yOOR DIEREN- EN BSBmgsmsETS BIJVOEGSEL HAARLEM'S DAGBLAD Vrijdag 9 Juni Ï933 AAN ALLEN. De vorige week beloofde ik jullie toch nog ïets te vertellen van de Pinksterbruidjes. In Deventer zijn weer buurtfeesten gevierd van de Finksterkronen. De Pinksterbruidjes wor den daar soms mee versierd, maar 't is echt Deventersch om zoo'n Pinksterkroon, die soms Meters hoog is, midden op 't markt plein te zetten. Natuurlijk heeft de jeugd eromheen gedanst en gezongen. Het aloude Pnksterkroonlied luidt: De Pinksterkroon is weer in 't land! Daarom de vlaggen aan alle kant! Hoezee! Hoezee! Hoezee! Nu zijn de mooie Pinksterkronen in den IJsel gegooid. Dat is altijd zoo de slot-scène. In de kleine dorpen in den Achterhoek zag men ook nu nog touwen langs den weg ge spannen, waaraan kleine kroontjes hingen. Er stonden kinderen bij, die zongen: Voetje vegen, Centje geven. Wanneer men zijn centje geofferd had, mocht men passeeren In 't Zuiden van Lim burg zat in Meersen 't pinksterbruidje in een loofhut. Voor geld was ze te zien. Ook daar stonden kinderen bij, die voordat je naar bin nen ging, je schoenen reinigde van 't stof. In Hindeloopen heeft men ook vroolijk gedanst onder den pinksterkroon. Hier en daar zag men nog de mooi oud-Hindelooper kleeder dracht. Dit wordt alleen nog maar bij hooge feestelijke gelegenheden gedragen. Op 't eiland Terschelling spreekt men niet van Pinksterbruidjes, maar van Pinkster blommetjes. Zoo'n pinksterblom is vaak over laden met gouden en zilveren versiersels. In Twente spreekt men van de Pinksterbroedjes Op den lsten Pinksterdag ging in 't dorp Geesteren het pinksterbroedje met haar vrien dinnen van hoeve tot hoeve om centjes in te zamelen voor „het teermaoltjen op Pink stermaandag". Óp zoo'n teermaaltje gaat het vroolijk toe. De oude kinderspelletjes wor- iden weer opgerakeld. 't Is wel eigenaardig, dat al deze oude volksgebruiken en volksfeesten weer opnieuw schijnen te herleven. Voor een groot deel hebben we dit te danken aan den heer van der Ven te Oosterbeek. Zeden en gewoonten van vele plattelanders heeft hij weer in eere hersteld. In 1919 heeft deze meneer van der Ven in Arnhem een vaderlandsch historisch volks feest georganiseerd, waar 5000 menschen uit alle deelen van ons land bijeen waren ge bracht. Ze waren daar in de oude kleeder drachten, dansten de oude dansen, speelden de oude spelen. Er zijn heel wat toeschou wers geweest en men heeft toen wel heel duidelijk gevoeld, hoe jammer 't zou zijn als deze mooie, zinnebeeldige gebruiken, ver dwenen. Men spreekt met een vreemd woord van folklore. Meneer van der Ven heeft wel begrepen, dat 't heel moeilijk was om de kleederdrach ten te doen voortbestaan. De wollen mutsen, de kroplappen, de keurslijfjes, ze zijn alle zoo omslachtig in dezen tijd van vlug-afdoen. Hoeveel bekoring er van de provinciale klee ding uitgaat, hygiënisch is ze lang niet al tijd. Ik zag een schoolfoto van kinderen uit Hierden, op de Veluwe. Ze was op een echt zomerschen dag gemaakt, en je moest mede lijden hebben met die kleine meisjes, die daar in de klas zaten met een wollen „poetse" op het hoofd en een dikken omslag om hals en schouders. En dan die Marker vrouwen met hun half dozijntje rokken op een warmen Junidag. Of de Friesche boerinnen, die zoo veel aan hoofdpijn lijden, door 't strakke, on doordringbare oorijzer. Wij, die gekleed kun nen gaan, zooals wij willen, kunnen begrij pen, dat de oude kleederdrachten verdwij nen, hoe mooi ze dan ook zijn. Maar we zijn den heer van der Ven dank baar, dat hij de oude volksgebruiken heefc verfilmd. Zijn lente- en zomerfilms zijn zoo geestig en tevens zoo mooi, dat ik wou, dat jullie ze allemaal konden zien. Julius Röntgen onze groote componistheefi bovendien voor een muzikale illustratie gezorgd. Er zijn films van de feesten en gebruiken der vier jaar getijden. Van Limburg zien we t meest, van Zuid- Holland 't minst. Deze laatste provincie heeft weinig oud platteland meer. Onder de tegenwoordige jeugd schijnt een nieuwe folk lore te groeien. Denk maar aan de volks dansen, aan rythmische gymnastiek, aan plastische uitbeeldingen. En denk aan onze kampen met haar kampliedjes en kampvu ren. Wie een kamp heeft meegemaakt, weet, dat „echt kampsch" iets heerlijks is. W. B.—Z. PLANTENVRIENDJES Een wollen lap opgehangen in een boom, Waar veel rupsen zijn, trekt dit schadelijk ge dierte tot zich. Als je 's avonds de lap op hangt, kun je 's morgens je vangst binnen halen. Salamanders eten graag kleine stukjes rauw vleesch en garnalen. Om bloemen lang frisch te houden doet men wel een lepeltje zout in 't water of dubbel koolzure soda. Gezonde hanen en kippen hebben steeds roode kammen. Spinnen zijn goede barometers. Is er wind of regen in 't zicht, dan verkort de spin haar draden. Zoolang het weer veranderlijk is, blijft dit zoo. Begint ze langer draden te we ven. dan wordt het weer zeker mooi. Zit een spin langen tijd stil, dan gaat het vast re- genen. Papegaaien zullen eerder iets met den lin kerklauw aanpakken dan met den rechter. Paarden houden veel van klontjes. Ze vin den het prettig, als je. met je hand over hun kop strijkt. HOE MOPSJE VREDE STICHTTE .Hij ons thuis bloeit de Meidoorn al, Marie!" zei Griete, het kamermeisje tegen Marie, de keukenmeid. „Ja," zei Marie. „Het is toch wel fijn bui ten te wonen. Griete- Hier is geen Meidoorn te bekennen." „Ikbegon Klaas, de tuinmansjon gen. maar Griete onderbrak hem. Griete mocht Klaas niet. Dat wist Mopsje, de hond. „Jij weet niets van Meidoorn af. Klaas; al ben je dan ook tuinmansjongen." zei Griete ruw. „Ik heb buiten gewoond en jij niet." Het was waar. Mopsje wist, dat Klaas in de stad woonde. Maar dat vond Mopsje niet erg, en om hem moed in te spreken, likte hij de hand van Klaas. Die was altijd treu rig onder het eten in de keuken; buiten was hij vroolijk genoeg. „Dat komt door Griete," zei hij dan tegen Mopsje. „Ze heeft nooit een vriendelijk woord voor me over." Mopsje vond het erg jammer, dat Griete geen goede vriendjes met Klaas wilde wor den. Klaas vond het ook. Hij had er heusch zijn best voor gedaan, dat wist het hondje. Hij veegde altijd zijn voeten af, voor hij de keuken binnenging om te eten en maakte nooit vuile voetstappen. Maar dit keer was Klaas aan tafel vroo- lijker dan anders. „Ik heb een idee, Mopsje!" zei hij tegen den hond. „Heb je gehoord, dat Griete zei, dat ze van Meidoorn hield?" „Het zou beter zijn als ze van Jou en mij hield. Wij zijn allebei uit de gunst!" zuchtte Mopsje, die den laatsten tijd ook niet erg verwend werd door Griete. Griete dacht zeker, omdat hij van Klaas hield, dat hij ook niet van haar kon houden. Ze wist ook niet, dat Mopsje van hen allebei evenveel hield; maar dat, wanneer ze on vriendelijk was tegen Klaas, Mopsje zijn par tij moest opnemen. „Ik wilde haar vertellen, als ze me niet on derbroken had," zei Klaas, „dat wij ook een WIM'S GROOTE KANS. „Ga maar gerust. Vader. Ik zal goed voor alles zorgen," zei Wim de Bruy. „Ik zal er wel om denken, dat niemand er met ons ge reedschap van door gaat." Wim voelde zich bijzonder belangrijk dien ochtend. Zijn vader, die eigenaar was van een „eenpersoons-garage" was plotseling weggeroepen en Wim, die toevallig net va- cantie had, zou gedurende zijn afwezigheid oppassen. Hij voelde zich eenige centimeters groeien, toen zijn Vader wegreed. Nog even wuiven met zijn hand en het auto'tje schoot den hoek om. „Ik wou, dat er een groot karwei kwam," zei Wim tegen zichzelf. „Dat zou fijn zijn voor Vader. Hij heeft het den laatsten tijd niet erg druk gehad!" Maar er kwam geen groot karwei. Hij be zemde de garage uit. poetste de benzinepomp een beetje op en begon toen te werken aan den motor, waar hij mee bezig was. Endelij k klonk er een geluid van een claxon buiten en Wim sprong naar voren. „Heb je hier water, vent?" vroeg de man achter het stuur. Het was een heel oude en armoedige auto. Wolken stoom kwamen uit den radiator. „Ja, Mijnheer!" Hij holde de garage in en kwam toen te rug met een emmer water. Niemand kon den radiator vlugger gevuld hebben dan hij en de motorkap weer sluitend vroeg hij: ..Benzine, Mijnheer?" „Nee!" Het was een onvriendelijk antwoord; maar Wim scheen het niet te hoor en. Hij greep de starter, slingerde aan en met een getik, als van een machine-geweer startte de wa gen. Wim moest haastig terugspringen, want de auto schoot naar voren, daar de bestuur der de versnelling overhaalde. Voor hij van den schrik bekomen was., was de auto al verdwenen. „Wel heb ik ooit! Hij bedankt zelfs niet eens!" De jongen was een beetje boos en een beetje terneergeslagen ook, Hij ging terug naar zijn werkbank. Maar zijn moed kwam weer terug, toen er eenige minuten later, weer een hoornsignaal klonk. Ditmaal was het een heel andere auto een IVge. sjieke wagen met een reusachtig lange motorkap. Het soort auto. dat over de honderd kilometer per uur rijdt. Maar de motor vertikte het op het oogenblik, en Wim. die zijn Vader vaak geholpen had met klei nere karweitjes, zag, dat de benzinetank ab soluut leeg was. Een man hing uit het raampje. ..Schiet eens op!" blafte hij. Wim haastte zich naar hem toe. Maar toch viel het hem op. dat de man een viezige pet droeg en dat hij een gemeen gezicht had. ..Waar is je baas?", vroeg hij ruw. „Vader is even weg. Mijnheer." „Hm," zei de man geërgerd. „Is hier nog Meidoornstruik in den tuin hebben en dat die nu juist in bloei staat." Den volgenden morgen was Klaas erg vroolijk. Hij kwam fluitend binnen. Hij was vroeg ook en terwijl Griete boven de bedden aan het opmaken was. zag Mopsje Klaas op zijn teenen de keuken binnensluipen met iets in zijn hand. „Nu heeft ze tenminste Tiaar lievelings bloemen!" zei Klaas terwijl hij heel hard floot toen hij weer aan zijn werk ging. He: scheen een fijne dag te worden: Griete zong boven en Klaas floot in den tuin. Maar plot seling hoorde Mopsje een gil uit de keuken. „Marie. heb je ooit?" Maar Griete's stem klonk boos, inplaats van blij- „Wat is er meisje?" vroeg Marie. Klaas en Mopsje bleven stil staan, om te luisteren. „Wat een idee, wat een idee! Klaas heeft een tak Meidoorn in de keuken gezet. Voor Griete! Ja. en hier staat: van Klaas. En Opeens begon Griete te huilen. „Wist hij dan niet, Marie. dat Meidoorn in huls ongeluk aanbrengt?" Klaas stond heel stil te kijken. Zijn gezicht was erg rood geworden. Noch hij noch Mopsje hadden geweten, dat het ongeluk beteekent Meidoorn in huis te brengen. Maar dat wist Griete. die op het land geboren was, natuur lijk wel. „Weg er mee Marie!" zei Griete, terwijl ze den Meidoorn het raam uitgooide. „Wel heb ik ooit. daar breng ik haar nog wel den eenigen bloeienden tak. die er aan den struik te vinden was." Klaas sprak boos. toen de Meidoorn het raam uitvloog, terwijl Grietes kwaad gezicht hem nakeek. Nu zouden die twee wel heelemaal ruzie krijgen! Mopsje rende naar den Meidoorntak, wil de hem oprapen, om hem naar Griete terug te brengen, maar „Woef!" jankte Mopsje. Klaas draaide zich om en Griete kwam aanhollen op dat geluid, dat als een kreet van pijn klonk. „Mopsje!" Ze riepen het beiden tegelijk. „O, ik had niet zoo boos moeten zijn," snikte Griet. „Nu heeft Mopsje zijn poot be zeerd aan een Meidoornstekel." „En ik had je dien rommel niet moeten brengen, Griete," zei Klaas. „Maar ik dacht, dat het je geluk zou aanbrengen en geen ongeluk!" .Laten we dan nu maar samen den doorn uit Mopsjes poot halen," zei Griete. Het deed erg pijn, maar Mopsje gaf er niets om: want Klaas en Griete praatten vriendelijk samen en aaiden hem en zeiden lieve woordjes. OOM KEES. IIIIIIMIIW iemand anders, die verstand heeft van auto's?" „Ik mijnheer." „Jij? Welenfin, ik heb haast," onder brak hij zichzelf. „Wat is er aan de hand met dien motor?" „Ik geloof, dat de benzine-toevoer ver stopt is. Mijnheer," antwoordde Wim ijverig. „Dat kan ik wel voor U in orde maken." „Vlug dan wat!" In een tel had Wim de motorkap opgelicht Het was zooals hij gedacht had: de carburator kreeg geen benzine. „Het is gauw in orde gemaakt, heeren!" zei hij tegen de mannen, die uit de auto ge stapt waren en die r.u blijkbaar angstig de richting uitkeken, waar zij vandaan geko men waren. „Ik zal eerst de benzine weg la ten loopen en dan de schroeven losdraaien." Hij dook in de wagen en tastte met zijn hand over den grond naar de benzinekraan. Toen gaf hij een kreet van verbazing: tus- schen de wol van het tapijt lag iets glinste- rends. Het was een gouden ring met een dia mant. „Een van de mannen moet hem hebben laten vallen." dacht Wim. „MaarHij floot zachtjes tusschen zijn tanden. Binnen aan den ring hing een kaartje, waar de prijs nog op stond. Zeker zou niemand een ring dragen, waar het prijskaartje aan hing. Plotseling schoten herinneringen door zijn hoofd van verslagen over dieven, die eerst een prachtige auto stalen en daarna een ju welier oplichtten. Dat zou de verklaring zijn hoe deze armoedige lui aan dien prachtigen wagen kwamen: waarom zij zoo haastig wa ren; waarom zij zoo angstig over den weg keken, en.... waarom deze nieuwe ring hier lag. Dieven!!! Wat moest hij doen? Er was geen telephoon om de politie te waarschuwen: de dieven zouden hem wel verhinderen om een passeerend automobilist te waarschuwen en er waren geen huizen in de buurt. „Maak eens een beetje voort." gromde de man met bet gemeene gezicht ongeduldig. „Wat is er?" Wim stopte onbemerkt den ring in zijn zak. „Nie-niets, Mijnheer. De kraan was een beetje stijf aangedraaid; ik moet er mijn ge reedschap bij halen." Hij rende naar de garage terug, zijn her sens werkten bliksemsnel. „Ik moet ze hier vasthouden," dacht hij.' „Misschien zit de politie hen achterna en als ik maar lang genoeg werk heb, worden ze misschien nog gesnapt." Hij schroefde de benzineleiding los. terwijl de mannen op zijn vingers keken. Ongeluk kigerwijze was het een gemakkelijker werkje, dan hij gedacht had. Het was niets anders dan een verstopte leiding, die de benzine ver hinderde de machine te bereiken. Het was in een oogenblik gebeurd, de kraan werd weer aangeschroefd; en de reparatie was gedaan. De mannen, die er nu weer opgeruimd uit zagen, klommen in den wagen en de chauf- „MIENTJE TREUZELKOUS." Het is zeker niet meer noodïg te verkla ren. waarom MIenlje den bijnaam had van „Treuzelkous", dat begrijp jullie wel! Het arme kind treuzelde bij alles wat ze deed verschrikkelijk, 's Morgens stond ze niet op. voordat Moeder haar meer dan zes of zeven keer geroepen had. Dan moet ze naar school: maar ze komt niet klaar; eerst zich was- schen, dan zich aankleeden. dan ontbijten en daarna haar boeken bij elkaar zoeken. Ge volg: te laat op school en iederen keer aan merkingen op haar rapport. Dat gaat zoo den heelen dag door. Aan tafel is zij het laatste klaar en daar haar vader juist heel vlug eet, duurt de maaltijd op die manier langer er. komt hij te laat op kantoor. Toen besloot men maar niet meer op haar te wachten, en Mientje moest alleen aan tafel blijven, tot haar bordje leeg was. Dat was natuurlijk erg vervelend voor de dienstmeisjes, die nu ook moesten wachten, tot Mientje klaar was. Net zooals andere meisjes, vond Mientje het ook leuk kleine handwerkjes voor haar kamertje te maken. Maar er was er nog nooit één klaargekomen. Eens gedurende de vacantie was zij begonnen aan een jurk voor haar pop; een half jaar daarna had ze er nog niet eens den zoom van genaaid en een jaar later waren de mouwtjes er nog niet ingezet. „Hoe kun je nu zoo treuzel®*?" vroeg haar Moeder wanhopig. „Zul je dat dan nooit afleeren?" Mientje bploofde beterschap: zij deed heusch erg haar best. maar ze vond het zoo moeilijk, dat haar goede voornemens nooit lang stand hielden. Maar eens op een keer heeft ze haar ge treuzel voorgoed afgeleerd. De heele familie zou naar het circus gaan. Ook Mientje had er zich erg op verheugd: al die vreemde die ren en die grappige clowns. Bovendien zou er iets bijzonders te zien zijn in den vorm van een Japansche pantomime, waarin een aard- H3IUIII li! w! iHiiiiI IJ llh I? I:! i i Li lil Tlüi jtrd i lii feur wilde net op het knopje van den zelf- starter drukken, toen Wim een idee kreeg. Hij had een tang in zijn hand en met een vlugge beweging, die de mannen niet op merkten, kneep hij de leiding door, die den stroom naar den carburator leidde. De bestuurder drukte op het knopje. Er gebeurde niets, juist zooais Wim ge dacht had. Hij drukte nog eens en nog eens, en sprong toen woedend uit de auto. „Wat beteekent dat?" bulderde hij. Wim probeerde een medelijdend gezicht te zetten. „Nu is het toch de benzine niet. Ik zal eens kijken of er misschien een leiding gebroken is. Maar dat zal wel een poosje duren!" „Een poosje duren?" riep de man. „We kunnen hier onzen tijd niet verknoeien. Luis ter. heb je een andere auto. die je ons kunt verhuren? Dan laten we deze staan om ge repareerd te worden „Het spijt me, heeren. We hebben alleen maar een oude motorfiets „Ook goed!" onderbrak de man hem. „Vlug! Waar is hij? Piet, haal jij den boel uit den wagen." Piet dook in de auto en kwam weer te voorschijn met een bundeltje, dat hij in zijn jaszak stopte. Toen volgden ze Wim de ga rage in. Wim's hart bonsde; want hij had een ge waagd plannetje in zijn hoofd. Aan het an dere einde van de garage was een klein ka mertje, dat gebruikt werd voor het opbergen van blikken benzine een donker kamertje, zonder venster en met een stevig slot op de deur. Wim wees naar de deur. „Daar staat de motor!zei hij, terwijl hij probeerde zijn stem rustig te doen klinken. Hij ging terzijde staan om de mannen bin nen te laten gaan. Niets vermoedend gingen zij naar binnen, en toen sprong Wim naar voren. Voor dat de mannen er erg in hadden, dat ze in een val waren gelokt, was de deur dicht gegooid en zat het slot er stevig op- Het was ln een oogenblik gebeurd en hoe de mannen ook jammerden en te keer gingen, de deur bleef gesloten. „Straks mogen jullie eruit!" riep Wim, ter wijl hij wegholde. De rest was gemakkelijk. Zijn geroep trok de aandacht van een passeerend wielrijder en een automobilist, De eerste bleef met. Wim wacht houden bij de deur. opdat de dieven niet zouden ontsnappen, en de laatste ging de politie waarschuwen. „Dat was een kranig stukje werk. vent!" zei de inspecteur van politie, toen de gevan genen met de politie-auto weggehaald waren en Wim de geschiedenis verteld had. „Daar zul je niets bij verliezen." En zoo was het ook. Er kwam een beloo ning voor het terechtkomen van de juweelen en één voor he; terugbrengen van de auto. Met dat geld kon Wim's Vader een grootere garage op een beter punt koopen, en het zal wel niet lang meer duren of er wordt een nieuwe naam boven den ingang geschilderd. Die zal luiden: Firma dc Bruy en Zoon. beving zou voorkomen. Jc begrijpt hoe Mien tje zich verheugde. Maar hoewel ze geprobeerd had op tijd te zijn, was ze nog niet klaar, toen de ande ren al klaar stonden om weg te gaan Toen verloor haar Vader zijn geduld en zei: „Wel. zooveel te erger voor jou: want nu moer je maar alleen thuis blijven. Dan zul je wel leeren een volgenden keer vlugger voort te maken!" Zoo gezegd, zoo gedaan. Mientje werd thuis gelaten met een half dichtgcregen schoor.. Hoe ze ook huilde, snikte en riep. cr was niets aan te doen. men liet haar alleen Toen nam het meisje zich ernstig voor, om in het vervolg wat minder langzaam te zijn. Hoewel ze luisterde, hoorde ze de auto mot haar Vader en Moeder niet weg gaan. Zon der twijfel was er iets niet in orde met den motor. Ze haastte zich, haastte zich, reeg haar schoen dicht, zette haar hoed op. trok haar mantel aan en rende de trap af Ze kon nog net in dc auto springen, toen deze begon te rijden. Zoo heeft Mientje haar leelijk gebrek af geleerd; ze is nooit, meer te laat gekomen. Haar bijnaam van „Mientje Treuzelkous" werd vergeten. DINA VAN Z. ZOMERWENSCHEN. Lieve zomer, 'k ben zoo blij toch, Dat jc r-.u gekomen bent. En 'k hoop maar dat te ons nu ook Maanden lang eens echt verwent. Je moet weten, 'k heb veel wcnschrn. Die ik je nu zeggen wil. Toen 't zoo regende en waalde Hield ik mij maar liever stil. 'k Wou graag gauw vacantie hebben Om te gaan naar zee en duin Om te stoeien in de bosschen, Of te zitten in den tuin. 'k Wou graag zwemmen alle dagen. Liefst des morgens al heel vroeg Want van plassen in het water. Krijg je 's zomers nooit genoeg. 'k Wou zoo graag aardbeien eten. Laat ze groeien rood en dik. En liefst ook gauw lekkre bessen. Ja, dan ben ik ln mijn schik. Maak ook alle zwakke kindren Krachtig, sterk en heel gezond. Laat de zon ze bruin maar branden, Geef ze wangen dik en rond. Lieve zomer, 'k kan niet verder. Want o wee. daar steekt m' een mug Lieve zomer, och ik smeek je Neem die muggen maar terug. Ik houd veel van alle vogels. Bloem en boomen. 'k zie zc graag. Maar die muggen, die zoo steken. Zijn een echte zomerplaag. OVERLEG BIJ DE DIEREN. Een Zeeuw vertelde onlangs het volgende: Een vlsscher had oesters gevangen en om ze versch te houden had hij zc in het water bij een scheepshelling gelegd, Een paar krab ben, die daar vertoefden, rekenden al vast op een heerlijk oester-diner. Ze scharrelden er omheen in de hoop. dat er enkele hun schelp zouden openen. Of dc oesters onraad vermoedden, ze hielden hun woningen op slot. De krabben hadden geduld Eindelijk opent een oester haar schelp. Een krab slaat vlug zijn poot uit om toe te grijpen, maar flap het huisje sluit zich weer. 't Had geen haar gescheeld, of de krabbepoot was zon der krab mee naar binnen gegaan. Alles bleef zooals 't was. De krabben wacht ten en wachtten. Een nam een kiezelsteentje van den bodem in zijn stevige knijpers. Toen eindelijk weer een oesterschelp geopend werd werd het steentje met groote behendigheid tusschen de schelphelften verwerkt. Sluiten was onmogelijk. Al spoedig werd dc oester gegrepen en letterlijk verslonden. OMA'S VERJAARDAG. Kleine Hans heeft in zijn handjes, bloemetjes, een groote bos Saamgevoegd met strooien bandjes; want dan vallen ze niet los. Hansje plukt ze voor zijn Oma, omdat ze heden jarig is. En straks, dan gaat hij met Mama ze brengen, dat is niet mis! Met Mamma samen in de bus. dat is een groot plezier! Oma geeft hij een flinke kus en zegt: „Kijk nu eens hier. Wat ik voor U heb meegebracht zijn bloemen groot en klein! Oma geeft Hans een kus en lacht en zegt: „Dat vind ik fijn!!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 13