HET TOONEEL.
Radiomuziek der week.
BIOSCOOP.
ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
7
Maar wij?Spel van Jeugd en
Arbeid door Anthonie Donker.
(Uitg. De Vrijzinnige Christelijke
Jeugd Centrale).
Na Henrictte Roland Holst heeft thans An
thonie Donker in een leekenspel tot de jeugd
gesproken. Evenals „Kinderen van dezen
Tijd" is „Maar wij?uitgegeven door de
Vrijzinnige Christelijke Jeugd Centrale na
eerst door jonge mannen en vrouwen van deze
vereeniging in de open lucht te zijn 'ertoond.
Ook Anthonie Donkers spel staat midden
in dezen tijd, maar het behandelt niet zoo
als dat van mevrouw Roland Holst verschil
lende problemen der tegenwoordige jeugd,
doch slechts het eene, zeer belangrijke pro
bleem der werkeloosheid. Donker geeft ons de
jeugd eerst in haar drang tot daden, haar
ririftigen ijver en haar expansieve levenslust,
daarna de groote ontgoocheling, wanneer zij
overal den weg versperd vindt, haar idealen
stuk voor stuk ziet vernietigen en in ge
dwongen werkeloosheid dreigt' ten onder te
gaan, en ten slotte de volgens hem eenige red
ding. die de jeugd voor algeheelen onder
gang kan behoeden: de zelfbevrijding, het
geloof in een betere toekomst en de liefde
voor het leven.
Aan een symphonie in vier deelen alle
gretto, adagio, largo en finale doet dit uit
stekend gecomponeerde spel van Anthonie
Donker denken. Het is een en al muziek,
maar het is meer symphonisch dan drama
tisch. Qua taal doet „Maar wij?niet on
der voor de leekenspelen van Henriëtte Ro
land Holst, en zeer zeker niet voor haar laat
ste. Da verzen mogen niet het monumentale
en hartstochtelijke hebben van sommige
fragmenten uit Kinderen vair dezen Tijd, ze
zijn eenvoudiger en bevattelijker, minder stus
en laten zich gemakkelijk zeggen. Naast ge
deelten. forsch en kloek van klank of van ge
zonden, frisschen volkschen geest, staan ju
weeltjes van wondere teerheid. Vooral in het
eerste deel, waarin de jeugd haar levens
vreugde en dadendrang in arbeid en' reidan
sen uit. Ik denk hier bijvoorbeeld aan dien
reidans der kinderen, welke eindigt met die
prachtige strophen:
Zie je. ver op den weg, verdwijnen,
Er fluit al een merel voor den nacht
„Zoo ge niet wordt als deze kleinen"
Ruischt het tusschen de dennen zacht
Keer om
Dan terug
's Avonds komen
Wij zingend terug.
Of dat lieve en eenvoudige:
Meisje, meisje.
Hoor je dat wijsje,
Meisje,, meisje
Dat is voor jou.
En leenen de volgende regelen, waarin Don
ker de fatale macht van de machine ons voor
stelt als het werk van Satan, zich niet voor
treffelijk tot zeggen en zijn ze niet vol in
houd?
Ik zeg: de duivel zelf zit in 't verbond.
De duivel heeft het handig ingepikt.
Hij heeft zijn paardevoet hiér niet verzwikt.
Eerst kwam het werk de bijl, de zeis,
de ploeg.
„In 't zweet Uws aanschijns"Dat was
niet genoeg.
Toen kwam het juk, de dwang, de slavernij.
Toen kwam de loondienst, en toen
kwamen wij.
Met ons eentonig werk in de fabriek.
Daar zit geen merg meer in en geen muziek.
Zoo ver heeft Satan nu den mensch
gebracht.
De knapste ingenieurs heeft hij gepacht.
Toen werd dit doodsche werk hier
uitgedacht,
Machines, snel, betrouwbaar en perfect,
Maar wij, de werklui, zijn er door genekt.
En nu Satan is slim en onvermoeid
Wordt eindelijk het werk Zelf uitgeroeid.
Nu is het duivelswerk eindelijk klaar:
„Ik heb geen werk meer voor je.
Ga nou maar".
Ligt niet het tragische van dezen tijd in
deze enkele regelen vervat? Wanneer Donker
in zijn heelé spel diezelfde bondigheid had
betracht, het werk zou er zeker bij gewonnen
hebben. Er is een overvloed van woorden, zóó
zelfs, dat de aandacht bij dit spel op den duur
wel moet verslappen, vooral omdat daartegen
over te weinig handeling staat. Ik weet wel.
dat men aan een leekenspel andere eischen
moet stellen dan aan een drama, maar wij
mogen toch ook in zulk een spel een zekere
dramatische bewogenheid verlangen en die is
er niet genoeg, doordat Donker slechts één
probleem dat der werkeloosheid gesteld
heeft.
Er zijn momenten, welke ook in een opvoe
ring ongetwijfeld door de handeling zullen
boeien Zoo bijv. de eerste helft van het twee
de deel, wanneer de jeugd, die wij nog even
te voren gezien hebben krachtig en vol illu
sies. voor het gesloten fabriekshek staat en
tot de ontdekking komt. dat de wereld haar
niet noodig heeft. Voortreffelijk is ook de
vondst om ons de arbeiders, die wél werk
hebben, te toonen in hun geestdoodenden ar
beid van altijd hetzelfde aan den „band",
zingend, dof, gerekt en saai:
Hoe heerlijk is de morgenstond.
De band die draait, die draait maar rond.
Welk een schrijnende beteekenis krijgt hier
die eerste regel. En hoe fel in zijn tegenstel
ling is later dat juichende „vrijheidslied", dat
Donker Desiré laat zingen:
Stamp in de kuipen
De wijn moet druipen.
Wij denken hier onwillekeurig aan die
scherp-ironische film „Vive la Liberté" van
René Clair.
En ook de tragiek van de werkeloosheid
geeft. Anthonie Donker in sombere kleuren, fel
en raak, met telkens er tusschen door dat
liedje van den werkelooze met ae trek-
harmonika:
En je wil wel wat bereiken
Maar het helpt je niets.
En zoo sta je dan te kijken.
Zoo maar. zonder iets.
Ik kan niet. nalaten nog eenige versregels
een dubbel zang tusschen het koor der
werkeloozen en de rei hier te citeeren. om
aan te geven hoe voortreffelijk Donker nu en
dan den toon weet te treffen in zijn leeken
spel.
Wij zijn het schorem, de misdeelden. de
haveloozen, de verveelden.
Zij zijn de roemloos weggevaagden. de
nutteloozen. de verjaagden.
De armoedzaaiers, sjappitouwers, de
lanterfanters, Maandaghouwers.
Zij kregen overal gedaan, zij hebben niets
aan hun bestaan.
Wij deugen, wij dienen nergens voor,
wij zijn te veel, wij zijn te goor,
Zij zijn op aarde overbodig, zij zijn
voor niets, voor niemand noodig,
Ons werk is, waarloos, te verrotten.
onszelf schaarloos op te potten.
O God, zij waren toch Uw soldaten.
waarom hebt Gij hen dan verlaten?
Heeft Donker een oplossing voor het pro
bleem gevonden? ?Hij wil de jeugd weer het
vertrouwen teruggeven, fantasie en veer
kracht. „Zoolang je energie hebt, fantasie,
overtuiging en belangstelling, sta je in het
leven nog niet met leege handen", laat hij
Ha raid. het symbool van de driftige, durven
de jeugd zeggen. „Wie geen werk heeft, is nog
niet weg maar wie geen doel, geen hoop
geen wortel, geen inhoud heeft!"
Maar of dit de millioenen, die verslapt zijn
door jarenlange werkeloosheid, overtuigen
zal?
„Makkelijk praten! Wat schieten wij er
mee op?" laat Donker zelf een der werkeloo
zen daartegen uitroepen en ook wij denken
onwillekeurig nu en dan bij dit slot: ..Words,
words and words!"
Maar het is waar: moed verloren, alles ver
loren!". Wanneer wij niet meer gelooven aan
betere tijden, eens in de toekomst, dan zou
den wij allen hopeloos ten ondergaan. Beter
optimist dan pessimist en het is goed, dat
Donker de jeugd toeroept:
Het heden is een golfdal van den tijd.
En rijst de golf weer, weest dan voorbereid!
J. B. SCHUIL.
SCHOUWBURG JANSWEG
„De man die geen „neen"
kon zeggen".
Het is een goede gedachte van den heer
Kaart, den directeur van den Schouwburg
aan den Jansweg geweest, zijn theater, ge
durende de eerste dagen van de „kermisweek"
voor „Het Nieuwe Tooneel" open te stellen.
De fijne comedie van Paul Geraldy en Robert
Spitzer: „De man die niet „neen" kon zeg
gen", geniet bij dit nieuw-gevormde gezel
schap een uitmuntende vertolking, waarover
onze tooneelcriticus, de heer J. B. Schuil,
reeds prijzend schreef.
Wij kunnen dus volstaan met het te be
treuren, dat niet nog veel meer belangstel
lenden in ons tooneel Vrijdagavond waren
opgekomen, (al was de bezetting van den
schouwburg voor een warmen zomeravond
niet slecht te noemen), om te genieten in de
eerste plaats van wat Fientje dé la Mar in de
rol van Madeleine te genieten gaf. Herhaal
de malen moest aan het einde der voorstel
ling gehaald worden en deze hulde van het
publiek gold zeker in de eerste plaats de ac
trice, die altijd weer toont, van het echte
tooneelspelers-,.ras" te zijn. Maar ook Jan
van Ees, die zulk prachtig tegenspel gaf,
deelde er met het volste recht in. De Gaby
Verane van Minny Erfman was levendig en
amusant En Joh. Kaart Jr., die de kleine rol
van Jollivet op zich had genomen, deed deze
alle eer aan en verdient bovendien een
„pluim" voor zijn goede regie.
Wie genieten wil van een beschaafde, uit
muntend verzorgde voorstelling, verzekere
zich een dezer dagen van een plaats in den
Schouwburg aan den Jansweg.
E.
SCHILDERKUNST.
DRIE NIEUWE REMBRANDT'S
IN HET RIJKSMUSEUM.
In de laatste jaren is het Nationaal Kunst
bezit in verschillende richting uitgebreid,
waarbij de thans haar vijftigsten verjaardag
vierende vereeniging „Rembrandt" van groo-
ten steun geweest is. Nu bij haar halve-
eeuwfeest niet minder 'dan drie nieuwe Rem
brandt's hun entree maken, verdient ons
eerste museum een extra bezoek van wie de
schilderkunst mint en in onze landsverza-
melingen belang stelt.
Het drietal is opgehangen in de zaal di
rect boven links, waar ook de later verwor
ven Italianen te vinden zijn. In het midden
den „Petrus die Christus verloochent". Het
stuk hing vroeger in de Petersburgsche Her
mitage en was daar. naar men zegt. slecht
te zien. Daar men van Rembrandt's groo-
tere stukken, die religieuse onderwerpen be
handelen. in het Rijksmuseum niets bezat,
(het Haagsche Mauritshuis is met den ..Da
vid voor Saul" van Dr. Bredius veel fortuin
lijker geweest) wordt deze aanwinst op hoo-
gen prijs gesteld-
Wij zien een vrij decoratief opgevatte com
positie met als centrum de Petrusfiguur in
een roomwitten mantel gehuld. Gezicht en
mantel worden sterk belicht door een bran
dende kaars welke een jonge vrouw voor hem
ophoudt. Deze jonge vrouw, waarvan het
prachtige rood in het keurslijf tot het mooi
ste in de peinture van dit werk behoort,
schijnt hem te ondervragen. Men moet hier
aan het moment denken waarop Petrus zijn
Heer verloochent, zeggende: ..ik heb den
man niet geker.d". In den achtergrond staat
de gebonden Christus, die. Petrus' verlooche
ning gehoord hebbend, vol mededocgen naar
hem omziet. In dit fragment, picturaal ge
spreken niet eens het belangrijkste van het
schilderij, vinden we Rembrandt's geniale
expressiemacht terug: een wereld van leed
is in houding en contouren van die kleine
figuur gelegd die van den achtergrond uit.
eigenlijk den geheelen zin der voorstelling
beheerscht. Vóór de figuren van Petrus en
het dienstmeisje heeft Rembrandt een paar
krijgsknechten de compositie deen vullen en
steun geven. Vooral de zittende soldaat is
uitvoerig geschilderd, dcch hij staat een wei
nig buiten de correspondentie der zielen, die
Rembrandt tusschen Petrus, eijn Heer en het
meisje wist te leggen. Evenals de st.iar.de
soldaat achter hem, vertegenwoordigt hij
meer het picturale dan het psychologische
element in deze schepping van Holland's
grootsten meester. Een belangrijke aanwinst
is deze schilderij ongetwijfeld, die ook voor
het leekenpubliek door voorstelling en door
de graag herkende typische Rembrandtreke
lichtbehandeling tot de steeds weer bewon
derde stukken zal gaan behooren.
Het portret van een jongen monnik is de
tweede aanwinst. Een ietwat zoetelijk, meis
jesachtig gezicht wordt overwelfd door den
monnikskap, die evenals de achtergrond van
een gladde onbewogen schildering, gemak
kelijk aan Spaansche schilderijen der 16e
eeuw doet denken. Hoewel ook dit. schilderij
zwaar gevernist is en links in den fond glimt
als een spiegel, is het door het vriendelijke
gelaat van den monnik een aantrekkelijk
schilderij, doch van eenigszins gestolde
schoonheid. Het. heeft niet het wroetende,
puzzlende.. vechtende waardoor Rembrandt
ons zoo bijzonder is. Het is een zeer „nette"
Rembrandt, keurig gesigneerd en gedateerd
1660. doch veel zegt hij mij niet.
Het Portret van Saskia tenslotte.
Dit werk werd aan het Rijk door een par
ticulier, ter eere der jubileerende vereeni
ging. geschonken. Het is 1633 gedateerd en
vertoont een aantrekkelijk vrouwenportret
vol fijne schildering. Hoe charmant is zulk
een oortje geschilderd, luchtig en zonder na
drukkelijkheid. speelsch zijn rondom de
mondhoeken de toetsjes geplaatst, het heeft
een elegantie en een vlotheid die zijn tijd
genoot-schilders hem wel graag afgekeken
en waarvan bijvoorbeeld een Jan Lïevens wel
geprofiteerd zal hebben. Een sierlijk schil
derij is "s Rijksverzameling er mede rijker
geworden.
Bij dit drietal heeft men nog eenige Rem-
brandt-aanwinsten van vroeger ter schouw
gezet. Wie zal niet nog wéér eens voor dat
prachtige kleine landschap blijven staan,
waarin als het ware Ruysdael, Van Goyen
ja, heel Holland gecomprimeerd zijn op
een oppervlak van enkele vierkante decime
ters. Een zuiver juweel, dit kleine werk.
2 Aug. '33.
J. H. DE BOIS.
EEN VOORBESPREKING
door KAREL DE JONG.
Voor de zooveelste maal komt „het" piano
concert van Tchaikowsky weer eens op de
proppen, d.w.z. op het programma en voor de
miorofoon. „Het" zei ik. want hoewel T. drie
pianoconcerten schreef, wordt alleen het
eerste daarvan in 't openbaar gespeeld. Het
is merkwaardig, hoe weinige van het ver
bijsterende aantal bestaande pianoconcerten
werkelijk algemeene verbreiding hebben ge
vonden en geregeld in de concertzaal uitge
voerd worden. Enkele van de 27 van Mozart,
no. 1, 3, 4 en 5 van Beethoven, de beide van
Chopin, het Concert van Schumann, de twee
van Liszt en dito van Brahms, het eerste van
Tchaikowsky, het concert van Grieg, tweede
van Saint-Saëns, en, in den laatsten tijd,
het tweede van Rachmaninoff ziedaar zoo
ongeveer het repertoire, waarbij we dan nog
het concertstuk van Weber en de „Varia
tions symphoniques van Franck kunnen voe
gen. Het d. min.-concert van Bach komt van
tijd tot tijd voor, Mendelssohn's concerten en
concertstukken eveneens en zoo zijn er nog
wel meer sporadische verschijnselen, maar we
bedoelen nu de algemeen voorkomende en
steeds terugkeerende. Voor die frequentie
moet natuurlijk een logische oorzaak zijn.
Wil een solo-concert aan zijn bestemming
voldoen, dan moet het dankbaar zijn: het
moet den solist de gelegenheid geven zijn
technische en muzikale kwaliteiten in een
gunstig licht te stellen, dus nevens cantabele
een voldoend aantal brillante gedeelten be
vatten; de thematiek en de bouw moeten
overzichtelijk, dus niet te geleerd of te inge
wikkeld zijn. Tegen al te groote verinnerlij
king of versymphoniseering verzet de aard
van het solo-concert zich eenigszins.
In dit opzicht staan de twee concerten van
Brahms al aan de grens; het eerste, dat in d.
min., gaat zelfs al over de grens en wordt
dan ook veel minder gespeeld dan het tweede.
Max Reger's pianoconcert bleek een doodge
boren kindje te zijn evenals zoovele van min
dere goden. Daarentegen staan, wat succes
bij spelers en publiek betreft, het concert van
Grieg en het eerste van Tchaikowsky en het
eerste van Liszt wel aan de spits van de con
certen die na Beethoven en Mozart geschre
ven zijn, en het is wel typeerend. dat juist
die drie het peil van hooge. ideale kunst niet
bereiken. Over de beide concerten van Liszt
schreef ik nog pas geleden een en ander; het
wenk van Grieg zal vermoedelijk binnenkort
wel weer eens in een of ander programma
verschijnen; we willen ons nu dus even bij
Tchaikowsky's op. 23 bepalen. Men kent den
pompeuzen accoord-inzet van het klavier,
die op den unisono-oproep der hoorns volgt.
Het voorbeeld voor dien inzet vindt men
(in dezelfde toonsoort) in Liszt A. maj. con
cert Het is geen gewoonte dat het eerste
Allegro van een concert door een langzame
inleiding voorafgegaan wordt; ae afwijking
die T. heeft toegepast heeft echter geen
diepere beteekenis, want niet alleen werkt
de toonsoort (Des maj.) dier introductie mis
leidend. maar het thema komt in het verdere
verloop van 't werk niet meer voor, de strek
king is dus van zuiver uiterlyken aard. het
geen door een spoedig intredende briljante
cadenz nog verduidelijkt wordt.
In het Allegro is een wél gekozen contrast
tusschen het hoofdthema, dat, evenals dat
der Symphonie pathétique, voornamelijk
rhythmische kracht bezit, en de melodieuze
zangthemagroep, die duidelijk tweedeelig !s.
De doorwerking demonstreert de gewone
voorliefde van T. voor sequensachtige herha
lingen. de groote klaviercadens na de reëxpo-
sitie zijn neiging tot smachtende uithalen.
Deze cadens is tusschen de beide deelen van
de zangthemagroep ingelascht. zoodat het
tweede dier deelen nu de coda inleidt. Het
Andante vangt met een eenvoudige melodie
aan, doch wordt spoedig afgewisseld door
een snel intermezzo, dat min of meer de rol
van een Scherzo vervult; het walsmelodietje
in dit gedeelte is van een haast bedenkelijke
banaliteit. Trots de mooie instrumentale be
handeling komt het geheele Andante mei zijn
enclave niet ver boven het artistieke peil van
een salonstuk uit de oude doos. b.v. het eer
tijds beroemde ,Ee Réveil du Lion" van Ant.
dc Kontski 181799). De finale is in rondo-
vorm geschreven en bezit het frenetische dat
aan veel Russische dansmuziek eigen is. Ook
hier zijn de motiefherhalingen talrijk en
contrasteert net zangthema doeltreffend.
Tchaikowsky's concert zal Zondagnamiddag
te Schever.lngen worden uitgevoerd door een
Hollandsch pianist, wiens naam een voor
teeken voor vlotte vertolking schijnt, terwijl
een jonge landgenoot het orkest zal leiden.
Van de overige werken, die op het programma
der Kurhausmatinée staan, noemen we „La
Valse" van Ravel. De toelichting die de com
ponist voor dit „Poéme chorégraphique pour
Orchestre" geeft luidt als volgt: „Een kei
zerlijk hof. ongeveer 1855. Draaiende zwer
men laten, bij oogenblikken van verhelde
ring. den blik op walsende paren vrij. Gaan
deweg verspreiden zO zich; men kan dan een
onmetelijke zaal. bevolkt door een rond
draaiende menigte, onderscheiden. Het too
neel wordt voortdurend klaarder; het llcn»
der kronen straalt plotseling door". Men
heeft in dit toongedicht de Weensche wals,
gezien door de modern-harmonische bril van
Ravel. De herleefde belangstelling voor de
wals is reeds vóór Ravel te constateeren:
Richard Strauss' „Rosenkavalier" levert er
het bewys van. Een fragment daaruit is Don
derdagavond door de Haarl. Orkestvereenl-
ging ten gehoore gebracht en zal Maandag
avond door Hilversum uitgezonden worden;
de luisteraar zal kunnen bemerken dat het
spontaan-melodische. dat nevens de pak
kende rhythmiek de walsen van Joh. Strauss
zoo populair gemaakt heeft, bij den naamge
noot Richard evenveel ingeboet heeft als de
harmonische rijkdom en het raffinement
der orkestratie bij den laatste toegenomen
zijn. Voor de persoonlijkheid van onzen tijd
genoot is bovendien het sucessievelijk zich
afwenden van Wagner's principes kenmer
kend. Ook deze hebben geen sluitsteen voor
de ontwikkeling der muziek kunnen vormen,
hoezeer er indertijd door de Wagnerlanen
voor gestreden is. De felste voorvechters zijn
overleden, de lateren zijn afvallig geworden.
De term „fugue a l'enverse", die bij het
Trio van Turina Hilversum. Maandag
ochtend) voorkomt, beteekent dat het ant
woord op het door de eerste stem ingezette
fugathema door de tweede stem in de omkee
ring (dus alle intervallen ondersteboven ge
lezen) gebracht wordt. De fuga en canon in
de omkeering komen ook bij Bach (o.a. in
„Die Kunst der Fuge") voor.
REMBRANDT THEATER.
Robert en Bertram op ski's.
In het Rembrandt Theater loopt deze week
een film, die prettig aandoet in deze warme
dagen: een film uit de sneeuwgebieden van
Zwitserland. Wie van de ski-sport houdt zal
aan deze film zijn hart kunnen ophalen,
want er worden staaltjes van ski-techniek
getoond, die er wezen mogen. In het kort is de
geschiedenis als volgt.
Hella en Harry, een verloofd paar. krijgen
oneenigheid, omdat Harry op-ende-op een
sportman is en Hella meer van dansen en
gramofoonplaten houdt. Harry loopt „kwaad
weg". Hella ziet geen ander middel om weer
tot Harry te geraken dan naar Zwitserland te
gaan en zich te bekwamen in alle soorten ijs-
en sneeuwsport. Zij weet het zelfs zoover te
brengen alleen in boeken en films kan dat
dat ze bij kort daarop volgende wedstrij
den zoowel op de bobsleigh als bij skiyöring
den eersten prijs in de wacht sleept vóór den
matador in die takken van sport, die toe
valligHarry is. De derde wedstrijd, in het
skiën, loopt voor haar en Harry in een ver
zoening uit.
Maar wat doet eigenlijk de geschiedenis
ertoe? Hoofdzaak zijn de prachtige natuur-
opnemingen en de sportdemonstraties. Aller
aardigst is de begeleidende muziek, waarbij
telkens het motief van het skilied gebruikt
wordt. Grappig is het optreden van het Ham
burger timmerliedenduo, Guzzi Lantschner
en Walter Riml. Komisch, de achtervolging
door den politieman, die zijn sabel angst
vallig aangegord houdt, ook bij het skiën.
Maar tochOnwillekeurig gaan mijn ge
dachten terug naar het meesterwerk van dr.
Arnold Fanck. De Witte Roes. Regisseur Obal
heeft, in enkele scènes uitgezonderd, nergens
de luchtige, opwekkende, pakkende sfeer ge
schapen die Fanck in zijn Witte Roes had.
Hella zegt op een zeker oogenblik: „Und
jetzt trainen, trainen!" Ook de filmregisseur
bleef „trainen", de film mist het volmaakte,
het juichende van de Witte Roes. Het boeien
de spel van licht en schaduw dat de Witte
Roes kenmerkt, ontbreekt hier ten eenen-
male, en andere vondsten staan hier niet
tegenover.
Ik herhaal, van deze film gaat een frisch-
heid uit, die weldadig aandoet, en met veel
genoegen zal men haar zien. Maar een film
als deze dwingt tot vergelijken met Fanck's
schepping en hierin trekken Robert en Bert
ram zeker aan het kortste eind. Het idee is
van Franck, de uitwerking niet.
Het bij programma geeft eenige journaals
en een geluidsfilmpje: Hollywood on parade.
Vermelding verdienen op het tooneel de Pau-
lay Brothers, die op beschaafde en humoris
tische wijze krachttoeren op den beganen
grond uitvoeren, onbewogen, zeer knap.
CINEMA PALACE
Lien Deyers in „De verliefde Firma"
Dank zij de rustelooze po
gingen van de voorvechters
van „Gebruikt Nederlandsch
Fabricaat", alsmede door de
economische toestanden,
komen wij. Nederlanders,
hoe langer hoe meer terug
van het verkiezen van bul-
tenlandsche merken boven
de binnenlandsche. En dat
geldt niet alleen voor pro
ducten, maar ook voor onze
kunstenaars en de tijd zal
waarschijnlijk niet ver meer
zijn. dat zij onder hun eigen goed-Holland-
schen naam kunnen optreden, zonder het
buitenlandsch tintje, dat zij er maar al te
dikwijls aan moesten geven, wilden zij eenige
kans op succes hebben. Lien Deyers. een van
dc beide filmsterren, die Nederland rijk is.
heeft tégen de traditie in. direct haar land-
genooten onder de bekoring van haar lieve
eenvoudige persoonlijkheid gebracht. Ze is
een vriendelijk jong meisje zonder eenige
pretentie en met een groote dosis natuurlijk
heid, die zoo bijzonder aangenaam aandoet.
We kunnen ons dan ook levendig begrijpen,
dat in „De Verliefde Firma" het geheele man-
dom van de „Idea! Toonfilm A. G. te Ber
lijn" onder haar bekoring komt cn zich be
ijvert om haar aangenaam te zijn, ieder naar
zijn aard. Bij dat onder haar bekoring zijnde
mandom behoort ook „der Herr Director",
uitgebeeld door Gustav Fröhllch, en waar
deze berceps-lady-killer meedingt, maakt
natuurlijk geen der andere heeren ook maar
ri? geringste kans. In ..Dc Verliefde Firma
wordt Lienties filmcarrière een debacle, tot
aanvankelijke hevige teleurstelling cn ver
driet van de arme ster-in-spé. maar tot vol
doening en rragde van den directeur, die
MENSCH FN MET VERZWAKTE WERKING
VAN HET HART verschaft een glas natuurlijk
„Franz-Joscf-bitterwater, dagelijks 's och
tends op de nuchtere maag genomen zonder
forceercn gemakkelijken stoelgang. Door mcd.
ten zeerste aanbevolen.
(Adv. Ingez. Mcd.)
haar een andere eerste rol luid toebedacht,
namelijk als zijn echtgenoote en het ge
strande filmsterretje schikt zich maar al te
gaarne ln deze ruil.
De tenor Smeehuizen zingt een drietal lie
deren. Het timbre van zijn stem is heel mooi,
als hij zich nog wat gemakkelijker cn losser
op het tooneel kan bewegen, zal hij meer
contact met de zaal hebben en zal zijn suc
ces nog grooter zijn.
Marie Dressier in „Geld is niet
alles".
Eer. film met Marie Dressier Js meestal
een sterfilm. Ook in dit nieuwe werk. dat in
het oospronkelUk Prosperity heet en ver
vaardigd is onder leiding van Leo Mc Carev,
kijkt men eigenlijk uitsluitend naar haar
expressief leeüjk masker cn luistert men
uitsluitend naar haar gevoelige onwelluiden
de stem. Zoodra Marie Dressier van het dock
is verdwenen, blijft er eigenlijk niet heel veel
meer over. Maar deze leemte bemerkt men
eigenlijk niet eens. want de verschijning van
Marie Dressier werkt zoo krachtig nog na,
dat zelfs de leemten door de herinnering aan
haar worden aangevuld.
Marie Dressier is
door haar uiterlijk
en aanleg slechts
voor een bepaald
soort rollen geschikt.
Ook nu weer is ze
een vrouw op leef
tijd. die onder een
rauw en mannelijk
gebaar een teer moe
derltfk gevoel ver
bergt. Ook nu weer
laat ze zich terwüle
van haar bescherme
ling. in dit geval
haar bloedeigen zoon
vernedring welgeval
len en ook nu weer
kruidt zij met haar bitteren en ietwat groven
humor de dramatische sensaties, zoodat
traan en lach elkaar naar het beproefde re
cept afwisselen.
Jammer dat haa* tegenspeelster, die de
rol van de booze schoonmoeder heeft, niet
van hetzelfde kaliber is als zij. Want dit is
op zichzelf een aardige en belangrijke rol.
Wat zou een even markant en cru spelende
actrice niet hebben kunnen maken van het
gegeven: een schoonmoeder, die door haar
jaloersohe bemoeizucht 'het huwelijksgeluk
van haar dochter bederft. Dit gegeven komt
in de belichaming van Polly Moran niet tot
zijn recht. De tegenstelling is leerzaam, om
dat zij het verschil tusschen innerlijk door
leefd en uiterlijk nagebootst spel op zoo dui
delijke wijze te zien geeft.
Het stuk zelf is meer tooneel dan film. Al
leen in den aanvang wekt (het af en toe even
verwachtingen, maar de regisseur laat ten
slotte zijn vondsten telkens weer ongebruikt.
Er komen in dat eerste gedeelte, waarin
de bruiloft van Maggie Marie Dressier'3)
zoon met Lizzie (Polly Mora u's) dochter ge
vierd wordt, anders aardige scènes voor. Zoo
heeft het bruidspaar een vriend van den
bruidegom, een jonge dominee, die voor het
eerst een huwelijk zal inzegenen, uitgezocht,
maar Schoonmama wil natuurlijk weer een
ander en komt met een eerwaarde op leef
tijd op de proppen. Zoodat er twee dominees
tegelijk klaar staan en het paar door een
tweestemmig formulier ln den echt wordt
verbonden.
De tegenstelling tusschen de kijvende moe
ders, waarbij de kinderen tevens «partij trek
ken, en het stemmige karakter van de ge
legenheid herhaalt zich, wanneer de jonge
vader eindelijk .zelf ook eens voor Sinterklaas
wil spelen, cn ieder der beide moeders voor
zich ook dit recht heeft opgeëischt, zoodat
er drie Kerstmannen tegelijk ten toonecle
verschijnen. Ook nu weer worden wij geamu
seerd met het tragi-komisch contrast tus
schen deze familietwist en de Kerststem
ming.
Het scenario is wel onderhoudend, al heb
ben wij ook hier weer met een tweeslachtig
mengsel van sprookje en werkelijkheid te
maken. Natuurlijk komt alles tenslotte te
recht. maar dc wijze waarop het .doortastend
optreden en de scherpzinnige geest van
moeder Maggi de -misgreep van haar zoon
onschadelijk maakt, is vol spanning en ver
rassing. Maar hot. zijn toch vooral dc ups
and downs van dit cholerische temperament,
die deze film haar beteekenis geven.
Vooraf schenkt het onvermoeide paar
Laurel on Hardy vermaak met een nieuwe
proeve van hun onuitputtelijk genre. Het
buitenlandsche filmnieuws vertoont dc athle
tiek voorheen en thans en voert den toe
schouwer naar Ierland. Onder de binnen
landsche actualiteiten zien wij Krishnamurtl
in het Sterkamp te Ommen, nemen wij deel
aan een druivengastmaal in hei Westland en
vieren wij den vijf en zeventigsten verjaar
dag van H.M. de Koningin-Moeder nog
maals mee.
H. G. CANNEG1ETER.
TIJDSCHRIFTEN.
DE AUTO
In het jongste nummer van .De Auto"
komt een artikel voor over de gevaren, die
verbonden zijn aan het rijden met slechte
remmen cn .stuurinrichtingen.
Er wordt hierin verhaald van de ervarin
gen van de Rijksveldwacht met één controle-
wagen in één provincie opgedaan.
Bij deze inspectietochten werden in het
jaar 1!):<2 in de provincie Noord-Holland 500
bekeuringen wegens slechte remmen opge
maakt. 150 hiervan hadden bij 20 K.M. snel
heid meer dan 20 M. noodig om te sloppen
dc overige remden in 't geheel niet.
„Is he; dan te verwonderen", zoo za! men
zich na de lezing ervan met recht afvragen"
„dat er zooveel ernstige ongelukken plaats
vinden?'
Er wordt dan oen vergelijking gemaakt met
een goed onderhouden wagen met vierwicl-
rrmmen. die slechts de helft van zijn lengte
noodig heeft om bij 20 K.M. tot stilstand te
worden gebracht.
De moraal, "n een moraal die grondig ter
harte verdient te worden genomen is natuur
lijk: zorg ervoor, door geregelde inspectie,
da: uw remmtn goed werken, zoowel in het
belang van uw mcdcmenschcn als in uw e. ~n
belang.