WOQU IDE
Uededaad iu HwtmüutQ.
VRIJDAG II AUGUSTUS 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
10
VOOR ZOMER-FEESTEN.
LiiCii Lig en teer is het parool voor de avond-
kleeding. Een menigte nieuwe stoffen heeft
dit seizoen ons gebracht. Voornamelijk door
zichtige weefsels: organdie, georgette, glasba
tist, ragfijne zijden voile en zijden stof.
En het patroon: bonte ruiten, kleine bloem
pjes.'kleine nopjes, heel groote noppen. Ook
effen stoffen in pastelkleuren., veel teergrijs.
overgaand in alle blauwe schakeeringen tot
krachtig hemelsblauw.
De vorm is zeer eenvoudig.
Alle gewaden zoo kan men ze wel noe
men hebben iets teers, vrouwelijks en
vloeiends.
Het genopte kleedje op de afbeelding heeft
drie volants, die er zeer wijd aangezet zijn. De
garneering bestaat uit een gedraaid satijnen
lint in den grondtoon van de stof en die dei-
noppen.
De halsuitsnijding, die van voren hoog te-
een den hals sluit, vormt van achter een
diep rugdecolleté.
Het toiletje rechts is van bleek blauwe zij
den voile en gegarneerd met donkerder
blauw.
Luxemburg is geschiedkundig nauw aan
ons land verwant, maar dezen zomer is het
dat niet alleen wat een band geeft tusschen
de beide landen; half Nederland heeft zich
verplaatst naar Luxemburg, zoodat men ver
baasd is, wanneer men er geen Hollandsch
hoort.
Een frappant voorbeeld daarvan gaf een
echtpaar dat liep te wandelen en een ont
moeting had met een ander Hollandsch ge
zelschap dat hen in een auto achterop was
gereden. Na de gebruikelijke uitbundigheden,
zei de dame van het wandelend echtpaar: wc
dachten ook al, wat gek dat we nog heele-
maal geen kennissen ontmoet hebben!
Waaruit dus duidelijk bleek, dat haar heele
kennissen-, vrienden- en familieschare zich
naar Luxemburg had verplaatst, waardoor
ontmoetingen niet konden uitblijven.
Auto's met landgenooten, fietsende en
kampeerende landgenooten, reisgezelschap
pen landgenooten. autobussende landgenoo
ten alles spreekt er letterlijk Hollandsch,
tot er plotseling inwoners opduiken, die hun
vriendelijke taaltje, met Hollandsche woor
den doorspekt, spreken waarvan wij meestal
geen syllabe verstaan, maar die U gracelijk
in Duitsch of Fransch te woord staan, al naar
gelang U zelf het gemakkelijkst spreekt. Hoe
wel men dan toch wel sterk den indruk krijgt,
dat Fransch hun meer eigen is, ook aan de
Duitsche grens.
We passeeren een bankje op onze wande
ling. en een van de dames die erop uitrusten,
maakt hardop aanmerking op ons schoeisel,
dat naar haar meening niet gemakkelijk ge
noeg is voor wandelen, maar dat door ons
juist met zorg daarvoor is uitgekozen.
De juffrouw geneert zich wanneer haar
blijkt, dat we haar verstaan hebben, en ver
moedelijk zal zij daarna wel wat voorzich
tiger geworden zijn in haar uitlatingen in
een land, waar men elkaar den weg vraagt in
het Hollandsch alsof er geen twijfel aan be
staan kan: in Luxemburg wonen alleen Hol
landsch sprekende menschen! Me dunkt, dat
de eigenlijke bewoners in September, wan
neer de groote stroom van bezoekers weg is,
mekaar als na lange afwezigheid zullen te
rugvinden; laten wij hopen dat ze dan tegen
elkaar zeggen kunnen: al die Hollanders
waren beste luidjes, maar het is nu toch een
verademing dat we weer onder elkaar zijn in
ons eigen land.
Overigens was de stemming er over het al
gemeen zeer plezierig, geen brooddronken
herrie, wat altijd wrevel bij de bewoners op
wekt, vroolijke gezichten en veel pret. Hoeveel
kiekjes er genomen zullen zijn in het kasteel
in Vianden, op de burcht van Clervaux, op
de groote brug in Luxemburg en op alle mo
gelijke rotsblokken in en langs de snel stroo-
mende beken, die grillige steenformaties
waarvan Luxemburg zooveel moois bezit, zal
wel niet zijn te schatten.
Als kampeerland schijnt het vrijwel ideaal:
langs de oevers van het heldere riviertje voor
ons hotel stond eerst een eenzame tent, die
echter al spoedig gezelschap ki-eeg van een
tweede en derde, tot er tenslotte zes kris
kras bij elkaar stonden. Maar op een morgen
bleken de kampeerders hun gevoel voor orde
te hebben laten zegevieren, en stonden de
tenten keurig alle zes op een rijtje.
De jongelui zwommen in het riviertje,
zij maakten fiets- en wandeltochten in de
omgeving, en prachtig helder water namen
zij uit een beek-afvloeiing langs den weg
waar dag en nacht het heldere water door
een buis uitstroomde.
Toen wij in gesprek raakten met een paar
van hen. Rotterdammers, die het heele eind
erheen hadden gefietst, vertelden zij dat
vijf van de zes tenten ook alweer Hollandsch
waren, de zesde was Vlaamsch. De vrouw
van een spoorwegwachter, die daar woonde,
moederde zoo'n beetje over hun. en 's avonds
vonden wij er meestal eenige met de familie
daar voor het huis zitten, terwijl de
Luxemburgsche radiozender zijn drietalige
uitzendingen de wereld instuurde.
Jonge jongens waren het voor het grootste
deel, tusschen 15 en 18 jaar, soms met een
heel clubje, dikwijls ook met hun tweeën
of drieën. Wanneer hun bezorgde vaders
en moeders hun kampen daar evenwel had
den kunnen zien. zou hun zorg grootendeels
wel zijn verdwenen, vooral omdat de jongens
zelf ook erg hoog opgaven van de vrien
delijkheid en hulpvaardigheid van de
Luxemburgers.
De natuur is er mooi, niet grootsch zooals
in Zwitserland, maar van een zeer romanti
sche en aantrekkelijke schoonheid, die groo
tendeels nog prachtig ongerept is gelaten.
De wegen zijn er best. de wandelingen zijn
voldoende aangegeven om verdwalen te voor
komen, alleen voor fietsen moet men goed
getraind zijn, want de hellingen zijn er vele,
en ze zijn meestal tamelijk lang.
Bovendien ontvangen de Luxemburgers ons
vriendelijk, en zij maken dat wij ons er zoo
prettig mogelijk voelen. En als dan het weer
meewerkt, is de vacantie er zeker geslaagd.
E.E.J.P.
ICgykeiMjekeimen
r i v
MAALTIJDEN UIT
VROECEREN TIJD.
kavncnielkgelci (G personen): 1 L. karne
melk, ligt sap van 2 citroenen, geraspte schil
van 1,2 citroen, 5 blaadjes witte gelatine, 5
blaadjes roode gelatine, een half pond witte
suiker.
Laat in het citroensap de suiker op een
zacht vuur oplossen; voeg er de geraspte ci
troenschil bij en roer dan het mengsel door
de koude karnemelk. Voeg er de gelatine bij.
die in wat kokend water is opgelost; roer van
tijd tot tijd in het mengsel, totdat het gelei
achtig wordt en breng het dan over in een
kristallen schaal. Presenteer bij deze gelei
bitterkoekjes of vanillewafeltjes.
Er wordt gezegd, dat Socrates de vader is
van de spreuk, dat men niet moet leven om
te eten. maar eten om te leven. Of dit in
derdaad zoo is, zal wel nooit met zekerheid
komen vast te staan, maar hetzij Socrates
de genoemde bewering heeft geuit, hetzij zij
aan een ander dient te worden toegeschreven
haar juistheid lijkt terecht aan eenigen
twijfel onderhevig. Zeker leeft men niet
alleen om te eten. maar of men slechts dient
te eten enkel om te leven mag evenzeer ont
kennend worden geantwoord. Liever dan deze
spreuk in een fraai vergulde lijst zien wij de
gezonde menschen zich bijschikken aan den
disch, de kloeke schutters van Van der Helst
zich te goed doen aan hun tafelgeneugten,
hooren wij den dichter der Kleefsche Arca
dia, zijn reisgezellen aan tafel nooden met de
woorden
Welaan, de tafel staat 'gedekt, nu
aan het schransen,
Ai, ziet hoe schielijk nu de
kakebeenen dansen.
De dichter, de lofzanger van zoo menige
17e en 18e eeuwsche buitenplaats had schik
in zijn appetijt, in plaats van dien te ver
bloemen en bloosde niet van valsche
schaamte, maar van ongeveinsd tafelgenot.
Dat onze vaderen niet slechts aten om te
leven, mag wel blijken uit het werk, dat zij
maakten van hun gastmalen. In de 16e eeuw
at men nog van alles, wat eetbaar was en
verslond wat men vond, tranige zeehonden,
zeezwijnen, bruinvisscchen. walvischtongen,
bevers, en alle vogels, die men vangen kon.
Ook het gildemaal, dat het kramersgild in
1521 te Amsterdam liet aanrichten, was nog
allesbehalve weelderig. Het menu bestond uit;
Koevoet
Pens
Erwten
Hutspot
Gebraden vleesch
en voor dessert boter en kaas. Het brood,
dat bij ons alleen bij het ontbijt en om
twaalf uur ter tafel komt, behoorde, voor
dat de aardappel verscheen, ook bij den
maaltijd tot de gerechten. Op alle oude
schilderijen liggen groote bollen brood op
KINDERJURKJES.
x X V. "X* V
y
y
5*33 S
YX-rfVV
A^S 3:
v,/ S
Het beste is, het model zoo eenvoudig mo
gelijk te houden en het jurkje door de gar
neering tot iets aparts te maken.
Kruissteekjes staan altijd aardig, maar
nóg leuker is het ze te combineeren met een
bloemenrandje zooals u dat ziet op afb. I.
De bloemetjes bestaan uit lintjes inge
trokken (volgens A), rondgelegd en gehecht
met kruissteekjes.
U kunt bouquetjes op die manier aan
brengen of den zoom met een rechten rand
versieren. Langs hals en mouwtjes staat deze
garneering ook allerliefst.
Een paar kleurencombinaties wil ik u aan
de hand doen. Op een lichtblauw jurkje bloe
metjes in 2 tinten vastgehecht met een don
kerder rose. Ook op een rose jurkje kan die
combinatie met succes worden gebruikt.
Een roode jurk wordt gegarneerd met zwart
en wit.
En het allerleukste is wel een korenblauw
linnen ..speeljurk-die-ertegen-kan" met. aan
den zoom een bouquet in rood-groen -(twee
tinten) gecl-oranje en iets wit. (afb. II).
DE MODE VOOR JONGE
MEISJES.
Het jonge meisje heeft voldoende aan haar
natuurlijke frischheid en moet daarom ook
zoo eenvoudig mogelijk gekleed zijn. En met
de aangeboren vrouwelijke intuïtie hebben
onze meisjes dit aangevoeld ener zich
aan gehouden. Ze willen er heelemaal niet
volwassen uitzien.
En hoe aardig men ze vindt, blijkt wel uit
het volgende: toen de ook bij ons gedraaide
Duitsche film: Meisjes in uniform in Ameri
ka „ging", had zij daar een buitengewoon
aroot succes. Eén van de bekendste Ameri-
kaansche mode-huizen copieerde toen de
eenvoudige modellen van de meisjes-kleeding
uit deze film en lanceerde ze als „haute nou
veauté".
De tijd eischt ook van het jonge meisje,
dat ze nog meer dan anders waarde hecht
aan de practische dingen in haar garderobe.
Het eenvoudige, aardige wandeljurkje kan
zii niet ontberen. Het kan vervaardigd zijn
uit de eenvoudigste stoffen, zooals katoen,
mousseline of een of ander half-linnen: daar
ceheel linnen stoffen zoo gauw kreukelen. Al
deze stoffen zijn zeer goedkoop en dus binnen
ieders bereik l
KINDEREN.
Hansje ls voor straf de klas uitgestuurd en
staat nu op de gang. Toevallig komt er een
onderwijzer van een andere klas langs.
„Sta je hier voor straf?"
..Nee" zegt Hansje, die een sterk gevoel van
eigenwaarde heeft. ,.Het was binnen zoo
warm, toen ben ik even een luchtje gaan
scheppen."
HET'ZWARTE ZOMER
AVONDTOILET.
Hoewel allerlei soorten van luchtige,
strookte zomeravondtoiletjes veel gedragen
worden, blijft het zwarte avondtoilet, glad,
mouwloos, eenvoudig maar goed van coupe,
steeds in de mode, en wordt het minstens
evenveel gezien als de minder strenge, maar
ook popperiger en minder gedistingeerde or
gandie japonnetjes.
Maar waar de mode op het oogenblik nu
eenmaal niet buiten een enkele luchtige, vlin
derachtige garneering kan, worden de zwar
te avondtoiletten veelal gecombineerd met
een klein, cape-achtig gevalletje van witte,
of zachtgetinte organdie, of beter nog, met
een soort van boa, die lijkt op de veeren boa's
van weleer, maar waarvan iedere veer uit een
stuk bladvormig geknipte organdie is ge
maakt. Ze kunnen los omgeslagen worden,
zoodat de einden achter op den rug afhangen
men kan ze ook weer onder den arm door
naar voren halen, en ze worden vaak beves
tigd om de halsuitsnijdingen van de jurken.
Het effect van al die wolkende luchtigheid is
ontegenzeggelijk flatteus, en waar men ze
meestal of in wit. of in vrij harde tinten ziet,
zooals felgroen of rood, geven ze de zomer-
sc-he „finishing touch" aan jurken, die mis
schien wel wat al te streng zouden zijn om
den vroolïjken indruk te maken, die nu een
maal bij een zoelen avond en een bruinver
brand gezicht en rug past.
W. T.
Le Zoute, Juli.
tafel, die zonder twijfel mede hebben gediend
als ordinair voedsel. In 1647 was het menu
van de makelaars terzelfder stede vrij wat
kostelijker. Men was in die eeuw wijzer en
rijker geworden. Het menu bestond uit:
Gebrade schouders
Gelardeerde gebrade bout
Gelardeerde gebrade kalkoen
Gebrade hoenders
Houtsnippen gebraden met brobd
Gebrade watersnippen
Gebrade leeuwerikken
Gestoofde bloemkool
Gelardeerde gebrade patrijzen.
Waaffelen en obliën
Gezoden tongen
en voor het, dessert had de banketbakker
marsepein, Spaansch banket, anijs, maca-
rons, Spaansche beschuit, enz. geleverd.
Men ziet, hoe weinig groenten nog meetel
den. Het menu is om een vegetariër wee te
maken van al het vleesch, dat werd verslon
den. wanneer men zich en zijn gasten eens
recht te goed wilde doen en at niet om te
leven, maar om 't genoegen meteen. Onder
de vleeschspijzen. waren pasteien het meest
in eere, gevogelte en wild kluiven behoorde
mede tot de liefhebberij.
Wat er alzoo verschalkt werd.
Wanneer wij lezen, dat Arent van Dorp,
Heer van Maasdam, in 1591 bij gelegenheid
van de bruiloft zijner dochter 180 schalen
liet ronddienen, waaronder 35 verschillende
vleeschspijzen. of dat de prins van Oranje bij
zijn huwelijk met Anna van Saxen de brui-
lofsgasten op 2636 ossen. 4000 schapen,
6400 ganzen. 1440 hoenders onthaalde
(15000 personen behoorden tot de gasten)
krijgen wij niet alleen respect voor den vor-
stelijken staat, dien beiden voerden, maar
komen wij ook in verzoeking onzen eerbied
te betuigen voor de gasten, die dit verorbe
ren moesten.
Hier zijn de gecommitteerden uit de la-
kenbereiders van Holland en West-Friesland,
18 leden sterk, met den deken en hoofdlie
den van het gild te Delft, in genoemde stad
aan den disch gezeten. Het is het jaar 1761,
tijd van weelde. Den eersten dag bestond de
eerste maaltijd uit 1 schotel duivenpastei, 1
runderhaas. 1 soep, 1 schijf, 1 rib, 1 konij
nenpastei, 1 ham, 1 runderhutspot, 1 blanke
soep. 1 hoender, 1 kippenpastei, 2 Roomsche
boonen, 2 postelien. 2 fricandos, 2 coteletten,
1 suring, 1 peen, 1 snijboonen, 1 bloemkool
en 1 ponding. De tweede op dienzelfden dag
doet voor de eerste niet onder: 1 duiven, 1
kalkoene, 1 haas met kwartels, 1 reebout, 1
gans. 1 Engelsche pastei, 1 hoenders, 1 ge
braden speenvarken, 1 patrijs. 1 kapoenen,
nog eens kallekoenen, 2 zuur, 2 fijne ragoe, 2
sla. 2 speenvarkens, 1 amandeltaart.
1 kersetaart, sla, alebessen, 2 schotels met
„gebakken" ponding.
Respect voor de gildebroeders, die den vol
genden dag van voren af aan konden begin
nen met doopbaars, kalfsrib, zalmstaart, om
gekeerde arremejane (Arminiaan) en den
kelijk alles, wat men den vorigen dag niet
of waarvan men niet genoeg had gehad. In
1660, juist een eeuw vroeger, had men tij
dens een maaltijd, den Êngelschen koning
Karei II in ons land aangeboden, de gasten
60 maal van schoone borden te voorzien.
Van dit Statenmaal moet Karei II dan ook
hebben verklaard. daF het alle maaltij
den overtrof, waar hij ooit had aangezeten.
De opdissinge" zegt van Alkemade in zijn
Dis-plegtigheden. ..was boven zijn gewoonte,
zelfs keizerlijk. Men diende deselve an
ders niet dan in groote schotels, ovaalsge-
wijze in vijf gerechten (gangen) yder van
6 schotels en 12 tailleuren (borden), want
men vermeerderde de tailleuren bij yder ge
recht en yder schotel was zoo sterek, dat men
lichtelijk sal konnen representeeren de on
kosten. die men aldaar deed. wanneer men
sal weten, dat er tot 24 faisanten in één
schotel waren en dat de andere schotels van
deselve form (gehalte) zijn geweest".
Dr. DE CR.
Guusje ls als de meeste kinderen nieuws
gierig naar het leven der volwassenen. Daar
om kijkt hij ook dikwijls eerbiedig naar moe
ders boekenkast; daar staan de boeken die
over dat leven vertellen. Als Guusje daaraan
denkt, interesseeren zijn eigen boeken hem
niet meer.
„Moeder, mag ik eens zoo'n boek lezen?"
vraagt hij.
„Daar heb je zoo weinig aan, jongen", zegt
moeder tegen haar tienjarigen zoon, „je be
grijpt toch niet waar het om gaat".
Maar na een tijdje heeft hij er toch een te
nakken- kunnen krijgen. Moeder snapt hem
terwijl hij verdiept is in .,De hooge toren"
van Anna van Gogh. Ze laat hem maar, wil
wel eens hooren wat hij er van zeggen zal.
Hij leest het boek aandachtig, van de
eerste tot de laatste bladzijde. Maar zeggen
doet hij niets. Hij bergt het boek weer in de
kast en vraagt naar geen ander.
Maar de geschiedenis heeft indruk ge
maakt. Hij denkt er blijkbaar nog dikwijls
aan. Want weken later vraagt hij: „Moeder,
wat in „De hooge toren" staat, is dat alle
maal echt gebeurd?"
„Nee, jongen", zegt moeder.
,-Waar komt het dan vandaan?"
„Wel, de schrijfster heeft het zoo bedacht.
Ze dacht: zie je, dat zou wel eens zoo kunnen
gebeuren".
„Nou", zegt Gussje, „als het toch niet waar
gebeurd is, dan had ze het ook wel anders
kunnen bedenken. Dan had ze dien jongen
zijn toren wel kunnen laten bouwen inplaats
van hem dood te laten gaan; dan had ik
tenminste geen brok in mijn keel gekregen".
Moeder strijkt Guusje eens over zijn bolle
tje, het gesprek is hiermee afgeloopen. Mis
schien vergeet Guusje het verhaal wel weer,
nu hij er zich eenmaal over uitgesproken
heeft. Maar nu gaat het moeder niet zoo
gauw weer uit de gedachten.
Waarom ging de jongen dood - en waarom
bouwde hij zijn hoogen toren niet? Als je zelf
een boek leest leef je ook steeds in de hoop,
dat het maar goed af zal loopen. Zelfs als jë
het boek al kent en de treurige wending weet,'
wil je bij de blijde, hoopvolle gedeelten nog
maar gelooven dat het zoo blijven zal. De
filmmaatschappijen wisten wel wat ze deden,
toen ze het publiek bij elke film zijn „happy
end" gaven. Ook de „drakerige" romans en
tooneelstukken hadden steeds een blij einde.
We wenschen opgemonterd te worden, ver
trouwen te krijgen in een rechtvaardigen loop
der dingen. Daardoor ook vertrouwen te krij
gen in den goeden afloop van eigen leven.
Maar het leven zelf is anders. We zoeken
in boeken dat wat we zoo graag zouden wil
len hebben, dat, wat om ons heen zoo weinig
gebeurt. Het gelukkige slot. Het boek kan er
gens op een willekeurig moment afbreken,
„en toen waren ze gelukkig". In ons leven
zijn ook wel van die momenten, waarop we
gelukkig zijn, maar dat is dan niet „het slot"
van onze geschiedenis; we gaan weer verder,
licht en donker wisselen elkaar af. Het „nie
mand is gelukkig te prijzen voor zijn dood" is
een waarheid die al de happy end verhaaltjes
als bedriegerij ontmaskert.
En daar is tienjarige Guusje, die naar een
„menschenboek" grijpt om eens wat van het
leven te leeren kennen. En die dan al dade
lijk opstandig is, als dat leven hem de tranen
naar de oogen dringt. Hij zou heel voldaan
zijn geweest als de jongen zijn toren had ge
bouwd en verder „lang en gelukkig had ge
leefd". Maar dan had hij niets van het leven
geleerd. En wilde hij dat niet? Of wou hij
zich ook laten bedriegen?
In ieder geval: Guusje grijpt niet meer
naar moeders boeken, hij is er waarschijnlijk
wat angstig voor geworden. Hij heeft zoo zijn
eigen vage droomen over het leven dat hem
wacht, een leven waarin hij natuurlijk over
winnen zal. En dan in boeken te lezen over
zulke nare dingen die je aan het huilen ma
ken. Het leven van de volwassenen staat in
moeder's boeken niet zoo mooi en niet zoo
urootsch als hij het vermoedt. Hij wil die boe
ken daarom maar liever niet lezen.
Maar waarom zou kleine Guusje ook al in
de werkelijkheid moeten gelooven!
BEP OTTEN
Gevulde tomaten (4 personen): 6 stevige
tomaten. 1 ui, 1 bosje peterselie, bosje selde
rij, een klein blikje champignons, 60 gr. bo
ter, 1 kopje gekookte rijst, 1 ei, 30 gr. geraspte
kaas.
Snijd de tomaten in de breedte door, neem
het zaad er voorzichtig uit en leg de halve
vruchten in een platte vuurvaste schotel,
waarin de helft van de boter is gedaan. Hak
de ui, de peterselie en de selderij; smoor die
in de rest van de boter gaar, voeg er de ge
hakte champignons (deze kunnen eventueel
uit het recept weggelaten worden) en de rijst
bij, roer er dan het ei en de geraspte kaas
door. Vul met deze massa de uitgeholde to
maten en laat ze in een warmen oven gaar
en zacht worden; zorg er echter voor, dat ze
heel blijven.
Aardappelsla (4 personen): ongeveer 10
koude, gekookte aardappelen, 4 eetlepels sla
olie. 2 eetlepels azijn, wat peper, zout, mos
terd, 1 eetlepel fijngehakte peterselie, desver-
kiezend een gesnipperd uitje of preitje.
Snijd de koude aardappelen in plakjes.
Klop de olie met de azijn, het zout, de peper
en de mosterd door elkaar, meng de aardap
pelen door het sausje en laat ze hiermee
minstens 1 uur staan, om met de geur en
smaak te doortrekken. Roer er tenslotte ook
de peterselie en het zeer fijn gesnipperde
uitje of preitje door. breng de sla over in de
slakom en garneer ze desverkiezende met
partjes ei of dunne plakjes tomaat.