ZIT 1 Naar het Boven Digoel-gebied. IEDEREEN WORDE VLIEGER. BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD ZATERDAG T JULI 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 7. (Van een oud-Haarlemmer, die als gouvernemenfsarfs aldaar werkzaam is.) De nederzetting Tanah Merah. Het fraaie Wilhelmina Ziekenhuis te Tanah Merahmet op den achtergrond in het midden de officierswoningen. De deportatiekolonie Tanah Merah is. aldus genoemd naar de roode kleisoort waaruit de hooge terreinstrook bestaat, waarop in een groot opengekapt halfcirkelvormig gedeelte van het oerbosch het plaatsje gebouwd is. Spottend heeft een reiziger, die dit verafge legen oord eens bezocht, opgemerkt, of de Haam van de nederzetting mogelijk ook ver band kon houden met de politieke constel latie ter plaatse. Ondanks genoemde con stellatie, die tot vele onderlinge conflicten aanleiding geeft en de heftige ruzies die eer tijds onder de Europeesche ingezetenen ter plaatse voorkwamen, is het eerste, dat de aandacht van een bezoeker van dezen post trekt, de groote rust en doodsche stilte, die alom heerschen en door den een als angstig Beklemmend en door door den ander, ge jaagd stadsmensch van dezen modernen tijd, als zeer weldadig worden aangevoerd. De geheele kolonie bestaat uit drie scherp van elkaar gescheiden gedeelten, namelijk het terx-ein waarop burgerambtenaren ge huisvest zijn (Bestuursterrein). heft mili tair terrein en het eigenlijke interneerings- kamp. Indien men na het débarqueeren het plaatsje -langs een grindweg bewandelt, be treedt men allereerst het Bestuursterrein, waarop tusschen goed onder-houden gras perken n, die van elkaar door grindpaden gescheiden zijn, de steenen woningen van de B. B. ambtenaren staan. Op het hoogste ge deelte van dit terrein bevindt zich de inder daad zeer fraaie woning van den Assistent- Resident, van waaruit men een mooi over zicht heeft over de Kali Digoel; verder treft men. er nog het bestuurskantoor, een houten kerkje, een toko van een Chineeschen han delaar, een strafgevangenis, een kleine hou ten sociëteit, waarin zelfs een eenvoudig toe stel voor projectie van films geplaatst is, een pasangrahan (logeergelegenheid voor ambte naren op inspectie) en de eveneens degelijk geconstrueerde woningen van den Wedana (Inl. bestuurshoofd) en van den dokter aan. In den lang vex*vlogen „gulden tijd" van Bo ven Digoel is ter plaatse een electrisch licht en telefoonnet aangebracht en een inderdaad zeer fraaie tennisbaan aangelegd, terwijl voor korten tijd met den bouw van een eenigs- zins primitief zwembad aan den zoom van het oerwoud een begin is gemaakt. Het ge heele Bestuursterrein maakt op den nieuw komer een netten indruk en men kan zich dan ook voorstellen met wat voor groote moeilijkheden dit geheel in de jungle aange legd en gebouwd moet zijn. Op het militair terrein bevinden zich de ruime houten huizen van de twee aanwezige officieren en van den adjudent-onderofficier, de eenvoudige uit hout en gaba-gaba opge trokken huisjes van de andere onderofficieren en de door prikkeldraad omgeven tangsi (kampement), waarin de mindere militairen en hunne gezinnen in groote houten barak ken ondergebracht zijn. Verder zier men in dit kampement het kantoor van den detache- meirtscommandant, een zeer primitieve, nu vrijwel geheel afgebroken ziekenzaal, een 'cantine voor onderofficieren en een dito voor de mindere militairen, een paar loodsen en o.a. een klein gebouwtje waarin de trots van de geheele gemeenschap staat, namelijk de ijsmachine. Achter het militair kampement bevindt zich in een klein gebouwtje de fraaie installatie voor radiotelegrafie. terwijl meer naar het Zuid-Oosten toe het vooetbalveld en de militaire schietbaan gelegen zijn Momenteel zijn te Boven Digoel 4 brigades Infanterie, elk pl.m. 20 man sterk, gelegerd, waarvan een halve brigade afwisselend wachtdienst op Tanah Tinggi (d.i. de stroom opwaarts op pl.m. 30 K.M. afstand van Tanah Merah af gelegen kolonie voor de onverzoenlijke geïnterneerden verricht. De taak van de militairen alhier is in de aller eerste plaats die van een bewakingsdetache ment: verder dragen zij door geregelde pa trouillediensten zorg voor de exploratie van het omgevende rimboegebied en hebben al dus ook het meeste contact met de autochthone bevolking, de Papoea's. Indien men het militaire terrein overge stoken- en een houten brug over een klein ravijntje gepasseerd is, betreedt men het terreingedeelte, dat aan de geïnterneerden als verblijfplaats is toegewezen. Raads da delijk valt hier aan den linkerkant van den wandelweg het fraaie steenen Wilhelmina- £iekenhuis op, dat indertijd uitsluitend ten 1 behoeve van de geïnterneei-den gebouwd is en aan meer dan 40 patiënten ruimschoots plaatsruimte biedt, terwijl zich verder in dit gebouw een operatiekamer, eexx kraam kamer, een spiegelkamer, apotheek en la boratorium bevinden. Even verder op ziet men dan reeds de door goed onderhouden paden en tuintjes geschei den woningen der geïntemeei-den. De kam ponghuisjes zien er inderdaad netjes uit, hebben hier en daar nog een verdieping en zijn uit hout, gaba-gaba en zink gecon strueerd. Het geheele kamp maakt op den bezoeker een zindelijken indruk en men kan zich dan ook nauwelijks indenken door een zoo verafgelegen strafkolonie te wandelen. Na gedui-ende een kleine tien minuten een breeden wandelweg door het kamp gevólgd te hebben, stuit men weer op het oerbosch. Hierin liggen verspreid nog eenige resten van oude kampongs, die wegens het vertrek van gedeporteerden, wier interneering opgeheven is, sedert een paar jaar verlaten en welke bouwresten weer geheel en al onder den weelderigen plantengroei van de oetang be dolven zijn. De geintemeerden die toch voor het meeren- deel ook voorheen dessah-bewoners waren, onderscheiden zich op eenige uitzonderingen na op het eerste gezicht niet van de normale kampongbevolking elders. De bevolkings groep, die dan ook op den wandelaar in deze nedei-zetting den meesten indruk maakt, wordt gevormd door de Papoea's. Opvallend is het feit, dat men onder deze laatsten uit sluitend mannen aantreft; de vrouwelijke Papoea's komen hoogst zelden heel schuch ter een kijkje in de kolonie nemen en ver dwijnen dan weer spoedig in het bosch. Van heinde en verre zijn de mannelijke boschbe woners naar Tanah Merah gekomen, of oixx bij de inwoner-s van dezen post als tuinjon gen, ja zelfs als huisjongen in dienst te tre den, of om den geheelen dag hier en daar wat rond te slenteren en verwonderd naar den arbeid van anderen te kijken, terwijl zij ondertusschen met bedelen of ruilhandel een en ander trachten op te halen. Hoe schuchter de pas aangekomeix kaja- kaja (zooals de Papoea abusievelijk te Boven Digoel genoemd wordt) er ook uitziet, zoo vrijpostig is zijn collega, die reeds langen tijd te Tanah Merah vertoefd heeft. Men ziet hen in de meest uiteenloopende kleeding rond dolen: hier ontwaart men een verder geheel naakten kaja met een blauwe solda- tenkepi op, ginds troont er een ander enkel en alleen in een flanelletje en zelfs passeei'de er mij een, die zeer trots en kinderlijk ver heugd in een hem geschonken corset rond- flaneerde. Aan werken hebben deze boschbe woners een broertje dood en ook de aller beste krachten onder hen verlaten na korter of langeren tijd de nederzetting om nu hun overigens geringe arbeidsprestaties in hun boschkampongs weer „uit te rusten". Men ziet hen te Tanah Merah hier en daar in groepjes bijeen, veelal in zittende en liggen de houding, terwijl zij gezellig keuvelend" uit een gemeenschappelijk lange houten pijp rooken, waaraan zij met volle kracht trekken om daarna geweldige rookwolken uit te stoo- ten. Sigaren en sigaretten hébben voor hen weinig waarde, die geven te weinig „rook'. Zij voelen zich op de nederzétting onder de hoede van de Kompenie volkomen veilig, want in het bosch zijn deze verschillende stammen veelal de grootste vijanden, die elkaar maar al te vaak bepijlen of bij elkaar op sneltochten komen en al vertoeven te Ta nah Merah meestal de meer vredelievende elementen onder hen, die voornamelijk uit het gebied van de Kali Mandobo. Kali Kaho exx Kali Moejoe komen, toch zijn zij in het oerbosch vaak felle tegenstanders. De wegens hun herhaald voorkomende sneltochten meest gevreesde Papoea's zijn die uit het Kali Map- pi-gebied en de z.g. Orang Djairs ten Zuiden van Boven Digoel, die nooit op de nederzet ting komen werken, daar zij hiervoor te lui zijn enals bovengenoemde nomaden op bezoek komen, hokken de andere kaja's angstig toe kijkend tezamen en trachten de burgers en militaire bewoners van de nederzetting op luidruchtige wijze te overtuigen van de ver dorvenheid van de bezoekende groep inboor lingen. In 't algemeen vormen de Papoea's een vroolijke en zorgelooze bevolkingsgroep; zij lachen gaarne en men kan niet sneller hun vertrouwen wiixnen dan door hen aan het lachen te maken, waarbij zij u als antwoord als oude vrienden op de schouders kloppen en tevens dadelijk om wat tabak vragen. In groepjes trekken zij uit hun boschkampongs met pijl en boog bewapend door het oerwoud naar de nederzetting en verlaten haar na verloop van zekeren tijd eveneens in kleine formaties, daar zij zich in hun eigen home. ondanks het gemis van de betere behuizing, voeding en andere voordeelen, die zij te Ta nah Merah genieten, veelal gelukkiger gevoe len. Eerst in hun eigen omgeving toch kun nen zij immers alles doen wat hun hartje be geert; zij gevoelen dan geen behoefte meer zich te kleeden en kunnen dan weer rooker.d rondluieren jagen en visschen, joelen en pret maken en hoogstens wat werken op hun slor dig uitziende iadangs bouwgronden). In het bosch volgen zij altijd vaste paden en wijken, uit vrees voor ontmoetingen met vreemde stammen, nimmer van deze wegen af. Komen zij te Tanah Merah aan. dan ont doen zij zich veelal spoedig van hun versier selen en vragen al gauw om kleeren, doch zoodra zij de oetang weer betreden, trekken zij snel de ontvangen kleedingstukken uit en tooien zich weer met hunne primitieve sie raden als bijvoorbeeld armbanden van ge vlochten rottan. kettixxgen van varkenstan-, den, casuarisveeren. enz. Baden vindt de kaja'eèn nuttelooze en on aangename bezigheid en dit wordt dan ook enkel en alleen door de blijvers onder hen gedaan; zij zijn dan ook flink vervuild en men ruikt hen van verre. Indien men hen laat eten, dan doen zij dit ook grondig en schrokken zooveel naar binnen, dat zij eeni- gen tijd daarna moeten liggen om weer op adem te komen. Alhoewel hun eigen voedsel voornamelijk uit sago, vruchten, allerlei boschproducten en de opbrengst van jacht en vischvangst bestaat, zijn zij dol op rijst en kunnen zich hieraan mateloos te buiten gaan. Een zeer goede eigenschap is hun eer lijkheid; de kaja steelt niet en alleen die genen onder hen. die geruimen tijd te Tanah Merah vertoefd hebben, zijn door het slechte voorbeeld van de ongunstige elementen ter plaatse, eveneens dieven geworden. Trou wens zij kennen de waarde van het geld to taal niet en indien men hun wat geld schenkt waarmee zij dan verrukt naar een kleine toko loopen, zorgt de geslepen tokohouder er wel voor, dat zij behoorlijk bedrogen worden. Men krijgt van hen den indruk van groote kinderen, die op de nederzetting zelve de goedmoedigheid in persoon zijn, doch bij ont moeting met een minderheid in het oerbosch toch nog wel eens tegenstanders zouden kun nen worden. De bovengenoemde Mappi-Papoea's en de eveneens reeds eerder gememoreerde Orang Djairs zijn inderdaad de ongunstigste typen onder de kaja's in het Boven Digoel-gebied. Reeds van verre hoort men bij hun bezoek aan genoemden post hun massa-zang en in dien zij tegen belooning van wat tabak hun krijgsdansen uitvoeren, waarbij er een op een groote tam-tam trommel) slaat, kunnexx zij hierbij in groote vervoering geraken en heftig op den grond stampende met hun spe- rexx en bogen met pijlen, verwoed in het roixd zwaaien. Zij vormen dan ook immer een der belangrijkste bezienswaardigheden te Boven Digoel en bi'engen door hun bezoeken ter plaatse wat meer leven in de overigens stille en rustige „brouwerij". Overigens behoeft de burger van Boven Digoel zich in deze brouwerij in zijn vrijen tijd buiten niet te vervelen, daar er behalve voor allerlei sporten als voetballen, tennissen, wandelen, schieten en sinds kort ook zwem men, volop gelegenheid bestaat tot jagen en visschen. Men moet nu eenmaal op zoo'n ge- isoleerde nederzetting in al deze bezigheden behagen scheppen of leeren scheppen om niet te vereenzamen. ZWARTE IJSBERGEN. Bezoekende Mappi-Papoea's in krijgstooi te Tanah Merah. Een wetenschappelijke expeditie, die kort geleden uit het Zuidpoolgebied is terugge keerd. bericht over een merkwaardig ver schijnsel. dat zij in den loop van haar arbeid heeft kunnen waarnemen. Op zekeren dag kreeg men aan boord van het expeditieschip een ijsberg in het oog. die door zijn donkere kleur opviel. Eenige leden der expeditie bega ven zich in een boot, om dichter bij den berg te komen; zijn konden daarbij vaststellen, dat het ijs bedekt was met een donkergroene, bijna zwarte laag. Bij chemische analyse bleek, dat deze laag hoofdzakelijk bestond ui', granietstof en andere, tot poeder geworden mineralen. Nog meer ijsbergen van deze soort werden gesignaleerd. Men neemt aan. dat de oorzaak moet worden gezocht in een vulka nische eruptie van zóó groote kracht, dat de uitgeworpen bestanddeelen ook op de ijsber gen zijn neergedaald. De autogiro verovert de wereld. De verschijning van het nieuwste Autogiro- type is wellicht de grootste schrede op den weg der vooruitgang in de geschiedenis van het vüegwezen, van den dag af dat de ge- bi-oeders Wright hun eerst proefmachine bouwden. Men kan inderdaad veilig voor spellen, dat deze uitvinding bestemd is om een i-evolutie teweeg te brengen in de toe komst der aviatiek. Ondanks de vele opmerkelijke successen zijn de meeste toch nog geneigd de autogiro te beschouwen als een mechanische gril. ter wijl vele beroemde piloten er evenmin aan zouden denken om dit laatste product van luchtvaartkundige vorschingen te besturen, als een beproefd jockey er aan zou denken een karrepaard in de Derby te berijden. Maar het is goed eens te memoreeren dat de autogiro slechts 10 jaar oud is; want of schoon de eerste machine met vrij-draalen de schroefbladen om een verticale as in 1920 werd beproefd, was de machine toch pas in 1923 klaar om op te stijgen en de eerste machine van Brïtsch fabrikaat verscheen pas in 1925 op Hendon Air Pagenant. Sedert dien was elk model dat vervaar digd werd een stap nader tot het ideaal van een vliegmachine, die even makkelijk te hanteeren is als een auto. In de afgeloopen jaren heeft de autogiro zijn betrouwbaarheid op vele lange vluchten bewezen. In April 1931 steeg Amelia Earheart tot een hoogte van 18.400 Eng. voet, daarbij duidelijk de critiek weerleggend, als zou de autogiro niet kunnen stijgen. In Augustus 1930 vloog ik zelf over Frank rijk en Spanje gedurende ongeveer 200 vlieg uren. terwijl ik ongeveer 300 landingen ver richtte waarvan er een was op het veld van de Santander Golf Coui'se, een open plek van slechts 45 meter lengte. Verbeeldt u een vlieg machine die een landing op een dergelijke plaats zou probeeren! Ongelukken zouden het onvermijdelijke gevolg zijn. Vele critieken „van hooren-zeggen" op de autogiro zijn afdoende weerlegd (veelal zonder het te willen) na zijn eerste vlucht. Een typische „.bekeering" van een bekend piloot vat de geheele kwestie eigenlijk in een notedop samen: „als ik in m'n eigen machine vlieg, dan ben ik 90 pet. van de veüigheids- factor en m'n machine 10 pet.; vlieg ik echter in een autogiro, dan maakt de machine voor 9/10 deel uit van de veiligheid en ik zelf slechts 1/10". Veiligheid, en in de tweede plaats eenvoud en goedkoopte, dat is het werkelijke doel van de autogiro. Dit is het antwoord op een vraag die me vaak gesteld werd, zelfs door m'n goede kennissen. Het eigenlijke idee is geweest een vlieg machine te construeeren, die, niet zooals de aeroplane, onafhankelijk is van de snelheid in voorwaaiTsche richting voor de besturing en hef-vastheid. Als dit is bereikt, dan heeft de veiligheid van het luchtverkeer zeer veel toegenomen. Want het is wel algemeen bekend dat de meeste vliegongelukken te wijten zijn, óf aan het mislukken om de voorwaartsche snelheid die noodig is om de machine in de lucht te houden, te handhaven óf aan misrekeningen bij de landing, welke ook een hooge minimum snelheid noodzakelijk maakt. Kan de piloot deze snelheid xiiet houden, dan zal het toestel op de staart afglijden of in een vrille raken en neerstorten. Statistieken hebben reeds be wezen dat de autogiro minstens tien keer zoo veilig is als een vliegmachine. Want in tegenstelling met de algemeene opvatting, is de autogiro nooit een vlieg machine „met iets er boven op". Zelfs was reeds bij de eerste modellen het gevaar van afglijden op de staart de eeuwige schrik van den piloot practisch gesproken, opge heven. Men heeft vele pogingen in het werk ge steld, het probleem van verticaal opstijgen eix dalen op te lossen. Het was echter onmogelijk langzamer dan 25 mijl per uur te vliegen zonder de hoogte te verliezen, terwijl de macht over het toestel nog steeds afhing van de grootte dor voorwaartsche snelheid. Voor den oningewijde lijkt het groote ver schil tusschen het nieuwste model autogiro en de oudere types te bestaan, in de af wezigheid van vleugels of roer. Dit is echter schijn en een oppervlakkige waarheid, want de kleine vleugels van het oude type waren van weinig meer werkelijke waarde dan de teenen van het prae-histori- sche paard. Zij zouden van weinig of geen nut zijn bij het neerkomen in geval van een defect aan de motor of bij het afknappen van een schroefblad. Het belangrijke verschil tusschen het oude en het nieuwe type autogiro «dat zijn groote voordeelen bewijst), ligt in de nieuwe wijze van besturing, die het geheel onafhankelijk maakt van de vooorwaartsche snelheid. Deze besturing bestaat uit het overhellen van de Rotor in eiken stand, naar verkiezing van den piloot. De as is verbonden met de stuurkruk. wel ke. niet zooals het besturingsapparaat van een vliegmachine van het „hangende" type is. en van boven komt waar het verbonden is met de naaf van de Rotor. Dit wil dus zeggen dat het nieuwe type autogiro waterpas kan vliegen bij ongeveer 12 mijl per uur snelheid en verticaal kan dalen en opstijgen binnen 10 yards in normale omstandigheden. Er is geen grens aan de afmetingen, type of capaciteiten van de toekomstige modellen. De nieuwste machine is klein met een be trekkelijk gering vermogen, doch er bestaan autogiro's die een topsnelheid van 120 mijl per uur kunnen halen met een kruissnelheid van 100 mijl. en die een normale vracht van ongeveer 1700 Engelsche ponden kunnen dragen. Dit zijn cijfers die een goed figuur Juan de la Cierva, uitvinder van de autogiro aan het woord. slaan, wanneer men ze vergelijkt met die van een vliegmachine van een gelijke klasse. En voor hen die de autogiro beschouwen als 'n soort „luchtkinderwagen" zal het 'n verrassing zijn te vernemen, dat. ofschoon de machine in het geheel niet bestemd is om er bra- vourstukjes mee uit te halen, het gemakkelijk en veilig looping the loops kan maken, of schoon ik niet inzie dat een nuttig doel door acrobatische vertooningen gediend wordt. Wanneer de schroefbladen van do R^tcr, opgevouwen zijn. kan de machine gemakke lijk in elke garage een onderdak vinden. Welk een perspectieven opent de ..Autogiro Type 0.30"! Eindelijk heeft men dan een machine die zwaarder is dan de lucht, waar van men bijna zou kunnen zeggen da; het alle voordeelen van een sneltrein en een pa rachute vercenigt. dat kan stijgen en dalen, en dat in de reeds zeer nabije toekomc zoo weinig zal kosten, dat het in het bereik zal liggen van den gemiddelden automolist. Om zijn uiteindelijke toekomst te voorspellen daarvoor heeft men een pen en een voorspel lingskracht noodig als Jules Verne! Twee van de grootste tegenslagen in het luchtverkeer waren altijd de afstand tus schen de luchthavens tusschen de groote steden en de landelijke gebieden. en de schaarschhcid van goede landingsterreinen. De gelukkige bezitter van de autogiro zal in staat zijn om van het platte dak >an zijn kantoor in de stad. naar het vliegterrein ?c vliegen, of wel te landen op een achterveldje bij enkele vrienden die op liet platteland wonen, om er een week-end door te bren gen. onverschillig of er een vliegterrein In do buurt ls of niet. Ik verwacht ook met zekerheid een groote groei van het handelsvliegen als een ren- deerende zaak. als resultaat van de ont wikkeling van de autogiro. Het zal niet lang duren, tot dal achitee- ten In alle steden over de geheele wereld hun vooruitziende collega's uit Londen en New-York zullen volgen, onder wier handen reeds het een en ander is gereed gekomen en die verschillende bouwwerken tot stand hebben gebracht met platte daken, speciaal bestemd om dit nieuwe type lichte machi. e te dragen. Maar de grootste dienst die de autoglro het menschdom zal bewijzen, ligt in het be vorderen van het particuliere vliegwezen. Ik geloof dat het de particuliere vliegerij zal stichten. Duizenden vereeniglngen zullen worden opgericht en vliegen zal voor velen in plaats van ijdele hoop, een feit worden. ALS DE DAGTAAK IS VEL- BRACHT nxag de vogel in de tuinen Europeanen zijn op hun wandelingen dik wijls van een hond vergezeld. In het Zuiden van China nemen de wandelaars tot gezel schap hun vogel mee. En het ls een eigen aardig gezicht dc lieden te zien voorbijtrek ken met aan de hand een kooi met hun lie veling er In: In dc volkswijken zien de vogels nooit het loof der boomen. Welnu, na de dagtaak trek ken de bewoners naar dc openbare tuinen en hangen hun kooi aan de heesters. Des Zondagsmorgens trekken de Chinec- zen naar de omliggende buitens en terwijl zij m het gras uitrusten, zingen de vogels, die de verandering van decor blijkbaar waardec- rcn. naar hartelust in hun kooi. DE KRACHT VAN HET GELUID. Twee Engelsche physlcl hebben nagegaan hoe eigenlijk het geluid op ons inwerkt. Der gelijke proeven werden reeds eerder genomen, maar de Britsche geleerden pasten een nieuw systeem toe. Zij gingen van het principe uit. dat de klanksterkte, die we hooren, nooit recht evenredig kan zijn met de werkelijk heid. Immers, de geruisch-cnergie bij een donderslag overtreft die bij het werken van een stofzuiger een millioen maal. Toch weten we allen, dat we een nabij onweer niet. een millioen maal krachtiger vernemen dan het geluid van een stofzuiger in de onmiddellij ke nabijheid. Door de trillingen van het trommelvlies te vergelijken met dc gerulschenergic komt men tot. verrassende conclusies. Het oor noteert n.l. de geluiden volgens een heel ander begin sel dan het blad papier en de verstandelijke berekening dat doen. Wanneer we twee maal op de tafel slaan, en we meten de kracht van het daarbij ver wekte gerulsch. dan verwachten we (Indien we den tweeden keer onder overigen^ gelijke omstandigheden twee maal zoo hard sloegen als de eerste) dat de tweede tik dubbel zoo hevig is als de voorafgaande. De veroorzaakte trillingen stemmen inderdaad met die ver wachting overeen, de becijferingen kloppen precies, alleen het oor ontkent het feit en maakt ons duidelijk, dat de tweede bons 1 110 maal zoo luid was als de eerste. Zoo bleek het. dat de meergenoemde don derslag dubbel zoo luid klinkt als dc stof zuiger. Honderd violen klinken slechts tien keer krachtiger dan één viool. Het normale gesprek doet zich vijfmaal zoo intens aan ons voor als de fluistering. De gerulschenergie is evenwel 10.000 maal zoo groot. Het ander- scheid is o m. hierin gelegen, dat zwakke ge luiden veel gedifferentieerder door het oor worden verwerkt dan zware. Men kan het verschijnsel tevens opvatten als een der vele voorbeelden van zelfbeschut- ting. Het oor beschermt zichzelf tegen al te sterke indrukken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 7