De Mysterseuse Apache. OP VtUCHT VOOR HET RUWE WEER. Het kampccrcn was Dinsdag geen onverdeeld genoegen. Menigeen sochfc heil in een overhaaste vlucht. DE HER°PB0UW d' Servaashrug te Maastricht. - Een overzicht van het nieuwe gedeelte der brug. op en Flohr houden een nabeschouwing. den voorgrond het monteeren der stalen overspanning voor de scheepvaartopening. HOTEL „ElIROPA" te Brünn (Tsjccho Slowakije) is door een explosie geheel vernield. Vele dooden en gewonden zijn bij deze ontploffing te betreuren. ZUIDWESTERSTORM op Scheveningen. - Vele badgasten waren naar bet strand getrokken om van bet machtige schouwspel getuige te zijn. FEUILLETON ROMAN UIT DE PARIJSCHE ONDERWERELD DOOR H. LUCAS. (Geautoriseerde vertaling van H. Houben.) 31) De straten werden smaller en stiller totdat Yvonne eindelijk bij een eendgszins griezelig zijstraatje bevelend op de ruit tikte. De chauffeur stopte dadelijk. „I-lier is het", zei ze, uit de auto sprin gend. Deligny betaalde den man en volgde Yvonne niet zonder in zich zelf te mopperen en ging de deur binnen, -die zoodra ze ge opend wais luid en onstuimig gelach en gillende stemmen deed hooren. terwijl een piano een klaterende wijs uitjankte, begeleid door het gerinkel van glazen. „Schiet op", beval Yvonne verlangend. Ze greep zijn hand en trok hem de warme, rookerige zaal in. „Kijk, daar is Nichelot en zijn meisje die kunnen dansen, die twee; en kijk daar die gfelharigen student toe, bestel nu wat en dan gaan wij ook dansen en Yvonne trok hem met schitterende oogen naar een tafeltje. Ieman* begon te zingeer en wel twintig stemmen vielen rumoerig in. Yvonne stak een sigaret aan, keek van den een naar den ander zocht naar bekenden. Plotseling wendde de gcelharige student zich om en toen hij haar begeleider zag. knikte hij haar met een breeden glimlach toe. Zij wenkte hem. met fonkelende oogen. „Wat is er", vroeg zij dreigend, omdat hij naar Deligny knikte. „Niets, Yvonne alleen „Wat dan?" vroeg zij scherp. Met een zenuwachtig lachje boog de jonge man zich tot haar over en fluisterde haar met onderdrukte stem iets toe, zijn oogen steeds op Deligny gericht houdend. „Wat kan mij dat schelen", antwoordde zij scherp, „laat hem komen, alleen of met een vreemdelinge. Ga weg, mon enfant, gauw, voordat ik je prik", en weer fonkelden haar oogen kwaadaardig. De jongen ging gehoor zaam en vlug terug naar de piano. Yvonne keek onrustig naar Deligny en dan weer vluchtig naar een leelijk litteeken, dat juist onder haar mouw uitkwam. Plotseling stond ze op met ietwat bleek gezicht en samengeknepen handen. „Kom", zei ze tot den verbaasden Deligny, „kom ik kan het hier niet langer uithouden" en zij stampte driftig met haar voet. Zij zag er prachtig uit en Deligny kon een bewonderenden blik niet verbergen, zelfs niet voor deze vurige oogen en trillende neus vleugels. „Maar, ma pette, je wilde er zelf heen", trachtte hij uit te stellen en glimlachte haar toe zonder op te staan. „We hebben nog niet eens gedanst". Het koor brulde voort. „Dan ga ik alleen weg" wierp ze harts tochtelijk tegen en schoof haar stoel terug, gereed om te gaan. „O, best, uitstekend", antwoordde hij sus send, en met een zucht nam hij zijn stok en hoed op; „maar dit zijn vreemde kuren". „Doe niet zoo schoolmeesterachtig", brom- ,de ze boos en keek angstig naar de deur. „Spookt het hier soms?" gromde hij, toen hij den wijn betaald had en haar naar buiten volgde. Yvonne verwaardigde zich niet te ant woorden. ze trok de deur open en ademde de nachtlucht in. „Hier is het beter", zeide zij met opgeheven hoofd, toen ze op straat kwamen en zij liep zoo snel weg, dat Deligny moeite had, haar te volgen. Bij den hoek ging een slanke man rakelings langs hem heen, zijn gezicht was overschaduwd en in een oogenblik was hij verdwenen. „Lompe vlegel", mompelde Deligny, toen de man langs hem heen scheerde en zijn arm raakte. Maar Yvopne stond doodstil en keek in de richting, die hij had genomen. Dan haalde zij haar schouders op en stak haar arm door dien van Deligny. „Neem de eerste 'taxi, die we zien", zei ze kort, „en dan blijf ik hier neen toen hij het haar trachtte af te raden, „doe nu eens, wat ik je vraag, toe". Deligny fronste zijn wenkbrauwen. „Je bent net zoo grillig als een deftige dame", zei hij koud. „Maar ik zal een echte beschaafde dame zijn op het/Bal Masqué", zei ze en kwam dicht bij hem staan; „en vóór dien, zien we elkaar nog eens", vleide ze. Deligny keek glimlachend op haar neer. „Stout kind", bromde hij. Yvonne deed een pas terug en liet toen een schel gefluit hooren. „Een taxi", zei ze en haar oogen flikkerden boosaardig. Hij zuchtte, toen de auto stil hield. „Au revoir dus en in ieder geval tot het Bal Masqué", en nadat hij haar gegroet had, stapte hij in en keek vragend om. Hij hoorde alleen het geklik van haar hooge hakjes ter wijl zij terugliep in de straat, die zij zoo juist doorgekomen waren. .Daarvoor al die moeite!" Hij haalde zijn schouders op en gaf zijn adres aan den ga penden chauffeur. „Een vervelende avond", mompelde hij ge prikkeld, ook terug tegen de stijve leeren kussens en keek naar de talrijker wordende lantaarns. Toch, als hij het maar geweten had, zou hij den avond niet verloren hebben genoemd; eens zou hij met dankbaarheid terug zien op deze zeer onwaardige vriendschap, waar voor zijn eigen wereld de correcte schouders zou ophalen om het gebrek aan goeden smaak van den somberen Deligny te betreu ren. „Heb ik verkeerd gedaan is het- Bal Masqué «en te gewaagd idee?" vroeg hij zich zelf af en sloot zijn oogen met een moeden glimlach. Maar het lot had al beschikt. HOOFDSTUK XII. Het gemaskerd bal. Een week later stond Yvonne, wier nederige familienaam, zelfs door haar bijna vergeten plaats gemaakt had voor de beteekeni'svolle benaming van „La Féroce", voor Deligny en bekeek zich zelf met glanzende oogen, haar roode mond even geopend. „Vertel me nog eens, wat ik nu voorstel", vleide zij en bevoelde de fijne kant van haar rok. „Een herderin, volgens de creatie van een zekeren Watteau", zei hij zakelijk. „In alle geval is het van zijde", antwoord de ze tevreden; „voor je mij die modeplaat liet zien, was ik bang, dat ik een gebreiden doek en een herdersstaf zou krijgen. Maar ik zal je eer aandoen", vervolgde zij en zich zoo lang mogelijk makend, ging zij met een langzame wending voor hem staan, een zwart fluweelen masker aan haar vinger. „Als ik geweten had, dat ik er zoo uit zou zien, zou ik niet zoo boos geweest zijn", en ze knikte hem nadenkend toe; weer luister de zij naar het geruisch van haar rokken en ze zwierde plotseling de kamer door. Ze hadden in een deftig restaurant ge dineerd en Deligny bekeek half geamuseerd en half beangstigd naar zijn omgetooverde gezellin. Maar Yvonne was vorstelijk en stond zeif- bewust boven alle kleine moeilijkheden, die zich konden voordoen. „Tien uur", zei hij een beetje spijtig en raapte zijn narrenkap op uit den hoek, waar- hij dien had neergelegd, „we moesten al op weg zijn". Yvonne hing zich een blauwen mantel over haar herderinnenkleed en volgde Deligny in waardige houding; wierp, toen zij de deur uitging, nog een voldanen blik op de verlaten tafel met haar geslepen glas, bloe men en gedempte lichtjes en ging de breede met palmen versierde trap af. Zij ging de hall door, deed achteloos met haar masker spelend, alsof ze de nieuwsgierige en be wonderende blikken, die men op haar wierp niet zag en stapte in de wachtende auto. „Een triomf", zei Deligny zachtjes, toen hij zich naast haar zette. Yvonne liet haar correcte houding varen en wuifde hevig met haar waaier. „In ieder geval waren Watteau-herderin- nen stevig geregen; dat lijfje is zoo nauw" en zij rolde grappig met haar oogen. Deligny lachte en keek naar de strakke japon; dan veranderde hij plotseling van houding. „Je masker we zijn er vlug; en bij het einde van den avond moet je jè niet demaskeeren", en hij deed zich het zijne voor, een strook zwart fluweel. „In ieder ge val, blijven we niet tot het laatst", voegde hij er aan toe, als sprak hij tót zich zelf. Yvonne keek naar hem op; haar oogen glommen door het masker heen. „Begrepen", zei ze verwijtend, „niemand zal me herken-,' nen, je bent veilig". Wordt :V£r-yolgdOu_

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 8