De Mysterieuse Apache.
Werkzaamheden aan de oude Maasbrug te Maastricht.
DE AANKOMST van kolonel Lindbergh met zijn echtgenoote te Reykjavik op IJsland.
De beide luchtreizigers begeven zich aan wal
DE NIEUWE ENGELSCHE GEZANT bij het Nederlandsche Hof,
sir H. Montgomery, is Woensdag te Hoek van Holland aangekomen.
De gezant met zijn familie.
CARLOS DE CESPEDES, de nieuwe
president van Cuba, dankt den Ame-
rikaanschen gezant als teeken van
erkentelijkheid voor de snelle tusschen-
komst van Amerika.
EEN MONSTERKAAS met ccn gewicht van 295 pond, werd vervaardigd
door dc Fa. C. van 't Riet te Aarlandervccn. Voor dit geweldige zuivel
product werden niet minder dan 1700 L. melk gebruikt, geleverd door
9 boerderijen. Dc kleine kaas er boven weegt 15 pond.
DE BOVENBOUW der oude Maasbrug te Maastricht is zoover
gevorderd, dat de brug voor het voetgangersverkeer is opengesteld.
TE BUSSUM hadden Woensdagavond op den Brink wedstrijden plaats voor transportfietsen. Een
HET S.S. „ROTTERDAM"' vertrok Woensdag uit Rotterdam met een groot gezelschap Nederlandsche
toeristen, voor een reis naar Portugal. De duizenden rolletjes serpentine die bij het vertrek van het schip
kijkje tijdens de race. Zouden de jongelui hun bestellingen ook ZOO vlug afleveren? naar den wal werden geworpen, vormden een veelkleurig gordijn.
FEUILLETON
ROMAN
UIT DE PARIJSCHE ONDERWERELD
DOOR H. LUCAS.
(Geautoriseerde vertaling van H. Houben.)
60)
„Ik herinner mij een ontploffing", begon
hfj. ,,'t Was aan het einde van een hevig
gevecht, dat den geheelen dag geduurd had
en dc helft der compagnie werd weggemaaid
Ik werd aan het. hoofd gewond kijk
maar". Hij streek zijn haar weg en liet een
breed lltteeken zien. dat dwars over zijn
achterhoofd liep. „En verder kan ik me
niets meer herinneren. Iemand moet me
ergens verpleegd en gevoed hebben, mij'
klccrcn hebben gegeven of iets dergelijks,
maar van dien tijd heb ik niet de flauwste
herinnering. Ook de rest was blijkbaar
hcclemaal uit mijn geheugen verdwenen. Ik
sprak er niet graag over een man zonder
verleden en zonder afkomst", hij zweeg
en trok peinzend de wenkbrauwen samen.
De man, nu Due de Selinnes genaamd
boog zich naar voren en greep de hand van
zijn broeder.
„Probeer het nu ook niet", gaf hij den
raad. „De specialist zegt. dat het mettertijd
terecht zal komen, maar je moet het niet
dwingen".
„Toen", vervolgde Raoul. „was ik in Parijs,
maar niet onder mijn eigen naam, dat be
grijp je. Ik was niemand, een man zonder
verleden of toekomst, zonder naam, zonder
geschiedenis. Ik droeg een versleten oude
jas en broek en een rood hemd", en hij
keek met ondeugend vermaak naar de on
berispelijke kleedij van zijn broer. „Ik had
'n paar francs in mijn zak, misschien juist
genoeg voor een week.
„En verder?" drong zijn broer verlangend
aan.
„Toen kwam ik op een of andere manier
In Belleville en tusschen de apachen terecht.
Daar vragen ze niet naar je levensgeschiede
nis. En zoo kon ik toevallig het leven red
den van één uit de bende, die zich „Les
Loups" noemde. Dat was het begin. Zij
waren ongebonden, deze jongens en op hun
manier moedig. Weldra werd ik hun leider.
Zij gaven mij den bijnaam: ..1' Etranger
Rouge, omdat ik niet wilde zeggen, wie ik
was en waar ik vandaan kwam. Natuur
lijk hadden zij geen flauw vermoeden, dat
ik het zelf niet wist, en ook wel om dat
wonderlijke roode hemd".
„Werd jij hun leider?" vroeg de Selinnes
en hij trachtte geen minachting in zijn toon
te leggen, maar bij dit deel van de geschie
denis was zijn gezicht steeds ongeruster ge
worden.
„Zooals je gehoord hebt. Maar ik veran
derde hun praktijken. Een zeker instinct, dat
mij bijgebleven was, denk ik, ofschoon ik
niet begreep, waar het vandaan kwam, leid
de me. Onder mijn aanvoering plunderden
zij alleen diegenen, die anderen hadden be
roofd. We stalen geld, dat aan de armen was
afgeperst. Ja Francois, 't klinkt theatraal
maar je hebt daar geen denkbeeld van.
Ik zal je bij gelegenheid wel eens staaltjes
vertellen. We gaven het den rechtmati-
gen eigenaars terug".
Hij zweeg en er speelde een bitter lachje
om zijn welgevormde lippen. „Wij straffen
waar de wet niet kon of 't is schande,
dat ik 't zeggen moet niet mocht straffen
en er zijn nu verschillende menschen, die
zich goed gedragen alleen uit angst voor
„Les Loups", dat verzeker ik je. In de ge
vangenis heb ik geleerd. Ik ben gaan be-
grijpen, dat ik goeddeels dwaalde en dat
onrecht nooit met onrecht kan worden her
steld. Ik zag dat toen niet in.
„Maar herinnerde je je dan nooit iets van
je verleden?"
„Soms heel vaag. Nu en dan, als ik met de
mannen te midden van lawaai en ruwe pret
ik denk, dat jij dat zoo zoudt noemen
zat te spelen of te drinken, leek het of er
voor een seconde een gordijn werd opge
trokken en dan ving ik een glimp op van wat
ik eens geweest was. Maar dat duurde nooit
lang, ofschoon het steeds vaker terug kwam
Als ik nu en dan met welopgevoede men
schen sprak, of op de Champs Elysées naai
de auto's met de rustige goedgekleede eige
naars keek, dan wist ik vaag, maar toch
zeker, dat ik niet altijd tot een apachebende
behoord had. Maar nu moet jij me vertellen
hoe je me teruggevonden hebt, Francois",
zei hij en hij leunde aandachtig achterover
in zijn stoel.
„Dat was een beschikking van hierboven.
Natuurlijk las ik de Débuzaak en ik heb
zelfs je portret in de krant gezien. Ik zag
toen wel een gelijkenis, maar hechtte er
geen gewicht aan, omdat er altijd en
overal iets was, dat me aan jou deed den
ken. Ik besloot echter naar de gerechtszit
ting te gaan. En daar zag ik jou jou den
broeder, dien ik dood waande, en dienik
steeds hopeloos betreurde. Je begrijpt,
wat je veronderstelde dood voor mij is ge
weest Raoul
Het bleef een oogenblik stil.
„En toen jij riep, had ik het gevoel, of
er een nieuw mensch in mij levend werd",
ging Raoul verder; „maar niet voordat jij
bij mij in de cel kwam wist ik, dat wij vroe
ger alles voor elkaar geweest waren. Want
jarenlang ben je alles voor me geweest
dat is zeker, Francois. En sindsdien kwamen
langzamerhand andere herinneringen te
rug".
„Toen ik je daar in de bank der beschul
digden zag, kon ik het niet gelooven. Ik
maakte me zelf wijs dat het zinsbegooche
ling was, een hersenschim, die voortkwam
uit mijn voortdurend denken aan jou. Maar
de gelijkenis bleef en ik riep je toe. Toen
ik bij je kwam en jij me eerst niet her
kende, was dit een vreeselijke slag voor me;
maar toen ik met je gesproken en je stem
gehoord had, wist ik, dat ik mij niet kon
vergissen. De rest was een kwestie van tijd.
Maar vertel jij me nu eerst eens, Raoul:
wat deed je dien avond in St. Cloud?''
Raoul's gezicht veranderde, zijn oogen be-
Éonnen te schitteren. „Dat wilde ik je juist
Jfcaan vertellen", antwoordde hij.
„Zie je, er is een dame in 't spel".
„Ha, een dame". Francois keek naar het
portret van een jonge, mooie vrouw in licht
satijn gekleed, dat boven het hoofd van zijn
broer hing!
„Deze deze dame kent me alleen als
een apache; ik ontmoette haar voor het
eerst in een café, waar de apachen bijeen
komen".
„Is het meisje dan ook een apache?" vroeg
de Selinnes in plotselinge vrees.
„Hemel neen! 't Is een dame. Zeker
Francois wat wij daaronder verstaan".
Dit met een stralenden glimlach. „Zij kwam
daar alleen uit nieuwsgierigheid, de nieuws-
gieriheid van een vreemdeling! Later
hebben we elkaar nog dikwijls ontmoet en
en zij heeft meer dan wie ook, de vage
herinneringen in mij wakker geschud. En
aan haar heb ik ook mijn leven te dan
ken".
De Selinnes maakte een gebaar van ver
rassing.
„O, dan bedoel je zeker, Mademoiselle
Wild? Heeft zij daarom zoo voor je gevoch
ten? Nu begin ik het te begrijpen". Hij zweeg
peinzend. „Een edele strijd. Zeg, houd ze
van je?"
Raoul Deligny aarzelde. Het beeld van
Cornelia zooals hij haar het laatst gezien j
had in de bezoekerskamer van de gevange
nis met har oogen vol tranen en smartelijl
vertrokken gezicht stond weer voor hem.
„Ik geloof, dat ik zoo gelukkig ben", ant
woordde hij met zachte stem.
De Selinnes strekte zijn hand uit en trol
aan een ouderwetsch schelkoord. „Raoul", ze)
hij eenvoudig, „daar moeten we op klin
ken".
Een lakei kwam binnen en de Selinnei
gaf een bevel. „De oudste, die we in d«
kelders hebben, Raoul" zei hij.
Een minuut of vijf later stonden de beide
broeders zwijgend ieder aan een kant van de
groote steenen schouw. „Op de gezond
heid van een dame uit duizenden", stelde
de Selinnes ridderlijk voor, toen ze met hun
glazen klonken.
„En nu had ik gedacht", ging Francois
op vroolijken toon verder, „Mademoiselle en
haar vader plechtig te gaan bedanken voor
alles, wat ze voor je gedaan hebben, hoe
wel ik er de reden niet van begreep".
Zijn broer glimlachte droevig. „Ik vlei me
zelf niet. dat Mr. Wild het daaroom deed",
antwoordde hij. „Ik ben hem uitleg, zoowel
als dankbaarheid verschuldigd. Ik hoop dat
hij de verontschuldiging van Raoul Deligny
voor de dwalingen van l'Etranger Rouge
wil aannemen".
„Ik zal mijn verontschuldigingen ook aan
bieden", zei zijn broeder droog
Raoul stond op en keek neer o? zijn
broer.
.Als je wilt, laat ons dan nu dadelijk dit
bezoek gaan maken".
De Selinnes lachte een weinig treurig. Hij
had zijn broer teruggevonden, maar lang
zou hij hem wel niet houden.
„Ik ben tot je dienst", antwoordde hij.
Deligny speelde met een knoop van zijn
jas.
(Wordt vervolgd).