INGEZONDEN. Rubriek voor Vragen. DONDERDAG 24 AUGUSTUS 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 9 Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie zich niet verantwoordelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst oj niet geplaatst, ivordt de kopij den inzender niet teruggegeven. DE A PLUS B-THEORIE. In het nummer van 17 Augustus beant woordt E. L. mijn kritiek op de door hem in het nummer van 2 Augustus uiteengezette A plus B theorie, welke in het nummer van 8 Augustus werd opgenomen. Hij volgt daarbij de methode, die wanneer men de gegeven ar gumenten niet kan ontzenuwen, de sterkste is, d.i. die argumenten volkomen te negeeren en dezelfde beweringen in een anderen vorm opnieuw te geven en dan ter afsluiting van het betoog nog den zin te plaatsen..Hetgeen door Ir. Nobel te berde gebracht werd naar aanlei ding van mijn eenigszins vaag betoog, meen ik hiermede te hebben beantwoord en weer legd". Het was intusschen alweer 10 dagen gels- dn, zoodat de lezers wel vergeten zullen zijn, wat ik tegen de theorie heb ingebracht. Daar om wil ik er op wijzen, dat in mijn kritiek nr- gens voorkomt, zooals E. L. beweert, dat de stelling van Majoor Douglas „dus" een onjuiste praemisse is. Ik heb dit alleen uitvoerig bewe zen, doch aan mijn bewijs heeft hij geen woorden verspild. Hij vindt het kinderachtig, dat ik uit de 15de alinea van zijn stuk van 2 Augustus de con clusie trok. dat de A plus B theorie voorheen niet gegolden heeft. Hij deelde daarin med;. „dat de koopkracht der gemeenschap niet meer in juiste verhouding staat tot de pro ductie, die de laatste eeuw steeds is toegeno men". Daar staat toch duidelijk, dat die koop kracht voorheen wel in juiste verhouding stond tot de productie, zoodat de theorie van Douglas toen niet moet hebben gegolden. Dit is alles, wat ik uit zijn betoog als ant woord op mijn bewijsvoering heb.kunnen op diepen. Daar E. L. het evenwel doet voor komen, dat het geheele betoog als een ant woord moet worden opgevat, zal ik voor zoo ver er nog nieuws in staat, ook hieraan eenige beschouwingen wijden. In de eerste plaats moet ik mij er dan over beklagen, dat hij mijn stuk in het nummer van 19 Juli niet heeft gelezen of het niet de moeite waard heeft geacht, daarover zijn meening te zeggen. Als hij het nauwkeurig had gelezen, zou hij zijn opmerking: „Ir. Nobel is klaarblijkelijk van de „oude school Volgens hem, begrijp ik het goed. is er geen vuiltje aar de lucht." niet hebben neergeschreven. Ik heb daarin aan het slot gezegd: „Men moet daarom om de crisis op te lossen de on dernemingen subsidieeren om ze in staat te stellen, de werklooze arbeiders in dienst te ne men en het kapitaal te vormen, dat noodig is om dien arbeiders volledig productief werk te verschaffen. Dat men tegelijk tusschen de loonen (en salarissen) onderling een betere verhouding schept dan tegenwoordig, dank zij de vrije prijsvorming, bestaat, is volkomen te rechtvaardigen, mits men er dan tevens voor zorgt, dat in de toekomst aan die verhoudin gen niet meer wordt getornd door partieele loonsverhoogingen en in het algemeen zoig draagt, dat het loonenniveau in zijn geheel op dezelfde hoogte wordt gehandhaafd". In het daaraan voorafgaande betoog heb ik uiteengezet, dat het prijzenniveau moet en kan worden opgevoerd door het hiervoor be- noodigde geld van Staatswege aan te maken- of desnoods te leenen. Het geld moet ver-- strekt worden op aannemelijke voorwaarden. Het is niet aannemelijk van dat geld rente betaling of zelfs terugbetaling te eischen, zoo lang de winsten der onderneming daartoe niet in staat stellen, maar zoodra door de prijsstijging met het verstrekte geld winst wordt gemaakt, is het wel aannemelijk, die winst op te vorderen- ter voldoening van af lossing en rente- Of de „oude school" hiermede accoord zal gaan betwijfel ik, want de oude school houdt immers vast aan de „vrije prijsvorming", die naar mijn meening de schuld draagt van het voortbestaan der crisis. Bij vrije prijsvorming is de normale toe stand, dat de wereld zich hetzij in een infla tieperiode of in een deflatieperiode bevindt, terwijl evenwicht tusschen het loonen- en het prijzenniveau alleen aanwezig is inde zeer korte overgangsperiode. Voor een in flatie, die niet door oorlog wordt veroorzaakt en bestendigd, bestraat een natuurlijke grens, voor een deflatie bestaat zulk een grens niet, zoodat zij alleen door oorlog tot staan kan worden gebracht en dan weer in een inflatie overgaat. Dit is de quintessence vanmijn betoog van 19 Juli, alleen -is daarin over. de rol, die de oorlogen -bij de vrije prijsvorming spelen, niet gesproken. Onder inflatie versta ik geldverruiming, nadat het prijzen niveau boven het loonniveau is gestegen, niet alle geldverruiming en dus niet de geldverruiming, die noodzakelijk is om een crisis tot staan te brengen. Onder deflatie versta ik een geld- inkrimping, nadat het prijzen niveau beneden het loonenniveau gedaald is, dus niet een geldinkrimping, die kunstmatig wordt teweeg gebracht, om een inflatie tot staan te brengen. Indien E. L. mijn stuk van 19 Juli gelezen had, zou hij niet hebben kunnen zeggen: „Hij vergeet intusschen toe te lichten, hoe het dan komt. dat er 'een zoo duidelijke stagnatie ont staan is en waarom die gehandhaafd wordt". Ik heb het hieraan toegeschreven, dat wij in een deflatieperiode verkeeren en dat in een deflatieperiode de kooplust beneden de na tuurlijke koopkracht blijft. Indien dit niet het geval was. zou de koopkracht in geld steeds dezelfde blijven, nu dit wel het geval is. gaat het prijzen niveau door een tekort aan koop lust naar beneden en daar de natuurlijke koop kracht evenredig met het prijzenniveau daalt, moet het prijzenniveau blijven dalen, omdat de kooplust steeds beneden de natuurlijke koopkracht blijft. De natuurlijke koopkracht is A plus B en blijft A plus B. maar A plus B wordt in geld voortdurend minder, doordat de kooplust steeds minder bedraagt dan A plus B. Dat wij in een deflatieperiode verkeeren is een natuurlijk gevolg van de voorafgegane oorlogsinflatie en dat de deflatie in de ver schillende landen op verschillende tijdstippen is ingetreden kan worden verklaard uit de groote verplaatsing van koopkracht, die een gevolg is geweest van de betaling van oorlogs schulden. Daardoor is b.v. in Noord-Amerika een ongekende bloei ontstaan, terwijl zich in andere landen reeds de kenteekenen van de flatie openbaarden. Zoodra evenwel ook daar de geldtoevloeiïng ophield, ging het prijzen niveau niet verder omhoog en verloren de ondernemers den moed ondanks het verbroken evenwicht tusschen prijzen en loonen de ar beiders in dienst te houden. Mijn betoog heeft op E. L. den indruk ge maakt, alsof ik zou meenen. dat „het publiek steeds voldoende geld in handen moet hebben om het totaal der geproduceerde goederen te koopen". Deze indruk is evenwel volkomen on - juist en mijn betoog geeft daartoe ook geener lei aanleiding. Mijn betoog hield zeer in het kort in, dat- alle koopkracht ontstaat uit de geldelijke op brengst van den verkoop der producten en door geld. dat daaraan in den vorm van pa piergeld door het krediet wordt toegevoegd of door den Staat in omloop wordt gebracht, terwijl ook goud of zilver, dat aan den be- staanden voorraad door productie wordt toe gevoegd, de koopkracht in geld kan verhoo- gen. De geldelijke opbrengst van den producten verkoop is een voortdurend of met tusschen- poozen vloeiende bron, maar kan het best wor den beoordeeld door van alle ondernemingen de opbrengst van een jaarproductie bijeen te voegen. Deze geldelijke jaaropbrengst komt in haar geheel in handen van de ondernemers of ondernemingen en wordt door deze weer overgedragen aan al degenen, die op die wijze een inkomen verkrijgen. Op deze wijze ont staat de koopkracht van de inkomens, want andere inkomens bestaan niet, behalve het inkomen van de ondernemers zelf. De koopkracht der inkomens wordt gedu rende het betreffende jaar gebruikt voor aan koop van producten, hetzij ten behoeve van verteringen of wat daarmede op een lijn is te stellen of ten behoeve van kapitaalvorming (productie van gebouwen, werktuigen, han delsvoorraden enz., enz.». Deze kapitaalvor ming geschiedt veelal niet direct maar langs den omweg der geldbelegging, niettemin is het toch dezelfde koopkracht, die in kapitaal wordt omgezet. Hetgeen de ondernemingen van de gelde lijke opbrengst overhouden, en dat is bij een loonend bedrijf meer dan de helft, verschaft haar de koopkracht om de voorraden grond en hulpstoffen weer aan te vullen en het vaste kapitaal in stand te houden en door nieuw te vervangen als het onbruikbaar is ge worden. Degenen, wier kapitaal nog geen ver vanging vereischt, stellen de koopkracht ter beschikking van anderen, die wel in dat sta dium verkeeren en zoo wordt ook hier langs den omweg der belegging de koopkracht in kapitaal omgezet. Wat zij daarna nog over houden vormt voor de particuliere onderne mers en aandeelhouders in ondernemingen het inkomen, waaruit zij de koopkracht put ten voor hun verbruik en voor kapitaalvor ming door belegging. Zoo vormt dus de totale geldelijke op brengst van het jaar de koopkracht van een jaar. Hoeveel geld daarbij te pas komt. is een kwestie van geldvoorraad en omloopssnelheid. die zich naar de behoefte regelen, indien niet door bijzondere omstandigheden door kunst matig invoeren van geld of oppotten en in trekken van geld de koopkracht wordt ver groot of verkleind. De totale koopkracht van een jaar is de totale geldswaarde van de reeds beëindigde jaarproductie, maar zij is tevens de waarde van de direct volgende jaarproductie, want de inkomens, voortspruitende uit loonen en salarissen, rente en pacht, worden door de belanghebbenden bij overeenkomst vooruit met de ondernemers bepaald en worden in eën tijd, waarin de ondernemingen loonend kunnen worden uitgeoefend en het prijzen niveau ongeveer standvastig blijft, op het bedrag van het vorig jaar gehandhaafd. De uitgaven, die de ondernemingen hebben te doen om het kapitaal in stand te houden, zijn ook ongeveer dezelfde als het vorig jaar, terwijl de ondernemer eveneens bij zijn ver teringen rekent met een inkomen, als hij in vorige jaren gemiddeld genoten heeft. Daarom zal in het volgend jaar de totale productie voor hetzelfde bedrag moeten wor den verkocht, dat zij in een vorig jaar heeft opgebracht, want indien men er meer voor zou eischen, zou een deel onverkocht blijven, omdat de koopkracht ervoor ontbreekt, al thans niet vrijwillig ervoor beschikbaar wordt gesteld. In een volkomen evenwichtige we reld zal daarom de natuurlijke koopkracht .steeds dezelfde moeten blijven, tenzij kunst matig kaopkraoht wordt ingevoerd of werke loos wordt gemaakt. Wanneer evenwel het prijzenniveau boven het loonenniveau ligt en dus de onderne mingen meer dan een normale rente voor liet daarin gestoken geld maken, zal de kooplust, voor kapitaalsuitbreiding en verteringen zoo groot zijn, dat aan de natuurlijke koopkracht door het krediet koopkracht wordt toegevoegd en daardoor het prijzenniveau in een volgend jaar hooger ligt. Dit werkt cumulatief met het gevolg, dat er gebrek aan arbeidskrachten ontstaat voor de bediening van al het ge vormde kapitaal, dat de loonen daardoor stij gen tot boven het prijzenniveau en de onder nemingen verlies lijden in plaats ran winst te maken. Zoodra evenwel liet prijzenniveau beneden het loonenniveau kómt te liggen, ontstaat precies de omgekeerde toestand en zet zich een cumulatieve daling van het prijzenniveau in. doordat de kooplust steeds beneden de natuurlijke koopkracht blijft en het prijzen niveau evenredig met de gebruikte koopkracht daalt. De natuurlijke koopkracht blijft altijd A plus B. maar zij wordt niet ten volle gebruikt en daardoor wordt "A plus B voortdurend kleiner Hoe verwarrend het betoog van E. L. op dit punt is. moge uit de volgende aanhaling blijken. ..De betalingen van een produceercnd be drijf kunnen ..gesplitst worden in twee groe pen: Groep A: Alle betalingen..., aan en ont vangen door personen, die op een of andere wijze bij het bedrijf werkzaam of betrokken zijn, en welke betalingen hun inkomen ver tegenwoordigen. Groep B: Alle betalingen gedaan aan an deren. zooals levering van werktuigen, ma chines. grondstoffen, verpakkingsmateriaal enz. en deze betalingen, voor zoover ze de koopende firma aangaan, maken duidelijk geen deel uit van haar inkomen, daar deze betalingen geen deel zijn van de inkomsten. Maar toch is de (verkoopsprijs het totaal dei- interne (A) en der externe (B) betalingen, dus A plus B. Hieruit volgt, dat de personen collectief bij het bedrijf betrokken, in welke hoedanigheid ook. niet in staat kunnen zijn het door hen geproduceerde te koopen, aangenomen, dat zij dat zouden wenschen te doen. Dat dus het inkomen van de gemeenschap ontoerei kend is om de goederen in en door de ge meenschap voortgebracht, op te nemen". De verwarring wordt verkregen door in komen en koopkracht te verwarren, want het gaat niet om de vraag, hoe groot het geza menlijk inkomen is, maar het gaat erom. hoe groot de gezamenlijke koopkracht is en het is wel duidelijk.-dat de betalingen van groep B wel degelijk voortspruiten uit expresselijk daarvoor gereserveerde koopkracht. Het doet mij genoegen, dat, hoe oneens wij het ook zijn over de waarde van de A plus B theorie, er toch in onze conclusie punten van overeenkomst zijn. want ook ik ben van meening, dat het zoo niet langer voort mag gaan en dat „bezuinigingsmaatregelen, ge nomen binnen het kader van het heerschende systeem de koopkracht van het publiek slechts zullen en in toenemende mate. kun nen verminderen". Dat hiervoor krediet moet worden gegeven, ben ik blijkens het bovenstaande ook met hem of liever met zijn leidsman Douglas eens, maar het schijnt mij beter het Producenten Crediet hiervoor uit te breiden dan Consumen ten Crediet in te voeren, te meer, omdat ik mij niet kan voorstellen, welke consumenten voor dit doel crediet zouden willen nemen, tenzij bij hen de bedoeling daarbij voorzit, het geld niet terug te betalen. Ir. C. NOBEL. Haarlem, 18" Augustus 1933. DE VLAGGEN UIT! Hooggeachte Redactie, Verzoeke beleefd een plaatsje in Haarlem's Dagblad voor wat hier volgt. Toen ik een jongen was. bestond er in mijn geboorteplaats Heerenveen een mooie ge woonte. Wanneer er in een familie eer. brui loft werd gevierd, staken niet alleen de be woners van het betrokken huis de vlag uit. maar dat deden de drie a vier buren aan weerszijden en de overburen ook. Wat was dat aardig en hartelijk! En wat gaf het een prettige omlijsting aan dien bruidstoet, als die uitging naar de Grove- stins het gemeentehuis en een uurtje later weer in huis ierug keerde! Hadden dan al die 13 a 17 buren en over buren een vlag, zul je verwonderd vragen. Ja. dat hadden ze. In dien tijd 65 jaar ge leden behoorde een dundoek in Friesland tot den uitzet van de bruid of tot de nood zakelijk door het jonge paar aan te schaffen benoodigdheöen. Ik herinner mij mijn moe ders tweeden huwelijksdag 'k was toen tien jaar hoe er nog meer vlaggen op de Dracht uitwoeien dan gewoonlijk bij zoon gelegen heid. doordat In die straat velen van onze familie woonden: hoe er kransen hingen om den spiegel en de schilderijen in de woon kamer; hoe Moeder uit een met roosjes ver sierd kopje dronk en hoe er op de tafel een mahoniehouten tabakspot stond met heere baai van Taconis, waarmee mijn stiefvader zijn bruigomspijp. versierd met kleurige lint jes en strikjes, stopte. En hoemaar ik schei uit. want 't is mijn bedoeling niet om tot het eind over een Friesche bruiloft te vertellen, ik wilde Haarlem's menschen er alleen maar op wijzen, hoe vroolijk en feeste lijk dg straten er zullen uitzien, als er op 31 Augustus vlaggen waaien, als er heel veel meer vlaggen wapperen dan gewoonlijk op Koninginnedag, als uit bijna alle huizen de vlag in den wind klapt ter eere van Haar die dar. 35 jaar met eere regeert. Wat is het toch jammer voor ons zelf. dai wij. een volk van zeevaarders en wereldreizi gers. ons aan 't vlaggen hebben ontwend, ja in 't oog van buitenlanders voor vlagschuw doorgaan. Houden we niet meer van onze mooie vlag? Och. jawel, maar er zijn er zoo veel. veel te .veel lakschen of die 't vlaggen aanstellerig vinden. Laten die eens kijken bij de Denen, de Noren en de Zweden, die bij ieder familiefeest, net als de Friezen vroeger, de vlag laten wapperen. Maar. zei mij een voorzichtige broeder, mogen wij de lui van de roode vlag wel aanstoot geven? Ja. als ie daar bang of te bescheiden voor bent. kruip dan maar heelemaal in je schulp. Of.... denk aan De Genestet's woord: ..Wees u zelf. sprak ik tot iemand, maar hij kon niet, hij was niemand". Geloof me. wie eens de vlag heeft uitge stoken. die doet het meer. die kan 't niet meer laten. En dan is er nog iets. Is er wel mooier samenhoorïgheidssymbool voor ons die in de penarie zitten, erg verdeeld zijn en toch één willen zijn. dan ons blinkend rood- wit-blauw en ons pittig oranje-blanje-bleu? Wat zou Haarlem er op 31 Augustus heer lijk uitzien, als alle huizen vlagden! Daarom Jan, naar het dakvenster op 31 Augustus, de vlag uit! K. ZWART. Wat doen de menschen ook met dat af braak langs den weg? Vaste standplaats. In Bloemendaal mag je op straat wel room ijs verkoopen. maar je mag als ijscoman met je wagen geen standplaats innemen, tenzij met vergunning van B. en W. en tegen be taling. Nu staan er bij het dierenpark een paar ijscomannen met- vergunning, maar een der de scharrelde daar met zijn wagen rond zon der vergunning, kwam er een ijscoliefhebber, dan hield hij halt en bediende den klant, kwam er weer een. dan bleef hij standhou den en hij vertrok pas weer. als alle ijscobe- geerigen waren verdwenen. Zoodoende bleef hij wel eens een kwartiertje op dezelfde plaats en daarvoor was hij bekeurd. Mr. van Dam kwam hem verdedigen en betoogde, dat stilstaan niet hetzelfde is als een standplaats innemen, waarbij hij zich beriep op een uitspraak van den Hoogen Raad. De man mag verkoopen, zegt pleiter, maar om te verkoopen moet hij stilstaan; een standplaats innemen is je ergens neer zetten en wachten tot er klanten komen. Pleiter vroeg dus vrijspraak, nadat het open baar ministerie f 3 boete had geëischt. Mi-, van Löben Seis gaf een beslissing van principieelen aard. Als B. en W. van Bloemendaal standplaat sen verpachten, beteeker.t dat zoo besliste hij dat andere ijscolieden dan de pachters daar niet mogen verkoopen. Hij besliste, dat als iemand met zijn ijscowagentje over een kleine oppervlakte bij de pachters ronddraait geacht moet worden, dat hij daar ook stand plaats inneemt. Standplaats innemen wil niet zeggen, dat men zich niet zou mogen verplaatsen. De ijscoman werd veroordeeld tot f 3 boete. Voor den Kantonrechter. DE KILOMETERVRETER. 'i. Is eigenaardig: de heer studeerde in het administratief recht en je zou. zeggen, dat hij een bezadigd mensch geweest moest zijn, want heb je ooit iemand ontmoet, die ad ministratief of ander recht met overmatige snelheid studeerde? Maar er zijn meer tegen strijdigheden in de wereld en dit zullen we dan maar als verklaring aannemen voor het feit. dat onze student zich met overmatige snelheid had voortbewogen, niet in den dool hof' van het recht, maar per automobiel op den Wagenweg. We zullen ons niet in beschouwingen ver diepen ove.r het mogelijk nut van auto rennen en renauto's. maar ik betwijfel toch of er iTnnand is behalve genoemde student, die het nut zal bepleiten van hef voortsnel len met een honderd kilometersvaart over den Wagenweg 's avonds om 8 uur op 19 Juli, dus midden in den zomer. De inspecteur van politie die hem had ge zien. gaf in zijn proces-verbaal een levendige beschrijving van de wijze, waarop de heer zich verplaatst had. Hij zei: „'t Was als een wind stoot; de bestuurder zat met fladderende haren en nauw was hij gepasseerd, of hij was weer uit het oog". Er waren menschen langs den weg, die meenden met een adspirant zelfmoordenaar te deen te hebben en zij hadden wenschen, die in die richting gingen, doch de renner is er heelhuids afgekomen, terwijl hij ook lijf en goed van anderen heeft gespaard. De plaatsvervangende kantonrechter Mr. v. Löben Seis was echter over het experiment slecht te spreken. Hij noemde het niet on voorzichtig, maar misdadig om over den Wagenweg, waar. als gewoonlijk, een druk verkeer was en waar dwarsstraten zijn, met een -zoo duizelingwekkende snelheid te rijden; dergelijke automobilisten zijn het. die het automobilisme in discrediet brengen en een dc-orloopend gevaar opleveren. Het is onmo gelijk om, naar verdachte beweerde, bij zoo'n vaart binnen 7 mster te stoppen; een auto, die met een snelheid van 25 M. per seconde voortijlt kan geen plotseling gevaar door stoppen vermijden. De ambtenaar van het openbaar ministerie vond de overtreding ook zeer ernstig en eischte f 100 bcete met een voorwaardelijke ontzegging van het recht om een auto te be sturen voor den tijd van een jaar. De kantonrechter deed er nog wat bij en veroordeelde den student, die al meer voor een dergelijke overtreding was gevonnist, tot f 200 boete en drie maanden ontzegging, maar onvoorwaardelijk. Invaliden. Je ziet rare auto's langs den weg scharre len vehikels, waaraan je het veege lijf maar liever niet toevertrouwt; ze kraken en steu nen van ouderdom en 't kan je alleen maar verbazen dat er nog niet meer ongelukken gebeuren. Gelukkig waakt de verkeerspolitie en houdt de oude beestjes staande, waarbij dan verborgen gebreken aan den dag komen. Zoo was er een met een stuurrad, dat je eerst meer dan een kwartslag moest omdraaien voordat je verandering in de richting be speurde; een ander had geen voorrem en de achterrem werkte niet, zoodat je die maar moest laten uitloopen om hem tot stilstand te krijgen; een derde kon bij een snelheid vah 40 K.M. eerst op 26 M. tot stilstand wor den gebracht. Al die lieden kregen boeter van f 25 en daarboven, meer dan de hee'.e auto waard was. i DUIDELIJK GESTELDE VRAGE'I van alle Abonné's van Haarlem's Dagblad, worden door een specialen Redacteur en zijn talrijke medeiverkers zoo mogelijk en ten spoedigste beantwoord. De vragen moeten worden geadresseerd aan de Redactie, Groote Houtstraat 93. met duidelijke vermelding van naam en icoon plaats. Vragen, waaraan naam en adres ontbreken, worden terzijde gelegd. De antwoorden worden per auto GEHEEL KOSTELOOS thuis bezorgd. De namen der vragers blijven redactie geheim. RECEPTEN. VRAAG. 1. Hop kan ik öe kleuren van mijn looper opfrisschen? De hoofdkleur Ls terra. 2. Om den stans van mijn lamp' zit grijs zijden koord gewonden. Dit is vuil geworden. Hoe krijg ik dat schoon? ANTWOORD. 1. Schuier den looper stevig af met een mengsel van 4 deelen lauwwarm water en 1 deel ammonia. Laai stil buiten in de scha duw drogen. 2. Kunt gij er het koord gemakke lijk afnemen en weer omwinden, leg het dan 5 minuten dichtgedekt In een steenen kom met wasclibenzine. Laat in de schaduw drogen. Dit moet buiten geschieden en natuurlijk geen vuur of licht in de nabijheid. Gaat dit niet. dan af wrijven met een propje in aether gedoopte wat ten .Ook in de schaduw drogen. VRAAG. Hoe verwijdert men vlekken van vliegenlijm uit een licht oranje zijden lampe- rk'ap? ANTWOORD. Bet de vlekken voorzichtig met «en prop watten, die gij in gezuiverde spiritus hebt gedoopt. Bet dan met droge, schoone doe ken droog, als de vlekken er uit zijn. anders ont staan er kringen. VRAAG. Kan men bramenjam, die met maï zena aangemaakt is, eenige maanden bewaren, of moot het met gelatine gebeuren? ANTWOORD. Als gij de jam op de volgende wijze maakt, kunt gij ze lang bewaren. Genoodigd voor 1. K.G. bramen G f/2 ons suiker en desgewensehl 1/2 d.L. gezeefd citroen sap. Maak do bramen schoon en wasch ze goed af. Doe ze met de suiker in een goed geëmail leerde pan en breng ze, met deksel er op. aan de kook. Laat. zonder deksel, en af en toe roerend, inkomen, tot 't zoo dik is, dat een druppel ervan, die gij in een kopje koud water laat vallen, niet uitvloeit, maar in zijn geheel naar beneden zakt. Neem er dan. van het vuur. vlug het schuim af en vul er, zoo heet mogelijk, de uitgekookte en goed schoongemaakte potjes mee. Sluit da delijk met vochtig perkament af. VRAAG. Ik heb veel last van mieren in huis. Wat kan ik daartegen doen? ANTWOORD. Leg hier en daar een stukje kamfer (geen naplualine) en een stukje citroen schil. Doe door het water, waarmee de vloeren worden opgenomen, altijd een scheutje creoiln. Vervolgens bespuit gij de mieren, die in het ge zicht zijn. met een verstuiver met bijbehooren- de vloeistof (eetwaren, bloemen en planten voor af verwijderen: geen vuur Sn het vertrek). Gij zult er dan spoedig geen last meer van hebben. VRR.VG. In een roodgranieten aanrecht zijn kringen. Hoe krijg ik die weg en hoe maak ik graniet weer mooi? ANTWOORD. Boen de rechtbank met wat zeepsop stevig af en als deze goed nat is, flink afschuren met den platten kant van een puin steen. Op deze wijze wordt een granieten aan recht goed onderhouden, blijft mooi glad cn zal geen kringen vertoone», VRAAG. Hoe verwijdert men ketelsteen uit een electrischen waterketel? ANTWOORD. Doe in den ketel gelijke deelen zoutzuur en kokend water en laat dit er een half uur in staan. Giet het er dan uit en spoel den ketel eenige malen flink om. Neem het eer- water, dat gij er daarna in kookt, niet voor vendig gebruik. Na een week nog eens her halen. VRAAG. Hoe moet men een juweelen broche, in zilver gevat, schoonmaken? ANTWOORD. Doop een schuiertje van echt haar in lauw zeepsop en borstel daarmee de broche af. tot zij goed schoon is. Spoel flink met schoon, koud water na en bet met schoone, zachte doeken droog. VRAAG. Hoe maakt men c-en ongevoerd visch costuum van zware gele gabardine waterdicht? ANTWOORD: Hei meest afodende het pak te overen met mosetig battist, verkrijgbaar bij enkele drogisten. Dit is zeer dun. heel sterk en laat absoluut geen water door. Ook kunt gij het pak tweemaal door een ivarme zc-epoplosslng halen van 2 ons zeep op 15 L. water en daarna tweemaal door een war me aluinoplossing van 2 ons aluin op 15 L. wa ter. Druk het dan een beetje uil en laat drogen. VRAAG. 1. Hoe maakt men een licht beige regenmantel schoon? 2. Ken zwart marmer :lokje is vet geworden van het aanpakken. Hoe maak: men dal schoon? 3. Kan men cake bak- n zonder oven? Zoo ja. hoe? ANTWOORD. 1. Gij bedoelt zeker een gummi mantel? Stevig afsponzen met een spons met lauw zeepsop: met schoon water nasponsen en met droge doeken wat droog betten. 2. Neem het marmer stevig af met een zeepsopje en droog het goed af. Den volgenden dag wrijven me: bci v.es. die gij rnet een welnigje terpentijn u i heir, en nawrijven met flanellen doo- 3. Ja. het kan ook in een dubbele pan. de z.g. wonderpan. Dit moet geschieden op een kleine gaspit, waarover een asbestplaatje Is se- legd. Aan weerskanten bakken. VRAAG. I. Bij het visch bakken heb ik sla olie gemorst op een roode Crêpe japon. Ik heb het certst met grauw papier gestreken, toen in schoon water en later in waschbenzlne gewns- schen, maar niets hielp. Wat moet ik er aan doen: ANTWOORD. Nu er reeds zooveel aan gedaan L>. vreezen wij. dat de vlekken er voel te vast ingewerkt zijn en niet meer verwijderd kunnen worden, maar probeert U noc het volgende. Log de Japon enkel cn gladult. met de vlekken naar boven, op oen schoone. in vieren gevouwen, schoone handdoek. Roer rauwe stijfsel met koud water tot een dikke pap. zonder kluitjes en leg een flinke laag hiervan op de vlokken. Kilt stil Sn de schaduw liggen, tot de stijfsel volko men droog is. Haal die er dan voorzichtig af en schuier na. VRAAG. I. In mijn cocoslooper zijn vetvlek ken. de er met geest van salmiak niet uitgaan. Weet u geen middel? 2. In een donkerblauwe hee renpantalon zit een harde plek; vermoedelijk vernis. Ik heb geprobeerd die met terpentijn cn met benzine te verwijderen en het is wel Sets minder geworden, maar het blijft nog een hardo plek. Hoe krijg ik die weg? ANTWOORD. 1. Roer gemalen pijpaarde met koud water tot een dikke pap zonder kluitjes. Leg een dikke laag hh-rvan op de vlek en Iaat std. minstens 24 uur. drogen. Haal dan do droge, harde pijpaarde er af en schuier na. Zoo noodig, nog een- herhalen. 2. Lee de vlek enkel en glad- Uit op een schoteltje en overgiet met brandspi ritus. Laat zoo een poosje liggen, tot de vlek op gelost Is cn gij haar er kunt uitwrijven. VRAAG. 1. Het leer van een fauteuil wordt kaal. Hoe is dat weer goed te krijgen? 2. Voor de wasch schaven wij een stuk zeep en laten dit geheel goed oplossen. Toch krijgen wij vlek ken in het waschgoed. die er niet weer uitgaan. Ligt dit aan de kwaliteit van de zeep of moge lijk aim den waschketel? Vroeger had ik nooit dergelijke vlekken. ANTWOORD. 1. Met was in de kleur van het leer en vooral niet te dik. Wrijf het leer hier mee stevig In. maar neem niet te veel was. Met zachte doeken nawrijven. tot het leer glad Is en niet meer kleverig. 2. Dit kan aan de zeep liggen, of wol aan den waschketol. ook is het mogelijk, dat het goed te vast In elkaar is gedrukt: dat Ls zoo uit de verte niet uit te maken. Leg een oude doek In den ketel om: probeer eens andere zeep cn zorg. dat het goed niet teveel in elkaar wrdt gedrukt. Waarschijnlijk wordt het dar. wel beter. VRAAG. Hoe verwijdert men roestvlekken uit Twisted matten? ANTWOORD. Maak op oen schoteltje van zu ringzout (vergift) met koud water een dik papje, Leg dit op d» roestvlekken en laat 5 minuien inwerken. Spoeol dan met ruim koud water het zout er volkomen uil Zoo noodig. nog eens her halen. VRAAG. Ik heh veel last van mieren In huls, zelfs in kasten en trommels. Het nest ia niet te vindon en gieten met kokend water had geen resultaat. Weet U een heter middel? ANTWOORD.* Doe door het water, waarmee vloeren, enz. worden opgenomen steeds een scheut creoiln. Leg hier en daar een stukje kam fer (geen naftallne) neer en ook stukjes citroen schil. Bestuif de pla&tden, waar de mieren het meest voorkomen met con verstuiver met bij- behoorendc vloeistof en als gij weer mieren ziet, dadelijk bestuiven. GIJ zult er dan spoedig geen last meer van hebben. Voor het verstuiven eet baren. planten en bloemen verwijderen en geen uur in het vertrek. PLANTEN. VRAAG, Mijn Geraniums groeien erg in de hoogte. Kan ik ze nu stekkèn en hoe moet ik dat doen? ANTWOORD. Ja,zoo i&poedig moirelijk.Gij neemt de Jonge soheuten van 4 a 5 bladoren lengte, snijdt die onder een knoop (lid) af en plaatst ze in een pot, gevuld met 3/4 rivierzand en 1:4 blaclaarde. Den eersten tijd vochtig houden. Gij kunt ze binnen onder glas zetten; misschien maken zij ook nog wol wortel, al# gij ze buiten op eon warm hoekje zet. VRAAG. Mijn Azalea, vorig najaar gekocht, hooft prachtig gebloeid en staat sedert einde Mei in den tuin. lloo moet Ik haar nu vorder behan delen om weer in bloem lo krijgen? ANTWOORD. Hebt gij haar wel voldoende ater en niest gegeven? Gij kunt haar tot begin October buiten laten, daarna des nachts binnen en overdag buiten tot half October en vervolgens in een niet verwarmde kamer in het volle licht, zoo frisch on koud mogelijk, maar geen vorst. BELASTINGZAKEN. VRAAG. Eenige weken geleden ontving Ik mijn aanslag Ink, on verm. bel. 1032/33. l Sep tember a.8. Ka Ik mIj vestigen ln Hilversum. 1. Kan lk deze belasting betalen, zonder dat do gemeente Hilversum ook haar deel vordert? 2. Mijn aangifte voor 1033/34 heb lk reeds go- daan. Wanneer nu straks de aanslag komt, moet ik dan in één of beide gemeenten gedeeltelijk ontheffing vragen? ANTWOORD. 1. Waar men op 1 Mei woont, is men voor hot geheele belastingjaar bela.stlng- pllchtig. 2. Dit geldt ook voor Uw aanslag 1983- 1934. Er is dus geen réden om ontheffing te vragen aangezien gij te Hilversum niet op nieuw wordt aangeslagen. RECHTSZAKEN. VRAAG. Is het wettelijk mogelijk, dat een minderjarig meisje een eigen zaak begint. ANTWOORD. Ja. mits de noodigo formalitei ten In acht genomen zijn. VRAAG. Een huurder (niet onbemiddeld) heeft nog K maanden huur aan een huls. waar hij af wil. De elg«nnar wil het contract niet ontbinden. Als de huurder nu toch vertrekt, op welke wijze kan de verhuurder hem dan doen vervolgen? ANTWOORD. Door dagvaarding. zoonoodig met beslag, llet is gewenscht dit niet te lang uit te stellen, daar. als de meubels langer dan 14 dagen uit het htlLs zijn, het beslag niet meer mogelijk is. VRAAG# 1. Mijn zuster van 24 jaar Is ver loofd. Haar verloofde wil een zaak openen en die oi> haar naam zetten.' omdat hij failliet is. Kan dit voor haar nog moeilijkheden opleveren, als de verloving uitraakt? 2, Indien het even tueel voor het gerecht mocht komen, zijn dan haar onbemiddelde ouders voor haar aanspra kelijk? ANTWOORD. 1. Ja. 2, Neen. VRAAG. Een Jongmonsch heeft van de zuster zijner moeder een le^int van f 1000 geërfd. 1. Heeft de notaris het recht de successierechten meteen af te houden, of moet de f ÏOOO uitbe taald worden en ontvangt hij bericht van den Ontvanger der successie hoeveel hij moet be talen? 2. Er wordt 19 1/2 pet. berekend. Is dat goed? 3. Hoeveel tijd duurt het gewoonlijk, voor dat men bericht van den Ontvanger der Successie krijst? ANTWOORD. 1. In de practljk geschiedt het cd* zoo. dat de rechten worden .«fg-houden en jaM. Naar .-:reng recht moet eigenlijk ten uitgekeerd worden. 2 Ja. 3. Acht maanden na het overlijden,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 9