Ter gelegenheid van ons a.s. gouden
feest heeft één onzer oudste
abonnés. de 88-jarige heer P van
der Pek. ons één een ander van
de vroegere toestanden in Haarlem ver
teld. Hij is er niet weinig trotsch op. «én van
onze oudste lezers te zijn. Eigenlijk dacht
hij dat hij de oudste was: maar deze illusie
moeten we hem helaas ontnemen, Onder
onze lezers is er een, die van den eersten dag
af abonné is en die zelfs nog in het bezit
van het eerste nummer is.
De gebouwen van
Haarlem's Dagblad
De Haarlemsche Brandweer.
jen onzee oudste
iezets mteêt.
ZATERDAG 8 JULI 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 29
Thans: de groote motorspuit.
zijn voorschriften omtrent beveiliging tegen
brandgevaar heeft gegeven.
Jammer dat het Brandweercollege, dat met
zooveel toewijding er aan werkt om de Vrij
willige Brandweer van Haarlem op peil te
houden, thans zoo door de crisis wordt ge
handicapt. De centrale post, waarvoor de
Raad reeds op 24 Maart 1926 gebouwen be
schikbaar stelde en die zoo dringend, uiterst
dringend noodig is. behoort nog altijd tot de
vrome wenschen. Laat ons hopen, dat onze
bekwame Wethouder van Financiën een weg
val zinden, om deze zeer urgente zaak tot een
goede oplossing te brengen.
Ten slotte zij hier nog vermeld, dat de lei
ding thans berust bij het Brandweercollege,
bestaande uit 7 personen, waarbij thans één
vacature is, ontstaan door het vertrek uit de
gemeente van den Hoofdbrandmeester J. F.
van der Vaart. De overige functies zijn ver
deeld als volgt: C. J. van den Broek, com
mandant; J. G. Martin, onder-commandant,
tevens penningmeester: G. Spaan, Ondercom
mandant, tevens secretaris en de hoofdbrand
meesters J. H. C. van Ruyven, H. C. Vernout
en B. J. van Liemt Jr.
Als vrijwillig archivaris fungeert Dr. Spoel-
öer.
Het college wordt bij branden en oefe
ningen bijgestaan door 7 brandmeesters, n.l.
de heeren: H. Daudey J.Wzn., G. Fortgens, P.
B. Kerkhoff. P N. van Boekhoven, j. A. P
Lamfers, J. Weller en J. P. Pollé.
G. SPAAN
Onder-Commandant en
Secretaris van de Haarl.
Vrijw. Brandweer.
Over vroegere toestanden te Haarlem.
P. van der Pek.
Maar hoe het ook zij, de heer Van der Pek
behoort eveneens tot onze oude getrouwen en
daar zijn wij, op onze beurt, verheugd over.
We hebben hem eens in zijn woning aan het
Klein Heiligland 21 rood opgezocht, omdat
hij zoo gaarne als geboren Haarlemmer wat
van zijn herinneringen wilde vertellen.
„Toen ik een jongen van 'n jaar of tien
was", aldus stak hij van wal, „telde onze ge
meente slechts 23.000 zielen. Er waren maar
acht politie-agenten en 24 nachtwachcs. die
elkaar aflosten. BIJ eiken slag van de klok
lieten ze hun kleppers hooren. Toen Ik zestien
jaar was werd met het dempen van de Oude
Gracht begonnen. Zoo heb ik achtereenvol
gens heel wat water uit Haarlem zien ver
dwijnen. Na de Oude Gracht volgde de Raam
gracht en de Voldersgracht. Ook het Singel
moest er aan gelooven. Dat is de tegen
woordige Wilhelminastraat. Ja, hoevelen in
onze stad zuilen het zich nog herinneren, dat
daar vroeger water stroomde! Daarna volgde
de Raaks en toen de Kraaienhorstergracht,
die nu Nassaulaan heet. En toen de Park'.aan
nog niet gedempt was heette ze Achter Nieu
we Gracht. Op den hoek daarvan stond de
zijdefabriek van Vermeer, die door brand
vernield is. Dat herinner ik me nog alsof het
gisteren gebeurd is. Een jongen ging naar
een lek in de gasleiding zoeken, maar dat
deed-ie met 'n brandende lucifer! De gevol
gen waren verschrikkelijk: het heele gebouw
ging er aan en de onvoorzichtige jongen
meest het met den dood bekoopen. De fa
briek ging toen over naar den heer Travag-
lino. den vroegeren Haarlemschen wethouder,
op de Oude Gracht Maar deze weverij kon de
concurrentie met China, die veel kunstzij
uitvoerde, niet volhouden. Enfin, om nog
eens op de grachten terug te komen. Toen ze
allemaal gedempt waren, werden ze beplant
met boompjes. Tot drie maal toe heb ik
daar de boomen, omdat ze te dik waren, zien
rooien. Misschien beleef ik het nog voor den
vierden keer, want ze worden alweer aardig
dik! Daar kun je aan zien, dat het leven niet
stil staat! Bij het dempen van het Verwulft
heb ik nog een ernstig ongeluk zien gebeu
ren. Ik was toen zestien jaar. Daar waren
drie steenenbikkers aan den gang. toen op
eens de heele boel instortte. De drie mannen
gingen mee naar beneden. Twee werden
zwaar gewond, maar de derde. De Mooy,
(dien ik goed gekend heb) schoot er het le
ven bij in. Vroeger moest ik nogal likwijls
naar Schoten, omdat ik daar een tuin voor
groenteteelt had. Dat was toen nog maar
een heel klein gehuchtje! Welk 'n verschil
met tegenwoordig! En buiten de Amster-
damsche Poort stonden haast geen hulzen. U
begrijpt, dat het verkeer in Haarlem vroe
ger veel veiliger was den nu. Auto's beston
den er niet. Óok was er geen tram. Wie een
flinken afstand moest afleggen, huurde een
vigelante of een klein rijtuigjeo ja, je
kon ook nog met de omnibus gaan. Dat was
niet onaardig. Maar ik ging toch liever
met de trekschuit naar Amsterdam. Daar
zat je zoo gezellig bij elkander! Ik heb de
paardetram zien komen en verdwijnen. Maar
wat 'n opgang maakte de eerste flets in
Haarlem; dat was zoo'n hooge véloclpède. A!s
er zoo één in aantocht was, riepen we elkaar
toe: „kom-es gauw kijken! Wat 'n rare
scharensliepers zijn dat!" Het was vroeger
anders niet prettig rijden in onze stad. want
overal lagen hobbelige keien. Als je likdoorns
had was je nog niet gelukkig!"
De heer Van der Pek. die 52 jaar op de Ka-
toenfabriek van den heer Van de Poll heeft
gewerkt, woonde 44 jaar achtereen in een
huisje aan de Sophiastraat. Toen hij acht
jaar geleden naar het Klein Heiligland ver
huisde, werd hij door zijn vrienden gewaar
schuwd: „denk er om, als oude boomen ver
plant worden, gaan ze dood!"
„Doch ik heb het er toch maar op ge
waagd', zei hij lachend, „en ik ben er nog!"
Juist toen we afscheid namen werd Haar
lem's Dagblad in de bus geworpen. „Die ga
ik weer fijn zitten lezen! Ik sla geen letter
over!"
Voorheen en thans.
O
Van brandklok tof moderne alarm-inrichting.
Zijn de fouten weggenomen, dan wordt dit
eveneens automatisch door schellen gemeld,
terwijl de lichtsignalen gedoofd worden.
Een ander groot voordeel van het nieuwe
systeem is, dat elk bericht van brand niet al
leen in de seinzaal, maar tevens ook in de
woningen der leden van het Brandweercol
lege wordt opgenomen.
Deze kunnen den berichtgever vragen stel
len omtrent den aard van den brand en te
vens aan de wacht in de seinzaal opdracht-
geven, welke kringen moeten worden opge
scheld en welk materiaal moet uitrukken. Dit
alles geschiedt in enkele oogenblikken.
In gebruik zijn genomen de z.g. fabrieks-
melders, waardoor het mogelijk wordt door
enkel op een knop in de fabriek te drukken
automatisch bericht te geven dat daar brand
is. Eveneens automatisch ontvangt de per
soon. die het bericht afzendt, kennisgeving,
dat de mededeeling in de seinzaal ont
vangen is.
Voor 50 jaar:
In het tijdsverloop van vijftig jaren van
1883 tot heden, hebben ook bij de Brand
weer groote veranderingen plaats gehad.
Wanneer er in het begin van dit tijdperk
brand ontstond, werd de koster van de
Groote Kerk gewaarschuwd. Deze liet dan de
brandklok luiden (dezelfde die thans op Zon
dag voor kerkdienst gebruikt wordt), terwijl
in de buitenwijken der gemeente de tamboers
der schutterij door trommelslag bekend
maakten, dat er brand was. Op deze seinen
begaven de brandweerlieden zich te voet naai
de brandspuithuizen en bleven daar wachten
tot zij opdracht kregen om uit te rukken, in
welk geval zij hun handbrandspuiten loo
pend naar den brand moesten vervoeren. Al
leen de in 1868 opgerichte Vrijwilligers-Com-
pagnie had vergunning zonder opdracht uit
te rukken.
Het behoeft wel geen betoog, dat bij deze
wijze van alarmeeren en uitrukken veel tijd
verloren ging en dat menig klein brandje,
dat thans al heel spoedig in de kiem ge
smoord wordt, toen gelegenheid had zich tot
een grooten brand uit te breiden. Wij herin
neren hierbij aan den brand in de houtkoo-
perij van R. Haartman, Kleine Houtweg,
hoek Kampersingel, op 9 Juli 1884, waarbij
behalve de geheele houtkooperij ook een tien
tal woonhuizen verloren ging. Alleen aan
arbeidsloon enz. kostte deze brand niet min
der dan 1500.Alle handbrandspuiten
waren daarbij in werking.
Eenige vei'betering in dezen toestand kwam
ér, toen op initiatief van den ijverigen secre
taris van den Staf, Johs. de Breuk, op 27 Oc
tober 1887 een belkringennet in gebruik werd
genomen, waardoor alle Officieren en Onder-
„De oude Tien".
officieren van de Brandweer konden worden
opgeroepen. Toch duurde het nog tot 1902. al
vorens de woningen van alle Vrijwilligers aan
dit net waren aangesloten. Het bezwaar, dat
de Vrijwilligers eerst altijd naar het spuit-
huis moesten om te vernemen waar de brand
was. om daarna het materiaal loopende te
vervoeren, bleef echter bestaan.
Een radicale oplossing van het alarmee-
ringsvraagstuk kwam eerst in het voorjaar
van 1926, toen de Raad de gebouwen Oude
Gracht 131 en 133 had bestemd voor een
nieuw te bouwen centralen Brandweerpost.
Aangezien perceel 131 nog in gebruik was
voor een school voor buitengewoon L. O. werd
één der bovenlokalen ontruimd voor inrich
ting van een seinzaal.
De daar geplaatste alarmeerinrichting was
een novum op dat gebied, zoowel in Neder
land als in het buitenland, omdat daarbij
voor het eerst gebruik gemaakt werd van het
z.g. „spreken over de lus", d.w.z., dat met ver
schillende personen tegelijk werd gesproken.
Zoo noodig kan thans het geheele personeel
van 130 man in 2 a 3 minuten worden ge
alarmeerd.
Volledigheidshalve voegen wij hieraan toe,
dat de seinzaal tevens de meldingspost van
den Ongevallendienst is.
De vrijwilligers worden in geval van brand
niet alleen opgescheld, maar ontvangen te
vens aan huis bericht waar de brand is.
De meest voorkomende storingen, zooals
draadbreuk, aardsluiting, springen van zeke
ringen enz., worden automatisch door licht
signalen en schellen gemeld.
De lichtsignalen blijven branden, zoolang
het gebrek bestaat.
Eet tweedeKleine Houtstraat 14. Het vierde: Groote Houtstraat 53. Het vijfdeGroote Houtstraat 93. Het zesde Het tegenwoordige gebouw Groote Houtstraat 93.
Is op het gebied van alai'meering gaande
weg groote vooruitgang gekomen, niet min
der was dit het geval met het materiaal.
De handbrandspuiten zijn afgeschaft en
vervangen door een automobiel-gereedschaps
wagen, speciaal ingericht voor het blusschen
met behulp van de waterleiding.
Voor grootere branden, of wel branden waar
de waterleiding niet voldoende is, is een auto
mobiel-motorspuit met een capacieit van 2000
L. per minuut aangeschaft, waarmede 8 stra
len gegeven kunnen worden.
Op deze automobiel bevindt zich een af
neembare mechanische ladder van 20 M.
hoogte.
Een tweede automobiel-motorspuit heeft
een capaciteit van 1000 a 1200 L. en is ge
schikt voor 4 zware of 8 lichte stralen.
Ten slotte beschikt de Brandweer over do
z.g. Polderspuit, een motorspuit, die door 4
man van den wagen kan worden afgenomen
en over drassige weilanden en langs smalle
wegen naar den waterkant kan worden ge
dragen. Met deze spuit, die een capaciteit
heeft van 1200 L. per minuut, kan met 4
flinke stralen gewerkt worden.
Niet alleen op het gebied van alarmeering,
uitrukken en materiaal is een kolossale voor
uitgang te boeken, maar ook ten opzichte van
de z.g. preventieve maatregelen. Werd vroe
ger slechts bij hooge uitzondering het oordeel
van den toenmaligen Staf ingewonnen, thans
wordt geen bouwplan van eenige beteekenis
goedgekeurd, alvorens het Brandweercollege
Voor 25 jaar: Jetje".
Het eerste: Kleine Houtstraat 9.
Het derde Kamper singel 70.
Onze drukkerij Zuider Buiten Spaame 12.