Wandeling over de Savanne De veiligheid van den weg. ZATERDAG 15 JULI 1933 HAARLEM'S DAGBLAD Zware maar interessante tocht door mooie natuur. Het dorp Matta met kerk. Tusschen de lage kuststrook en de breede rivierdalen ligt vóór de .heuvels en bergen in Guyana de Savanne, hoogvlakten, die zich slechts enkele tientallen meters boven zee verheffen, maar die door hun sterk doorlaat baren, uit zuiver wit kwartszand bestaanden bodem toch een veel armoediger plantengroei dragen dan de lager gelegen streken. Langs de spoorbaan, die geheel van dit witte zand is opgeworpen en ook in de Indianen-dor pen, die steeds in de Savanne liggen, had ik al eens hier en daar een kijkje gehad op dit merkwaardige landschap en nam dus graas de invitatie van Prof. Stahel, den Directeur van den Cultuurtuin, aan, om met hem eens een wandelingetje over de Savanne te maken. Om zes uur vertrokken we met den hout- trein uit de stad, maar konden door allerlei oponthoud onze wandeling pas om negen uur beginnen bij Zanderij, een der spoorwegsta tions, waar vandaan een pad loopt naar het Indianendorp Matta. Een interessant land schap, dat vaak aan onze heide deed denken. Meest met gras begroeid, verder wat laag struikgewas én steeds aan den horizont de mooie Mauritiapalmen, die altijd langs de kreeken staan en waarbij dus meestal water te vinden is. Nu, in den regentijd, zijn er ook midden op de Savanne vochtige plekken, waar water op wat bijeengespoelde humus blijft staan, evenals in onze heideplassen. En daar groeiden zonnedauw en blaasjeskruid, gentiaan en duivelsnaaigaren, of wij werke lijk aan den rand van een heideplasje ston den. Merkwaardig toch, dat men in zoo ver uiteen liggende oorden op gelijken bodem gelijke plantensoorten vindt. Op de drogere gedeelten bloeien roode en gele heestertjes, sommige struiken toonen ook aardigen bloesem. De savanne is op zijn best. Maar het is te begrijpen dat in den drogen tijd elk sprietje gras hier verdorren moet. Een van de hoofdoorzaken van den schralen plantengroei der Savanna is dan ook veel de prairiebrand, die er in droge ja ren overgaat. Want ook nu begint het, ai aardig warm te worden. Het is een volkomen wolkenlooze dag, een zeldzaamheid in Suriname in dezen tijd van het jaar en de zon brandt meedoogenloos op alles wat er onder staat, terwijl bovendien het witte zand een groot deel harer stralen terugkaatst. Het heette 1.30 a 2 uur loopen naar Matta en als wij 2-.< uur onderweg zijn vragen wij aan onze Indiaansche dragers-gidsen nog eens hoe het staat en die probeeren ons aan 't verstand te brengen, dat wij nog evenveel tijd noodig hebben om naar Matta, dan om naar ons punt van uitgang terug te keeren. „Dat kan niet", zegt de professor en stapt stevig door, 3 uur. 3;: uur, vier uur onder weg en nog geen Matta. Wij praten al een uur lang over de cocos- noten, die er zullen groeien en die je zoo fijn drinken kan. Een Indiaansche vrouw, die met ons mee wandelt om haar familie te bezoe ken, beduidt ons even te wachten, verdwijnt achter een paar boschjes en komt even later terug met een arm vol wilde ananas. Dat was een tractatie. Ze waren klein, maar zeer sappig en heerlijk zoet. Ondertusschen was het één uur geworden; wij wandelen nu niet bepaald meer voor ons pleizier door de zengende middaghitte op de savanne. Precies twee uur kwamen de eerste huizen van Matta in het gezicht; vijf minuten over tween had ik mijn derden cocosnoot leeg ge dronken en lag heerlijk in de schaduw dei- eerste Indianenhut lang uit te rusten en te luisteren naar den krijgsraad die gehouden werd. Het was nu twee uur. Vijf uur terug tippe len over het zandpad door de Savanne lokte ons niet erg aan. Er was een korter pad, re gelrecht op Republiek aan, maar dat werd ster.k afgeraden, omdat het gedeeltelijk onder water stond en half was dicht gegroeid met babooneefie, verbastering van baboons-knife. apenscheermes, omdat het zulke scherpe randen heeft, dat elke aanraking er mee een bloedende snede veroorzaakt. Maar Europea nen zijn eigenwijs, vooral als ze vijf uur lang in de brandende zon geloopen hebben en nu meenen in 3;< uur tijd weer aan de spoorlijn te kunnen zijn. Daarbij moesten wij alle drie 's avondsuit dineeren! Maar waar was nu het dorp? Hoeveel in woners had het. enz. Er waren alleen wat vrouwen te zien bij die eerste paar hutten Ja, ze hadden al om den kapitein gestuurd, die was bij het feest ter eere van zijn benoe ming door het Gouvernement. De kapitein kwam niet. maar wel een oude Indiaan, die indertijd met Prof, Stahel op expeditie was geweest en goed Hollandsch sprak. Hij joe< de vrouwen weg. die ons almaar cassiri wil den laten drinken, een soort cassavesap. dat zij laten gisten door er telkens een mondvol van te nemen en weer in het vat terug spuwe. Hoe vaker dat gedaan wordt, hoe lekkerder de drank. Wij lusten het niet, de Indianen blijkbaar wel, want toen wij in het dorp kwamen, was er haast geen een die op zijn beenen kon staan, laat staan een paar behoorlijke woor den of zinnen uitbrengen. Van een onderzoek naar bevolkingstal was in deze omstandigheid geen sprake en wij hadden weinig tijd te verliezen. Van 9 tot 2 uur had de heenreis geduurd. Om half drie begon de terugreis, die ons binnen vijf minuten voor een kniediep moe ras bracht. Nu ja, dat was ons al gezegd en het water was lekker koel. Alleen jammer, dat je beenen zoo zwaar werden met wollen kousen en vetleeren bergschoenen en dan nog wollen putties. Toen kwam een mooi hoog droog stuk savanne. Opschieten, jongens, denk om het diner Een bosch, een kreek, maar even over de knie. weer savanne. Weer bosch. Met wilde ananas. Zalig, maar als je al loopende zoo'n ding pelt, zie je de boomen niet, die over het pad liggen en sla je daar over heen. Een natte elleboog is bijzaak, maar de lekkere ananas zat diep in de modder. Gelukkig groei den er nog meer. En zoo waadden wij voort. Nu eens mul zand, dan water of bruggetjes over kreeken, d.w.z. twee boomstammen, die er over waren gelegd in het verlengde van het pad. maar die evenals het pad zelf een halven meter onder water stonden, zoodat je ze met een stok en de tastende voeten moest vinden. Daarbij nog een flinke stroom ook. Maar alles ging goed. Alleen de zaak werd steeds natter. De droge plekken waren geen zand meer, maar ook glijdend vette modder. En steeds meer razorgras of Baboonneeffie. Mijn eene arme metgezel had bloote armen en niet de handigheid om die op zijn rug te houden op het glibberige pad. Lage bruine schoenen ook, niet ideaal voor dit werk. En de professor had lekke zolen, waar het water uitliep, maar het scherpe zand binnenkwam. Om de beurt baggerden wij voor. moesten uitwijken voor over het pad gevallen boo men. die bukken voor het snijdende gras. klauteren over oude boomstammen en steeds plonsden onze zware beenen verder en steeds minder licht drong door het bladerdak boven ons. Op een vlak stukje modder staat een spoor, een ronde zool met een krans van dikke eelt- balien. Ik wijs het mijn lotgenooten; varken zegt de een, hond zegt de ander, maar ik wijs op het ontbreken der nagelsporen. Zonder twijfel een groote kat; tijger of poema, dat weet ik niet. Nummer twee stelt voor terug te gaan. maar ik vraag den Professor om zijn lucifers. Dan kan ik er een aansteken als het oeest komt. want ze zijn bang voor vuur. Maar de professor houdt liever zijn lucifers zelf. maar zal ze geven, zoodra ik den tijger zie. En zoo ploeteren wij voort. Vijf uur. wij konden er zijn; half zes. nu moesten wij toch iets zien. Modder en plassen. Plons, plons, zes uur. De zon gaat onder. Om half zeven, bij het laatste licht een rijstveld!. Een kerkhofje, wat huizen. Dat is Vijf Kinders. Nu is het nog maar een half uur tot. Republiek. En daar ontmoet ik een ingenieur van de waterleiding. Zijn lieve vrouw, die ons limonade schonk, zal ik nooit vergeten! Om half acht hadden wij de motorlorrie te pakken; nog kletsnat van den zwaren tocht ging het in volle vaart stadwaarts en om ne- gen uur schommelde ik de trap van het Pa lace Hotel op. Gauw telefoneeren aan de vrienden, die te mijner eere een dinertje had den aangericht. „O. gelukkig dat je nog komt!" ..Ja, maar ..O. dat hindert niet. wij hebben zoo lang mogelijk gewacht en zijn pas aan den twee den gang". Ik ben dus maar onder de douche gaan zitten, staan kon ik haast niet meer en om half tien stond ik in smoking tegenover mijn gastvrouw excuses te stamelen in de overtui ging. dat het roosje in mijn knoopsgat wel het eenige frissche onderdeel was van mijn persoonlijkheid. Een gezellig dinertje! En toen ik om één uur weer de hoteltrap opstrompelde zaten daar Luitnt. BI. Comm. Gr. en Dr. K. met hun diverse vrouwen, die mij noodig spreken moesten. Dat werd drie uur in den morgen. En 's middags vijf uur moest ik weer op reis voor inspectie van den Weyneweg. Vraag mij nu nog eens of het ook zwaar werk is, zoo'n pleizierreisje door Suriname. VAN DER SLEEN DE FOTOGRAFIE EN DE INFRAROODE STRALEN. Reeds vele jaren lang hebben de ultra violette stralen den oudheidkundigen dien sten bewezen. Zij brengen allerlei dingen aan het licht, die we anders niet kunnen waarne men. Het is nu gebleken, dat infraroode stralen een dergelijke eigenschap bezitten. Ze zijn zeer doordringend en leveren b.v. een duide lijk en volledig beeld, wanneer men boven een zware bewolking luchtfoto's van den be- ganen grond maakt. Ze leggen dus dingen op de plaat vast. die men met het. levende oog op één bepaald moment niet ziet. Een Engelsch onderzoeker heeft met de infrarood-camera stukken zwart geworden leer uit het Britsch museum gefotografeerd en tot z'n verrassing las hij van dat plaatje zaken af, naar welker bestaan men vroeger had gegist. De inscripties op het leer. die men nooit had kunnen ontcijferen waren opeens duidelijk. Volgens dezelfde methode werden dertien andere dergelijke stukken behandeld. Het kostte geen bijzondere inspanning de iden titeit er van te bepalen. Men had naar men vaststelde met Oud-Egypt.ische do cumenten te doen. die pl.m. 1200 jaar voor Chr. werden geschreven. Aanvankelijk be stonden ze uit zwarte hiëroglyphen op bruin leer. DE GROOTSTE, MOOISTE, DUURSTE, BESTE EN HOOGSTE. Na langdurige zorgvuldige voorbereidingen hebben de Amerikaansehe astronomen thans besloten, den nieuwen reusachtigen telescoop die gebouwd is met het legaat van den over leden millionair W. I. MacDonald. dat 860.000 groot was. op te stellen op den top van den Mount Locke. Deze berg maakt deel uit van den Davis-keten in het Zuid-Westen van den staat Texas. Van dezen top, die eenige duizenden meters hoog is. ziet men in een hemel van ongewone doorzichtigheid. Daarom verwacht men, dat men met dezen telescoop, die een spiegelbresdte van twee meter heeft, de verst verwijderde sterren kan waarnemen. WELKE PLAATSEN IN NEDERLAND TE VINDEN ZIJN Als je de kaart bekijkt van 't kleine Holland Zoo oppervlakkig, denk je werk'lijk niet, Dat het geen hol land is, maar juist een vol land, Daar er veel meer is dan j' aanvanklijk ziet, Ons land is groot, de zon gaat er nooit onder 't Bezit een werelddeel en landen, wat niet al! 't Beslaat den wereldbol en dat 's geen wonder Want 't bergt in zich heel 't (Groningsch) Tranendal Wilt gij naar Oostenrijk? 't Heeft geen bezwaren: Het ligt in Limburg (Venraai, iets meer Zuid) En zoekt g' America? Ga dan niet varen, Maar kijk dan bij de Peel (in Limburg) uit. Wilt gij naar Frankrijk? Best, gij koopt, een kaartje Naar Harderwijk en doet de rest per bus. Want daar ligt Frankrijk en die reis bespaart je Douane, pas en taler.-hommeles. Op Quatre-Bras mogen de Belgen snoeven Wij. Hollanders, wij geven daarom niets. Daar wij daarvoor toch niet uit Holland hoeven; Uit Leeuwarden bereik je het per fiets. Wil Albion haar naam luid rondbazuinen: „Old England bovenal! Old England één!" Ons Holland heeft, bij Dalfsen en bij Ruinen Twee Engelanden! Hebben wij alleen! Waarom naar Zurich (Zwitserland) toch reizen? 't Is waar; 't heeft bergen en een Zur'cher See. Maar wij (niet zij) kunnen op een Zurich wijzen Aan 'n afsluitdijk, op Bergen aan de Zee. Bij Rotterdam is Portugal gelegen. Al schrijven wij dat woord ook Poortugaal. Dat 's geen bezwaar, 'k Verkies «waarom 't verzwegen?) Port boven Poort, al heb ik liever aal Wat zouden wij om 't. Duitsche Kiel gaan malen. Dat hebben wij in ons land immers ook? Men hoeft in Duitschland heusch geen Kiel gaan halen, Ons Kiel ligt onder Hoogezandsche rook. Wij kunnen finantieel ons altijd redden, ('k Geef toe, dat 't theoretisch slechts mag zijn) De Nederlanders hebben steeds een Wedde Al is die Wedde (in Groningen) ook klein. En kan men somm'ge menschen zien noch luchten. Dan nog behandelt men die ver van lomp, Ze hoeven niet in kampen, noch te vluchten: Men wenscht ze kalm hier naar de iFriesche) Pomp Ik ben een voorstander der schoone leuze: Breng uw vacantie door in eigen land. En zeg nou zelf, gij hebt een groote keuze. En hoeft dus geenszins naar het buitenland A. J. C. VL. Een van de groote problemen, onder welks oplossing we gebukt gaan! We leven in een tijd, waarin geweldige vraagstukken een oplossing eischen: werkloosheid, ontwapening, overproductie, om er maar een paar te noemen, ze geven als het ware een dagelijks' terugkeerenden klop op de deur, maar naast al die zorgen, waarmee de moderne ntensch overbelast is, is er nog een kwestie, die vooral in dicht, be volkte streken, gelijk de onze, telkens op nieuw de aandacht vraagt: het verkeer en de verkeersregeling. Het verkeersvraagstuk heeft weliswaar al tijd bestaan, doch was langen tijd van meer ondergeschikt belang. In vroeger jaren be paalde men zich hoofdzakelijk tot het aan leggen en onderhouden van goede wegen tus schen verschillende steden. Op reis gaan de den de menschen niet. of zeer weinig; in de stad of op het dorp. waar men was geboren leefde, werkte en stierf men. Rijverkeer bin nen de stad was er slechts we'nig en de gro e wegen dienden in oorlogstijd voor legerver- plaatsing en in vredestijd voor handelswegen, Breed behoefden ze in ons land niet te zijn. want het meeste vervoer had plaats te wa ter en ook de reizigers hadden lang genoegen te nemen met deze wijze van transport want met onze onvolprezen trekschuit ging men langzaam, maar zeker. De oude ommuurde of omwalde steden hadden als centrum het marktplein, waarop meestal de kerk en het stadhuis stonden en op die markt liepen straalsgewijze de betrek kelijk nauwe straten uit. die onderling weer door stegen waren verbonden. Haarlem geeft ons hiervan een zeer goed voorbeeld. Men hoort ook weieens het verwijt, dat onze dierbare voorvaderen hun steden zoo on- practisch hebben gebouwd, zonder aan dc toe komst te denken, en dat wij nu de lasten dragen van hun kortzichtigheid Deze opmerking is even ondankbaar als onbillijk, want vooreerst hebben zij ons d'k- wijls juweeltjes van stedenbouw nagelaten en in de tweede plaats bouwden ze de steden naar de behoefte van hun tijd en niet naar die van den onzen. Zes eeuwen en langer gaf niemand hierover zijn ontevredenheid te kennen, totdat de jachtende, reizende en trekkende mensch van de 20e eeuw zijn voorouders ging verwijten, dat zij hun ste- Nu en in den ouden tijd. den totaal verkeerd hebben gebouwd, zonder eerlijkheidshalve te erkennen, dat niemand een dergelyke ontwikkeling van het moderne verkeer eeuwen tevoren heeft kunnen voor zien. Nu zoeken we naar een oplossing. De ver keersagent. die. met zijn machtigen arm het verkeer binnen onze steden in goede banen leidt, is op het tooneel verschenen en heeft de puzzle, gedeeltelijk weten te ontwarren. In tegenstelling met vroeger beschouwen we hem nu niet meer als een dwingeland, die er plezier in heeft ons te kwellen en te dwars- boomen. doch we zien in hem veeleer een goeden raadsman en vriend, die over ons le ven waakt- Maar de voornaamsteoplossing van het verkeersvraagstuk ligt niet binnen maar buiten de stad. en wel door het aanleggen van ceintuurbanen voor het doorgaand ver keer, zooals die thans reeds in verschillende plaatsen zijn gemaakt of ontworpen. Gelijk we reeds opmerkten, wordt er wel gemopperd over de kortzichtigheid van het voorgeslacht, doch men moet niet denken, dat men in vroeger jaren het verkeer maar aan zijn lot overliet- In het oude Rome kende men al éënrichtingsstraten en verkeersagen ten. Aan voorname ambtenaren en militai ren was het toegestaan met hun eigen wa gens de stad binnen te rijden en eveneens bestond een beperking voor het rijden met bepaalde voertuigen. Doch we behoeven niet zoo ver van huis te gaan om sporen van een verkeersregeling te vinden. Baljuw, schout en schepenen van den Haag trokken in 1537 tegen de toenma lige snelheidsmaniakken te velde en verbo den het „rennen of stijfaan racen" op een boete van vijf stuivo-s icic-e maal. Vooral de turf- en biervoerders en de jestuuvders van bleekers- en slagerswagens schijnen ware kilometervreter te zijn geweest. In 161) werd bepaald, dat turf rijders. mo lenaars e.d. slechts stapvoets mochten rijden en niet op hun voertuig mochten zitten of staan, daar zij anders een groot gevaar op leverden ..voor alle passanten en kinderen van overreden of beschadigd te worden". Maar in die dagen had de koning van den weg de auto zijn troon nog niet beste gen en het verkeersvraagstuk in vroeger ja ren vereischte maar een paar bepalingen en klaar'was men. DAHLIA'S. Het is bijna niet te gelooven. dat de Dahlia eerst ruim honderd jaar geleden in ons we relddeel in cultuur kwam. maar toch is het zoo. Een eeuw cultuur is niet lang voor een plant; er zijn er, die al door Linnaeus in het begin van de 18e eeuw zijn beschreven, dus toen al bestonden, en nu nog onveranderd werden gekweekt. Er zijn er ook. die nog vcei ouder zijn en reeds in vijftienhonderd zooveel in Europa in gevoerd worden. Maar tot die eerbiedwaardige veteranen hoort de Dahlia niet. Toch is zij in dien korten tijd zoo ge weldig verbeterd, veredelt en gewijzigd, dat niemand er den oorspronkelijken vorm haast meer uit herkennen kan en daarom is het zoo verwonderlijk, dat eerst in 1814 dc plant hier werkelijk serieus in cultuur werd geno men. Om bij het begin te beginnen: in de oude botanische werken van het einde der 18de eeuw werden drie verschillende Dahlia's ver meld. Zij waren uit Mexico naar Spanje uitgevoerd en zoo overgebracht naar enkele kweekerijen in Europa, met name Engeland, maar van een werkelijke serieuse cultuur was toen nog geen sprake. Na 1800 werden ner gens meer Dahlia's aangetroffen en eerst in 1814 werd de bioem weer via Spanje, hie: ingevoerd. Toen is de cultuur eerst goed be gonnen. De alleroudste Dahlia's waren enkelbloe- mig. maar bij een van die drie oude soorten traden soms half- of heeldubbele bloemen op. Met die Dahlia is toen vooral verder ge kweekt en na eenigen tijd kwam een Dahlia - voi-m voor den dag. die jarenlang de eenige favoriet was. 't Was een bloem die echt paste bij den Biedermayertïjd: een ronde, stijve, dubbele bloem met stijfgeplooide blaadjes. Jaren en jaren lang is dat feitelijk de eenige Dahlia gebleven die werkelijk succes had. tot in 1865 uit Mexico een nieuwe Dahlia werd geïmporteerd, die puntige bloemblaadjes had. Daar zijn de kweekers toen verder mee gaan werken en het resultaat is de Cactus- Dahlia geworden Natuurlijk is zoo'n volmaakte vonn niet zoo een-twee-drie verkregen, maar die oude Dahlia van 1865 Dahlia Yuarezi heette zij is er toch wel het begin van geweest. Een tweede ontdekking viel in het begin van deze eeuw. Door al het zaaien en her- zaaien van de oude enkelbloemige Dahlia's (men weet. er waren oorspronkelijk drie soorten ingevoerd) ontstonden nalfdubbele bloemen, kolossaal van omvang, met ge golfde bloemblaadjes. Men noemde ze Half- dubbele Reuzen, maar mooi waren ze niet. In het begin van 1900 kwam een Hollandsche kweeker toen met een uit deze Reuzen ge kweekte soort voor den dag, waar geweldig veel uit voortgekweekt en ontstaan is. Zijn nieuwe ras had lange stevige stengels en toch zeer groote bloemen. Het waren de Pioen- Dahlia's ons allen welbekend. De harten zijn hierbij verbazend groot en als snijbloem zijn de Pioen-Dahlia's dus minder geschikt, om dat zij te veel stuifmeel morsen. Maar dat bezwaar verdween toen uit de Pioen-Dahüa de Decoratieve Dahlia werd gekweekt, waar bij het hart geheel schuil gaat onder de bloemblaadjes. Iedereen weet wel. v:at een prachtige kleuren er bestaan in de Decora tieve Dahlia's.. Weer een stap verder kwamen wc- met de Mignon-Dahlia's, vrij lage enkelbloemige Dahlia's, die voor perken heerlijk mooi zijn en minder wild groeien dan de oude enkel bloemige Dahlia's. Daarna ontstond in En geland een nieuw ras. de stervormige Star-* Dahlia, en toen kwam een veredelde dwerg- vorm van de oude-kogel-achtige 19de eeuw- sche Dahlia voor den dag: de snoezige kleine Pompon-Dahlia's, die in de mooist denkbare kleuren bestaan en als snijbloem voor klei nere vazen onovertroffen zijn. Toen kwamen de Franschen met de Collerette-Dahlia's, waarbij rondom het hart (de bloem i.s enkel) een krans van lintvormige vergroeiingen een soort halskraag vormt, meestal in een afstekende kleur. Ook van dc Cactus- Dahlia bestaat een dwergvorm. Zoo zien wij, dat in ruim een eeuw een rijke verscheidenheid van Dahlia-soorten is ontstaan, en de verbetering van kleur en vorm gaat nog steeds door. dank zij de ijver waarmede de kweekers blijven zaaien en selecteeren. Van de drie oudste Dahlia's is geen afbeelding overgeleverd; de oude Bie- dermeyer-Dahlia leeft voort in haar dwerg- vorm. het Pomponnetje, en dc Dahlia-Yua rezi moet eruit gezien hebben als een vuur- roode Cactus-Dahlia, wat minder spits van vorm waarschijnlijk. En wie weet, wat voor verrassingen ons nog wachten wanneer de vondsten op Dahliage- bied in dit tempo doorgaan! L. S. MUZIEK ANIMEERT EIEREN LEGGEN. Kippen zijn dol op radio. Bij een tentoonstelling van gevogelte bleek, dat de kippen zeer gevoelig zijn voor muziek. Het was duidelijk aan de dieren te merken, dat de muziek in de tentoonstellingszaal hen verheugde, ja, het ging zoover, dat de kippen, die zich het dichtst bij het orkest bevonden, in die dagen de beste eierleggers waren. Men beweert dat de kippenhouders thans de uitwerking der radio-muziek op de dieren beproeven willen. CIJFERS. VAN DE WERELDTENTOONSTELLING TE CHICAGO. -130 K.M. moet men loopen. als men alle bezienswaardigheden der tentoonstelling in oogenschouw wenscht te nemen. 50.000 dollars en het werk van vele jaren kost de maquette der stad San Francisco, die daar te zien is. 500.000 dollars is de beroemde Indische diamant, de ..„Nassak". waard, die in de ai- deeling mijnwezen te bezichtigen is. 50.000.000 bezoekers worden verwacht. 40.000 bivaks zijn op een afgesloten terrein der tentoonstelling ingericht, daar do lo- geermogelijkheden der stad Chicago geens zins de stroom der gasten zullen kunnen herbergen. 1100 gidsen wachten op de bezoekers van ..all over the world" om ze rond te leiden en ze. in hun eigen taal, de bezienswaardighe den te verklaren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 7