DE ALLERMOOISTE KERSEN.
UIT HET LEVEN DER BEVERS.
ZATERDAG f7 JUNI 1933
HAARLE M'S DAGBLAD
t1
BIJVOEGSEL
HAARLEM'S
DAGBLAD
AAN ALLEN.
Jan H. vraagt me, waarom vulpennen nooit
heelemaal van goud zijn. Terwijl ik deze
vraag beantwoord, zullen we het meteen
eens over dit edele metaal hebben.
Kijk eens Jan, zuiver goud zou voor pen
nen veel te zacht zijn. Voor ringen, munten
én gebruiksvoorwerpen eveneens. Men smelt
daarom zuiver goud met 1/9 van zijn gewicht
aan andere metalen. In den regel zijn dit
koper en zilver. Nu krijgt men een sterk me
taal.
In ons land drukt men het gehalte aan
zuiver goud uit in karaten. Zuiver goud is 24
karaat. De meeste gouden voorwerpen, die
niet bepaald tot sieraad dienen, bevatten
goud 'van 14 karaat. Om bedrog tegen te
gaan moeten gouden voorwerpen ook een
merk hebben.
Een goudsmid gebruikt om goud te keuren
'een toetsteen. Geroutineerde lui kunnen aan
't gewicht van het voorwerp al weten, of ze
met echt goud te doen hebben.
Het keurteeken voor 14 karaatgoud is
een eikeblaadje- Een leeuwtje geeft een hoo-
ger karaat aan.
Al jaren lang heeft men geprobeerd goud
te maken. Dergelijke menschen. die zich
daarmee bezighielden, noemde men alchimis
ten. Tot nog toe is het aan niemand gelukt.
Het meeste goud wordt gebruikt voor mun
ten. Al eeuwen lang is het gebruikt voor sie
raden. Jullie herinnert je misschien wel. hoe
ook in de oude Egyptische koningsgraven
gouden sieraden gevonden zijn, vooral in het
graf van Toet Anch Amen. In de tandheel
kunde wordt goud gebruikt voor het vullen
van kiezen en voor gehemelteplaten en haak
jes bij de gebitten.
Het meeste goud wordt gewonnen door
wasschen van goudhoudend zand. Het zand
wordt daartoe op een soort schaal gelegd.
Daarbij wordt water gevoegd en dit mengsel
wordt in draaiende beweging gebracht. Houdt
men dan de schaal stil, dan zakt het goud
door zijn zwaarder gewicht naar beneden. Op
den bodem komt dan een laagje stofgoud te
liereen. Het is een gemakkelijke goudwinning,
maar er gaat toch nog wel 50 pet. verloren.
Omdat goud de eigenschap heeft zich gemak
kelijk met kwikzilver te verbinden. Men ge
bruikt daarom kwikzilver om goud te verza
melen. Het mengsel noemt men amalgama.
Verhit men 't kwik, zoodat het verdampt, dan
- blijft goud over.
- "Dit is ben kostbare inethefde, ornaat' ic\idkT
zilver duur' is.' Een'beter middel is de^lpjig-
'töih'; Dft'iS' èexii lahgè 'kast'hiet'/hellehdèn bo
dem. Aan het ondereind is een zeef van door
boord ijzer. Daaronder staat een kast, die
door latten in onderafdeelingen is verdeeld.
Een waterstraal valt nu met groote kracht
op het goudhoudende zand, De fijne deeltjes
vallen door de zeef, de grove blijven liggen.
De laatste worden nagezien en verwijderd-
Dit toestel wordt alleen nog maar door Chi-
neezen gebruikt.
Gesteenten, waarin goud zit, moeten eerst
fijngestampt worden. Dan haalt men het
goud er uit door middel van kwikzilver.
Sinds 1894 heeft de firma Siemens en
Halske er zich op toegelegd de electriciteit
dienstbaar te maken aan het laten neer
slaan van gcud uit oplossingen. Ze gebruiken
baden, waarin ijzeren en looden platen han
gen. Daar doorheen wordt een electrischc
stroom gevoerd. Het goud zet zich dan af op
de looden platen. Het lood wordt dan gesmol
ten, zoodat het goud overblijft.
Er zijn natuurvorschers, die beweren, dat
in alle streken der wereld goud te vinden is,
maar het komt slechts in kleine hoeveelhe
den voor. En bijna altijd in verbinding met
een ander metaal. Meestal met zilver, doch
ook met koper, kwikzilver, platina, irridium,
enz. Het wordt gevonden in onregelmatige
kristallen, platen en blaadjes. Men vindt 't
goud ook wel in korrels van allerlei grootte-
In zeewater komt zelfs goud voor, al is het
dan ook in zeer kleine hoeveelheid.
Bij Christiana vindt men in 1000 K.G. zee
water 5 m.M. goud en 20 m.G. zilver. 1 dub
beitje weegt 1 Gr. Het gewicht aan goud uit
1000 K.G zeewater weegt 1/200 van een dub
beltje. Nu snap je, dat de kosten der goud
winning hiermee op langen na niet worden
goed gemaakt. 1 K.G. goud is pl.m. 1650 gul
den waard. Uit 1 K-G. zeewater zou men on
geveer voor 1 cent goud kunnen halen.
De goudzoekers in Chili hebben wel eens
klompen goud gevonden van 150 K.G. Dat
was natuurlijk nog eens de moeite waard.
Goud behoort tot de edele metalen, omdat
het niet roest. Je hebt nu wel de waarheid
van 't spreekwoord gesnapt: 't Is niet alles
goud wat er blinkt.
W. B.—Z.
OVER GETALLEN EN NOC WAT
Een tunnel, 3 1/2 M. in doorsnee en 13 dui
zend M. lang dwars door de aarde gegraven,
zou zooveel uitgegraven grond opleveren, als
noodig was bij 't maken van 't Panama-ka
naal.
Spinnen kunnen 7 maanden zonder
voedsel.
In 1 jaar wordt door de,diverse schoor-
steenen in Londen een hoeveelheid roet uit
geblazen, als er in 3 dagen uit alle mijnen in
Londen wordt uitgegraven.
In 't museum voor Natuurlijke Historie te
Londen is een woestijnslak, die nog al op
een kaart zat geplakt en ondergebracht was
in de schelpengalerij, wakker geworden. Hij
had 2 12 jaar geslapen.
In ons land komen 2 soorten stekelbaars
jes voor. De eene soort heeft 3 stekels, de an
dere 10. De laatste zijn zwartgekleurd en
worden ook wel eens moortjes genoemd. Ze
zijn kleiner dan de 3 stekelige.
In 1500 werden kippen in Amerika inge
voerd
Japansche hanen hebben staarten van 5
Meter lengte.
In de Sahara huist nog een rooverstam.
Waarvan de mannen een sluier dragen. Op
14-jarigen leeftijd krijgt een jongen van den
roover zijn sluier.
3 keer hebben bijen in de Geschiedenis be
legeraars verdreven. De 1ste keer verdreef
Mithridates de Romeinen bij Themiscyra
door korven met bijen naar beneden te wer
pen. De 2de keer stuurden Saksers en Gal
liërs bijen op de Noren af. De 3de keer heb
ben de bewoners van Andernach zichzelf be
vrijd door legers van bijen-
DE KLEINE JOKKEBROK.
Fritsje was den laatsten tijd stil en ge
drukt; maar nu is hij in een uitstekend
humeur en hij haalt zijn bekende grappen
weer uit. Moeder wil toch wel eens weten
wat haar zoontje gehad heeft en zij neemt
hem eens onder handen.
„Wat was er laatst toch met je gebeurd,
Fritsje?"
„Ja, Mama':, zegt Fritsje, na eenig aarze
len. „U hebt me tocht zoo n leuke sport-
portemonnaie gegeven, daar zat mijn
heele zakgeld in. Toen ik vorigen Zaterdag
nu thuis kwam, was mijn portemonnaie ver
dwenen. Ik kon niet meer teruggaan, want
dan zou U het gemerkt hebben en dat wilde
ik niet. Daarom was ik zoo stil. Maar toen
ik nu den volgenden dag de klas binnen
ging lag mijn portemonnaie op mijn lesse
naar. De werkster had haar gevonden. U
kunt U denken hoe blij ik was.
Waarom gelooft. Moeder niet, wat Frits
haar vertelt?
Oplossing komt volgende week.
DUBBELZINNIG
Als ik er niet ben, zei de schoenmaker,
dan voert mijn jongste knecht 't minste uit
van ons allemaal.
WIE IS ER DOM?
irDe P/ran-schen zijn een dom volk," vertelde
een jöiigmensch.
„Ik dacht juist; dat ze zoo schrander wa
ren," werd er opgemerkt.
Het jonge mensch hernam: „Op school was
Fransch mijn beste vak en toen ik in Parijs
kwam, kon niemand me verstaan."
Mevrouw van Houten dekte de tafel,
waarop zilver, kristal en porselein schit
terde. Zij zette de schalen koekjes neer, ter
wijl haar dochtertje -Emmie, bruin en rose,
vol gezondheid en levenslust, met een tinte
ling in haar oogen naar al dat lekkers keek.
„Mama, U verwent me veel te veel." zei
ze toen dankbaar. „Mijn vriendinnetjes zul
len niet weten wat ze zien. We kunnen dat
lekkers nooit allemaal opeten."
Mevrouw van Houten glimlachte vriende
lijk.
„Je bent ook niet alle dagen jarig. Emmie-
Vandaag ben je een groot meisje geworden
en geen klein kind meer. Daar is je ver-
jaarstaart. Kun je lezen wat er op staat?"
Het kind. gebogen over de groote taart,
die met acht kaarsjes versierd was. las zon
der moeite: „Voor Emmie's verjaardag!"
„Dat heeft Marie prachtig gedaan. Ik zal
haar een groot stuk geven,." zei ze toen.
Plotseling schudde Mevrouw van Houten
het hoofd:
„Dat is jammer I Weet je wat er nog aan
ontbreekt, meisje, om de tafel op te vroolij-
ken? Mooie roode kersen. Marie is veel te
druk bezig, om ze te:gaan koopen; maar dat
kun jij nu wel eens even gaan doen. Er is
juist" markt, ga vlug, een kilo van die-heer
lijke vruchten haten*. Hier is mijn portemon
naie; verlies haar niet!"
Emmie zette een mutsje op haar bionac
krullen nam het geld en stapte heel trots
naar de markt, die enkele minuten van het
huis verwijderd was.
Het. beursje stevig vasthoudend, wrong
kleine Emmie zich t'usschen de honderden
koopers door, die zich verdrongen voor de
etalages.
Er waren veel mooie kersen en Emmie
wilde al naar een koopvrouw gaan, die haar
groote manden vuurroode waar aanbood,
toen zij achter zich een stemmetje hoorde:
„Koop mijn kersen, alstublief. Ze zijn zoo
mooi!"
Emmie draaide zich om en stond toen te
genover een klein meisje dat misschien even
oud was, als zij zelf; maar zoo mager en
bleek, om er medelijden mee te krijgen!
„Jouw kersen zijn niet mooi," zei Emmie.
„Maar ze zijn goed," zei het meisje smee-
kend- ..Neem ze alstublief!!"
Emmie aarzelde: ze wist niet wat ze doen
moest. Ze wilde graag het kleine meisje een
genoegen doen; maar even verder lokte
prachtige roode kersen
„Ik wil ze zoo graag verkoopen, want ik
heb zoo'n honger!"
Honger! Dat woord deed Emmie schrik
ken. Honger! Hoe kon iemand honger heb
ben? En zij dacht aan de heerlijke tafel met
lekkernijen, die haar thuis wachtte.
„Geef me je heele mand maar," zei ze
toen. „Hier, pak aan."
Eu. ze -schudde in het handje van het
meisje^tféiT.'hcelehTiuhoud van dc portemon
naie.
Hard loopend ging ze terug, het mandje
kersen in haar handen.
„Hier, Mama." zei ze, terwijl ze het op
tafel zette. „Deze kersen heb ik gekocht.!"
„Maar wat een leelijke, kind! Hoe heb je
die kunnen koopen?"
Oom Ed vertelt:
„Daar, waar de rivier langzaam en traag
stroomt en groote meerachtige verbreedin
gen vormt; daar, is het niet pluis, 's Avonds
hoort men er de zonderlingste geluiden; het
kletst op het water, alsof men er met de
vlakke hand op slaat; dan hoort men plom
pen, alsof zware voorwerpen in de rivier
duiken.
Overdag merkt men minder van dit ge
heimzinnig leven; slechts af en toe valt er
krakend een boom in de rivier. De boeren, die
ter vischvangst gaan, trekken er zich niet
veel van aan; zij doen integendeel alle mo
gelijke moeite om een van die onruststokers
te pakken te krijgen. Maar de meisjes zijn er
niet toe te bewegen, zich er heen te laten
roeien; ofschoon het er daar heel rustig
uitziet!
Als de zon achter den horizon verdwenen
is, zit onbeweeglijk op den oever een oude,
dikke bever. Log als hij is, lijkt hij op een
verweerden steen of op een boomstronk
al een heelen tijd zit hij zoo, er moet iets
niet in den haak zijn! En ja hoor, plotseling
duikt hij voorover in de rivier; waarbij hij
om loodrecht, naar beneden te gaan. met zijn
platten staart op het water slaat, dat het
kletst.
Dadelijk daarna verschijnen op de plaats,
waar hij zooeven nog gezeten heeft, twee
groenig-weerschijnende oogen en een wolfs-
neus besnuffelt de plaats, waar zooeven het
malsche boutje nog zat. Nu kletst het nog
een paar maal in de buurt; andere bevers
zijn in 't water gedoken, gewaarschuwd door
het lawaai van den eersteJa, vandaag
heb je geen kar.-. vriend Isegrim. Hoe dom
de bever er ook uitziet, hij wreet wel, hoe hij
zich te gedragen heeft!
Toch komt het wel eens voor, dat- een be
ver gevangen wordt door een van zijn vijan
den: nog pas geleden werd een dik beverwijf
je door een los gevangen. Zij ging het bosch
in. om voedsel te halen voor haar jongen, die
in de rivier waren achtergebleven. Plotseling
met het geweld van een steen, viel
de los boven op haar, en brak meteen
haar ruggegraat! Z'n heele leven moet hij
echter een aandenken meedragen, want het
wijfje beet hem zoo in z'n poot. dat die voor
altijd styf bleef.
Onïïertusschen wachtten de jongen tever
geefs op hun moeder.
Wat moesten zij nu beginnen? Er bleef
niets anders over dan nu reeds den levens
wandel van de oudere bevers over te nemen.
Den volgenden avond werd het vrouwelijk
jong al door den otter gevangen, die pech
had gehad bii de vischvangst.
Het andere beverjong, gewaarschuwd door
het lot van zijn zuster was slimmer en zwom
gedurig achter' een andere familie aan. Eerst
werd hij aldoor verjaagd, maar hij hield
vol en tenslotte waren ze zoo aan hem ge
wend, dat ze hem niet meer opmerkten.
Tot de kinderen werd hij echter nog niet
gerekend; de moeder duldde hem slechts in
de nabijheid, liet hem knagen aan denzelfden
boomstam, hout vervoeren enz. Maar tot hij
meemocht in het hol. duurde nog eenige da
gen. zoodat hij bijna verhongerd was.
Intusschen was de zon aldoor sterker gaan
stralen en had gedurende maanden het land
schap verzengd, zoodat de waterspiegel al
door lager was gekomen. Eenige luchtbuizen
van de beverholen waren al droog komen te
liggen en de bewoners waren al begonnen
met nieuwe holen te gaan bouwen. Maar de
zon bleef stralen, de waterspiegel zonk lager
en lager: bovendien merkten de dieren, dat er
zoo gauw geen weersverandering te wachten
was. Toen begon er een groote bedrijvigheid
onder hen te heerschen, eerst begonnen er
een paar. maar ten slotte waren alle dieren
van de kolonie er door aangestoken. Er werd
een dam dwars door de rivier gebouwd. Jonge
boomen werden op den bodem opgestapeld en
me; slijk en schelpkalk bedekt en gedicht.
Allen werkten ingespannen, sleepten bouw
materiaal aan. schoven het voor zich uit of
droegen het zelfs in den bek. En zoo gebeur
de het, dat in een paar nachten de dam
klaar was. en de booten die de rivier af wil
den zakken, stuitten tot hun groote verwon
dering op den pasgebouwden beverdam. Met
spaden en schoffels werd de dam doorgesto
ken. Den volgenden morgen echter kwamen
ze tot de onaangename ontdekking, dat hun
werk voor niets was geweest, want de bevers
hadden 's nachts den dam weer hersteld en
veel steviger gemaakt Toen de herfst ten
einde ging, raakten alle bevers in groote op
gewondenheid. Zij sleepten heele middagen
boompjes en takken aan; maakten hun ho
len in orde voor den winter. En die kwam
spoedig.De wereld verstarde onder zijn ijzigen
adem. Waar vroeger modder en moeras was.
lag nu een schijnbaar uitgestorven woestenij.
Alleen in de half-bolvormige burchten gaat
het leven zijn regelmatigen gang. De vorst
dringt niet zoo ver door. dat het water in dc
buizen bevriest, de burchten worden echter
zoo hard als steen en zelfs de reuzenbeer
slaagt er niet in ze te vertrappen. De bewo
ners zijn er warm en veilig. Of bestaat er
toch nog één gevaar, al is het nog zoo klein?
In heel strenge winters kan het n.l. gebeu
ren. dat de buizen dicht vriezen. Dan krijgen
de bewoners het benauwd in hun zelfge
maakte gevangenissen en wat moet het arme
knaagdier dan beginnen?
Of hü knaagt een gat in den wand. óf hU
stikt over het algemeen voelt hij de ko
mende weersgesteldheden wel van te voren;
en richt zich daarna in. Ook deze moeilijke
tijd ging voorbij. Donderend en krakend
schoven de ijsschot-sen over elkaar en dit la
waai wekt ook onze bevers uit hun diepen
slaap. De onrust der elementen deed zich
ook in hun bloed voelen. Het oudste bever
wijfje merkte er het eerst iets van, ze rekt
zich uit, roLt zich van haar rug op haar zijde,
gaapt een paar maal flink en schuift naai
de buis. om er dan in te verdwijnen. Als zij
door de modder gedoken is, die zich tijdens
den winter voor de buis opgehoopt heeft,
wordt ze door de stroom gegrepen; ternau
wernood kan zij zich met krachtige slagen in
stil water redden, zonder ook maar lucht te
halen, zwemt ze door tot oen bodem en kruipt
eindelijk blazend onder de schotsen vandaan
op den oever. Ook de andere bevers hebben
het niet gemakkelijk. Hooger en hoogcr is het
water gestegen, de heele streek is over
stroomd; alle burchten staan vol water en de
bewoners moeten op boomstammen of op den
koepel van hun huis slagen.
Hierna komt de tijd. waarin de bevers
gaan paren. De oude mannetjes leveren ver
bitterden strijd met hun mededingers en
vaak zonderen zij zich van dc kolonies af.
Ook dit duurt niet lang. Al gauw wordt het
gewone leven weer opgenomen. Zij bouwen
vlijtig en laten de wonden en beten, die zij in
de gevechten hebben opgnloopen genezen.
Nu hebben jullie in hoofdzaak de geschie
denis van een beverkolonie gehoord, jongens!
Alleen moeten jullie nog weten, dat dit merk
waardige knaagdier in Europa haast niet
meer voorkomt. En waar ze nog voorkomen,
wordt hij wettelijk beschermd tegen uit
roeien In de groote rivieren van N.-Azië en
N.-Amerika leven nog talrijke kolonies. Daar
heeft de mensch ze nog niet kunnen verja
gen en dat is aan één kant maar goed ook!"
Emmie, tranen in haar oogen, antwoordde
niet.
„En hoeveel heb je er voor betaald?"
Zonder iets te zeggen, liet Emmie de
leegc portemonnaie zien.
„Dit wil toch niet beduiden, dal je al dat
geld hebt gegeven voor die afschuwelijke
kersen?" riep Moeder verontwaardigd. „Het
lijkt wel, of je vier inplaats van acht jaar
geworden bent
Voor Emmie iets tot haar verdediging kon
zeggen, was Marie binnengekomen.
„Mevrouw daar is een meisje, die de jonge
juffrouw wil spreken. Ze ziet er erg armoe
dig uit
„Wat wil ze?" vroeg Mevrouw van Hou
ten verbaasd. „Laat haar binnen. Marie."
Marie liep weg om dan terug te komen met
het meisje van de kersen, die verlegen naar
Emmie keek.
„U hebt te veel betaald." zei ze toen. „ik
ben U achterna gegaan, om het U terug te
geven. Want zooveel zijn de kersen niet
waard!"
En zij stak een handvol geldstukken naar
Emmie uit.
Mevrouw Van Houten begon de waarheid
te begrijpen.
„Heb je de kersen van dat meisje gekocht,
omdat ze er zoo zielig uitzag?" vroeg zij
zacht aan Emmie. die het hoofdje boog ..Dat
had je me dan direct moeten vertellen."
Toen zich naar het andere meisje wen
dend:
..Je bent een eerlijk verkoopstertje."
Het. kind glimlachte stralend.
..Natuurlijk, mevrouw. Uw dochtertje was
de eenige, die iets van me kocht. Dan mocht
ik haar toch niet bestelen-"
„Je bent zoo mager en bleek, kindje. Heb
ben je ouders dan geen geld genoeg om je
voldoende eten te geven?"
„Mijn ouders zijn dood," zei het kind
zachtjes. „Nu woon ik bij een buurvrouw;
maar die kan me ook niet te eten geven.
Dus moet ik werken. Maar dat is moeilijk.
Ze keek heimelijk naar de gedekte tafel
en zuchtte.
„Ik ga weer weg. Dag Mevrouw, dag jon
gejuffrouw."
„Nee nee. Dat gaat zoo maar niet!" zei
Mevrouw van Houten.
„Ik weet zeker dat je het erg prettig zult
vinden, om met de andere vriendinnetjes van
Emmie haar achtste verjaardag te blijven
vieren. Emmie zal je een van haar jurken
geven. Ga maar met haar mee, dan kun jc
je een beetje opknappen
Rood van vreugde volgde hot meisje Em
mie naar haar kamer.
Mevrouw van Houten keek de belde kin
deren na.
„Een aardig meisje. Ik zal eens zien, wat
ik voor haar doen kan
Emmie had het meisje btj de hand gepakt
„Ga vlug mee, want dadelijk komen de an
deren!"
Later vroeg zij met een plagerig stemme
tje aan haar Moeder:
„En Mam, is .het nu niet waar. dat mijn
kersen dc mooiste van de heele markt wa
ren?"
Waarop Mevrouw Van Houten lachend
knikte.
TANTE TINE.
POSTZECELRUBRIEK.
FRANKRIJK
Aanvulling 1
Vt/ iO
COflGRI
óu
B l.T
njo
yo
1.50
/q 3o
Na Oostenrijk beginnen wc met de aan
vulling van Frankrijk waar in 1930 twee ze
gels werden uitgegeven ter gelegenheid van
de bijeenkomst van het Intern. Bureau voor
den Arbeid „Bureau International du Tra
vail". Hiervoor werden 50 cent raad zaaister-
type en 1 12 frs. blauw Pasteur voorzien van
een opdruk Congrès du B. I. T. 1930. Grootte
der vakjes 23 x 28,
In hetzelfde jaar verscheen nog een serie
met toeslag en opdruk ..Calsse d'amortisse-
ment" en we! 10 op 40 (rood) 25 op 50 (bruin)
en 50 op 1-50 fr. (violet). Deze zegels zijn van
het zaoistertype. Grootte der vakjes 23 x 28.
Voor hetzelfde doel verscheen ook een spe
ciale zege! met een toeslag van 3 fr. 50 op 1
fr. iJO (groen), hiervan is de grootte 28 x 40.
Voor de Vliegpost verschenen in 1930 twee
zegels l fr. 50 (rood) en 1 fr. 50 (ultramarijn.)
Grootte van de vakjes 28 x 40.
N.B. De hoofdgroepen A. B. C zijn weer
verzonden. Zorg voor vlugge doorzending, op
dat niemand behoeft te wachten.
Nieuwe deelnemers kunnen zich weer met
September opgeven, want voor de groote va-
cantie gaan geen zendingen meer rond. Wie
nog dubbel materiaal, ook voor hoofdgroe
pen. heeft ;e missen stuurt dit afgeweekt en
onbeschadigd aan mijn adres.
Rustenburgerlaan. 23