof hadden de acteurs en actrices van het kleine, dappere gezelschap Verkade ook wel, maar die hebben onder zoo veel moeilijker omstandigheden moeten werken, Reeds in Augustus kwam de voor hen zoo groote tegenslag, dat de kapitein zijn schip verliet, voordat het nog onder zeil was. Zoo moest het gezelschap zonder Verkade spelen in een theater, dat door zijn ligging alleen maar publiek trekt, wanneer er een „Schla ger" wordt gespeeld. En wij weten nu wel, dat Schlagers tot de hooge uitzonderingen behoo- ren. Onder de artisten van het gezelschap Verkade waren eerste rangs krachten zoo als Paul Huf, Frits van Dijk en de jonge, talentrijke Ank van der Moer en zij vorm den tezamen ook een homogeen, mooi op el kaar Ingespeeld geheel, maar de stukken zooals Liefde in den Sowjet-Staat, De Moord zaak Yorck, Diplomaten spelen tooneel. De Markiezin, De Duivel in de Vrouw bleken, ondanks de goede vertooningen, niet genoeg aantrekkingskracht te bezitten om het tot een blijvend succes te brengen. En zoo is dit voornamelijk uit jonge, enthousiaste krachten bestaande kleine gezelschap een stillen dood gestorven zonder dat het publiek er iets van gemerkt heeft. Dat Het Schouwtooneel ter ziele is gegaan na een bestaan van 14 jaar. heeft meer opzien gewekt. Het Schouwtooneel heeft ongetwijfeld een belangrijke en ook een heel eigen plaats onder de Nederlandsche tooneelgezelschappen ingenomen, maar het is toch moeilijk te ont kennen, dat het zijn beste dagen had gehad. Al sinds eenige jaren toonde het gezelschap van Adriaan van der Horst in zijn repertoire een merkbare inzinking en de successen, waarop het finantieel moest steunen zooals van Elias weet het beter en De Baas in Huis waren nu niet bepaald artistiek van den eersten rang. Het burgerlijk repertoire van Het Schouwtooneel was 'n beetje uit den tijd en wij hadden reeds al te lang op verfris- sching en vernieuwing ook van de spelers - gewacht. Wanneer wij de stukken van het afgeloopen seizoen overzien o.a. Het Raad selachtige Huis, De Doofpot, Masker en Mensch, De Opgaande Zon, De Wijze Kater. Tropenadel, Peggy m'n kind, De Eerlijke Vin der, De Sweepstake, Jean de la Lune. De Kingford-School, De weggeloopen Bruid dan is het eigenlijk niet te verwonderen, dat Het Schouwtooneel het tegen de zware con currentie van de jongere gezelschappen en van het Rotterdamsch-Hofstad Tooneel moest afleggen. De voorstelling van Gijsbreght van Aemstel met Jan Musch, Ko van Dijk en Jacqueline Royaards-Sandberg in de hoofd rollen herinnerde aan de roemrijke dagen van weleer. En in de zeer gave opvoering van het artistiek niet zoo heel hoogstaande ..In den Nacht van 17 April" waarin Else Mauhs als gast zoo ontroerend mooi de vrouwelijke hoofdrol speelde toonde Het Schouwtooneel nog eens voor de laatste maal, wat het als en semble vermocht. In het Centraal Theater kwam met de leiding van Cees Laseur een geheel nieuwe geest. Laseur zocht zijn heil niet in de ge makkelijke min of meer goedkoope lachsuccesen van Amerïkaansche en Duit- sche klucht- en blijspelen, maar greep naar beter. Hij bracht salon-stukken, die artistiek op hoog niveau stonden en het is een ver heugend verschijnsel, dat deze stukken in het Centraal Theater hun publiek mochten vinden. Ook het peil der voorstellingen steeg aanmerkelijk onder zijn intelligente regie en Laseur wist van het Centraal Tooneel in zeer korten tijd een der beste ensembles van Nederland te maken. Domino en vooral dank zij het ontroe- rend, innig menscheijke spel van Tilly Lus Mademoiselle en In ieder Huwelijk sloegen onmiddellijk in en werden voor het gezel schap groote successen. In de tweede helft van het seizoen was Laseur niet zoo geluk kig. De Kus voor den Spiegel heeft het bij bij het publiek niet gedaan, evenmin als Mol- nar's jongste blijspel Harmonie. Maar in het vermakelijke „Als de Wijn is in den Man" konden wij toch weer het geacheveerde spel van dit ensemble bewonderen. Het Rotterdamsche-Hofstad Tooneel heeft onder de beproefde leiding zijn plaats onder de Nederlandsche gezelschappen weten te handhaven. Malaise en tooneelcrises.. hebben op dit gezelschap blijkbaar geen. vat. .Van der Lugt gaat rustig of beter is het misschien te zeggen „rusteloos" zijn gang en weet zijn schip tusschen rotsen en klippen door en ondanks de hevigste stormen om hem heen elk jaar weer in veilige haven te brengen. Bij geen enkelen tooneeltroep wordt zoo hard gewerkt als bij dit Haagsch ensemble en het aantal nieuwe stukken, dat hij elk jaar brengt, overtreft dan ook verre dat van de andere gezelschappen. Wij krijgen hier te Haarlem slechts een gedeelte van dit repertoire, maar wij hebben Van der Lugt dankbaar te zijn, dat hij met uitzondering van Verhaeren's Het Klooster ons de voor naamste stukken Voor Zonsondergang, Vader des Vaderlands en Te mooi om waar te zijn niet heeft onthouden. Wat Het Hofstad Tooneel hier verder voor nieuw.' speelde Amor in de Pastorie, Graaf X. als ouders slapen. Er was eens, Intimiteiten. Pas op de verf en Jaloezie behoorde voor namelijk tot de „Vergnügungsmarkt". Vlot gespeeld, amuseerden zij het publiek, maar blijvende indrukken lieten deze voor stellingen niet na. Wij herinneren ons dan ook belangrijker seizoenen van dit gezel schap, dat groote veranderingen zal onder gaan en na September Rotterdam niet meer geregeld zal bespelen. Maar met Annie van Ees als „eerste actrice" en Cor van der Lugt als leider behoeft Het Hofstad Tooneel de toekomst niet donker in te zien. Van al onze gezelschappen geef ik het Haagscne ensemble ook in zijn nieuwe samenstel ling voor het komende seizoen weer de meeste kans. Ook een goede kans geven wij Cor Ruys, die in dit seizoen zijn koperen jubileum als tooneelleider vierde. Het gezelschap van Ruys isRuys, want om hem komt het publiek zijn voorstellingen zien. Het kan niet worden ontkend, dat zijn populariteit den kunstenaar die Ruys ontegenzeggelijk is er dikwijls toe brengt aan het publiek offers te brengen en daarom doet het ons zoo'n genoegen te kunnen constateeren, dat hij dit jaar weer eens in twee rollen heeft getoond, ook meer dan enkel clownesk te kunnen zijn. Als Grompie gaf hij voortref felijk karakterspel. De Dokter beveelt, werd één der grootste successen van dit seizoen niet alleen door het geraffineerde, geestige, rijk gevariëerde spel van Else Mauhs, maar ook door Ruys, die in de rol van den echt genoot van een natuurlijke oer-komische kracht was. Ruys had een zeer fortuinlijk repertoire ook zijn Mr. Rosenfeld mogen wij in dit verband noemen waardoor hij zonder subsidie of financieelen steun wederom ongehavend als onafhankelijk, zelfstandig directeur de eindpaal mocht be reiken. Louis de Vries beproefde het ook weer eens maar hij was minder gelukkig. De Vries wil maar niet begrijpen dat de tijden veranderd zijn en de vele teleurstellingen, welke hij telkens ondervindt zooals dit jaar weer met Davi'd Golder en Hendrik IV zijn dan ook voornamelijk aan hem zelf te wij ten. Wanneer zal hij eens verstandig worden en inzien, dat zijn ontegenzeggelijk rijk talent nog zoo veel andere mogelijkheden biedt dan de zwaar-dramatische, meestal afgespeelde rollen, waarmee hij telkens weer komt. Wanneer wij ten slotte de balans opma ken, dan mogen wij zeggen, dat wij ondanks de crisis een aan goede", sterke voorstellingen rijk tooneelseizoen hebben gehad. In de groene Papegaai, Blanco Posnet's Ware Gedaante, Circus Knie. De Reis van Noach op de Wateren, Eindexamen, Egmond. De Vrede van Versailles. Vader des Vaderlands. Het Klooster, Voor Zonsondergang, Domino, Mademoiselle, In ieder Huwelijk, In den Nacht van 17 April, De Dokter beveelt, Liefde in den Sovjet-Staatwaarlijk, wij mogen tevreden zijn. Er is nog leven, er is nog kracht in ons tooneel en wij behoeven nog niet te wanhopen aan de toekomst, al maken de tooneelspelers en tooneelspeelsters dan ook moeilijke tijden door. J. B. SCHUIL. SCHILDERKUNST. ENCELSCHE KUNST IN ARTI. Tot en met Zondag 4 Juni kan men op het Spui in Amsterdam een verzameling Engel- sche schilderkunst bezichtigen, die weliswaar geen keurcollectie van hetgeen in Engeland gepresteerd wordt, genoemd kan worden, maar die men toch niet ongezien moet laten voorbijgaan. Wij kennen hier die prestaties meestal slechts uit reproducties in de tijd schriften en het is nuttig en noodig onze daarin opgedane indrukken zoo nu en aan weer eens aan de orgineelen te toetsen. Het is immers bekend dat van een mid delmatig schilderij dikwerf een flatteerende reproductie mogelijk is en dat een werkelijk kunstwerk vaak bij de reproductie zijn bc- teekenis ziet verdwijnen. Als wij nu bijvoorbeeld op het hier gebo- dene zouden afgaan, moeten wij een schilder als Maurice Greiffenhagen voor een zeer be langrijken factor in de Britsche kunst houden In de groote zaal zijn niet minder dan vijf, zes groote portretsiukken van dezen schil der met Franschen vóórnaam, Duitschen fa- miiienaam en Engelsche allure opgehangen. Ziet men die zaken in een tijdschrift dan leest men er gemakkelijk de technische teekenknaphetd uit, maar van de qualiteii der kleur blijkt niets. Zijn kleur nu is droog en hard, maar wel juist, en op effect berekend. Een oude Judge met den rooden rechtermantel om de schouders, is ook in den kop van een scherpe karakteresiiek en als in hout gesneden en ongetwijfeld van een treffende gelijkenis. Gelijken doen al deze portretten, dat is buiten quaestie; de voordracht is voort durend knap, maar koel, het werk heeft een zekere hooghartigheid dieeigenlijk door niets gemotiveerd wordt. Als men dit soort portretschilderkunst scherp bekijkt krijgt men onwillekeurig den indruk dat men met den bode van den minister spreekt, doch dat de staatsman zelf niet thuis is. Het is yreemd 1 maar waar 'dat juist deze gekleede jassen in de kunst in de society het hoogste opgeld doen. Men schijnt in die kringen nu eenmaal meer voor den bode dan voor den baas zelf te voelen. Alleen het dorre is Engelsch aan Greiffenhagen, maar in zijn harde knapheid bereikt hij meer dan veel portrettisten bij ons. Doch er zijn een paar echt Engelsche schilders ook in deze zaal. zij het dan minder overvloedig, vertegenwoordigd, waarvan men zonder reserve genieten kan. Dat zijn Clausen en Orpen. (Wij laten de titels van deze heeren nu maar rustig ter zijde: ze zijn bekend genoeg). "Van Clausen is er een square bij maanlicht en met brandende lantarens waarin het blauw-wit en oranje-achtig licht zoo subtiel verweven zijn en de sfeer zóó doordringend Engelsch is. dat ge onmiddellijk de direct heid voelt van des schilders aandoening. Er is nog een landschap van hem, even on middellijk ontroerend door groote zuiverheid. Even Engelsch ook. Er loopen wat schapen in fel zonlicht in de grijsgroene landen die men in Engeland en nergens anders ziet. Er boven een wolkenlucht met veel blauw er in. Fel is het licht, toch proeft men meer het zout in de lucht dan de hitte van den zomer dag. Clausen blijkt hier een nobel artist, vol eenvoud, maar vol grootsche houding voor dezen tijd. Orpen is ook de bestudeering waard. Hij. Clausen en nog een paar weten wat schilderen is, schilderen zooals een ander praat, met die steeds te herkennen natuur lijkheid die geen behoefte heeft aan opzich tig onderwerp of curieuse opvatting. Er is van Orpen hier een Slapend vrouw tje, waarin ge de muziek van een Watteau of Fragonard meent te hooren. ook een schets voor een vrouwenportret heeft herin nering aan achttiende-eeuwsche elegantie. John Lavery bezit niet ten onrechte een groote reputatie in de republiek der schilder kunst. De drie schilderijen die hier zijn ma ken zijn roem begrijpelijk al heeft hij er wel belangrijker gemaakt. Niet zoo sterk als Clau sen geeft ook Lavery toch dit typisch ath- mospherische in het Engelsche landschap. Er is hier een wijde duinpan, vlak aan zee, met veel figuratie heel geestig gevuld, er is ook een grasveld met golfspelers. Men kent die sujetten waarin hij gelukkiger is dan in een studeerkamerinterieur, waarin een oude heer die op G. B. Shaw lijkt, zit te lezen. De invloed van Anton van Dijck op de groote Engelsche figuurschilders der acht tiende eeuw, werkt ook nu nog na. Er is hier een Mr. Frederic Whitins met een levens groot portret eener jonge dame in rijbroek en met twee honden aan haar voeten, waar uit die „houding" der groote Engelsche mees ters te herkennen is- Zulk werk is buitenge woon knap geschilderd, men moet veel in zijn mars hebben om dat te presteeren; men zie er de geniale wijze maar eens op aan, waarop het zittende hondje geschilderd werd en dan worden de regimenten van bloem-, kruik en vruchtstilleven-schilders die over de wereld heerschen, al licht wat bescheide ner. Van denzelfden schilder valt er nog een ander groot werk een modelleur of beeld houwer voorstellend, te waardeeren. Nog enkele namen noemen wij ten slotte. De vermakelijke voorstellingen van Spurrien trekken uw aandacht. Echt Engelsche joke, deze zaken, waarin baardige matrozen met gelaatstrekken als engeltjes van De Wit en ontbloote borsten in een kleur als van pas gekookte garnalen een glimlach oproepen. Toch een apart soort humor, die nog nader te definieeren zou zijn. Geheel buiten onzen smaak valt een schil der als Zinkeisen. Serieus te nemen zijn o.a. Dunlop en de weer geheel anders geaarde Dickey (de laatste met landschappen). In de kleine zaal valt ons oog op de eenigszins ex travagante peinture van Cedric Morris, die echter qualiteiten vertoont die hem buiten het middelmatige houden. Er zijn een aantal knappe, groote compo sities van Brangwyn, en een groot aantal teekeningen en aquarellen die interessant zijn en bewijzen dat ook over het Kanaal de jongste Parijsche productie werd opgemerkt. En natuurlijk evenals overal op de wereld, schilderijen die in de verte op Cézanne, Mo net en hun tijdgenooten lijken- Doch wat eigens en opmerkelijk was, meen ik in het voorafgaande voor mijn lezers genoteerd te hebben. 25-5-33. J. H. DE BOIS. EEN VOORBESPREKING door KAREL DE JONG. Van de beide werken, die het „Concertge bouw-Trio" Zondag zal spelen, mogen we het eerste, het Trio op. 70 no. 1 van Beethoven als bij vele luisteraars bekend onderstellen. ..Geister-Trio" of „Gespenter-Trio" wordt het vaak genoemd. De (niet van Beethoven afkomstige) benaming heeft zijn ontstaan te danken aan den indruk die het tweede hoofd deel, het Largo assai bij den hoorder wekt. Dit Largo is wellicht, het somberste, meest pessimistische stuk. dat Beethoven geschre ven heeft. Een vergelijking met het Largo uit de pianosonate op. 10 no. 3. met het Adagio van het strijkkwartet op. 18 no. 1 en dat der cello sonate op. 102 no. 2 ligt voor de hand, dringt zich zelfs op. Ook deze drie staan, evenals het Largo uit op. 70 no. 1 in d kl. t. en alle vier schijnen uit dezelfde som bere stemming geboren. Maar in het piano- het duo- en het kwartetstuk zijn ten minste ook oogenblikken, waar de zon even door het duister boort; waar een troostend, hoopge vend woord gesproken schijnt te worden en ook in het aan smart, strijd en ontgooche ling zoo rijke Adagio uit de pianosonate op. 106 ontbreken de lichtere momenten niet. In het trio-stuk echter wordt het ziele-duister geen oogenblik verhelderd- Met een bange vraag schijnen de beide strijkinstrumenten, unisono aan te vangen: het klavier ant woordt met een smartelijke bevestiging. Nog driemaal worden vraag en antwoord met ge dempte stemmen uitgesproken dan klin ken de klachten luide op. Heftige interrup ties, als van verzet, volgenalles zinkt weer in de stemming van het begin terug, nu nog huiveringwekkender door het geheim zinnige tremolo. Bevende chromatische gan gen dalen als vale schaduwen van de ver ijsde in nevels gehulde hoogten, schaduwen, die de spookachtige visioenen in 't leven rie pen. welke in de benaming „Gespenter- Trio" tot uiting zijn gekomen. Een korte epi loog. die alle mysteriën onopgelost laat, be sluit dit Largo, dat het allesbeheerschende centrum van het geheele trio is. Want tegen over dit stuk schijnen zoowel het begin- Allegro als het slot-Presto van ondergeschik te beteekenis. In het Allegro treedt hoofdza kelijk de muzikale arbeid, de motivische be werking op den voorgrond: de periodebouw is beknopt de stemming weinig gedefinieerd: rythmische motieven wisselen met korte ly rische episodes. De finale neemt tweemaal -een aanloop die door een fermate gestuit 1 wordt; 'dan gaat het frisch' en onbezorgd verder als in het lied .Ging heut' morgen über's Felri". i.Is het niet merkwaardig dat Mahler voor de verklanking daarvan ook de toonsoort D. gr. t. koos?) De schaduwen en schimmen van den nacht zijn weggevaagd. Een voorliefde voor chromatische opvolging is in alle drie deelen van het Trio bemerk baar; in de snelle hoofddeelen toont zij zich in harmonische schakelingen, in het Largo doet zij zich meer coloristisch gelden. Van het tweede werk dat Zondag door het zelfde ensemble gespeeld wordt is waar schijnlijk de auteur voor de meesten een on bekende. Corlo Antonio Campioni was in de 2e helft der 18de eeuw een gerenommeerd componist te Florence. Ons Hollanders kan het interesseeren dat een deel zijner werken te Amsterdam in druk verscheen. Dat het Dinsdagavond-programma van Weenen mijn aandacht trekt is minder door dat de betrekkelijk weinig gespeelde Derde Symphonie van Schubert daarop voorkomt, dan wel omdat het ons een curieus werk van Beethoven, nl. zijn op. 91. „Wellingtons Sieg oder Die Schlacht bei Vittoria" geheeten, be looft. Aan het ontstaan en de eerste uitvoe ring van dit werk is een merkwaardige ge schiedenis verbonden. Te Weenen woonde Johann Nepornuk Malzel, een mechanicus, die zich naam gemaakt had door de con structie van een automatischen trompetter, een dito-schaakspeler en verschillende me chanische muziekinstrumenten, w.o. een soort van orchestrion, dat hij „panharmonikon" genoemd had. Malzel's naam is voor ons ver bonden aan de motronome, het pyramide- vormige toestel dat als tempomeier gebruikt wordt, maar waarvan M. eigenlijk niet de uit vinder was, want als zoodanig wordt ge noemd de Amsterdamsche insti-umentmaker D. N. Winkel (1780—1826). Malzel nu had Beethoven eens met 50 ducaten uit den brand geholpen en bovendien een hoorapparaa: voor hem geconstrueerd en meende nu wel eens op een contrapraestatie aanspraak te kunnen maken. Hij vroeg hem dus om een stuk voor zijn panharmonikon te maken, wat Cherubini ook al eens gedaan had. Beetho ven ging er op in. want ten eerste wilde hij M. diens vrier.dschapsdient vergelden en ten tweede had AL hem een gemeenschappelijke reis naar Engeland voorgesteld, waarvan Beethoven groote verwachtingen had, want Haydn was rijk aan geld en eer uit Enge land teruggekomen en Malzel was een uit geslapen manager Nu had Wellington den 21en Juni 1813 het Fransche leger bij Vit toria verslagen: M„ die de voorliefde van het publiek voor oorlogs-program ma muziek ken de. sloeg er direct munt uit. die ook voor de toekomstige Engelsche reis waarde kon heb ben. en Beethoven leverde hem een pracht stuk voor zijn panharmonikon. Maar omdat het nog meer reclame zou maken, als het stuk eerst in den vorm van een groot orkest werk gepresenteerd werd. Beethoven liet zich bepraten en bewerkte het voor groot orkest, en in dien vorm zou dan de première gaan op een concert ten voordeele van in den krijg gewonde Beieren en Oostenrijkers. Alle fac toren werkten samen voor succes: zelfs wa ren eersterangs musici als Salieri, Spohr. Hummel, Meyerbeer, Romberg. Moscheles enz. bereid een plaats in het te vormen or kest in te nemen. De beide „kanonnenmachi- nes" (een soort heel erg groote trommen, vijf voet in doornee) werden volgens Beethovens eigen verklaring door de eerste kapelmeesters bediend. Het programma van het concert van 8 Dec., den 12den Dec. herhaald luidde: 1. Einde ganz neue Sinfonie, die sicbente in A dur von Beethoven. 2. Zwei Marche, gespielt von Malzels mecha- nischen Trompeter, der eine von Dussek, der andere von Pleyel. 3. Wellingtons Sieg (Erste Abteilung Schlacht, Zweite Abteilung Sieges-Sympho- nie). Het succes was enorm, de nette opbrengst 4000 gulden. Het opus 91 verlangt behalve het gewone orkest nog 2 militaire orkesten, die resp. de Fransche en Engelsche legers voorstellen. Men hoort eerst „Rule Britannia", dan „Marl borough s'en va-t-en guerre": dan breekt het slaggewoel los. De kanonnen donderen, ratels illustreeren het geweervuur. Gaande weg wordt het Fransche vuur tot zwijgen ge bracht. Malbroek gaat in mineur over. het klinkt en wordt in een uiterst leelijk fugato bewerkt. Beethoven zelf verklaarde later dat zijn op. 91 een domheid was en hem slechts in zooverre dierbaar was, dat hij daarmee de Weeners totaal verslagen had. LUXOR THEATER. Mevrouw en haar huisknecht. Ook deze week geeft Luxor naar gewoonte twee hoofdfilms. Ze zijn in de goede velg- orde geplaatst. Want na het verblijf aan boord van een schip, waar elk der keurige gasten een dief blijkt te zijn, is het koddig gezelschap in het kasteel van een parvenu een verademing. De eerste film, „Dieven aan boord" is een Amerikaansch product. De geschiedenis han delt. over de edelsteenen, welke een met een millionnair getrouwde gewezen tooneel- speelster in Europa gekocht heeft en waarvan zij de belasting ontduiken wil, weshalve ze. inplaats van 't kostbare goedje in de kluis van den kapitein in bewaring te geven, haar smaragden op de onmogelijkste plaatsen ver stopt, waar ze herhaaldelijk worden gestolen door als heer verkleedc en elkaar gecon- cureerende boeven. Als redder van de edel steenen en van de moraal treedt een misdadi ger op. die. na zich rijk te hebben gestolen, hei vak er aan heeft gegeven en nu een eer zaam burger is geworden. In den juweelcn- dief herkent hij zijn verloren geraakten zoon. die het slechte voorbeeld zijns vaders gevolgd heeft, maar nu ook zijn goede voor beeld ter harte neemt en de dame van de ju- weelen huwt inplaats van ze ten derden male te besteden. Echter heeft de deugd in dit ge val wel een sterken steun in de minder pret tige ervaringen, welke de jonge boosdoener opdoet, als de tegenpartij hem in de kr.cl heeft gekregen. Het is vooral dan. dat het publiek de volle maat aan sensatie incasseert, al zorgt de tante van wie eigenlijk de juwee- len zijn (de boef huwt niet haar. maar het nichtje) voor het gebruikelijke komische te gengif. Mevrouw en haar huisknecht, de tweede film, is iouter komisch. De sensatie is hier van een volmaakt goedaardig soort. Want sensatie is het toch eigenlijk ook wel. wat do aanblik verschaft van den door een ondeu gend uitstapje in het nauw gedreven huis heer, die, naar het bekende kluchtspel recept, tegenover zijn vrouw hevig opschept over 'riet gesmaakte kunstgenot in de opera, tot deze hem het ochtendblad voorhoudt met. het bericht, dat de voorstelling door heeschheid van den tenor niet is doorgegaan! De eenvoudige gemoedelijke Duïtsche klein- burger Schneider is tot welstand gekomen en moeder de vrouw meent nu, met de groote wereld mee te moeten doen. Weshalve ze e.'n huisknecht in dienst neemt, die zeven en twintig jaar bij een graaf in betrekking is ge weest. Dit heerschap speelt nu den baas over de familie, die zich heel den dag allerlei kwellerij moet laten welgevallen. Een werkloos ingenieur, die als chauffeur bij dn expediteur in dienst is gekomen en het door zijn bekwaamheid tot bedrijfsleider gebracht heeft, mag de dochter des huizes niet beminnen, omdat hij „geen stand" is. Maar Hyppollt. de huisknecht, verklapt het geheim en zoo krijgt Frank de lieve Elli ten slotte toch nog en verspeelt de door Pa en Ma vanwege zakelijke voordeelen geprote geerde deftige huwelljkscandidaat op net laatste oogenblik nog zijn kans. Het is een genoeglijke geschiedenis, die wel grappig wordt voorgedragen en heel den avond door den lach in de zaal houdt. Maar het is meer gefilmd tooneel dan film. Behalve deze beide hoofdschotels discht Luxor nog een teekenfiim op en eer. reeks actualiteiten, waaronder de roeiwedstrüden op Hemelvaartsdag, het bezoek van de ten nisspeelster Susanne Lenglen aan Amster dam, een verkeersoptocht te Amersfoort en een schuttersfeest in Limburg. Alles te zamen rijkelijk voldoende om een avond afleiding te verschaffen, nu de weer voorspelling nog weer een week regen in het vooruitzicht stelt. H. G. CANNEGIETSR. CINEMA PALACE. Karin Hardt. Acht meisjes in een boot. In ons nummer van Woensdag hebben we het hoofdnummer reeds besproken. Daar hebben we al gewezen op het gevoelige spel van Karin Hardt, die de hoofdrol heeft, en op den goeden kijk, die de film geeft op het Duitsche train- systeem, bij roeien ditmaal. Wc kunnen thans dus met bo venstaand volstaan. Het voorprogram ma brengt Dumas ten tooneele. Ook deze maal weet de bekende humorist op zijn onbewogen, laconieke manier het publiek te boeien met zijn eenvoudig- gebrachte liedjes, o.a. Zij bemint me. en Dumas' droom als dokter met 4 patiënten. Na de gebruikelijke Journaals, waarbij Polygoon o.a. verschijnt met de Varsity, wordt een Amerikaansche klucht gedraald van het beproefde recept: door een bed zakken, met groente gooien, achtervolgingen op straat enz. Maar afgezien van do in deze film voor komende grappige momenten fop een aar dige verkleedpartij mag de aandacht geves tigd worden) heeft, de film nog een bizondere aantrekkingskracht en wel in het optreden van Fatty Arbuckle. Deze komiek die vroeger „de" komiek-der-twee-acters was. verdween na een schandaal uit de filmwereld. Pogingen om terug te keeren mislukten hem. tot dat Warner Bros hem een kans gaf. Een tournée als variété-artist schonk het bewijs, dat het publiek zijn capaciteiten op hoogen prijs stelde cn thans vervaardigt hij weer twec- acters voor de film. Fatty redivivus! Het gebeurt niet vaak. dat een filmster na een periode van Jaren zwij gen terugkeert, met. succes. Pola Negri pro beerde het. Clara Bow heeft weer gefilmd, het mislukte de eerste, en dc tweede REMBRANDT THEATER. Het Tecken des Kruises. In Rembrandt Theater wordt deze week geprolongeerd de veelbesproken film van Cecil de Mille „Het Teekcn des Kruises". aan welke film de vorige week in deze kolommen een uitvoerig verslag is gewijd. Daar deze film zeer lang is. blijft er voor 't bijprogramma maar wei nig tijd over, het be staat dan ook slechts uit de openingsmuziek, het Fox Movi New.s en Polygoon's Holl. Nieuws. Na „Het Teeken des Kruises" gezien te heb ben, zullen velen wel de dankbare verzuchting slaken, „Wat een geluk dat wc niet meer in die oude tijden loven, met zijn ruwe zeden en onmenschclljke wan ver verhoudingen!" In Fox Movie News zien we de Berlijnschc bereden politie-agen- ten in een arena op hun paarden eenige schitterende staaltjes van hun rijkunst geven. Een heel wat verheffender schouw spel. dan die andere arena in het oude Rome in Het Teekcn des Kruises ons biedt, waar de Christenen door de leeuwen worden ver slonden Charles Langhlon als Nero. Johan Maurils van Nassau door Paulo Setubal. Paulo Setuba! heeft als onderwerp voor zijn historische roman: Johan Maurits van Nassau gekozen de Hollandsche bezetting van Brazilië. De aanvallen op Bahia zijn voorbij en de eigenlijke verovering van Pcrnambuco met aangrenzende kapiteinschappen is afge loopen. R. Schreuder en J. Slauerhoff vertaalden het werk uit het Portugeesch. Het boek ver scheen in de Wereldbibliotheek. Congorilla, door Martin Johnson. Martin Johnson, die mot zijn echtgenoote onderzoekingstochten door Afrika heeft on dernomen. en daarvan in zijn bock „Dc Ko ning der Wildernis" al verhaald heeft, be schreef moer avonturen, met pygmeeën en gorilla's in Afrika ditmaal, in zijn boek Co.ngorilia, dat. vertaald door J. van Reonse- ma, is verschenen bij Scheitema en Giltay te Amsterdam. Talrijke foto's illustreeren den tekst Ik en mijn Speelman. door Aart van der Leeuw Bij Nijgh en Van Ditmar N V. te Rotterdam is verschenen ae zevende druk van Ik en mijn Speelman, eer. luchthartige geschiedenis door Aart van der Leeuw. Het bandontwerp is van J. Briedc.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 17