Wandeling over de Savanne
De veiligheid van den weg.
ZATERDAG 15 JULI 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
Zware maar interessante tocht
door mooie natuur.
Het dorp Matta met kerk.
Tusschen de lage kuststrook en de breede
rivierdalen ligt vóór de .heuvels en bergen in
Guyana de Savanne, hoogvlakten, die zich
slechts enkele tientallen meters boven zee
verheffen, maar die door hun sterk doorlaat
baren, uit zuiver wit kwartszand bestaanden
bodem toch een veel armoediger plantengroei
dragen dan de lager gelegen streken. Langs
de spoorbaan, die geheel van dit witte zand
is opgeworpen en ook in de Indianen-dor
pen, die steeds in de Savanne liggen, had ik
al eens hier en daar een kijkje gehad op dit
merkwaardige landschap en nam dus graas
de invitatie van Prof. Stahel, den Directeur
van den Cultuurtuin, aan, om met hem eens
een wandelingetje over de Savanne te maken.
Om zes uur vertrokken we met den hout-
trein uit de stad, maar konden door allerlei
oponthoud onze wandeling pas om negen uur
beginnen bij Zanderij, een der spoorwegsta
tions, waar vandaan een pad loopt naar het
Indianendorp Matta. Een interessant land
schap, dat vaak aan onze heide deed denken.
Meest met gras begroeid, verder wat laag
struikgewas én steeds aan den horizont de
mooie Mauritiapalmen, die altijd langs de
kreeken staan en waarbij dus meestal water
te vinden is. Nu, in den regentijd, zijn er ook
midden op de Savanne vochtige plekken,
waar water op wat bijeengespoelde humus
blijft staan, evenals in onze heideplassen. En
daar groeiden zonnedauw en blaasjeskruid,
gentiaan en duivelsnaaigaren, of wij werke
lijk aan den rand van een heideplasje ston
den. Merkwaardig toch, dat men in zoo ver
uiteen liggende oorden op gelijken bodem
gelijke plantensoorten vindt.
Op de drogere gedeelten bloeien roode en
gele heestertjes, sommige struiken toonen
ook aardigen bloesem. De savanne is op zijn
best. Maar het is te begrijpen dat in den
drogen tijd elk sprietje gras hier verdorren
moet. Een van de hoofdoorzaken van den
schralen plantengroei der Savanna is dan
ook veel de prairiebrand, die er in droge ja
ren overgaat. Want ook nu begint het, ai
aardig warm te worden.
Het is een volkomen wolkenlooze dag, een
zeldzaamheid in Suriname in dezen tijd van
het jaar en de zon brandt meedoogenloos op
alles wat er onder staat, terwijl bovendien
het witte zand een groot deel harer stralen
terugkaatst.
Het heette 1.30 a 2 uur loopen naar Matta
en als wij 2-.< uur onderweg zijn vragen wij
aan onze Indiaansche dragers-gidsen nog
eens hoe het staat en die probeeren ons aan
't verstand te brengen, dat wij nog evenveel
tijd noodig hebben om naar Matta, dan om
naar ons punt van uitgang terug te keeren.
„Dat kan niet", zegt de professor en stapt
stevig door, 3 uur. 3;: uur, vier uur onder
weg en nog geen Matta.
Wij praten al een uur lang over de cocos-
noten, die er zullen groeien en die je zoo fijn
drinken kan. Een Indiaansche vrouw, die met
ons mee wandelt om haar familie te bezoe
ken, beduidt ons even te wachten, verdwijnt
achter een paar boschjes en komt even later
terug met een arm vol wilde ananas. Dat was
een tractatie. Ze waren klein, maar zeer
sappig en heerlijk zoet. Ondertusschen was
het één uur geworden; wij wandelen nu niet
bepaald meer voor ons pleizier door de
zengende middaghitte op de savanne.
Precies twee uur kwamen de eerste huizen
van Matta in het gezicht; vijf minuten over
tween had ik mijn derden cocosnoot leeg ge
dronken en lag heerlijk in de schaduw dei-
eerste Indianenhut lang uit te rusten en te
luisteren naar den krijgsraad die gehouden
werd.
Het was nu twee uur. Vijf uur terug tippe
len over het zandpad door de Savanne lokte
ons niet erg aan. Er was een korter pad, re
gelrecht op Republiek aan, maar dat werd
ster.k afgeraden, omdat het gedeeltelijk onder
water stond en half was dicht gegroeid met
babooneefie, verbastering van baboons-knife.
apenscheermes, omdat het zulke scherpe
randen heeft, dat elke aanraking er mee een
bloedende snede veroorzaakt. Maar Europea
nen zijn eigenwijs, vooral als ze vijf uur lang
in de brandende zon geloopen hebben en nu
meenen in 3;< uur tijd weer aan de spoorlijn
te kunnen zijn. Daarbij moesten wij alle drie
's avondsuit dineeren!
Maar waar was nu het dorp? Hoeveel in
woners had het. enz. Er waren alleen wat
vrouwen te zien bij die eerste paar hutten
Ja, ze hadden al om den kapitein gestuurd,
die was bij het feest ter eere van zijn benoe
ming door het Gouvernement. De kapitein
kwam niet. maar wel een oude Indiaan, die
indertijd met Prof, Stahel op expeditie was
geweest en goed Hollandsch sprak. Hij joe<
de vrouwen weg. die ons almaar cassiri wil
den laten drinken, een soort cassavesap. dat
zij laten gisten door er telkens een mondvol
van te nemen en weer in het vat terug
spuwe. Hoe vaker dat gedaan wordt, hoe
lekkerder de drank.
Wij lusten het niet, de Indianen blijkbaar
wel, want toen wij in het dorp kwamen, was
er haast geen een die op zijn beenen kon
staan, laat staan een paar behoorlijke woor
den of zinnen uitbrengen.
Van een onderzoek naar bevolkingstal was
in deze omstandigheid geen sprake en wij
hadden weinig tijd te verliezen. Van 9 tot 2
uur had de heenreis geduurd.
Om half drie begon de terugreis, die ons
binnen vijf minuten voor een kniediep moe
ras bracht. Nu ja, dat was ons al gezegd en
het water was lekker koel. Alleen jammer,
dat je beenen zoo zwaar werden met wollen
kousen en vetleeren bergschoenen en dan
nog wollen putties. Toen kwam een mooi
hoog droog stuk savanne.
Opschieten, jongens, denk om het diner
Een bosch, een kreek, maar even over de
knie. weer savanne. Weer bosch. Met wilde
ananas. Zalig, maar als je al loopende zoo'n
ding pelt, zie je de boomen niet, die over het
pad liggen en sla je daar over heen. Een
natte elleboog is bijzaak, maar de lekkere
ananas zat diep in de modder. Gelukkig groei
den er nog meer. En zoo waadden wij voort.
Nu eens mul zand, dan water of bruggetjes
over kreeken, d.w.z. twee boomstammen, die
er over waren gelegd in het verlengde van
het pad. maar die evenals het pad zelf een
halven meter onder water stonden, zoodat je
ze met een stok en de tastende voeten moest
vinden. Daarbij nog een flinke stroom ook.
Maar alles ging goed. Alleen de zaak werd
steeds natter. De droge plekken waren geen
zand meer, maar ook glijdend vette modder.
En steeds meer razorgras of Baboonneeffie.
Mijn eene arme metgezel had bloote armen
en niet de handigheid om die op zijn rug te
houden op het glibberige pad. Lage bruine
schoenen ook, niet ideaal voor dit werk. En
de professor had lekke zolen, waar het water
uitliep, maar het scherpe zand binnenkwam.
Om de beurt baggerden wij voor. moesten
uitwijken voor over het pad gevallen boo
men. die bukken voor het snijdende gras.
klauteren over oude boomstammen en steeds
plonsden onze zware beenen verder en steeds
minder licht drong door het bladerdak boven
ons.
Op een vlak stukje modder staat een spoor,
een ronde zool met een krans van dikke eelt-
balien. Ik wijs het mijn lotgenooten; varken
zegt de een, hond zegt de ander, maar ik wijs
op het ontbreken der nagelsporen. Zonder
twijfel een groote kat; tijger of poema, dat
weet ik niet.
Nummer twee stelt voor terug te gaan.
maar ik vraag den Professor om zijn lucifers.
Dan kan ik er een aansteken als het oeest
komt. want ze zijn bang voor vuur. Maar de
professor houdt liever zijn lucifers zelf. maar
zal ze geven, zoodra ik den tijger zie.
En zoo ploeteren wij voort. Vijf uur. wij
konden er zijn; half zes. nu moesten wij toch
iets zien. Modder en plassen. Plons, plons, zes
uur. De zon gaat onder. Om half zeven, bij
het laatste licht een rijstveld!. Een kerkhofje,
wat huizen. Dat is Vijf Kinders. Nu is het nog
maar een half uur tot. Republiek. En daar
ontmoet ik een ingenieur van de waterleiding.
Zijn lieve vrouw, die ons limonade schonk,
zal ik nooit vergeten!
Om half acht hadden wij de motorlorrie te
pakken; nog kletsnat van den zwaren tocht
ging het in volle vaart stadwaarts en om ne-
gen uur schommelde ik de trap van het Pa
lace Hotel op. Gauw telefoneeren aan de
vrienden, die te mijner eere een dinertje had
den aangericht.
„O. gelukkig dat je nog komt!"
..Ja, maar
..O. dat hindert niet. wij hebben zoo lang
mogelijk gewacht en zijn pas aan den twee
den gang".
Ik ben dus maar onder de douche gaan
zitten, staan kon ik haast niet meer en om
half tien stond ik in smoking tegenover mijn
gastvrouw excuses te stamelen in de overtui
ging. dat het roosje in mijn knoopsgat wel
het eenige frissche onderdeel was van mijn
persoonlijkheid.
Een gezellig dinertje!
En toen ik om één uur weer de hoteltrap
opstrompelde zaten daar Luitnt. BI. Comm.
Gr. en Dr. K. met hun diverse vrouwen, die
mij noodig spreken moesten. Dat werd drie
uur in den morgen. En 's middags vijf uur
moest ik weer op reis voor inspectie van den
Weyneweg. Vraag mij nu nog eens of het
ook zwaar werk is, zoo'n pleizierreisje door
Suriname.
VAN DER SLEEN
DE FOTOGRAFIE EN DE
INFRAROODE STRALEN.
Reeds vele jaren lang hebben de ultra
violette stralen den oudheidkundigen dien
sten bewezen. Zij brengen allerlei dingen aan
het licht, die we anders niet kunnen waarne
men.
Het is nu gebleken, dat infraroode stralen
een dergelijke eigenschap bezitten. Ze zijn
zeer doordringend en leveren b.v. een duide
lijk en volledig beeld, wanneer men boven
een zware bewolking luchtfoto's van den be-
ganen grond maakt. Ze leggen dus dingen op
de plaat vast. die men met het. levende oog
op één bepaald moment niet ziet.
Een Engelsch onderzoeker heeft met de
infrarood-camera stukken zwart geworden
leer uit het Britsch museum gefotografeerd
en tot z'n verrassing las hij van dat plaatje
zaken af, naar welker bestaan men vroeger
had gegist. De inscripties op het leer. die
men nooit had kunnen ontcijferen waren
opeens duidelijk.
Volgens dezelfde methode werden dertien
andere dergelijke stukken behandeld. Het
kostte geen bijzondere inspanning de iden
titeit er van te bepalen. Men had naar
men vaststelde met Oud-Egypt.ische do
cumenten te doen. die pl.m. 1200 jaar voor
Chr. werden geschreven. Aanvankelijk be
stonden ze uit zwarte hiëroglyphen op bruin
leer.
DE GROOTSTE, MOOISTE,
DUURSTE, BESTE EN HOOGSTE.
Na langdurige zorgvuldige voorbereidingen
hebben de Amerikaansehe astronomen thans
besloten, den nieuwen reusachtigen telescoop
die gebouwd is met het legaat van den over
leden millionair W. I. MacDonald. dat
860.000 groot was. op te stellen op den top
van den Mount Locke. Deze berg maakt deel
uit van den Davis-keten in het Zuid-Westen
van den staat Texas. Van dezen top, die
eenige duizenden meters hoog is. ziet men
in een hemel van ongewone doorzichtigheid.
Daarom verwacht men, dat men met dezen
telescoop, die een spiegelbresdte van twee
meter heeft, de verst verwijderde sterren kan
waarnemen.
WELKE PLAATSEN IN NEDERLAND TE
VINDEN ZIJN
Als je de kaart bekijkt van 't kleine Holland
Zoo oppervlakkig, denk je werk'lijk niet,
Dat het geen hol land is, maar juist een
vol land,
Daar er veel meer is dan j' aanvanklijk ziet,
Ons land is groot, de zon gaat er nooit onder
't Bezit een werelddeel en landen, wat
niet al!
't Beslaat den wereldbol en dat 's geen
wonder
Want 't bergt in zich heel 't
(Groningsch) Tranendal
Wilt gij naar Oostenrijk? 't Heeft geen
bezwaren:
Het ligt in Limburg (Venraai, iets meer
Zuid)
En zoekt g' America? Ga dan niet varen,
Maar kijk dan bij de Peel (in Limburg) uit.
Wilt gij naar Frankrijk? Best, gij koopt, een
kaartje
Naar Harderwijk en doet de rest per bus.
Want daar ligt Frankrijk en die reis
bespaart je
Douane, pas en taler.-hommeles.
Op Quatre-Bras mogen de Belgen snoeven
Wij. Hollanders, wij geven daarom niets.
Daar wij daarvoor toch niet uit Holland
hoeven;
Uit Leeuwarden bereik je het per fiets.
Wil Albion haar naam luid rondbazuinen:
„Old England bovenal! Old England één!"
Ons Holland heeft, bij Dalfsen en bij Ruinen
Twee Engelanden! Hebben wij alleen!
Waarom naar Zurich (Zwitserland) toch
reizen?
't Is waar; 't heeft bergen en een Zur'cher
See.
Maar wij (niet zij) kunnen op een Zurich
wijzen
Aan 'n afsluitdijk, op Bergen aan de Zee.
Bij Rotterdam is Portugal gelegen.
Al schrijven wij dat woord ook Poortugaal.
Dat 's geen bezwaar, 'k Verkies «waarom 't
verzwegen?)
Port boven Poort, al heb ik liever
aal
Wat zouden wij om 't. Duitsche Kiel gaan
malen.
Dat hebben wij in ons land immers ook?
Men hoeft in Duitschland heusch geen Kiel
gaan halen,
Ons Kiel ligt onder Hoogezandsche rook.
Wij kunnen finantieel ons altijd redden,
('k Geef toe, dat 't theoretisch slechts
mag zijn)
De Nederlanders hebben steeds een Wedde
Al is die Wedde (in Groningen) ook klein.
En kan men somm'ge menschen zien noch
luchten.
Dan nog behandelt men die ver van lomp,
Ze hoeven niet in kampen, noch te vluchten:
Men wenscht ze kalm hier naar de
iFriesche) Pomp
Ik ben een voorstander der schoone leuze:
Breng uw vacantie door in eigen land.
En zeg nou zelf, gij hebt een groote keuze.
En hoeft dus geenszins naar het
buitenland
A. J. C. VL.
Een van de groote problemen, onder
welks oplossing we gebukt gaan! We
leven in een tijd, waarin geweldige
vraagstukken een oplossing eischen:
werkloosheid, ontwapening, overproductie,
om er maar een paar te noemen, ze geven
als het ware een dagelijks' terugkeerenden
klop op de deur, maar naast al die zorgen,
waarmee de moderne ntensch overbelast is,
is er nog een kwestie, die vooral in dicht, be
volkte streken, gelijk de onze, telkens op
nieuw de aandacht vraagt: het verkeer en
de verkeersregeling.
Het verkeersvraagstuk heeft weliswaar al
tijd bestaan, doch was langen tijd van meer
ondergeschikt belang. In vroeger jaren be
paalde men zich hoofdzakelijk tot het aan
leggen en onderhouden van goede wegen tus
schen verschillende steden. Op reis gaan de
den de menschen niet. of zeer weinig; in de
stad of op het dorp. waar men was geboren
leefde, werkte en stierf men. Rijverkeer bin
nen de stad was er slechts we'nig en de gro e
wegen dienden in oorlogstijd voor legerver-
plaatsing en in vredestijd voor handelswegen,
Breed behoefden ze in ons land niet te zijn.
want het meeste vervoer had plaats te wa
ter en ook de reizigers hadden lang genoegen
te nemen met deze wijze van transport want
met onze onvolprezen trekschuit ging men
langzaam, maar zeker.
De oude ommuurde of omwalde steden
hadden als centrum het marktplein, waarop
meestal de kerk en het stadhuis stonden en
op die markt liepen straalsgewijze de betrek
kelijk nauwe straten uit. die onderling weer
door stegen waren verbonden. Haarlem
geeft ons hiervan een zeer goed voorbeeld.
Men hoort ook weieens het verwijt, dat onze
dierbare voorvaderen hun steden zoo on-
practisch hebben gebouwd, zonder aan dc toe
komst te denken, en dat wij nu de lasten
dragen van hun kortzichtigheid
Deze opmerking is even ondankbaar als
onbillijk, want vooreerst hebben zij ons d'k-
wijls juweeltjes van stedenbouw nagelaten
en in de tweede plaats bouwden ze de steden
naar de behoefte van hun tijd en niet naar
die van den onzen. Zes eeuwen en langer gaf
niemand hierover zijn ontevredenheid te
kennen, totdat de jachtende, reizende en
trekkende mensch van de 20e eeuw zijn
voorouders ging verwijten, dat zij hun ste-
Nu en in den ouden tijd.
den totaal verkeerd hebben gebouwd, zonder
eerlijkheidshalve te erkennen, dat niemand
een dergelyke ontwikkeling van het moderne
verkeer eeuwen tevoren heeft kunnen voor
zien.
Nu zoeken we naar een oplossing. De ver
keersagent. die. met zijn machtigen arm het
verkeer binnen onze steden in goede banen
leidt, is op het tooneel verschenen en heeft
de puzzle, gedeeltelijk weten te ontwarren. In
tegenstelling met vroeger beschouwen we
hem nu niet meer als een dwingeland, die er
plezier in heeft ons te kwellen en te dwars-
boomen. doch we zien in hem veeleer een
goeden raadsman en vriend, die over ons le
ven waakt-
Maar de voornaamsteoplossing van het
verkeersvraagstuk ligt niet binnen maar
buiten de stad. en wel door het aanleggen
van ceintuurbanen voor het doorgaand ver
keer, zooals die thans reeds in verschillende
plaatsen zijn gemaakt of ontworpen.
Gelijk we reeds opmerkten, wordt er wel
gemopperd over de kortzichtigheid van het
voorgeslacht, doch men moet niet denken,
dat men in vroeger jaren het verkeer maar
aan zijn lot overliet- In het oude Rome kende
men al éënrichtingsstraten en verkeersagen
ten. Aan voorname ambtenaren en militai
ren was het toegestaan met hun eigen wa
gens de stad binnen te rijden en eveneens
bestond een beperking voor het rijden met
bepaalde voertuigen.
Doch we behoeven niet zoo ver van huis te
gaan om sporen van een verkeersregeling te
vinden. Baljuw, schout en schepenen van
den Haag trokken in 1537 tegen de toenma
lige snelheidsmaniakken te velde en verbo
den het „rennen of stijfaan racen" op een
boete van vijf stuivo-s icic-e maal. Vooral
de turf- en biervoerders en de jestuuvders
van bleekers- en slagerswagens schijnen
ware kilometervreter te zijn geweest.
In 161) werd bepaald, dat turf rijders. mo
lenaars e.d. slechts stapvoets mochten rijden
en niet op hun voertuig mochten zitten of
staan, daar zij anders een groot gevaar op
leverden ..voor alle passanten en kinderen
van overreden of beschadigd te worden".
Maar in die dagen had de koning van den
weg de auto zijn troon nog niet beste
gen en het verkeersvraagstuk in vroeger ja
ren vereischte maar een paar bepalingen en
klaar'was men.
DAHLIA'S.
Het is bijna niet te gelooven. dat de Dahlia
eerst ruim honderd jaar geleden in ons we
relddeel in cultuur kwam. maar toch is het
zoo. Een eeuw cultuur is niet lang voor een
plant; er zijn er, die al door Linnaeus in het
begin van de 18e eeuw zijn beschreven, dus
toen al bestonden, en nu nog onveranderd
werden gekweekt. Er zijn er ook. die nog vcei
ouder zijn en reeds in vijftienhonderd zooveel
in Europa in gevoerd worden. Maar tot die
eerbiedwaardige veteranen hoort de Dahlia
niet. Toch is zij in dien korten tijd zoo ge
weldig verbeterd, veredelt en gewijzigd, dat
niemand er den oorspronkelijken vorm haast
meer uit herkennen kan en daarom is het
zoo verwonderlijk, dat eerst in 1814 dc plant
hier werkelijk serieus in cultuur werd geno
men.
Om bij het begin te beginnen: in de oude
botanische werken van het einde der 18de
eeuw werden drie verschillende Dahlia's ver
meld. Zij waren uit Mexico naar Spanje
uitgevoerd en zoo overgebracht naar enkele
kweekerijen in Europa, met name Engeland,
maar van een werkelijke serieuse cultuur was
toen nog geen sprake. Na 1800 werden ner
gens meer Dahlia's aangetroffen en eerst in
1814 werd de bioem weer via Spanje, hie:
ingevoerd. Toen is de cultuur eerst goed be
gonnen.
De alleroudste Dahlia's waren enkelbloe-
mig. maar bij een van die drie oude soorten
traden soms half- of heeldubbele bloemen
op. Met die Dahlia is toen vooral verder ge
kweekt en na eenigen tijd kwam een Dahlia -
voi-m voor den dag. die jarenlang de eenige
favoriet was. 't Was een bloem die echt paste
bij den Biedermayertïjd: een ronde, stijve,
dubbele bloem met stijfgeplooide blaadjes.
Jaren en jaren lang is dat feitelijk de eenige
Dahlia gebleven die werkelijk succes had. tot
in 1865 uit Mexico een nieuwe Dahlia werd
geïmporteerd, die puntige bloemblaadjes
had. Daar zijn de kweekers toen verder mee
gaan werken en het resultaat is de Cactus-
Dahlia geworden
Natuurlijk is zoo'n volmaakte vonn niet
zoo een-twee-drie verkregen, maar die oude
Dahlia van 1865 Dahlia Yuarezi heette zij
is er toch wel het begin van geweest.
Een tweede ontdekking viel in het begin
van deze eeuw. Door al het zaaien en her-
zaaien van de oude enkelbloemige Dahlia's
(men weet. er waren oorspronkelijk drie
soorten ingevoerd) ontstonden nalfdubbele
bloemen, kolossaal van omvang, met ge
golfde bloemblaadjes. Men noemde ze Half-
dubbele Reuzen, maar mooi waren ze niet. In
het begin van 1900 kwam een Hollandsche
kweeker toen met een uit deze Reuzen ge
kweekte soort voor den dag, waar geweldig
veel uit voortgekweekt en ontstaan is. Zijn
nieuwe ras had lange stevige stengels en toch
zeer groote bloemen. Het waren de Pioen-
Dahlia's ons allen welbekend. De harten zijn
hierbij verbazend groot en als snijbloem zijn
de Pioen-Dahlia's dus minder geschikt, om
dat zij te veel stuifmeel morsen. Maar dat
bezwaar verdween toen uit de Pioen-Dahüa
de Decoratieve Dahlia werd gekweekt, waar
bij het hart geheel schuil gaat onder de
bloemblaadjes. Iedereen weet wel. v:at een
prachtige kleuren er bestaan in de Decora
tieve Dahlia's..
Weer een stap verder kwamen wc- met de
Mignon-Dahlia's, vrij lage enkelbloemige
Dahlia's, die voor perken heerlijk mooi zijn
en minder wild groeien dan de oude enkel
bloemige Dahlia's. Daarna ontstond in En
geland een nieuw ras. de stervormige Star-*
Dahlia, en toen kwam een veredelde dwerg-
vorm van de oude-kogel-achtige 19de eeuw-
sche Dahlia voor den dag: de snoezige kleine
Pompon-Dahlia's, die in de mooist denkbare
kleuren bestaan en als snijbloem voor klei
nere vazen onovertroffen zijn. Toen kwamen
de Franschen met de Collerette-Dahlia's,
waarbij rondom het hart (de bloem i.s enkel)
een krans van lintvormige vergroeiingen
een soort halskraag vormt, meestal in een
afstekende kleur. Ook van dc Cactus-
Dahlia bestaat een dwergvorm.
Zoo zien wij, dat in ruim een eeuw een
rijke verscheidenheid van Dahlia-soorten is
ontstaan, en de verbetering van kleur en
vorm gaat nog steeds door. dank zij de
ijver waarmede de kweekers blijven zaaien
en selecteeren. Van de drie oudste Dahlia's is
geen afbeelding overgeleverd; de oude Bie-
dermeyer-Dahlia leeft voort in haar dwerg-
vorm. het Pomponnetje, en dc Dahlia-Yua
rezi moet eruit gezien hebben als een vuur-
roode Cactus-Dahlia, wat minder spits van
vorm waarschijnlijk.
En wie weet, wat voor verrassingen ons nog
wachten wanneer de vondsten op Dahliage-
bied in dit tempo doorgaan!
L. S.
MUZIEK ANIMEERT EIEREN
LEGGEN.
Kippen zijn dol op radio.
Bij een tentoonstelling van gevogelte bleek,
dat de kippen zeer gevoelig zijn voor muziek.
Het was duidelijk aan de dieren te merken,
dat de muziek in de tentoonstellingszaal hen
verheugde, ja, het ging zoover, dat de kippen,
die zich het dichtst bij het orkest bevonden,
in die dagen de beste eierleggers waren.
Men beweert dat de kippenhouders
thans de uitwerking der radio-muziek op de
dieren beproeven willen.
CIJFERS.
VAN DE WERELDTENTOONSTELLING TE
CHICAGO.
-130 K.M. moet men loopen. als men alle
bezienswaardigheden der tentoonstelling in
oogenschouw wenscht te nemen.
50.000 dollars en het werk van vele jaren
kost de maquette der stad San Francisco, die
daar te zien is.
500.000 dollars is de beroemde Indische
diamant, de ..„Nassak". waard, die in de ai-
deeling mijnwezen te bezichtigen is.
50.000.000 bezoekers worden verwacht.
40.000 bivaks zijn op een afgesloten terrein
der tentoonstelling ingericht, daar do lo-
geermogelijkheden der stad Chicago geens
zins de stroom der gasten zullen kunnen
herbergen.
1100 gidsen wachten op de bezoekers van
..all over the world" om ze rond te leiden en
ze. in hun eigen taal, de bezienswaardighe
den te verklaren.