DE BUURTJES.
JANSJE.
BIJVOEGSEL
HAARLEM'S
DACBLAD
AAN ALLEN.
Ziezoo, nu is het zomer. Tenminste volgens
den kalender. De langste dag is al weer voor
bij" en hoewel we er in 't begin niet veel van
zullen merken, de dagen korten langzaam,
maar zeker. Morgen is het Sint Jan. Onze
voorouders ontstaken dan weer de vreugde
vuren, er werd gedanst en gezongen, er werd
Midzomerfeest gevierd. Na de komst van
Johannes den Dooper, werd het Midzomer
feest aan hem gewijd, 't Sprak vanzelf dat
er toen beteekenisvolle handelingen bijkwa
men. Wie zich baadde in 't volle stroomende
water op den 24sten Juni, zou zeker een ze
gen ontvangen.
Sint-Jansdauw was heilzaam voor mensch
èn dier. Vandaar, dat men reeds vroeg op
stond en door de bedauwde velden liep. Het
woord dauwtrappen is daar nog van afkom
stig.
Voor zieken en zwakken legde men doeken
neer. die door de dauw vochtig konden wor
den. Deze vochtige doeken brachten verzach
ting aan en bewerkten de genezing. Pijnen
hielden op, kwade stoffen verdwenen uit 't
lichaam,
Maar geen visscher zou in den Sint Jans
nacht uitvaren. De watergeesten dreven dan
hun spel en zwiepten de golven op en brach
ten zelfs het kleinste stroompje tot beroe
ring.
De Sint-Jansvuren moesten hoog oplaaien.
Dagen achtereen sleepte men met brandbare
voorwerpen naar een plek in 't open veld. Zoo
hoog als de vlammen van het Sint Jansvuur
reikte, zoo hoog zou het graan groeien. Men
sprong over 't vuur of leidde er het vee
over. omdat Sint-Jansvuur voorspoed en ge
luk bracht. Waren de vuren gedoofd, dan
nam men de half verkoolde blokken mee
naar huis- Zoon blok werd op 't dak gelegd
en bewaarde het gezin voor inslaan van den
bliksem. De asch werd op de akkers uitge
strooid. Men was nu verzekerd van een goe
den oogst.
In 't Oosten van ons land is er nog iets van
deze oude gebruiken over gebleven. Daar
worden nog de Sint-Jansvuren ontstoken, en
's avonds van te voren zingen de kinderen:
Hout, hout, timmerhout.
Wij komen om Sint Janshout
Geeft een beetje, geeft een beetje
Voor Sint Jansavond.
De een geeft blokken, een ander rijshout
en ze brengen alles naar een heuvel op 't open
veld. Daar zal het groote vuur ontstoken
worden en ver, ver in den omtrek zal men
de vlammen zien oplaaien.
Vroeger vlocht men ook Sint-Janskransen.
Ze werden gevlochten van Sint-Janskruid,
noteblaren en korenbloemen. Sint-Janskruid
ook wel hertshooi genoemd, heeft helder
gele bloemen, die in schermen bijeen zitten.
Zoo'n krans werd aan de huisdeur opgehan
gen. Zoo lang de krans frisch bleef zou 't ge
luk niet wijken. Sint-Janskruid werd ook
wel in 't vuur geworpen en de scherpe, pit
tige lucht verdreef alle slechte geesten.
Ook aan de vlier, die nu juist zoo schitte
rend bloeit, werd een heilzame kracht toege
kend.
Wie een bloeiende vlier, dus het scherm
in de boter bakte en opat, kreeg een jaar
lang geen koorts.
Op Sint-Jan kon men ook weervoorspellin
gen doen. Hebben we een regenperiode ge
had. dan komt er nu een tijd van zonneschijn
Maar 't omgekeerde is ook waar. Verande
ring komt er zeker. Toch is 't voor alles, wat
groeit en bloeit beter, dat de regenperiode
achter den rug is.
Vóór Sint Jan bid om regen
Na Sint Jan komt hij ongelegen.
Regent het na Sint-Jan, dan korrelt net
graan slecht. Als de koekoek roept na Sint-
Jan, komt er droogte. Vele buitenmenschen
rekenen nog vast op deze uitspraken. Wie nu
op 2-4 Juni in 't Gooische dorp Laren komt,
ziet daar eerepoorten en masten met vlag
gen en guirlandes. Uit alle oorden komen be
zoekers om naar de St. Jans processie te
kijken. Deze gaat 't heele dorp door.
In Scandinavië wordt „Midsommar" met
groote blijdschap gevierd. Op den avond van
23 Juni wordt 't feest ingeluid. Overal zijn
versieringen van berketakken aangebracht.
Op 't Marktplein te Stockholm wordt een
versierde Meiboom opgericht. Daaromheen
danst jong en oud de nationale dansen. In
de dorpen laaien de vuren hoog op.
Het St. Jansvuur wordt vaak ontstoken
door twee stukken hout tegen elkaar te wrij
ven of door liet uit steenen te slaan.
W. B.—Z.
HET DUEL.
Eens kwam de adjudant van Tsaar Nico-
Iaas heel opgewonden in het vertrek van
der Tsaar en riep, een voetval voor hem
makend:
„Sire, ik bid U om een gunst."
„Een gunst? En welke dan wel?"
„Sire, veroorloof mii te duelleeren!"
..Nooit." antwoordde Nicolaas, die een af
schuw had van duelleeren. In zijn oogen
was al het bloed, dat hierbij vloeide, doelloos
vergoten. Degenen, die ondanks zijn verbod
toch duelleerden, werden dan ook zwaar ge
straft.
„Sire, ik ben onteerd, als ik niet duellee
ren mag."
„Wat wil dat zeggen?"
„Men heeft mij in het gezicht geslagen."
„Zoo," zei de Tsaar, zijn wenkbrauwen
fronsend. „Maar nee, ik kan niet toestaan
dat er aan het hof geduelleerd wordt. Roep
de geheele hofhouding bij elkaar en wacht
op mij."
Toen de geheele hofhouding verzameld
was, pakte de Tsaar zijn adjudant bij den
arm. leidde hem voor het gezelschap, kuste
hem op het voorhoofd en sprak:
„Wees nu maar rustig. Een keizer kust
hem. die zijn eer heeft weten hoog te hou
den."
EDUARD H.
En er zal nog wel een stukje brood en een
beetje melk zijn."
Maar Paula was een practisch kind-
.Dat is niet genoeg. Een bord soep zal je
goed doen. Kom mee!'
„Ik durf niet."
„Waarom niet. Vader is heel lief. En trou
wens wat moet je hier alleen doen?"
„Mijn tante zou komen: maar ze heeft-
griep gekregen. Moeder vond het zoo naar,
mij alleen te moeten laten. Maar dokter zei,
dat ze thuis niet behandeld kon worden, en
daarom moest ze naar het ziekenhuis. Zal ze
er goed verzorgd worden?
„Oh ja." zei Paula troostend. „Mijn Mam
mie is er al een jaar. Nu is ze bijna gene
zen en dan komt ze weer thuis
Liesje was zoo uitgeput, dat zij zich mee
liet nemen- Paula zette haar op een stoel
voor het fornuis.
En gek, aldoor zag Paula het nette huis
van hiernaast voor zich en de rommel bij
haar.
Papa ontving het vreemde meisje heel
vriendelijk.
Na een stevigen maaltijd voelde Liesje zich
weer getroost en toen Paula's vader even op
straat een pijpje ging rooken. zei Liesje-
„Wat kun jij lekker koken!"
„En wat is het bij jullie netjes." antwoord
de Paula. „Ik zie nu pas hoe smerig en leelijk
het bij ons is."
„Ik wil je wel helpen, om het beter ln te
richten." zei het andere meisje verlegen.
„Dan zal ik je leeren, hoe ie soep en andere
dingen moet maken." zei Paula ijverig.
En dat gebeurde dan ook. De meisjes leer
den elkaar van alles.
Paula's moeder kwam het eerst terug, het
werd een heerlijk feest. Ze had natuurlijk
nog rust noodig. Van te voren was ze erg
bang geweest: want ze dacht, dat er heel
veel werk zou zijn. Maar wat een heerlijke
verrassing, het huis zoo netjes te Vinden en
haar dochtertje zoo ijverig'
De kinderen hielden van elkaar als twee zusjes
en toen Liesje's moeder uit het ziekenhuis
kwam, vond zij bij haar buren bijna een
tweede gezin.
„Wat kan men zich toch vergissen," zei
ze eens. „En dan te denken, dat ik Liesje
verboden heb met Paula om te gaan."
Paula had het gehoord.
„U hebt gelijk gehad." zei ze lachend. „Ik
was toen erg slordig en lui. Maar Liesje heeft
me verbeterd".
..Paula heeft me geleerd, hoe ik koken moet
en hoe ik moet koopen op de markt." ant
woordde Liesje dadelijk. „Nu kunt U ten
minste rustig het huishouden doen!"
„Lieve hemel." riep Paula's vader, „wat
zijn die kleine meisjes knap, Ze zouden zoo
kunnen trouwen-"
Daar moest iedereen om lachen. Maar stil
letjes dacht men. dat goede buren beter zijn
dan verre vrienden.
Jansje wierp een blik op de schaal aard
appelen. die in het midden van de tafel
stond, en een tweede op het groote brood,
c:at er nauwelijks aangesneden naast lag.
Maar haar pleegmoeder was al opgestaan,
sloot de aardappels weg in dc provisiekast,
deed het brood in de broodtrommel en
stuurde het kind naar buiten.
Genoeg gegeten voor vandaag. De rest
is voor morgen. Nu weer aan het werk.
Jansje zuchtte. Toen ze van school was
gekomen, was ze als dienstmeisje bij juf
frouw de Bruin gekomen. Ze had. behalve
over haar meesteres, niet te klagen. Deze
behandelde haar niet slecht, maar ze was
zoo gierig, dat ze op alles knibbelde, zelfs op
het eten, zoodat de arme Jansje iederen dag
met. honger liep, Het kind werd mager en
bleek en als de buurvrouwtjes stonden te
praten, handen in de zij. zeiden ze: Ze
zal het arme kind doen sterven. Konden wc
er haar maar weg krijgen....
Jansje. ga die groote doos met oude
boeken eens wegbrengen naar de juffrouw
van den boekwinkel. Ze heeft me er twin
tig stuivers voor beloofd. En Ik heb liever
twintig stuivers in mijn zak. dan die oude
boeken in mijn kast, die ik toch nooit aan
kijk. Ga nu maar en blijf niet te lang weg.
Eindelijk, uitgeput van vermoeidheid kwam
ze met haar zwaren last bij de boekver
koopster.
Was een zware vracht voor je. Zet maar
gauw neer. kleintje. En hier zijn de twintig
stuivers. En hier heb je wat voor Je moeite.
Kwartje. Dank U wel! Is dat heusch
voor mij?
Ja, en je moogt er mee doen, wat je
wilt!
Jansje is nog nooit zoo rijk geweest. Daar
kan ze een heerlijk brood voor koopen en
misschien nog iets bij den slager om er op
te doen.
Juist als ze langs de slagerij gaat. wordt
er warme worst in de etalage gelegd. Ze gaat
naar binnen en koopt er iets van- Daarna
bij den bakker een groot stuk brood.
En zoodra ze op straat staat, hapt ze een
flink stuk uit de worst. Wat smaakt dat lek
ker. als men een bijna leege maag heeft.
De bakker, die in zijn winkel is blijven staan
kan niet nalaten te glimlachen om die heer
lijke eetlust.
Maar aan den overkant loopt een jongetje
in gerafelde kleeren. Hij kijkt ook naar
Jansje, die begeerig in haar worst hapt. en
hü heeft dien eigenaardigen blik. die het
meisje zoo goed kent, de blik van iemand,
die honger heeft.
Het meisje wenkt hem. zij breekt de nog
dampende worst in tweeën en deelt haar
brood.
Hier laten we deelen. Dat is lekker, is
het niet?
Heerlijk!
Al etend loopen de kinderen door. Onder-
tusschen wordt juffrouw de Bruin ongedul
dig.
Waar blijft die Jansje toch? Als ze
maar niet weggeloopen is met mijn twintig
stuivers.
Ze gaat voor het raam staan om uit te
„Nee, meisje, ik ben er heelemaal niet op
gesteld, dat je kennis maakt met dat nieuwe
kind van hiernaast. Ze schijnt me slecht ver
zorgd en het huis ook. Wie weet wat je er
oploopt!"
Paula had de deur nog niet heelemaal
dicht gedaan en hoorde duidelijk deze woor
den. die naar alle waarschijnlijkheid op haar
sloegen, want ze woonde nog pas in het huis.
Zij werd rood. alsof iemand haar geslagen
had, en ze moest zich bedwingen om niet te
antwoorden op die brutaliteit. Maar ze ging
naar binnen, waar ze begon te hullen van
woede en vernedering.
Arme kleine: het was ntet heelemaal haar
schuld. Haar moeder lag al een heelen tijd
in het ziekenhuis en nu moest zij het huis
doen en naar school.
Eén zonnestraaltje was er in haar leven:
haar moeder was bijna beter en zou weer
thuis komen, de dokter had nog niet gezegd
wanneer, maar
In zijn vreugd was Pa verhuisd, naar een
beetje beter huis; in het vorige kwam bijna
geen zon- En Paula moest het heele huis in
orde maken; zoo goed en kwaad als het gmg.
sloeg zij zich er door; maar daardoor kon
haar kleeding niet al te netjes zijn.
„Oh, is het dat!" dacht ze. „Men veracht
me in dit huis. Welnu, dan zal ik hetzelfde
doen; ik zal niemand groeten. Zooals men
mij behandelt, zal ik ook handelen."
Het huis bestond uit een groote kamer, een
kleine keuken en een uitbouw waar men
haar bed had gezet en men moet bekennen,
dat het op het oogenblik niet veel aantrek
kelijks had.
Het groote keukenfornuis stond al op zijn
plaats; maar het keukengerei zwierf nog in
het rond, evenals de laden van de kasten,
die tot aan den rand toe gevuld waren. Eer
lijk gezegd wist Paula niet, waar ze mee be
ginnen moest.
Ze had iemand noodig. die haar moed in
sprak, iemand die haar hielp en het was juist
op dit oogenblik. dat ze de minachtende
woorden hoorde, die de buurvrouw van den
overkant sprak.
Als ze minder boos was geweest, had ze
het antwoord van Liesje gehoord:
„Maar Moeder, laat mij haar een-beetje
helpen; haar vader gaat 's morgens heel
vroeg weg. Zij moet ook alles alleen doen. Ik
kan haar in ieder geval den bakker en den
groentenman wijzen."
Haar moeder, die in haar hart een goede
vrouw was. antwoordde niets en Liesje nam
zich voor het buurmeisje den eersten den
besten keer. dat zij haar zag te helpen.
Maar het scheen, dat Paula haar vermeed.
Eens kwam Pa.ula de trap op met een
zware mand brandhout.
„Kan ik helpen, misschien?"
Het aanbod werd vriendelijk gedaan, maar
het antwoord was minder aardig:
„Nee, dank je!"
En boem werd de deur dichtgesmeten.
Liesje ging bedroefd naar binnen, zich
voornemend 'n anderen keer nog vriende
lijker te zijn. Ze was heel bleekjes en mager
tjes: „een kleine muis" noemde haar moeder
haar. Maar met haar net gekamde haren,
haar gepoetste schoentjes en het heldere
witte schort was ze toch aardig om naar te
kijken.
Heel anders was Paula: groot en flink en
bruin met donkere krullen en ontembare
levenslust.
Niet één, maar tien keer per dag klom ze
de trappen op met emmers groente, aardap
pelen, kolen enz. Ze kreeg wel eens standjes
van haar benedenburen, omdat ze blaadjes
van de groenten verloor, omdat ze druppels
water morste, enz-
En hoe vaker dit gebeurde, hoe meer me
delijden Paula met zichzelf kreeg. Alle men-
schen hadden het op haar gemunt
Haar vader kwam 's avonds laat thuis
en dan was hij meestal zoo moe, dat hij geen
erg had in zijn omgeving. Hij dacht wel
eens, dat 't beter zou gaan, als zijn vrouw
weer thuis kwam. Zijn dochtertje verwende
hij zooveel mogelijk, om haar op die manier
schadeloos te stellen voor eenzaamheid den
heelen dag.
,'t Zondags gingen zij samen naar het zie
kenhuis om de zieke te bezoeken en dan
brachten ze wat lekkers voor haar mee. Bij
die gelegenheid droeg Paula een leuke roode
muts. die haar vader haar gegeven had en
die haar heel goed stond. Alleen stond haar
mantel, die een paar keer gescheurd was en
die Paula zoo goed en zoo kwaad als het ging
zelf gerepareerd had, er niet al te fraai bij.
Moeder was veel te blij. dat ze haar
dochtertje zag en beknorde haar daarom
niet: zij streek haar zachtjes door het
wilde haar en samen maakten ze heerlijke
plannen wat ze zouden doen, als ze weer voor
goed thuis kwam.
Toen gebeurde het op een goeden dag dat
de moeder van Liesje ook ziek werd. Men
sprak van typheuse koortsen: in allerijl werd
de ziekenauto gehaald en ze werd naar het
ziekenhuis gebracht. De arme vrouw was
weduwe. Liesje bleef alleen achter. Men kan
zich haar droefheid begrijpen
Paula, hoewel ze net gedaan had of ze
niets gemerkt had. had alles gehoord: de
zware stappen van de ziekenbroeders, het
snikken van Liesje en diep in haar hart
had ze erg medelijden met het- arme kind.
Maar dan sprak ze zichzelf weer tegen:
„Wel goed voor hen. Als dat mensch niet
gezegd had. dat Liesje niet met me om mocht
gaan. had ik nu geholpen
Maar ondanks dat kreeg ze tegen etens
tijd toch medelijden met haar buurmeisje.
„Ze zal wel geen eten hebben." dacht ze
Ze kon zelf heel goed koken, en toen een
heerlijke geur het kleine keukentje vulde,
werd het haar toch te machtig.
„Ik zal haar hier halen, honger lijden kan
ze toch ook niet."
Wel tien keer deed ze de deur open, en
tien keer ging de deur weer dicht, omdat ze
dacht dat er iemand aankwam.
„Misschien wil ze wel niet eens
Eindelijk klopte ze met een bonzend hart
aan:
„Tik, tik, tik!"
Geen antwoord.
„Tik, tik, tik!"
„Wie is daar?"
„Ik ben het. Paula. Ik woon hier r.aast en
ik wou je vragen of je vanavond bij ons kwam
eten."
„Ik heb geen honger."
„Doe dan eerst de deur open; dan kan
ik je gezicht tenminste zien."
De sleutel werd omgedraaid en een klein
behuild gezichtje keek om den hoek.
In het half-donker zag Paula, dat het erg
bleek was.
„Je bent ziek!" riep ze verschrikt.
„Nee, ziek ben ik niet, maar ik heb zoo'n
verdriet."
En ze barstte in snikken uit. Toen ze een
beetje gekalmeerd was, zei ze zwakjes:
„Kom binnen!"
Paula deed een paar pas naar voren, bleef
toen verbaasd staan.
Ze stond in een groote kamer, net zooals
bij haar; maar zoo zindelijk, zoo keurig, dat
het wel een salon leek. De houten grond glom
als een spiegel, voor de ruiten hingen keu
rige witte gordijntjes. En dat was nog niet
alles, midden in het vertrek stond een klein
rond tafeltje en voor de haard lag een ta
pijtje. Zoo iets moois had Paula nog nooit ge
zien.
„Maar waar slaap je dan?" vroeg ze toen-
Want het vertrek bevatte niets anders dan
stoelen, tafels, een naaimachine en een leun
stoel, ja een leunstoel.
Ondanks haar verdriet kon Liesje niet na
laten te glimlachen; en naar een geopende
deur wijzend, zei ze:
„Daar, vlak bij Moeder...."
„En het fornuis?"
„In den uitbouw."
Toen kwam Paula tot de ontdekking, dat
het huis precies hetzelfde was. als het hare;
maar dat het zoo anders leek. doordat de
meubelen heel vernuftig geplaatst waren.
Omdat het niet beleefd was te blijven zwij
gen. zei ze:
„Ik ben je-komen halen om te eten: want
je zult wel niets hebben, denk ik."
Opnieuw begon Liesje te huilen.
„Dat hindert niets, ik heb geen honger.
PUZZLE-SPEL.
Uit bovenstaande kleine stukjes kun je een
heel bekende geschiedenis uit ae Middel
eeuwen vormen. Je moet alles uitknippen en
opplakken. Volgende week kun je zien, of
je het goed gedaan hebt.
WAT ONTBREEKT ER AAN?
Max is een aardige Jongen, alleen erg op
pervlakkig en slordig. Laatst zou hij een tee-
kening van de keuken maken. De teekening
ging wel: alleen had hij in zijn slordigheid
acht dingen niet of fout geteekend.
Welke fouten heeft hij gemaakt?
Oplossing komt de volgende week.
kijken naar het kleine dienstmeisje; dan
ziet ze haar loopen; etend en met een jon
getje:
Dat is natuurlijk van mijn geld! Daar
kan ze zich zulke extra'tjes van koopen.
Maar ik zal het haar inpeperen. Jansje....
Jansje
Haar laatste hap inslikkend, haast het
meisje zich naar haar toe,
Van welk geld, dievegge, heb je dat
lekkers gekocht?
Ik ben geen dief. Hier zijn Uw twintig
stuivers. Ik heb een kwartje gekregen voor
mezelf.
Dat was natuurlijk voor irnj.
N Niet waar. de juffrouw heeft 't mij ge
geven en ik mocht er mee doen. wat ik
wilde!
Dat is toch wel erg. Nu besteel je me
niet alleen, maar je durft ook nog brutaal
tegen me te zijn! Ga weg..., ik jaag je
weg
Ondanks de smeekbeden van Jansje bleef
juffrouw de Bruin bij haar besluit. Het
kind had haar bundeltje gauw gepakt, en
daar liep ze op straat, snikkend. Ze vroeg
zich wanhopig af. waar ze nu naar toe zou
moeten gaan, want ze had niemand op de
heele wereld.
Geleund op zijn toonbank zag de bakker
het arme kind- Maar was dat niet het meisje
dat zooeven met zooveel eetlust het brood
had gegeten? Was dat. niet het kind dat
nog gedeeld had met dat arme jongetje? Hij
liep zijn winkel uit en ondervroeg het hui
lende meisje.-.
Huil maar niet zoo. meisje! zei hij
toen Jansje haar verhaal, onderbroken door
snikken, gedaan had. Ik heb je zonder
mopperen het zwaarste werk zien doen. Ik
heb daar net gezien, dat je deelde met oen
arm kind.... Kom binnen» ie mag winkel
meisje. bij me worden en lederen dag kun je
net zooveel eten als jc maar wilt
Men kan zich begrijpen, dat de tranen van
Jansje gauw gedroogd waren en dat ze heel
gelukkig is geworden.
TANTE TINE.
KRUISWOORDRAADSEL.
1
te berde brengen
7
Egyptische waterlef»
9
opdracht
11
schade
13
hectogram
14
afsluiting
15
toovernimf
17
plaatsje in GelderlanC
18
onzuiver metaal.
20
leder
21
kwaad
22
in voorraad
Verticaal:
2
massa van een vloeistof
3
zweertje
4
bewoner van Rusland
5
loofboom
6
kamerveger
8
makers van brood
10
riet deze persoon, maar een
12
heideveld.
16
spijs tot zich nemen.
17
verdikking der opperhuid
20
bewoner van Letland.
VRIJDAG 23 JUNI 1933