HET TOONEEL. Radiomuziek der week. BIOSCOOP. ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 7 Maar wij?Spel van Jeugd en Arbeid door Anthonie Donker. (Uitg. De Vrijzinnige Christelijke Jeugd Centrale). Na Henrictte Roland Holst heeft thans An thonie Donker in een leekenspel tot de jeugd gesproken. Evenals „Kinderen van dezen Tijd" is „Maar wij?uitgegeven door de Vrijzinnige Christelijke Jeugd Centrale na eerst door jonge mannen en vrouwen van deze vereeniging in de open lucht te zijn 'ertoond. Ook Anthonie Donkers spel staat midden in dezen tijd, maar het behandelt niet zoo als dat van mevrouw Roland Holst verschil lende problemen der tegenwoordige jeugd, doch slechts het eene, zeer belangrijke pro bleem der werkeloosheid. Donker geeft ons de jeugd eerst in haar drang tot daden, haar ririftigen ijver en haar expansieve levenslust, daarna de groote ontgoocheling, wanneer zij overal den weg versperd vindt, haar idealen stuk voor stuk ziet vernietigen en in ge dwongen werkeloosheid dreigt' ten onder te gaan, en ten slotte de volgens hem eenige red ding. die de jeugd voor algeheelen onder gang kan behoeden: de zelfbevrijding, het geloof in een betere toekomst en de liefde voor het leven. Aan een symphonie in vier deelen alle gretto, adagio, largo en finale doet dit uit stekend gecomponeerde spel van Anthonie Donker denken. Het is een en al muziek, maar het is meer symphonisch dan drama tisch. Qua taal doet „Maar wij?niet on der voor de leekenspelen van Henriëtte Ro land Holst, en zeer zeker niet voor haar laat ste. Da verzen mogen niet het monumentale en hartstochtelijke hebben van sommige fragmenten uit Kinderen vair dezen Tijd, ze zijn eenvoudiger en bevattelijker, minder stus en laten zich gemakkelijk zeggen. Naast ge deelten. forsch en kloek van klank of van ge zonden, frisschen volkschen geest, staan ju weeltjes van wondere teerheid. Vooral in het eerste deel, waarin de jeugd haar levens vreugde en dadendrang in arbeid en' reidan sen uit. Ik denk hier bijvoorbeeld aan dien reidans der kinderen, welke eindigt met die prachtige strophen: Zie je. ver op den weg, verdwijnen, Er fluit al een merel voor den nacht „Zoo ge niet wordt als deze kleinen" Ruischt het tusschen de dennen zacht Keer om Dan terug 's Avonds komen Wij zingend terug. Of dat lieve en eenvoudige: Meisje, meisje. Hoor je dat wijsje, Meisje,, meisje Dat is voor jou. En leenen de volgende regelen, waarin Don ker de fatale macht van de machine ons voor stelt als het werk van Satan, zich niet voor treffelijk tot zeggen en zijn ze niet vol in houd? Ik zeg: de duivel zelf zit in 't verbond. De duivel heeft het handig ingepikt. Hij heeft zijn paardevoet hiér niet verzwikt. Eerst kwam het werk de bijl, de zeis, de ploeg. „In 't zweet Uws aanschijns"Dat was niet genoeg. Toen kwam het juk, de dwang, de slavernij. Toen kwam de loondienst, en toen kwamen wij. Met ons eentonig werk in de fabriek. Daar zit geen merg meer in en geen muziek. Zoo ver heeft Satan nu den mensch gebracht. De knapste ingenieurs heeft hij gepacht. Toen werd dit doodsche werk hier uitgedacht, Machines, snel, betrouwbaar en perfect, Maar wij, de werklui, zijn er door genekt. En nu Satan is slim en onvermoeid Wordt eindelijk het werk Zelf uitgeroeid. Nu is het duivelswerk eindelijk klaar: „Ik heb geen werk meer voor je. Ga nou maar". Ligt niet het tragische van dezen tijd in deze enkele regelen vervat? Wanneer Donker in zijn heelé spel diezelfde bondigheid had betracht, het werk zou er zeker bij gewonnen hebben. Er is een overvloed van woorden, zóó zelfs, dat de aandacht bij dit spel op den duur wel moet verslappen, vooral omdat daartegen over te weinig handeling staat. Ik weet wel. dat men aan een leekenspel andere eischen moet stellen dan aan een drama, maar wij mogen toch ook in zulk een spel een zekere dramatische bewogenheid verlangen en die is er niet genoeg, doordat Donker slechts één probleem dat der werkeloosheid gesteld heeft. Er zijn momenten, welke ook in een opvoe ring ongetwijfeld door de handeling zullen boeien Zoo bijv. de eerste helft van het twee de deel, wanneer de jeugd, die wij nog even te voren gezien hebben krachtig en vol illu sies. voor het gesloten fabriekshek staat en tot de ontdekking komt. dat de wereld haar niet noodig heeft. Voortreffelijk is ook de vondst om ons de arbeiders, die wél werk hebben, te toonen in hun geestdoodenden ar beid van altijd hetzelfde aan den „band", zingend, dof, gerekt en saai: Hoe heerlijk is de morgenstond. De band die draait, die draait maar rond. Welk een schrijnende beteekenis krijgt hier die eerste regel. En hoe fel in zijn tegenstel ling is later dat juichende „vrijheidslied", dat Donker Desiré laat zingen: Stamp in de kuipen De wijn moet druipen. Wij denken hier onwillekeurig aan die scherp-ironische film „Vive la Liberté" van René Clair. En ook de tragiek van de werkeloosheid geeft. Anthonie Donker in sombere kleuren, fel en raak, met telkens er tusschen door dat liedje van den werkelooze met ae trek- harmonika: En je wil wel wat bereiken Maar het helpt je niets. En zoo sta je dan te kijken. Zoo maar. zonder iets. Ik kan niet. nalaten nog eenige versregels een dubbel zang tusschen het koor der werkeloozen en de rei hier te citeeren. om aan te geven hoe voortreffelijk Donker nu en dan den toon weet te treffen in zijn leeken spel. Wij zijn het schorem, de misdeelden. de haveloozen, de verveelden. Zij zijn de roemloos weggevaagden. de nutteloozen. de verjaagden. De armoedzaaiers, sjappitouwers, de lanterfanters, Maandaghouwers. Zij kregen overal gedaan, zij hebben niets aan hun bestaan. Wij deugen, wij dienen nergens voor, wij zijn te veel, wij zijn te goor, Zij zijn op aarde overbodig, zij zijn voor niets, voor niemand noodig, Ons werk is, waarloos, te verrotten. onszelf schaarloos op te potten. O God, zij waren toch Uw soldaten. waarom hebt Gij hen dan verlaten? Heeft Donker een oplossing voor het pro bleem gevonden? ?Hij wil de jeugd weer het vertrouwen teruggeven, fantasie en veer kracht. „Zoolang je energie hebt, fantasie, overtuiging en belangstelling, sta je in het leven nog niet met leege handen", laat hij Ha raid. het symbool van de driftige, durven de jeugd zeggen. „Wie geen werk heeft, is nog niet weg maar wie geen doel, geen hoop geen wortel, geen inhoud heeft!" Maar of dit de millioenen, die verslapt zijn door jarenlange werkeloosheid, overtuigen zal? „Makkelijk praten! Wat schieten wij er mee op?" laat Donker zelf een der werkeloo zen daartegen uitroepen en ook wij denken onwillekeurig nu en dan bij dit slot: ..Words, words and words!" Maar het is waar: moed verloren, alles ver loren!". Wanneer wij niet meer gelooven aan betere tijden, eens in de toekomst, dan zou den wij allen hopeloos ten ondergaan. Beter optimist dan pessimist en het is goed, dat Donker de jeugd toeroept: Het heden is een golfdal van den tijd. En rijst de golf weer, weest dan voorbereid! J. B. SCHUIL. SCHOUWBURG JANSWEG „De man die geen „neen" kon zeggen". Het is een goede gedachte van den heer Kaart, den directeur van den Schouwburg aan den Jansweg geweest, zijn theater, ge durende de eerste dagen van de „kermisweek" voor „Het Nieuwe Tooneel" open te stellen. De fijne comedie van Paul Geraldy en Robert Spitzer: „De man die niet „neen" kon zeg gen", geniet bij dit nieuw-gevormde gezel schap een uitmuntende vertolking, waarover onze tooneelcriticus, de heer J. B. Schuil, reeds prijzend schreef. Wij kunnen dus volstaan met het te be treuren, dat niet nog veel meer belangstel lenden in ons tooneel Vrijdagavond waren opgekomen, (al was de bezetting van den schouwburg voor een warmen zomeravond niet slecht te noemen), om te genieten in de eerste plaats van wat Fientje dé la Mar in de rol van Madeleine te genieten gaf. Herhaal de malen moest aan het einde der voorstel ling gehaald worden en deze hulde van het publiek gold zeker in de eerste plaats de ac trice, die altijd weer toont, van het echte tooneelspelers-,.ras" te zijn. Maar ook Jan van Ees, die zulk prachtig tegenspel gaf, deelde er met het volste recht in. De Gaby Verane van Minny Erfman was levendig en amusant En Joh. Kaart Jr., die de kleine rol van Jollivet op zich had genomen, deed deze alle eer aan en verdient bovendien een „pluim" voor zijn goede regie. Wie genieten wil van een beschaafde, uit muntend verzorgde voorstelling, verzekere zich een dezer dagen van een plaats in den Schouwburg aan den Jansweg. E. SCHILDERKUNST. DRIE NIEUWE REMBRANDT'S IN HET RIJKSMUSEUM. In de laatste jaren is het Nationaal Kunst bezit in verschillende richting uitgebreid, waarbij de thans haar vijftigsten verjaardag vierende vereeniging „Rembrandt" van groo- ten steun geweest is. Nu bij haar halve- eeuwfeest niet minder 'dan drie nieuwe Rem brandt's hun entree maken, verdient ons eerste museum een extra bezoek van wie de schilderkunst mint en in onze landsverza- melingen belang stelt. Het drietal is opgehangen in de zaal di rect boven links, waar ook de later verwor ven Italianen te vinden zijn. In het midden den „Petrus die Christus verloochent". Het stuk hing vroeger in de Petersburgsche Her mitage en was daar. naar men zegt. slecht te zien. Daar men van Rembrandt's groo- tere stukken, die religieuse onderwerpen be handelen. in het Rijksmuseum niets bezat, (het Haagsche Mauritshuis is met den ..Da vid voor Saul" van Dr. Bredius veel fortuin lijker geweest) wordt deze aanwinst op hoo- gen prijs gesteld- Wij zien een vrij decoratief opgevatte com positie met als centrum de Petrusfiguur in een roomwitten mantel gehuld. Gezicht en mantel worden sterk belicht door een bran dende kaars welke een jonge vrouw voor hem ophoudt. Deze jonge vrouw, waarvan het prachtige rood in het keurslijf tot het mooi ste in de peinture van dit werk behoort, schijnt hem te ondervragen. Men moet hier aan het moment denken waarop Petrus zijn Heer verloochent, zeggende: ..ik heb den man niet geker.d". In den achtergrond staat de gebonden Christus, die. Petrus' verlooche ning gehoord hebbend, vol mededocgen naar hem omziet. In dit fragment, picturaal ge spreken niet eens het belangrijkste van het schilderij, vinden we Rembrandt's geniale expressiemacht terug: een wereld van leed is in houding en contouren van die kleine figuur gelegd die van den achtergrond uit. eigenlijk den geheelen zin der voorstelling beheerscht. Vóór de figuren van Petrus en het dienstmeisje heeft Rembrandt een paar krijgsknechten de compositie deen vullen en steun geven. Vooral de zittende soldaat is uitvoerig geschilderd, dcch hij staat een wei nig buiten de correspondentie der zielen, die Rembrandt tusschen Petrus, eijn Heer en het meisje wist te leggen. Evenals de st.iar.de soldaat achter hem, vertegenwoordigt hij meer het picturale dan het psychologische element in deze schepping van Holland's grootsten meester. Een belangrijke aanwinst is deze schilderij ongetwijfeld, die ook voor het leekenpubliek door voorstelling en door de graag herkende typische Rembrandtreke lichtbehandeling tot de steeds weer bewon derde stukken zal gaan behooren. Het portret van een jongen monnik is de tweede aanwinst. Een ietwat zoetelijk, meis jesachtig gezicht wordt overwelfd door den monnikskap, die evenals de achtergrond van een gladde onbewogen schildering, gemak kelijk aan Spaansche schilderijen der 16e eeuw doet denken. Hoewel ook dit. schilderij zwaar gevernist is en links in den fond glimt als een spiegel, is het door het vriendelijke gelaat van den monnik een aantrekkelijk schilderij, doch van eenigszins gestolde schoonheid. Het. heeft niet het wroetende, puzzlende.. vechtende waardoor Rembrandt ons zoo bijzonder is. Het is een zeer „nette" Rembrandt, keurig gesigneerd en gedateerd 1660. doch veel zegt hij mij niet. Het Portret van Saskia tenslotte. Dit werk werd aan het Rijk door een par ticulier, ter eere der jubileerende vereeni ging. geschonken. Het is 1633 gedateerd en vertoont een aantrekkelijk vrouwenportret vol fijne schildering. Hoe charmant is zulk een oortje geschilderd, luchtig en zonder na drukkelijkheid. speelsch zijn rondom de mondhoeken de toetsjes geplaatst, het heeft een elegantie en een vlotheid die zijn tijd genoot-schilders hem wel graag afgekeken en waarvan bijvoorbeeld een Jan Lïevens wel geprofiteerd zal hebben. Een sierlijk schil derij is "s Rijksverzameling er mede rijker geworden. Bij dit drietal heeft men nog eenige Rem- brandt-aanwinsten van vroeger ter schouw gezet. Wie zal niet nog wéér eens voor dat prachtige kleine landschap blijven staan, waarin als het ware Ruysdael, Van Goyen ja, heel Holland gecomprimeerd zijn op een oppervlak van enkele vierkante decime ters. Een zuiver juweel, dit kleine werk. 2 Aug. '33. J. H. DE BOIS. EEN VOORBESPREKING door KAREL DE JONG. Voor de zooveelste maal komt „het" piano concert van Tchaikowsky weer eens op de proppen, d.w.z. op het programma en voor de miorofoon. „Het" zei ik. want hoewel T. drie pianoconcerten schreef, wordt alleen het eerste daarvan in 't openbaar gespeeld. Het is merkwaardig, hoe weinige van het ver bijsterende aantal bestaande pianoconcerten werkelijk algemeene verbreiding hebben ge vonden en geregeld in de concertzaal uitge voerd worden. Enkele van de 27 van Mozart, no. 1, 3, 4 en 5 van Beethoven, de beide van Chopin, het Concert van Schumann, de twee van Liszt en dito van Brahms, het eerste van Tchaikowsky, het concert van Grieg, tweede van Saint-Saëns, en, in den laatsten tijd, het tweede van Rachmaninoff ziedaar zoo ongeveer het repertoire, waarbij we dan nog het concertstuk van Weber en de „Varia tions symphoniques van Franck kunnen voe gen. Het d. min.-concert van Bach komt van tijd tot tijd voor, Mendelssohn's concerten en concertstukken eveneens en zoo zijn er nog wel meer sporadische verschijnselen, maar we bedoelen nu de algemeen voorkomende en steeds terugkeerende. Voor die frequentie moet natuurlijk een logische oorzaak zijn. Wil een solo-concert aan zijn bestemming voldoen, dan moet het dankbaar zijn: het moet den solist de gelegenheid geven zijn technische en muzikale kwaliteiten in een gunstig licht te stellen, dus nevens cantabele een voldoend aantal brillante gedeelten be vatten; de thematiek en de bouw moeten overzichtelijk, dus niet te geleerd of te inge wikkeld zijn. Tegen al te groote verinnerlij king of versymphoniseering verzet de aard van het solo-concert zich eenigszins. In dit opzicht staan de twee concerten van Brahms al aan de grens; het eerste, dat in d. min., gaat zelfs al over de grens en wordt dan ook veel minder gespeeld dan het tweede. Max Reger's pianoconcert bleek een doodge boren kindje te zijn evenals zoovele van min dere goden. Daarentegen staan, wat succes bij spelers en publiek betreft, het concert van Grieg en het eerste van Tchaikowsky en het eerste van Liszt wel aan de spits van de con certen die na Beethoven en Mozart geschre ven zijn, en het is wel typeerend. dat juist die drie het peil van hooge. ideale kunst niet bereiken. Over de beide concerten van Liszt schreef ik nog pas geleden een en ander; het wenk van Grieg zal vermoedelijk binnenkort wel weer eens in een of ander programma verschijnen; we willen ons nu dus even bij Tchaikowsky's op. 23 bepalen. Men kent den pompeuzen accoord-inzet van het klavier, die op den unisono-oproep der hoorns volgt. Het voorbeeld voor dien inzet vindt men (in dezelfde toonsoort) in Liszt A. maj. con cert Het is geen gewoonte dat het eerste Allegro van een concert door een langzame inleiding voorafgegaan wordt; ae afwijking die T. heeft toegepast heeft echter geen diepere beteekenis, want niet alleen werkt de toonsoort (Des maj.) dier introductie mis leidend. maar het thema komt in het verdere verloop van 't werk niet meer voor, de strek king is dus van zuiver uiterlyken aard. het geen door een spoedig intredende briljante cadenz nog verduidelijkt wordt. In het Allegro is een wél gekozen contrast tusschen het hoofdthema, dat, evenals dat der Symphonie pathétique, voornamelijk rhythmische kracht bezit, en de melodieuze zangthemagroep, die duidelijk tweedeelig !s. De doorwerking demonstreert de gewone voorliefde van T. voor sequensachtige herha lingen. de groote klaviercadens na de reëxpo- sitie zijn neiging tot smachtende uithalen. Deze cadens is tusschen de beide deelen van de zangthemagroep ingelascht. zoodat het tweede dier deelen nu de coda inleidt. Het Andante vangt met een eenvoudige melodie aan, doch wordt spoedig afgewisseld door een snel intermezzo, dat min of meer de rol van een Scherzo vervult; het walsmelodietje in dit gedeelte is van een haast bedenkelijke banaliteit. Trots de mooie instrumentale be handeling komt het geheele Andante mei zijn enclave niet ver boven het artistieke peil van een salonstuk uit de oude doos. b.v. het eer tijds beroemde ,Ee Réveil du Lion" van Ant. dc Kontski 181799). De finale is in rondo- vorm geschreven en bezit het frenetische dat aan veel Russische dansmuziek eigen is. Ook hier zijn de motiefherhalingen talrijk en contrasteert net zangthema doeltreffend. Tchaikowsky's concert zal Zondagnamiddag te Schever.lngen worden uitgevoerd door een Hollandsch pianist, wiens naam een voor teeken voor vlotte vertolking schijnt, terwijl een jonge landgenoot het orkest zal leiden. Van de overige werken, die op het programma der Kurhausmatinée staan, noemen we „La Valse" van Ravel. De toelichting die de com ponist voor dit „Poéme chorégraphique pour Orchestre" geeft luidt als volgt: „Een kei zerlijk hof. ongeveer 1855. Draaiende zwer men laten, bij oogenblikken van verhelde ring. den blik op walsende paren vrij. Gaan deweg verspreiden zO zich; men kan dan een onmetelijke zaal. bevolkt door een rond draaiende menigte, onderscheiden. Het too neel wordt voortdurend klaarder; het llcn» der kronen straalt plotseling door". Men heeft in dit toongedicht de Weensche wals, gezien door de modern-harmonische bril van Ravel. De herleefde belangstelling voor de wals is reeds vóór Ravel te constateeren: Richard Strauss' „Rosenkavalier" levert er het bewys van. Een fragment daaruit is Don derdagavond door de Haarl. Orkestvereenl- ging ten gehoore gebracht en zal Maandag avond door Hilversum uitgezonden worden; de luisteraar zal kunnen bemerken dat het spontaan-melodische. dat nevens de pak kende rhythmiek de walsen van Joh. Strauss zoo populair gemaakt heeft, bij den naamge noot Richard evenveel ingeboet heeft als de harmonische rijkdom en het raffinement der orkestratie bij den laatste toegenomen zijn. Voor de persoonlijkheid van onzen tijd genoot is bovendien het sucessievelijk zich afwenden van Wagner's principes kenmer kend. Ook deze hebben geen sluitsteen voor de ontwikkeling der muziek kunnen vormen, hoezeer er indertijd door de Wagnerlanen voor gestreden is. De felste voorvechters zijn overleden, de lateren zijn afvallig geworden. De term „fugue a l'enverse", die bij het Trio van Turina Hilversum. Maandag ochtend) voorkomt, beteekent dat het ant woord op het door de eerste stem ingezette fugathema door de tweede stem in de omkee ring (dus alle intervallen ondersteboven ge lezen) gebracht wordt. De fuga en canon in de omkeering komen ook bij Bach (o.a. in „Die Kunst der Fuge") voor. REMBRANDT THEATER. Robert en Bertram op ski's. In het Rembrandt Theater loopt deze week een film, die prettig aandoet in deze warme dagen: een film uit de sneeuwgebieden van Zwitserland. Wie van de ski-sport houdt zal aan deze film zijn hart kunnen ophalen, want er worden staaltjes van ski-techniek getoond, die er wezen mogen. In het kort is de geschiedenis als volgt. Hella en Harry, een verloofd paar. krijgen oneenigheid, omdat Harry op-ende-op een sportman is en Hella meer van dansen en gramofoonplaten houdt. Harry loopt „kwaad weg". Hella ziet geen ander middel om weer tot Harry te geraken dan naar Zwitserland te gaan en zich te bekwamen in alle soorten ijs- en sneeuwsport. Zij weet het zelfs zoover te brengen alleen in boeken en films kan dat dat ze bij kort daarop volgende wedstrij den zoowel op de bobsleigh als bij skiyöring den eersten prijs in de wacht sleept vóór den matador in die takken van sport, die toe valligHarry is. De derde wedstrijd, in het skiën, loopt voor haar en Harry in een ver zoening uit. Maar wat doet eigenlijk de geschiedenis ertoe? Hoofdzaak zijn de prachtige natuur- opnemingen en de sportdemonstraties. Aller aardigst is de begeleidende muziek, waarbij telkens het motief van het skilied gebruikt wordt. Grappig is het optreden van het Ham burger timmerliedenduo, Guzzi Lantschner en Walter Riml. Komisch, de achtervolging door den politieman, die zijn sabel angst vallig aangegord houdt, ook bij het skiën. Maar tochOnwillekeurig gaan mijn ge dachten terug naar het meesterwerk van dr. Arnold Fanck. De Witte Roes. Regisseur Obal heeft, in enkele scènes uitgezonderd, nergens de luchtige, opwekkende, pakkende sfeer ge schapen die Fanck in zijn Witte Roes had. Hella zegt op een zeker oogenblik: „Und jetzt trainen, trainen!" Ook de filmregisseur bleef „trainen", de film mist het volmaakte, het juichende van de Witte Roes. Het boeien de spel van licht en schaduw dat de Witte Roes kenmerkt, ontbreekt hier ten eenen- male, en andere vondsten staan hier niet tegenover. Ik herhaal, van deze film gaat een frisch- heid uit, die weldadig aandoet, en met veel genoegen zal men haar zien. Maar een film als deze dwingt tot vergelijken met Fanck's schepping en hierin trekken Robert en Bert ram zeker aan het kortste eind. Het idee is van Franck, de uitwerking niet. Het bij programma geeft eenige journaals en een geluidsfilmpje: Hollywood on parade. Vermelding verdienen op het tooneel de Pau- lay Brothers, die op beschaafde en humoris tische wijze krachttoeren op den beganen grond uitvoeren, onbewogen, zeer knap. CINEMA PALACE Lien Deyers in „De verliefde Firma" Dank zij de rustelooze po gingen van de voorvechters van „Gebruikt Nederlandsch Fabricaat", alsmede door de economische toestanden, komen wij. Nederlanders, hoe langer hoe meer terug van het verkiezen van bul- tenlandsche merken boven de binnenlandsche. En dat geldt niet alleen voor pro ducten, maar ook voor onze kunstenaars en de tijd zal waarschijnlijk niet ver meer zijn. dat zij onder hun eigen goed-Holland- schen naam kunnen optreden, zonder het buitenlandsch tintje, dat zij er maar al te dikwijls aan moesten geven, wilden zij eenige kans op succes hebben. Lien Deyers. een van dc beide filmsterren, die Nederland rijk is. heeft tégen de traditie in. direct haar land- genooten onder de bekoring van haar lieve eenvoudige persoonlijkheid gebracht. Ze is een vriendelijk jong meisje zonder eenige pretentie en met een groote dosis natuurlijk heid, die zoo bijzonder aangenaam aandoet. We kunnen ons dan ook levendig begrijpen, dat in „De Verliefde Firma" het geheele man- dom van de „Idea! Toonfilm A. G. te Ber lijn" onder haar bekoring komt cn zich be ijvert om haar aangenaam te zijn, ieder naar zijn aard. Bij dat onder haar bekoring zijnde mandom behoort ook „der Herr Director", uitgebeeld door Gustav Fröhllch, en waar deze berceps-lady-killer meedingt, maakt natuurlijk geen der andere heeren ook maar ri? geringste kans. In ..Dc Verliefde Firma wordt Lienties filmcarrière een debacle, tot aanvankelijke hevige teleurstelling cn ver driet van de arme ster-in-spé. maar tot vol doening en rragde van den directeur, die MENSCH FN MET VERZWAKTE WERKING VAN HET HART verschaft een glas natuurlijk „Franz-Joscf-bitterwater, dagelijks 's och tends op de nuchtere maag genomen zonder forceercn gemakkelijken stoelgang. Door mcd. ten zeerste aanbevolen. (Adv. Ingez. Mcd.) haar een andere eerste rol luid toebedacht, namelijk als zijn echtgenoote en het ge strande filmsterretje schikt zich maar al te gaarne ln deze ruil. De tenor Smeehuizen zingt een drietal lie deren. Het timbre van zijn stem is heel mooi, als hij zich nog wat gemakkelijker cn losser op het tooneel kan bewegen, zal hij meer contact met de zaal hebben en zal zijn suc ces nog grooter zijn. Marie Dressier in „Geld is niet alles". Eer. film met Marie Dressier Js meestal een sterfilm. Ook in dit nieuwe werk. dat in het oospronkelUk Prosperity heet en ver vaardigd is onder leiding van Leo Mc Carev, kijkt men eigenlijk uitsluitend naar haar expressief leeüjk masker cn luistert men uitsluitend naar haar gevoelige onwelluiden de stem. Zoodra Marie Dressier van het dock is verdwenen, blijft er eigenlijk niet heel veel meer over. Maar deze leemte bemerkt men eigenlijk niet eens. want de verschijning van Marie Dressier werkt zoo krachtig nog na, dat zelfs de leemten door de herinnering aan haar worden aangevuld. Marie Dressier is door haar uiterlijk en aanleg slechts voor een bepaald soort rollen geschikt. Ook nu weer is ze een vrouw op leef tijd. die onder een rauw en mannelijk gebaar een teer moe derltfk gevoel ver bergt. Ook nu weer laat ze zich terwüle van haar bescherme ling. in dit geval haar bloedeigen zoon vernedring welgeval len en ook nu weer kruidt zij met haar bitteren en ietwat groven humor de dramatische sensaties, zoodat traan en lach elkaar naar het beproefde re cept afwisselen. Jammer dat haa* tegenspeelster, die de rol van de booze schoonmoeder heeft, niet van hetzelfde kaliber is als zij. Want dit is op zichzelf een aardige en belangrijke rol. Wat zou een even markant en cru spelende actrice niet hebben kunnen maken van het gegeven: een schoonmoeder, die door haar jaloersohe bemoeizucht 'het huwelijksgeluk van haar dochter bederft. Dit gegeven komt in de belichaming van Polly Moran niet tot zijn recht. De tegenstelling is leerzaam, om dat zij het verschil tusschen innerlijk door leefd en uiterlijk nagebootst spel op zoo dui delijke wijze te zien geeft. Het stuk zelf is meer tooneel dan film. Al leen in den aanvang wekt (het af en toe even verwachtingen, maar de regisseur laat ten slotte zijn vondsten telkens weer ongebruikt. Er komen in dat eerste gedeelte, waarin de bruiloft van Maggie Marie Dressier'3) zoon met Lizzie (Polly Mora u's) dochter ge vierd wordt, anders aardige scènes voor. Zoo heeft het bruidspaar een vriend van den bruidegom, een jonge dominee, die voor het eerst een huwelijk zal inzegenen, uitgezocht, maar Schoonmama wil natuurlijk weer een ander en komt met een eerwaarde op leef tijd op de proppen. Zoodat er twee dominees tegelijk klaar staan en het paar door een tweestemmig formulier ln den echt wordt verbonden. De tegenstelling tusschen de kijvende moe ders, waarbij de kinderen tevens «partij trek ken, en het stemmige karakter van de ge legenheid herhaalt zich, wanneer de jonge vader eindelijk .zelf ook eens voor Sinterklaas wil spelen, cn ieder der beide moeders voor zich ook dit recht heeft opgeëischt, zoodat er drie Kerstmannen tegelijk ten toonecle verschijnen. Ook nu weer worden wij geamu seerd met het tragi-komisch contrast tus schen deze familietwist en de Kerststem ming. Het scenario is wel onderhoudend, al heb ben wij ook hier weer met een tweeslachtig mengsel van sprookje en werkelijkheid te maken. Natuurlijk komt alles tenslotte te recht. maar dc wijze waarop het .doortastend optreden en de scherpzinnige geest van moeder Maggi de -misgreep van haar zoon onschadelijk maakt, is vol spanning en ver rassing. Maar hot. zijn toch vooral dc ups and downs van dit cholerische temperament, die deze film haar beteekenis geven. Vooraf schenkt het onvermoeide paar Laurel on Hardy vermaak met een nieuwe proeve van hun onuitputtelijk genre. Het buitenlandsche filmnieuws vertoont dc athle tiek voorheen en thans en voert den toe schouwer naar Ierland. Onder de binnen landsche actualiteiten zien wij Krishnamurtl in het Sterkamp te Ommen, nemen wij deel aan een druivengastmaal in hei Westland en vieren wij den vijf en zeventigsten verjaar dag van H.M. de Koningin-Moeder nog maals mee. H. G. CANNEG1ETER. TIJDSCHRIFTEN. DE AUTO In het jongste nummer van .De Auto" komt een artikel voor over de gevaren, die verbonden zijn aan het rijden met slechte remmen cn .stuurinrichtingen. Er wordt hierin verhaald van de ervarin gen van de Rijksveldwacht met één controle- wagen in één provincie opgedaan. Bij deze inspectietochten werden in het jaar 1!):<2 in de provincie Noord-Holland 500 bekeuringen wegens slechte remmen opge maakt. 150 hiervan hadden bij 20 K.M. snel heid meer dan 20 M. noodig om te sloppen dc overige remden in 't geheel niet. „Is he; dan te verwonderen", zoo za! men zich na de lezing ervan met recht afvragen" „dat er zooveel ernstige ongelukken plaats vinden?' Er wordt dan oen vergelijking gemaakt met een goed onderhouden wagen met vierwicl- rrmmen. die slechts de helft van zijn lengte noodig heeft om bij 20 K.M. tot stilstand te worden gebracht. De moraal, "n een moraal die grondig ter harte verdient te worden genomen is natuur lijk: zorg ervoor, door geregelde inspectie, da: uw remmtn goed werken, zoowel in het belang van uw mcdcmenschcn als in uw e. ~n belang.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 7