yOOR DIEREN- EN
BSBmgsmsETS
BIJVOEGSEL
HAARLEM'S
DAGBLAD
Vrijdag 9 Juni
Ï933
AAN ALLEN.
De vorige week beloofde ik jullie toch nog
ïets te vertellen van de Pinksterbruidjes. In
Deventer zijn weer buurtfeesten gevierd van
de Finksterkronen. De Pinksterbruidjes wor
den daar soms mee versierd, maar 't is echt
Deventersch om zoo'n Pinksterkroon, die
soms Meters hoog is, midden op 't markt
plein te zetten. Natuurlijk heeft de jeugd
eromheen gedanst en gezongen. Het aloude
Pnksterkroonlied luidt:
De Pinksterkroon is weer in 't land!
Daarom de vlaggen aan alle kant!
Hoezee! Hoezee! Hoezee!
Nu zijn de mooie Pinksterkronen in den
IJsel gegooid. Dat is altijd zoo de slot-scène.
In de kleine dorpen in den Achterhoek zag
men ook nu nog touwen langs den weg ge
spannen, waaraan kleine kroontjes hingen.
Er stonden kinderen bij, die zongen:
Voetje vegen,
Centje geven.
Wanneer men zijn centje geofferd had,
mocht men passeeren In 't Zuiden van Lim
burg zat in Meersen 't pinksterbruidje in een
loofhut. Voor geld was ze te zien. Ook daar
stonden kinderen bij, die voordat je naar bin
nen ging, je schoenen reinigde van 't stof. In
Hindeloopen heeft men ook vroolijk gedanst
onder den pinksterkroon. Hier en daar zag
men nog de mooi oud-Hindelooper kleeder
dracht. Dit wordt alleen nog maar bij hooge
feestelijke gelegenheden gedragen.
Op 't eiland Terschelling spreekt men niet
van Pinksterbruidjes, maar van Pinkster
blommetjes. Zoo'n pinksterblom is vaak over
laden met gouden en zilveren versiersels. In
Twente spreekt men van de Pinksterbroedjes
Op den lsten Pinksterdag ging in 't dorp
Geesteren het pinksterbroedje met haar vrien
dinnen van hoeve tot hoeve om centjes in
te zamelen voor „het teermaoltjen op Pink
stermaandag". Óp zoo'n teermaaltje gaat het
vroolijk toe. De oude kinderspelletjes wor-
iden weer opgerakeld.
't Is wel eigenaardig, dat al deze oude
volksgebruiken en volksfeesten weer opnieuw
schijnen te herleven. Voor een groot deel
hebben we dit te danken aan den heer van
der Ven te Oosterbeek. Zeden en gewoonten
van vele plattelanders heeft hij weer in eere
hersteld.
In 1919 heeft deze meneer van der Ven in
Arnhem een vaderlandsch historisch volks
feest georganiseerd, waar 5000 menschen uit
alle deelen van ons land bijeen waren ge
bracht. Ze waren daar in de oude kleeder
drachten, dansten de oude dansen, speelden
de oude spelen. Er zijn heel wat toeschou
wers geweest en men heeft toen wel heel
duidelijk gevoeld, hoe jammer 't zou zijn als
deze mooie, zinnebeeldige gebruiken, ver
dwenen. Men spreekt met een vreemd woord
van folklore.
Meneer van der Ven heeft wel begrepen,
dat 't heel moeilijk was om de kleederdrach
ten te doen voortbestaan. De wollen mutsen,
de kroplappen, de keurslijfjes, ze zijn alle
zoo omslachtig in dezen tijd van vlug-afdoen.
Hoeveel bekoring er van de provinciale klee
ding uitgaat, hygiënisch is ze lang niet al
tijd. Ik zag een schoolfoto van kinderen uit
Hierden, op de Veluwe. Ze was op een echt
zomerschen dag gemaakt, en je moest mede
lijden hebben met die kleine meisjes, die daar
in de klas zaten met een wollen „poetse" op
het hoofd en een dikken omslag om hals en
schouders. En dan die Marker vrouwen met
hun half dozijntje rokken op een warmen
Junidag. Of de Friesche boerinnen, die zoo
veel aan hoofdpijn lijden, door 't strakke, on
doordringbare oorijzer. Wij, die gekleed kun
nen gaan, zooals wij willen, kunnen begrij
pen, dat de oude kleederdrachten verdwij
nen, hoe mooi ze dan ook zijn.
Maar we zijn den heer van der Ven dank
baar, dat hij de oude volksgebruiken heefc
verfilmd. Zijn lente- en zomerfilms zijn zoo
geestig en tevens zoo mooi, dat ik wou, dat
jullie ze allemaal konden zien. Julius Röntgen
onze groote componistheefi bovendien voor
een muzikale illustratie gezorgd. Er zijn films
van de feesten en gebruiken der vier jaar
getijden.
Van Limburg zien we t meest, van Zuid-
Holland 't minst. Deze laatste provincie
heeft weinig oud platteland meer. Onder de
tegenwoordige jeugd schijnt een nieuwe folk
lore te groeien. Denk maar aan de volks
dansen, aan rythmische gymnastiek, aan
plastische uitbeeldingen. En denk aan onze
kampen met haar kampliedjes en kampvu
ren. Wie een kamp heeft meegemaakt, weet,
dat „echt kampsch" iets heerlijks is.
W. B.—Z.
PLANTENVRIENDJES
Een wollen lap opgehangen in een boom,
Waar veel rupsen zijn, trekt dit schadelijk ge
dierte tot zich. Als je 's avonds de lap op
hangt, kun je 's morgens je vangst binnen
halen.
Salamanders eten graag kleine stukjes
rauw vleesch en garnalen.
Om bloemen lang frisch te houden doet
men wel een lepeltje zout in 't water of
dubbel koolzure soda.
Gezonde hanen en kippen hebben steeds
roode kammen.
Spinnen zijn goede barometers. Is er wind
of regen in 't zicht, dan verkort de spin haar
draden. Zoolang het weer veranderlijk is,
blijft dit zoo. Begint ze langer draden te we
ven. dan wordt het weer zeker mooi. Zit een
spin langen tijd stil, dan gaat het vast re-
genen.
Papegaaien zullen eerder iets met den lin
kerklauw aanpakken dan met den rechter.
Paarden houden veel van klontjes. Ze vin
den het prettig, als je. met je hand over hun
kop strijkt.
HOE MOPSJE VREDE STICHTTE
.Hij ons thuis bloeit de Meidoorn al, Marie!"
zei Griete, het kamermeisje tegen Marie,
de keukenmeid.
„Ja," zei Marie. „Het is toch wel fijn bui
ten te wonen. Griete- Hier is geen Meidoorn
te bekennen."
„Ikbegon Klaas, de tuinmansjon
gen. maar Griete onderbrak hem. Griete
mocht Klaas niet. Dat wist Mopsje, de hond.
„Jij weet niets van Meidoorn af. Klaas; al
ben je dan ook tuinmansjongen." zei Griete
ruw. „Ik heb buiten gewoond en jij niet."
Het was waar. Mopsje wist, dat Klaas in
de stad woonde. Maar dat vond Mopsje niet
erg, en om hem moed in te spreken, likte
hij de hand van Klaas. Die was altijd treu
rig onder het eten in de keuken; buiten was
hij vroolijk genoeg.
„Dat komt door Griete," zei hij dan tegen
Mopsje. „Ze heeft nooit een vriendelijk woord
voor me over."
Mopsje vond het erg jammer, dat Griete
geen goede vriendjes met Klaas wilde wor
den. Klaas vond het ook. Hij had er heusch
zijn best voor gedaan, dat wist het hondje.
Hij veegde altijd zijn voeten af, voor hij de
keuken binnenging om te eten en maakte
nooit vuile voetstappen.
Maar dit keer was Klaas aan tafel vroo-
lijker dan anders.
„Ik heb een idee, Mopsje!" zei hij tegen
den hond. „Heb je gehoord, dat Griete zei,
dat ze van Meidoorn hield?"
„Het zou beter zijn als ze van Jou en mij
hield. Wij zijn allebei uit de gunst!" zuchtte
Mopsje, die den laatsten tijd ook niet erg
verwend werd door Griete.
Griete dacht zeker, omdat hij van Klaas
hield, dat hij ook niet van haar kon houden.
Ze wist ook niet, dat Mopsje van hen allebei
evenveel hield; maar dat, wanneer ze on
vriendelijk was tegen Klaas, Mopsje zijn par
tij moest opnemen.
„Ik wilde haar vertellen, als ze me niet on
derbroken had," zei Klaas, „dat wij ook een
WIM'S GROOTE KANS.
„Ga maar gerust. Vader. Ik zal goed voor
alles zorgen," zei Wim de Bruy. „Ik zal er
wel om denken, dat niemand er met ons ge
reedschap van door gaat."
Wim voelde zich bijzonder belangrijk dien
ochtend. Zijn vader, die eigenaar was van
een „eenpersoons-garage" was plotseling
weggeroepen en Wim, die toevallig net va-
cantie had, zou gedurende zijn afwezigheid
oppassen.
Hij voelde zich eenige centimeters groeien,
toen zijn Vader wegreed. Nog even wuiven
met zijn hand en het auto'tje schoot den
hoek om.
„Ik wou, dat er een groot karwei kwam,"
zei Wim tegen zichzelf. „Dat zou fijn zijn
voor Vader. Hij heeft het den laatsten tijd
niet erg druk gehad!"
Maar er kwam geen groot karwei. Hij be
zemde de garage uit. poetste de benzinepomp
een beetje op en begon toen te werken aan
den motor, waar hij mee bezig was.
Endelij k klonk er een geluid van een
claxon buiten en Wim sprong naar voren.
„Heb je hier water, vent?" vroeg de man
achter het stuur. Het was een heel oude en
armoedige auto. Wolken stoom kwamen uit
den radiator.
„Ja, Mijnheer!"
Hij holde de garage in en kwam toen te
rug met een emmer water. Niemand kon den
radiator vlugger gevuld hebben dan hij en
de motorkap weer sluitend vroeg hij:
..Benzine, Mijnheer?"
„Nee!"
Het was een onvriendelijk antwoord; maar
Wim scheen het niet te hoor en. Hij greep
de starter, slingerde aan en met een getik,
als van een machine-geweer startte de wa
gen. Wim moest haastig terugspringen, want
de auto schoot naar voren, daar de bestuur
der de versnelling overhaalde.
Voor hij van den schrik bekomen was., was
de auto al verdwenen.
„Wel heb ik ooit! Hij bedankt zelfs niet
eens!"
De jongen was een beetje boos en een
beetje terneergeslagen ook, Hij ging terug
naar zijn werkbank.
Maar zijn moed kwam weer terug, toen er
eenige minuten later, weer een hoornsignaal
klonk.
Ditmaal was het een heel andere auto
een IVge. sjieke wagen met een reusachtig
lange motorkap. Het soort auto. dat over de
honderd kilometer per uur rijdt. Maar de
motor vertikte het op het oogenblik, en Wim.
die zijn Vader vaak geholpen had met klei
nere karweitjes, zag, dat de benzinetank ab
soluut leeg was.
Een man hing uit het raampje.
..Schiet eens op!" blafte hij.
Wim haastte zich naar hem toe. Maar
toch viel het hem op. dat de man een viezige
pet droeg en dat hij een gemeen gezicht had.
..Waar is je baas?", vroeg hij ruw.
„Vader is even weg. Mijnheer."
„Hm," zei de man geërgerd. „Is hier nog
Meidoornstruik in den tuin hebben en dat
die nu juist in bloei staat."
Den volgenden morgen was Klaas erg
vroolijk. Hij kwam fluitend binnen. Hij was
vroeg ook en terwijl Griete boven de bedden
aan het opmaken was. zag Mopsje Klaas op
zijn teenen de keuken binnensluipen met
iets in zijn hand.
„Nu heeft ze tenminste Tiaar lievelings
bloemen!" zei Klaas terwijl hij heel hard
floot toen hij weer aan zijn werk ging. He:
scheen een fijne dag te worden: Griete zong
boven en Klaas floot in den tuin. Maar plot
seling hoorde Mopsje een gil uit de keuken.
„Marie. heb je ooit?" Maar Griete's stem
klonk boos, inplaats van blij-
„Wat is er meisje?" vroeg Marie. Klaas
en Mopsje bleven stil staan, om te luisteren.
„Wat een idee, wat een idee! Klaas heeft
een tak Meidoorn in de keuken gezet. Voor
Griete! Ja. en hier staat: van Klaas. En
Opeens begon Griete te huilen. „Wist hij dan
niet, Marie. dat Meidoorn in huls ongeluk
aanbrengt?"
Klaas stond heel stil te kijken. Zijn gezicht
was erg rood geworden. Noch hij noch Mopsje
hadden geweten, dat het ongeluk beteekent
Meidoorn in huis te brengen. Maar dat wist
Griete. die op het land geboren was, natuur
lijk wel.
„Weg er mee Marie!" zei Griete, terwijl ze
den Meidoorn het raam uitgooide.
„Wel heb ik ooit. daar breng ik haar nog
wel den eenigen bloeienden tak. die er aan
den struik te vinden was." Klaas sprak
boos. toen de Meidoorn het raam uitvloog,
terwijl Grietes kwaad gezicht hem nakeek.
Nu zouden die twee wel heelemaal ruzie
krijgen!
Mopsje rende naar den Meidoorntak, wil
de hem oprapen, om hem naar Griete terug
te brengen, maar
„Woef!" jankte Mopsje.
Klaas draaide zich om en Griete kwam
aanhollen op dat geluid, dat als een kreet van
pijn klonk.
„Mopsje!" Ze riepen het beiden tegelijk.
„O, ik had niet zoo boos moeten zijn,"
snikte Griet. „Nu heeft Mopsje zijn poot be
zeerd aan een Meidoornstekel."
„En ik had je dien rommel niet moeten
brengen, Griete," zei Klaas. „Maar ik dacht,
dat het je geluk zou aanbrengen en geen
ongeluk!"
.Laten we dan nu maar samen den doorn
uit Mopsjes poot halen," zei Griete.
Het deed erg pijn, maar Mopsje gaf er
niets om: want Klaas en Griete praatten
vriendelijk samen en aaiden hem en zeiden
lieve woordjes.
OOM KEES.
IIIIIIMIIW
iemand anders, die verstand heeft van
auto's?"
„Ik mijnheer."
„Jij? Welenfin, ik heb haast," onder
brak hij zichzelf. „Wat is er aan de hand
met dien motor?"
„Ik geloof, dat de benzine-toevoer ver
stopt is. Mijnheer," antwoordde Wim ijverig.
„Dat kan ik wel voor U in orde maken."
„Vlug dan wat!"
In een tel had Wim de motorkap opgelicht
Het was zooals hij gedacht had: de carburator
kreeg geen benzine.
„Het is gauw in orde gemaakt, heeren!"
zei hij tegen de mannen, die uit de auto ge
stapt waren en die r.u blijkbaar angstig de
richting uitkeken, waar zij vandaan geko
men waren. „Ik zal eerst de benzine weg la
ten loopen en dan de schroeven losdraaien."
Hij dook in de wagen en tastte met zijn
hand over den grond naar de benzinekraan.
Toen gaf hij een kreet van verbazing: tus-
schen de wol van het tapijt lag iets glinste-
rends.
Het was een gouden ring met een dia
mant.
„Een van de mannen moet hem hebben
laten vallen." dacht Wim. „MaarHij
floot zachtjes tusschen zijn tanden. Binnen
aan den ring hing een kaartje, waar de prijs
nog op stond. Zeker zou niemand een ring
dragen, waar het prijskaartje aan hing.
Plotseling schoten herinneringen door zijn
hoofd van verslagen over dieven, die eerst
een prachtige auto stalen en daarna een ju
welier oplichtten. Dat zou de verklaring zijn
hoe deze armoedige lui aan dien prachtigen
wagen kwamen: waarom zij zoo haastig wa
ren; waarom zij zoo angstig over den weg
keken, en.... waarom deze nieuwe ring
hier lag.
Dieven!!! Wat moest hij doen?
Er was geen telephoon om de politie te
waarschuwen: de dieven zouden hem wel
verhinderen om een passeerend automobilist
te waarschuwen en er waren geen huizen in
de buurt.
„Maak eens een beetje voort." gromde de
man met bet gemeene gezicht ongeduldig.
„Wat is er?"
Wim stopte onbemerkt den ring in zijn zak.
„Nie-niets, Mijnheer. De kraan was een
beetje stijf aangedraaid; ik moet er mijn ge
reedschap bij halen."
Hij rende naar de garage terug, zijn her
sens werkten bliksemsnel.
„Ik moet ze hier vasthouden," dacht hij.'
„Misschien zit de politie hen achterna en
als ik maar lang genoeg werk heb, worden
ze misschien nog gesnapt."
Hij schroefde de benzineleiding los. terwijl
de mannen op zijn vingers keken. Ongeluk
kigerwijze was het een gemakkelijker werkje,
dan hij gedacht had. Het was niets anders
dan een verstopte leiding, die de benzine ver
hinderde de machine te bereiken.
Het was in een oogenblik gebeurd, de kraan
werd weer aangeschroefd; en de reparatie
was gedaan.
De mannen, die er nu weer opgeruimd uit
zagen, klommen in den wagen en de chauf-
„MIENTJE TREUZELKOUS."
Het is zeker niet meer noodïg te verkla
ren. waarom MIenlje den bijnaam had van
„Treuzelkous", dat begrijp jullie wel! Het
arme kind treuzelde bij alles wat ze deed
verschrikkelijk, 's Morgens stond ze niet op.
voordat Moeder haar meer dan zes of zeven
keer geroepen had. Dan moet ze naar school:
maar ze komt niet klaar; eerst zich was-
schen, dan zich aankleeden. dan ontbijten en
daarna haar boeken bij elkaar zoeken. Ge
volg: te laat op school en iederen keer aan
merkingen op haar rapport. Dat gaat zoo den
heelen dag door. Aan tafel is zij het laatste
klaar en daar haar vader juist heel vlug eet,
duurt de maaltijd op die manier langer er.
komt hij te laat op kantoor. Toen besloot
men maar niet meer op haar te wachten, en
Mientje moest alleen aan tafel blijven, tot
haar bordje leeg was. Dat was natuurlijk
erg vervelend voor de dienstmeisjes, die nu
ook moesten wachten, tot Mientje klaar was.
Net zooals andere meisjes, vond Mientje
het ook leuk kleine handwerkjes voor haar
kamertje te maken. Maar er was er nog
nooit één klaargekomen. Eens gedurende
de vacantie was zij begonnen aan een jurk
voor haar pop; een half jaar daarna had
ze er nog niet eens den zoom van genaaid
en een jaar later waren de mouwtjes er nog
niet ingezet.
„Hoe kun je nu zoo treuzel®*?" vroeg
haar Moeder wanhopig. „Zul je dat dan
nooit afleeren?"
Mientje bploofde beterschap: zij deed
heusch erg haar best. maar ze vond het zoo
moeilijk, dat haar goede voornemens nooit
lang stand hielden.
Maar eens op een keer heeft ze haar ge
treuzel voorgoed afgeleerd. De heele familie
zou naar het circus gaan. Ook Mientje had
er zich erg op verheugd: al die vreemde die
ren en die grappige clowns. Bovendien zou er
iets bijzonders te zien zijn in den vorm van
een Japansche pantomime, waarin een aard-
H3IUIII li! w! iHiiiiI IJ llh I? I:! i i Li lil Tlüi jtrd i lii
feur wilde net op het knopje van den zelf-
starter drukken, toen Wim een idee kreeg.
Hij had een tang in zijn hand en met een
vlugge beweging, die de mannen niet op
merkten, kneep hij de leiding door, die den
stroom naar den carburator leidde.
De bestuurder drukte op het knopje.
Er gebeurde niets, juist zooais Wim ge
dacht had. Hij drukte nog eens en nog eens,
en sprong toen woedend uit de auto.
„Wat beteekent dat?" bulderde hij.
Wim probeerde een medelijdend gezicht te
zetten.
„Nu is het toch de benzine niet. Ik zal eens
kijken of er misschien een leiding gebroken
is. Maar dat zal wel een poosje duren!"
„Een poosje duren?" riep de man. „We
kunnen hier onzen tijd niet verknoeien. Luis
ter. heb je een andere auto. die je ons kunt
verhuren? Dan laten we deze staan om ge
repareerd te worden
„Het spijt me, heeren. We hebben alleen
maar een oude motorfiets
„Ook goed!" onderbrak de man hem.
„Vlug! Waar is hij? Piet, haal jij den boel
uit den wagen."
Piet dook in de auto en kwam weer te
voorschijn met een bundeltje, dat hij in zijn
jaszak stopte. Toen volgden ze Wim de ga
rage in.
Wim's hart bonsde; want hij had een ge
waagd plannetje in zijn hoofd. Aan het an
dere einde van de garage was een klein ka
mertje, dat gebruikt werd voor het opbergen
van blikken benzine een donker kamertje,
zonder venster en met een stevig slot op de
deur.
Wim wees naar de deur.
„Daar staat de motor!zei hij, terwijl hij
probeerde zijn stem rustig te doen klinken.
Hij ging terzijde staan om de mannen bin
nen te laten gaan.
Niets vermoedend gingen zij naar binnen,
en toen sprong Wim naar voren. Voor dat
de mannen er erg in hadden, dat ze in een
val waren gelokt, was de deur dicht gegooid
en zat het slot er stevig op- Het was ln een
oogenblik gebeurd en hoe de mannen ook
jammerden en te keer gingen, de deur bleef
gesloten.
„Straks mogen jullie eruit!" riep Wim, ter
wijl hij wegholde.
De rest was gemakkelijk. Zijn geroep trok
de aandacht van een passeerend wielrijder
en een automobilist, De eerste bleef met. Wim
wacht houden bij de deur. opdat de dieven
niet zouden ontsnappen, en de laatste ging
de politie waarschuwen.
„Dat was een kranig stukje werk. vent!"
zei de inspecteur van politie, toen de gevan
genen met de politie-auto weggehaald waren
en Wim de geschiedenis verteld had. „Daar
zul je niets bij verliezen."
En zoo was het ook. Er kwam een beloo
ning voor het terechtkomen van de juweelen
en één voor he; terugbrengen van de auto.
Met dat geld kon Wim's Vader een grootere
garage op een beter punt koopen, en het zal
wel niet lang meer duren of er wordt een
nieuwe naam boven den ingang geschilderd.
Die zal luiden: Firma dc Bruy en Zoon.
beving zou voorkomen. Jc begrijpt hoe Mien
tje zich verheugde.
Maar hoewel ze geprobeerd had op tijd
te zijn, was ze nog niet klaar, toen de ande
ren al klaar stonden om weg te gaan Toen
verloor haar Vader zijn geduld en zei:
„Wel. zooveel te erger voor jou: want nu
moer je maar alleen thuis blijven. Dan zul je
wel leeren een volgenden keer vlugger voort
te maken!"
Zoo gezegd, zoo gedaan. Mientje werd
thuis gelaten met een half dichtgcregen
schoor.. Hoe ze ook huilde, snikte en riep.
cr was niets aan te doen. men liet haar
alleen
Toen nam het meisje zich ernstig voor,
om in het vervolg wat minder langzaam te
zijn.
Hoewel ze luisterde, hoorde ze de auto mot
haar Vader en Moeder niet weg gaan. Zon
der twijfel was er iets niet in orde met den
motor. Ze haastte zich, haastte zich, reeg
haar schoen dicht, zette haar hoed op. trok
haar mantel aan en rende de trap af Ze
kon nog net in dc auto springen, toen deze
begon te rijden.
Zoo heeft Mientje haar leelijk gebrek af
geleerd; ze is nooit, meer te laat gekomen.
Haar bijnaam van „Mientje Treuzelkous"
werd vergeten.
DINA VAN Z.
ZOMERWENSCHEN.
Lieve zomer, 'k ben zoo blij toch,
Dat jc r-.u gekomen bent.
En 'k hoop maar dat te ons nu ook
Maanden lang eens echt verwent.
Je moet weten, 'k heb veel wcnschrn.
Die ik je nu zeggen wil.
Toen 't zoo regende en waalde
Hield ik mij maar liever stil.
'k Wou graag gauw vacantie hebben
Om te gaan naar zee en duin
Om te stoeien in de bosschen,
Of te zitten in den tuin.
'k Wou graag zwemmen alle dagen.
Liefst des morgens al heel vroeg
Want van plassen in het water.
Krijg je 's zomers nooit genoeg.
'k Wou zoo graag aardbeien eten.
Laat ze groeien rood en dik.
En liefst ook gauw lekkre bessen.
Ja, dan ben ik ln mijn schik.
Maak ook alle zwakke kindren
Krachtig, sterk en heel gezond.
Laat de zon ze bruin maar branden,
Geef ze wangen dik en rond.
Lieve zomer, 'k kan niet verder.
Want o wee. daar steekt m' een mug
Lieve zomer, och ik smeek je
Neem die muggen maar terug.
Ik houd veel van alle vogels.
Bloem en boomen. 'k zie zc graag.
Maar die muggen, die zoo steken.
Zijn een echte zomerplaag.
OVERLEG BIJ DE DIEREN.
Een Zeeuw vertelde onlangs het volgende:
Een vlsscher had oesters gevangen en om
ze versch te houden had hij zc in het water
bij een scheepshelling gelegd, Een paar krab
ben, die daar vertoefden, rekenden al vast
op een heerlijk oester-diner. Ze scharrelden
er omheen in de hoop. dat er enkele hun
schelp zouden openen. Of dc oesters onraad
vermoedden, ze hielden hun woningen op
slot. De krabben hadden geduld Eindelijk
opent een oester haar schelp. Een krab slaat
vlug zijn poot uit om toe te grijpen, maar
flap het huisje sluit zich weer. 't Had geen
haar gescheeld, of de krabbepoot was zon
der krab mee naar binnen gegaan.
Alles bleef zooals 't was. De krabben wacht
ten en wachtten. Een nam een kiezelsteentje
van den bodem in zijn stevige knijpers. Toen
eindelijk weer een oesterschelp geopend werd
werd het steentje met groote behendigheid
tusschen de schelphelften verwerkt. Sluiten
was onmogelijk. Al spoedig werd dc oester
gegrepen en letterlijk verslonden.
OMA'S VERJAARDAG.
Kleine Hans heeft in zijn handjes,
bloemetjes, een groote bos
Saamgevoegd met strooien bandjes;
want dan vallen ze niet los.
Hansje plukt ze voor zijn Oma,
omdat ze heden jarig is.
En straks, dan gaat hij met Mama
ze brengen, dat is niet mis!
Met Mamma samen in de bus.
dat is een groot plezier!
Oma geeft hij een flinke kus
en zegt: „Kijk nu eens hier.
Wat ik voor U heb meegebracht
zijn bloemen groot en klein!
Oma geeft Hans een kus en lacht
en zegt: „Dat vind ik fijn!!"