ZIT
1
Naar het Boven Digoel-gebied.
IEDEREEN WORDE VLIEGER.
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
ZATERDAG T JULI 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
7.
(Van een oud-Haarlemmer, die als gouvernemenfsarfs aldaar werkzaam is.)
De nederzetting Tanah Merah.
Het fraaie Wilhelmina Ziekenhuis te Tanah Merahmet op den achtergrond in het
midden de officierswoningen.
De deportatiekolonie Tanah Merah is. aldus
genoemd naar de roode kleisoort waaruit de
hooge terreinstrook bestaat, waarop in een
groot opengekapt halfcirkelvormig gedeelte
van het oerbosch het plaatsje gebouwd is.
Spottend heeft een reiziger, die dit verafge
legen oord eens bezocht, opgemerkt, of de
Haam van de nederzetting mogelijk ook ver
band kon houden met de politieke constel
latie ter plaatse. Ondanks genoemde con
stellatie, die tot vele onderlinge conflicten
aanleiding geeft en de heftige ruzies die eer
tijds onder de Europeesche ingezetenen ter
plaatse voorkwamen, is het eerste, dat de
aandacht van een bezoeker van dezen post
trekt, de groote rust en doodsche stilte, die
alom heerschen en door den een als angstig
Beklemmend en door door den ander, ge
jaagd stadsmensch van dezen modernen tijd,
als zeer weldadig worden aangevoerd.
De geheele kolonie bestaat uit drie scherp
van elkaar gescheiden gedeelten, namelijk
het terx-ein waarop burgerambtenaren ge
huisvest zijn (Bestuursterrein). heft mili
tair terrein en het eigenlijke interneerings-
kamp. Indien men na het débarqueeren het
plaatsje -langs een grindweg bewandelt, be
treedt men allereerst het Bestuursterrein,
waarop tusschen goed onder-houden gras
perken n, die van elkaar door grindpaden
gescheiden zijn, de steenen woningen van de
B. B. ambtenaren staan. Op het hoogste ge
deelte van dit terrein bevindt zich de inder
daad zeer fraaie woning van den Assistent-
Resident, van waaruit men een mooi over
zicht heeft over de Kali Digoel; verder treft
men. er nog het bestuurskantoor, een houten
kerkje, een toko van een Chineeschen han
delaar, een strafgevangenis, een kleine hou
ten sociëteit, waarin zelfs een eenvoudig toe
stel voor projectie van films geplaatst is, een
pasangrahan (logeergelegenheid voor ambte
naren op inspectie) en de eveneens degelijk
geconstrueerde woningen van den Wedana
(Inl. bestuurshoofd) en van den dokter aan.
In den lang vex*vlogen „gulden tijd" van Bo
ven Digoel is ter plaatse een electrisch licht
en telefoonnet aangebracht en een inderdaad
zeer fraaie tennisbaan aangelegd, terwijl voor
korten tijd met den bouw van een eenigs-
zins primitief zwembad aan den zoom van
het oerwoud een begin is gemaakt. Het ge
heele Bestuursterrein maakt op den nieuw
komer een netten indruk en men kan zich
dan ook voorstellen met wat voor groote
moeilijkheden dit geheel in de jungle aange
legd en gebouwd moet zijn.
Op het militair terrein bevinden zich de
ruime houten huizen van de twee aanwezige
officieren en van den adjudent-onderofficier,
de eenvoudige uit hout en gaba-gaba opge
trokken huisjes van de andere onderofficieren
en de door prikkeldraad omgeven tangsi
(kampement), waarin de mindere militairen
en hunne gezinnen in groote houten barak
ken ondergebracht zijn. Verder zier men in
dit kampement het kantoor van den detache-
meirtscommandant, een zeer primitieve, nu
vrijwel geheel afgebroken ziekenzaal, een
'cantine voor onderofficieren en een dito voor
de mindere militairen, een paar loodsen en
o.a. een klein gebouwtje waarin de trots van
de geheele gemeenschap staat, namelijk de
ijsmachine. Achter het militair kampement
bevindt zich in een klein gebouwtje de fraaie
installatie voor radiotelegrafie. terwijl meer
naar het Zuid-Oosten toe het vooetbalveld
en de militaire schietbaan gelegen zijn
Momenteel zijn te Boven Digoel 4 brigades
Infanterie, elk pl.m. 20 man sterk, gelegerd,
waarvan een halve brigade afwisselend
wachtdienst op Tanah Tinggi (d.i. de stroom
opwaarts op pl.m. 30 K.M. afstand van
Tanah Merah af gelegen kolonie voor de
onverzoenlijke geïnterneerden verricht. De
taak van de militairen alhier is in de aller
eerste plaats die van een bewakingsdetache
ment: verder dragen zij door geregelde pa
trouillediensten zorg voor de exploratie van
het omgevende rimboegebied en hebben al
dus ook het meeste contact met de
autochthone bevolking, de Papoea's.
Indien men het militaire terrein overge
stoken- en een houten brug over een klein
ravijntje gepasseerd is, betreedt men het
terreingedeelte, dat aan de geïnterneerden
als verblijfplaats is toegewezen. Raads da
delijk valt hier aan den linkerkant van den
wandelweg het fraaie steenen Wilhelmina-
£iekenhuis op, dat indertijd uitsluitend ten 1
behoeve van de geïnterneei-den gebouwd is
en aan meer dan 40 patiënten ruimschoots
plaatsruimte biedt, terwijl zich verder in dit
gebouw een operatiekamer, eexx kraam
kamer, een spiegelkamer, apotheek en la
boratorium bevinden.
Even verder op ziet men dan reeds de door
goed onderhouden paden en tuintjes geschei
den woningen der geïntemeei-den. De kam
ponghuisjes zien er inderdaad netjes uit,
hebben hier en daar nog een verdieping en
zijn uit hout, gaba-gaba en zink gecon
strueerd. Het geheele kamp maakt op den
bezoeker een zindelijken indruk en men kan
zich dan ook nauwelijks indenken door een
zoo verafgelegen strafkolonie te wandelen.
Na gedui-ende een kleine tien minuten een
breeden wandelweg door het kamp gevólgd
te hebben, stuit men weer op het oerbosch.
Hierin liggen verspreid nog eenige resten van
oude kampongs, die wegens het vertrek van
gedeporteerden, wier interneering opgeheven
is, sedert een paar jaar verlaten en welke
bouwresten weer geheel en al onder den
weelderigen plantengroei van de oetang be
dolven zijn.
De geintemeerden die toch voor het meeren-
deel ook voorheen dessah-bewoners waren,
onderscheiden zich op eenige uitzonderingen
na op het eerste gezicht niet van de normale
kampongbevolking elders. De bevolkings
groep, die dan ook op den wandelaar in deze
nedei-zetting den meesten indruk maakt,
wordt gevormd door de Papoea's. Opvallend
is het feit, dat men onder deze laatsten uit
sluitend mannen aantreft; de vrouwelijke
Papoea's komen hoogst zelden heel schuch
ter een kijkje in de kolonie nemen en ver
dwijnen dan weer spoedig in het bosch. Van
heinde en verre zijn de mannelijke boschbe
woners naar Tanah Merah gekomen, of oixx
bij de inwoner-s van dezen post als tuinjon
gen, ja zelfs als huisjongen in dienst te tre
den, of om den geheelen dag hier en daar
wat rond te slenteren en verwonderd naar
den arbeid van anderen te kijken, terwijl zij
ondertusschen met bedelen of ruilhandel een
en ander trachten op te halen.
Hoe schuchter de pas aangekomeix kaja-
kaja (zooals de Papoea abusievelijk te Boven
Digoel genoemd wordt) er ook uitziet, zoo
vrijpostig is zijn collega, die reeds langen tijd
te Tanah Merah vertoefd heeft. Men ziet
hen in de meest uiteenloopende kleeding
rond dolen: hier ontwaart men een verder
geheel naakten kaja met een blauwe solda-
tenkepi op, ginds troont er een ander enkel
en alleen in een flanelletje en zelfs passeei'de
er mij een, die zeer trots en kinderlijk ver
heugd in een hem geschonken corset rond-
flaneerde. Aan werken hebben deze boschbe
woners een broertje dood en ook de aller
beste krachten onder hen verlaten na korter
of langeren tijd de nederzetting om nu hun
overigens geringe arbeidsprestaties in hun
boschkampongs weer „uit te rusten". Men
ziet hen te Tanah Merah hier en daar in
groepjes bijeen, veelal in zittende en liggen
de houding, terwijl zij gezellig keuvelend" uit
een gemeenschappelijk lange houten pijp
rooken, waaraan zij met volle kracht trekken
om daarna geweldige rookwolken uit te stoo-
ten. Sigaren en sigaretten hébben voor hen
weinig waarde, die geven te weinig „rook'.
Zij voelen zich op de nederzétting onder
de hoede van de Kompenie volkomen veilig,
want in het bosch zijn deze verschillende
stammen veelal de grootste vijanden, die
elkaar maar al te vaak bepijlen of bij elkaar
op sneltochten komen en al vertoeven te Ta
nah Merah meestal de meer vredelievende
elementen onder hen, die voornamelijk uit
het gebied van de Kali Mandobo. Kali Kaho
exx Kali Moejoe komen, toch zijn zij in het
oerbosch vaak felle tegenstanders. De wegens
hun herhaald voorkomende sneltochten meest
gevreesde Papoea's zijn die uit het Kali Map-
pi-gebied en de z.g. Orang Djairs ten Zuiden
van Boven Digoel, die nooit op de nederzet
ting komen werken, daar zij hiervoor te lui
zijn enals bovengenoemde nomaden op bezoek
komen, hokken de andere kaja's angstig toe
kijkend tezamen en trachten de burgers en
militaire bewoners van de nederzetting op
luidruchtige wijze te overtuigen van de ver
dorvenheid van de bezoekende groep inboor
lingen.
In 't algemeen vormen de Papoea's een
vroolijke en zorgelooze bevolkingsgroep; zij
lachen gaarne en men kan niet sneller hun
vertrouwen wiixnen dan door hen aan het
lachen te maken, waarbij zij u als antwoord
als oude vrienden op de schouders kloppen
en tevens dadelijk om wat tabak vragen. In
groepjes trekken zij uit hun boschkampongs
met pijl en boog bewapend door het oerwoud
naar de nederzetting en verlaten haar na
verloop van zekeren tijd eveneens in kleine
formaties, daar zij zich in hun eigen home.
ondanks het gemis van de betere behuizing,
voeding en andere voordeelen, die zij te Ta
nah Merah genieten, veelal gelukkiger gevoe
len. Eerst in hun eigen omgeving toch kun
nen zij immers alles doen wat hun hartje be
geert; zij gevoelen dan geen behoefte meer
zich te kleeden en kunnen dan weer rooker.d
rondluieren jagen en visschen, joelen en pret
maken en hoogstens wat werken op hun slor
dig uitziende iadangs bouwgronden).
In het bosch volgen zij altijd vaste paden
en wijken, uit vrees voor ontmoetingen met
vreemde stammen, nimmer van deze wegen
af. Komen zij te Tanah Merah aan. dan ont
doen zij zich veelal spoedig van hun versier
selen en vragen al gauw om kleeren, doch
zoodra zij de oetang weer betreden, trekken
zij snel de ontvangen kleedingstukken uit en
tooien zich weer met hunne primitieve sie
raden als bijvoorbeeld armbanden van ge
vlochten rottan. kettixxgen van varkenstan-,
den, casuarisveeren. enz.
Baden vindt de kaja'eèn nuttelooze en on
aangename bezigheid en dit wordt dan ook
enkel en alleen door de blijvers onder hen
gedaan; zij zijn dan ook flink vervuild en
men ruikt hen van verre. Indien men hen
laat eten, dan doen zij dit ook grondig en
schrokken zooveel naar binnen, dat zij eeni-
gen tijd daarna moeten liggen om weer op
adem te komen. Alhoewel hun eigen voedsel
voornamelijk uit sago, vruchten, allerlei
boschproducten en de opbrengst van jacht
en vischvangst bestaat, zijn zij dol op rijst
en kunnen zich hieraan mateloos te buiten
gaan. Een zeer goede eigenschap is hun eer
lijkheid; de kaja steelt niet en alleen die
genen onder hen. die geruimen tijd te Tanah
Merah vertoefd hebben, zijn door het slechte
voorbeeld van de ongunstige elementen ter
plaatse, eveneens dieven geworden. Trou
wens zij kennen de waarde van het geld to
taal niet en indien men hun wat geld schenkt
waarmee zij dan verrukt naar een kleine toko
loopen, zorgt de geslepen tokohouder er wel
voor, dat zij behoorlijk bedrogen worden.
Men krijgt van hen den indruk van groote
kinderen, die op de nederzetting zelve de
goedmoedigheid in persoon zijn, doch bij ont
moeting met een minderheid in het oerbosch
toch nog wel eens tegenstanders zouden kun
nen worden.
De bovengenoemde Mappi-Papoea's en de
eveneens reeds eerder gememoreerde Orang
Djairs zijn inderdaad de ongunstigste typen
onder de kaja's in het Boven Digoel-gebied.
Reeds van verre hoort men bij hun bezoek
aan genoemden post hun massa-zang en in
dien zij tegen belooning van wat tabak hun
krijgsdansen uitvoeren, waarbij er een op een
groote tam-tam trommel) slaat, kunnexx
zij hierbij in groote vervoering geraken en
heftig op den grond stampende met hun spe-
rexx en bogen met pijlen, verwoed in het roixd
zwaaien. Zij vormen dan ook immer een der
belangrijkste bezienswaardigheden te Boven
Digoel en bi'engen door hun bezoeken ter
plaatse wat meer leven in de overigens stille
en rustige „brouwerij".
Overigens behoeft de burger van Boven
Digoel zich in deze brouwerij in zijn vrijen
tijd buiten niet te vervelen, daar er behalve
voor allerlei sporten als voetballen, tennissen,
wandelen, schieten en sinds kort ook zwem
men, volop gelegenheid bestaat tot jagen en
visschen. Men moet nu eenmaal op zoo'n ge-
isoleerde nederzetting in al deze bezigheden
behagen scheppen of leeren scheppen om
niet te vereenzamen.
ZWARTE IJSBERGEN.
Bezoekende Mappi-Papoea's in krijgstooi te
Tanah Merah.
Een wetenschappelijke expeditie, die kort
geleden uit het Zuidpoolgebied is terugge
keerd. bericht over een merkwaardig ver
schijnsel. dat zij in den loop van haar arbeid
heeft kunnen waarnemen. Op zekeren dag
kreeg men aan boord van het expeditieschip
een ijsberg in het oog. die door zijn donkere
kleur opviel. Eenige leden der expeditie bega
ven zich in een boot, om dichter bij den berg
te komen; zijn konden daarbij vaststellen,
dat het ijs bedekt was met een donkergroene,
bijna zwarte laag. Bij chemische analyse
bleek, dat deze laag hoofdzakelijk bestond ui',
granietstof en andere, tot poeder geworden
mineralen. Nog meer ijsbergen van deze soort
werden gesignaleerd. Men neemt aan. dat de
oorzaak moet worden gezocht in een vulka
nische eruptie van zóó groote kracht, dat de
uitgeworpen bestanddeelen ook op de ijsber
gen zijn neergedaald.
De autogiro verovert de wereld.
De verschijning van het nieuwste Autogiro-
type is wellicht de grootste schrede op den
weg der vooruitgang in de geschiedenis van
het vüegwezen, van den dag af dat de ge-
bi-oeders Wright hun eerst proefmachine
bouwden. Men kan inderdaad veilig voor
spellen, dat deze uitvinding bestemd is om
een i-evolutie teweeg te brengen in de toe
komst der aviatiek.
Ondanks de vele opmerkelijke successen
zijn de meeste toch nog geneigd de autogiro
te beschouwen als een mechanische gril. ter
wijl vele beroemde piloten er evenmin aan
zouden denken om dit laatste product van
luchtvaartkundige vorschingen te besturen,
als een beproefd jockey er aan zou denken
een karrepaard in de Derby te berijden.
Maar het is goed eens te memoreeren dat
de autogiro slechts 10 jaar oud is; want of
schoon de eerste machine met vrij-draalen de
schroefbladen om een verticale as in 1920
werd beproefd, was de machine toch pas in
1923 klaar om op te stijgen en de eerste
machine van Brïtsch fabrikaat verscheen
pas in 1925 op Hendon Air Pagenant.
Sedert dien was elk model dat vervaar
digd werd een stap nader tot het ideaal van
een vliegmachine, die even makkelijk te
hanteeren is als een auto. In de afgeloopen
jaren heeft de autogiro zijn betrouwbaarheid
op vele lange vluchten bewezen.
In April 1931 steeg Amelia Earheart tot een
hoogte van 18.400 Eng. voet, daarbij duidelijk
de critiek weerleggend, als zou de autogiro
niet kunnen stijgen.
In Augustus 1930 vloog ik zelf over Frank
rijk en Spanje gedurende ongeveer 200 vlieg
uren. terwijl ik ongeveer 300 landingen ver
richtte waarvan er een was op het veld van
de Santander Golf Coui'se, een open plek van
slechts 45 meter lengte. Verbeeldt u een vlieg
machine die een landing op een dergelijke
plaats zou probeeren! Ongelukken zouden
het onvermijdelijke gevolg zijn.
Vele critieken „van hooren-zeggen" op de
autogiro zijn afdoende weerlegd (veelal
zonder het te willen) na zijn eerste vlucht.
Een typische „.bekeering" van een bekend
piloot vat de geheele kwestie eigenlijk in een
notedop samen: „als ik in m'n eigen machine
vlieg, dan ben ik 90 pet. van de veüigheids-
factor en m'n machine 10 pet.; vlieg ik echter
in een autogiro, dan maakt de machine voor
9/10 deel uit van de veiligheid en ik zelf
slechts 1/10".
Veiligheid, en in de tweede plaats eenvoud
en goedkoopte, dat is het werkelijke doel van
de autogiro. Dit is het antwoord op een vraag
die me vaak gesteld werd, zelfs door m'n
goede kennissen.
Het eigenlijke idee is geweest een vlieg
machine te construeeren, die, niet zooals de
aeroplane, onafhankelijk is van de snelheid
in voorwaaiTsche richting voor de besturing
en hef-vastheid.
Als dit is bereikt, dan heeft de veiligheid
van het luchtverkeer zeer veel toegenomen.
Want het is wel algemeen bekend dat de
meeste vliegongelukken te wijten zijn, óf aan
het mislukken om de voorwaartsche snelheid
die noodig is om de machine in de lucht te
houden, te handhaven óf aan misrekeningen
bij de landing, welke ook een hooge minimum
snelheid noodzakelijk maakt. Kan de piloot
deze snelheid xiiet houden, dan zal het toestel
op de staart afglijden of in een vrille raken
en neerstorten. Statistieken hebben reeds be
wezen dat de autogiro minstens tien keer
zoo veilig is als een vliegmachine.
Want in tegenstelling met de algemeene
opvatting, is de autogiro nooit een vlieg
machine „met iets er boven op". Zelfs was
reeds bij de eerste modellen het gevaar van
afglijden op de staart de eeuwige schrik
van den piloot practisch gesproken, opge
heven.
Men heeft vele pogingen in het werk ge
steld, het probleem van verticaal opstijgen eix
dalen op te lossen. Het was echter onmogelijk
langzamer dan 25 mijl per uur te vliegen
zonder de hoogte te verliezen, terwijl de
macht over het toestel nog steeds afhing van
de grootte dor voorwaartsche snelheid.
Voor den oningewijde lijkt het groote ver
schil tusschen het nieuwste model autogiro
en de oudere types te bestaan, in de af
wezigheid van vleugels of roer.
Dit is echter schijn en een oppervlakkige
waarheid, want de kleine vleugels van het
oude type waren van weinig meer werkelijke
waarde dan de teenen van het prae-histori-
sche paard. Zij zouden van weinig of geen
nut zijn bij het neerkomen in geval van een
defect aan de motor of bij het afknappen van
een schroefblad.
Het belangrijke verschil tusschen het oude
en het nieuwe type autogiro «dat zijn groote
voordeelen bewijst), ligt in de nieuwe wijze
van besturing, die het geheel onafhankelijk
maakt van de vooorwaartsche snelheid. Deze
besturing bestaat uit het overhellen van de
Rotor in eiken stand, naar verkiezing van
den piloot.
De as is verbonden met de stuurkruk. wel
ke. niet zooals het besturingsapparaat van
een vliegmachine van het „hangende" type
is. en van boven komt waar het verbonden is
met de naaf van de Rotor. Dit wil dus zeggen
dat het nieuwe type autogiro waterpas kan
vliegen bij ongeveer 12 mijl per uur snelheid
en verticaal kan dalen en opstijgen binnen
10 yards in normale omstandigheden.
Er is geen grens aan de afmetingen, type
of capaciteiten van de toekomstige modellen.
De nieuwste machine is klein met een be
trekkelijk gering vermogen, doch er bestaan
autogiro's die een topsnelheid van 120 mijl
per uur kunnen halen met een kruissnelheid
van 100 mijl. en die een normale vracht van
ongeveer 1700 Engelsche ponden kunnen
dragen. Dit zijn cijfers die een goed figuur
Juan de la Cierva, uitvinder van
de autogiro aan het woord.
slaan, wanneer men ze vergelijkt met die
van een vliegmachine van een gelijke klasse.
En voor hen die de autogiro beschouwen als 'n
soort „luchtkinderwagen" zal het 'n verrassing
zijn te vernemen, dat. ofschoon de machine
in het geheel niet bestemd is om er bra-
vourstukjes mee uit te halen, het gemakkelijk
en veilig looping the loops kan maken, of
schoon ik niet inzie dat een nuttig doel door
acrobatische vertooningen gediend wordt.
Wanneer de schroefbladen van do R^tcr,
opgevouwen zijn. kan de machine gemakke
lijk in elke garage een onderdak vinden.
Welk een perspectieven opent de ..Autogiro
Type 0.30"! Eindelijk heeft men dan een
machine die zwaarder is dan de lucht, waar
van men bijna zou kunnen zeggen da; het
alle voordeelen van een sneltrein en een pa
rachute vercenigt. dat kan stijgen en dalen,
en dat in de reeds zeer nabije toekomc zoo
weinig zal kosten, dat het in het bereik zal
liggen van den gemiddelden automolist. Om
zijn uiteindelijke toekomst te voorspellen
daarvoor heeft men een pen en een voorspel
lingskracht noodig als Jules Verne!
Twee van de grootste tegenslagen in het
luchtverkeer waren altijd de afstand tus
schen de luchthavens tusschen de groote
steden en de landelijke gebieden. en de
schaarschhcid van goede landingsterreinen.
De gelukkige bezitter van de autogiro zal
in staat zijn om van het platte dak >an zijn
kantoor in de stad. naar het vliegterrein ?c
vliegen, of wel te landen op een achterveldje
bij enkele vrienden die op liet platteland
wonen, om er een week-end door te bren
gen. onverschillig of er een vliegterrein In
do buurt ls of niet.
Ik verwacht ook met zekerheid een groote
groei van het handelsvliegen als een ren-
deerende zaak. als resultaat van de ont
wikkeling van de autogiro.
Het zal niet lang duren, tot dal achitee-
ten In alle steden over de geheele wereld
hun vooruitziende collega's uit Londen en
New-York zullen volgen, onder wier handen
reeds het een en ander is gereed gekomen
en die verschillende bouwwerken tot stand
hebben gebracht met platte daken, speciaal
bestemd om dit nieuwe type lichte machi. e
te dragen.
Maar de grootste dienst die de autoglro
het menschdom zal bewijzen, ligt in het be
vorderen van het particuliere vliegwezen.
Ik geloof dat het de particuliere vliegerij
zal stichten.
Duizenden vereeniglngen zullen worden
opgericht en vliegen zal voor velen in plaats
van ijdele hoop, een feit worden.
ALS DE DAGTAAK IS VEL-
BRACHT
nxag de vogel in de tuinen
Europeanen zijn op hun wandelingen dik
wijls van een hond vergezeld. In het Zuiden
van China nemen de wandelaars tot gezel
schap hun vogel mee. En het ls een eigen
aardig gezicht dc lieden te zien voorbijtrek
ken met aan de hand een kooi met hun lie
veling er In:
In dc volkswijken zien de vogels nooit het
loof der boomen. Welnu, na de dagtaak trek
ken de bewoners naar dc openbare tuinen en
hangen hun kooi aan de heesters.
Des Zondagsmorgens trekken de Chinec-
zen naar de omliggende buitens en terwijl zij
m het gras uitrusten, zingen de vogels, die
de verandering van decor blijkbaar waardec-
rcn. naar hartelust in hun kooi.
DE KRACHT VAN HET GELUID.
Twee Engelsche physlcl hebben nagegaan
hoe eigenlijk het geluid op ons inwerkt. Der
gelijke proeven werden reeds eerder genomen,
maar de Britsche geleerden pasten een nieuw
systeem toe. Zij gingen van het principe uit.
dat de klanksterkte, die we hooren, nooit
recht evenredig kan zijn met de werkelijk
heid. Immers, de geruisch-cnergie bij een
donderslag overtreft die bij het werken van
een stofzuiger een millioen maal. Toch weten
we allen, dat we een nabij onweer niet. een
millioen maal krachtiger vernemen dan het
geluid van een stofzuiger in de onmiddellij
ke nabijheid.
Door de trillingen van het trommelvlies te
vergelijken met dc gerulschenergic komt men
tot. verrassende conclusies. Het oor noteert
n.l. de geluiden volgens een heel ander begin
sel dan het blad papier en de verstandelijke
berekening dat doen.
Wanneer we twee maal op de tafel slaan,
en we meten de kracht van het daarbij ver
wekte gerulsch. dan verwachten we (Indien
we den tweeden keer onder overigen^ gelijke
omstandigheden twee maal zoo hard sloegen
als de eerste) dat de tweede tik dubbel zoo
hevig is als de voorafgaande. De veroorzaakte
trillingen stemmen inderdaad met die ver
wachting overeen, de becijferingen kloppen
precies, alleen het oor ontkent het feit en
maakt ons duidelijk, dat de tweede bons
1 110 maal zoo luid was als de eerste.
Zoo bleek het. dat de meergenoemde don
derslag dubbel zoo luid klinkt als dc stof
zuiger. Honderd violen klinken slechts tien
keer krachtiger dan één viool. Het normale
gesprek doet zich vijfmaal zoo intens aan ons
voor als de fluistering. De gerulschenergie is
evenwel 10.000 maal zoo groot. Het ander-
scheid is o m. hierin gelegen, dat zwakke ge
luiden veel gedifferentieerder door het oor
worden verwerkt dan zware.
Men kan het verschijnsel tevens opvatten
als een der vele voorbeelden van zelfbeschut-
ting. Het oor beschermt zichzelf tegen al te
sterke indrukken.