Parade te den Haag. - De hefbrug bij Spijkenisse geplaatst.
De schat In 't oude Holland
HET BEWEEGBARE GEDEELTE voor de hefbrug bij Spijkenisse is Donderdag op ziju plaats
gebracht. De werkzaamheden voor het bevestigen van het gevaarte.
ALS VOORBEREIDING van de groote parade» welke ieder jaar op Koninginne
dag te den Haag gehouden wordt, had Woensdag in de residentie een vóórparade
plaats»
NANIVDEKAR, een der bekende
schermers van Britsch Indic vertoeft
thans in Londen teneinde een tournee
door Engeland te maken. 'Nanivdekar
gebruikt twee zwaarden, in iedere
hand een.
MISS SUNNY LOWRY heeft den
swemtochtvankaapGrizNez (Frankrijk)
naar Dover volbracht in den tijd van
15 uur en 40 minuten.
DE WERKZAAMHEDEN
voor den bouw van de
brug over de Zaan ten be
hoeve van den primairen
weg Haarlem Wormer-
veer zijn in vollen gang.
Een overzicht.
NIEMAND werd overge
slagen bij de jaariijksche
straafccollecte voor de vcr-
eeniging „Blinden-penning"
welke Woensdag te Am
sterdam werd gehouden.
LEEUWARDEN is Woensdag door een ern-
stigen brand geteisterd, waarbij een opslag
plaats en acht woningen geheel of gedeeltelijk
verwoest werden. Voor de blusschingswerk-
zaamheden bestond groote belangstelling.
DE BEKENDE Nedcrlandsche actrice
mevrouw Charlotte Kohier, is Woens
dagavond van haar Indische tournee
per K.L.M. vliegtuig in Holland terug
gekeerd. Mevr. Köhler stapt uit het
vliegtuig, verwelkomd door haar echt
genoot, den regisseur Dcfresne.
EEN DETAIL uit den klcurigcn „klcc-
dcrdrachtcn-optocht" te Salzburg,
waaraan ongeveer 3000 personen deel
namen.
FEUILLETON
(Een geval uit de praetijk van
Wil J. Sanders, detective).
door UDO VAN EWOUD.
(Nadruk verboden.
3)
„Ben je dus werkelijk van plan er persoon
lijk heen te gaan?" vroeg nu een der andere
lieeren en gedecideerd klonk van Dobben's
antwoord: „Zeer zeker! Dezen zomer nog.
Ik heb al met m'n compagnon afgesproken,
dat we ditmaal onze zomervacantie eens in
Oost-Pruisen zullen doorbrengen. Het schijnt
daar trouwens, ook zonder verborgen schat,
zeer bezienswaardig te zijn, zoodat onze reis
nooit geheel vergeefs behoeft te zijn".
„Als ik Je een goeie raad mag geven, van
Dobben", liet nu een ander zich hoo.ven, „zou
ik dat verhaal van dien schat maar niet aan
de groote klok hangen. Zooals we hier zitten,
zal het misschien niet worden oververteld,
maar er zijn waarschijnlijk menschen ge
noeg. die er ook wel een reisje voor over zou
den hebben om dat fortuintje machtig te
worden".
„Zoo'n vaart zal het wel niet loopen", ant
woordde de aangesprokene lachend, „maar
overigens hoop ik je raad toch ter harte te
nemen. Ik hoop. dat Nieuwenhuis zoo ver
standig is geweest er geen woord over los te
laten, want als de kranten er achter komen,
is mijn leed niet te overzien. Het bericht over
de vondst van het kistje heeft waarachtig
ook al in de Duitsche bladen gestaan. Giste
ren kreeg ik althans een nummer van een
Berlijnsche krant toegestuurd met een be
geleidend schrijven van een oudheidkundige,
die me om nadere inlichtingen met betrek
king tot den inhoud van de documenten ver
zocht. Ik zal hem voorloopig nog maar wat
in het onzekere laten, maar ik heb me er
toch over verbaasd, hoe gauw dergelijke be
richten over de wereld bekend zijn".
Op dit oogenblik maakte een der heeren
de opmerking, dat het tijd werd om naar de
vergadering terug te keeren. Men riep een
kellner om af te rekenen en eenige minuten
later was de box naast mij verlaten.
Zonder dat de heer van Dobben het ver
moedde. had hij de pers, die hij zco graag
buiten het geval wilde houden, deelgenoot
gemaakt van zijn, reeds min of meer publiek
geworden geheim. Voorloopig lag het echter
niet in m'n bedoeling van de mededeelingen
aan 2ijn collega's een onbescheiden gebruik
te maken.
Dat hij mij reeds eenige dagen later per
soonlijk inlichtingen zou geven, welke hij
nu zoo angstvalilg voor de krant meende te
moeten verzwijgen, daarvan had ik op dit
oogenblik nog niet het flauwste vermoeden.
De man met dc geruite pet.
Het is hier de plaats den lezer een en an
der mee te deelen over mijn vriend Wil San
ders, die zoo nauw bij den verderen loop der
gebeurtenissen werd betrokken.
Mijn vriendschap met Sanders dateerde
reeds van den zonnigen Septembermorgen
af. waarop wij beiden voor het eerst de twee
de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen
cursus te Amsterdam betraden. Van dat tijd
stip af waren wij bijna altijd samen geweest.
Beiden herhaalden we de vierde klasse van
de H.B.S., jarenlang speelden we broederlijk
naast elkaar in dezelfde voetbalclub, te za-
men rolden we door ons eind-examen en
meer dan eens waren we verliefd op hetzelf
de meisje, zonder dat dit aan onze vriend
schap ook maar iets vermocht af te doen om
de eenvoudige reden, dat de betreffende jon
gedame er gewoonlijk de voorkeur aan gaf
haar liefde te verpanden aan iemand met
wat soepeler opvattingen van- zijn vrienden
plicht.
Samen ook tenslotte hadden we onze in
trede gedaan in de maatschappij, maar hier
hadden onze wegen zich gesplitst. Wel had
den wij beiden een betrekking gekregen als
volontair, maar Sander's leerlingenkruk
stond in het hoofdbureau van politie, terwijl
mij met de noodige bereidwilligheid een zeer
bescheiden plaatsje werd ingeruimd op het
redactiekantoor van de „Mercuur". Ik be
hoef hier wel nauwelijks aan toe te voegen,
dat deze omstandigheid in niet geringe mate
heeft bijgedragen tot een goede verstandhou
ding tusschen politie en pers, waarop in de
betrokken vakkringen steeds zoo wordt aan
gedrongen. Vooral toen mijn vriend Sanders
het, dank zij de scherpzinnigheid, waarmee
hij eenige even gecompliceerde als myste-
rieuse gevallen tot klaarheid wist te brengen
in den kortst mogelijken tijd tot inspecteur
der centrale recherche had gebracht, kreeg
ik meer dan eens gelegenheid het toeval te
prijzen, dat mij op den zonnigen September
morgen, waarvan ik hierboven reeds gewaag
de, een plaats had aangewezen naast den
later tot ver over de grenzen van ons land
bekend geworden criminalist.
Herhaaldelijk heb ik in die dagen van zijn
verbintenis aan het bureau der centrale re
cherche met hem samengewerkt en dat ik
daarbij menige kolom copie voor mijn blad
verzamelde, laat zich begrijpen. Ik behoef in
dit verband slechts te verwijzen naar onze
belevenissen in de zaak van den geheimzin-
nigen moord op den bankier van Hypotheek
en Voorschotbank, den heer Leuvensteyn,
waarbij de ontdekking van den dader- door
Sanders onder het krantenlezend publiek
enorme sensatie verwekte.
Ruim een jaar nadat de rechter in deze
geraffineerde moordzaak vonnis had gewezen
zegde Sanders den politiedienst echter vaar
wel. Een onverwachte erfenis van een haast
vergeten familielid stelde hem in staat een
sinds lang gekoesterden wensch in vervulling
te doen gaan en zich als particulier detec
tive in de hoofdstad te vestigen. De reputa
tie, welke hij zich in een tiental jaren tijds
als inspecteur der centrale recherche verwor
ven had, vormde voldoende waarborg, dat hij
ook als particulier speurder een ruim bestaan
zou kunnen vinden.
Reeds sinds lang werd in die dagen te
Amsterdam de behoefte aan een bekwamen
detective gevoeld. Niet natuurlijk door de
belanghebbenden in echtscheidingszaakjes
en andere duistere affaires, waarmee vele, in
de hoofdstad zoo overtalrijke „recherche- en
informatiebureaux" zich plegen bezig te hou
den, maar voornamelijk in belangrijke kwes
ties van crimineelen aard, waarbij de be
trokkenen er om verschillende redenen de
voorkeur aan gaven niet onmiddellijk de po
litie in den arm te nemen.
Onder deze omstandigheden was het be
grijpelijk, dat Sanders de banden, welke hem
aan het Amsterdamsche politiecorps bonden,
niet geheel en al verbrak. Meer dan eens toch
kwam het voor, dat hij de schat van gege
vens, waarover de centrale recherche be
schikte en welke hij in zijn inspecteursjaren
mede had helpen verzamelen, niet kon ont
beren, terwijl anderzijds de autoriteiten,
waaronder hij zoolang gediend had. er op
hun beurt niet tegenop zagen een beroep te
doen op zijn bijzondere speurdersgaven, wan
neer men in een of andere zaak dreigde vast
te loopen. En op deze wijze was al spoedig
een innige samenwerking ontstaan, welke
voor beide partijen op den duur slechts gun
stige resultaten zou kunnen afwerpen.
Het was op den ochtend van den vierden
dag na de gebeurtenissen in het vorige hoofd
stuk vermeld, dat ik door Sanders, die zich
toen eerst sinds kort in een geriefelijk inge
richt heerenhuis aan den Koninginneweg
had gevestigd, werd opgebeld.
„Hallo Miel", zoo begon hij, „ik meen on
geveer een week geleden in de „Mercuur" een
belangwekkend bericht te hebben gelezen
over een gevonden schat in Haarlem. Eerlijk
gezegd, heb ik me er over verwonderd, dat
een blad als het jouwe genoegen heeft geno
men met die simpele paar regels. Ik had
minstens verwacht, dat je een brigade re
porters. geëscorteerd door een compagnie fo
tografen naar dat pand aan de Bakenesser-
gracht zou hebben gezonden
Ik luisterde gespannen. Zoowaar alweer
en nu voor de derde maal werd ik ge
mengd in die kwestie van het ijzeren kistje,
welke ik toch waarlijk zelf niet zocht. San
ders wist er natuurlijk meer van. Het geval
zou hem na een week toch zeker niet plotse
ling dusdanig belang inboezemen, dat hij
zich gedwongen voelde er nu nog naar te in-
formeeren, wanneer men hem er niet op
de een of andere manier in betrokken had.
In m'n antwoord meende ik gevoeglijk van
dit vermoeden blijk te kunnen geven.
„Je kent me nu toch lang genoeg om te
weten, dat ik m'n inlichtingen zoo mogelijk
slechts uit de betrouwbaarste bron pleeg te
putten. Toen ik het bericht voor het eerst in
handen kreeg, wist ik immers al, dat jij me
er vroeg of laat meer over zou kunnen ver
tellen. Vandaar, dat ik me de moeite be
spaard heb zelf op onderzoek uit te gaan.
Bovendien: 't begint nu pas interessant te
worden.
„M'n compliment", antwoordde Sanders,
lachend. „Ik heb je, meen ik, al eens meer
gezegd, dat je niet onaardig combineert, t Is
bepaald een geruststelling voor me te weten
ten allen tijde over zoo'n rechterhand te
kunnen beschikken
„Spot niet. Zeg maar, wat je van me wilt!''
(Wordt vervolgd).