VRIJDAG 15 SEPTEMBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 9 HAARLEM'S DAGBLAD AAN ALLEN. Nu we zoo'n bijzonder prachtigen nazo mer hebben, kunnen we weer allerlei won- dersehoone dingen in de Natuur waarnemen. Soms komt het voor, dat we niet weten met •iets plantaardigs, of iets dierlijks te doen te hebben. Zoo zag ik onlangs een soort puntig uitloopend kokertje van zand en steentjes. Er omheen zaten nog wat stengels en stukjes bladen. Toen ik het heel nauwkeurig bekeek, bleek er een rups in te zitten. Bij nader onderzoek vernam ik, dat deze rups een larve was van een kokerjuffer. De ze kokerjuffers zijn zeker knappe bouw meesters. 't Woninkje zat heel stevig in el kaar. En wat is het toch een klein insect Misschien hebben ze juist die wondere gave gekregen, omdat hun lichaampje zoo bijzon der teer is. Nu zijn ze in hun stevig huisje goed 'beschut. Daar heb je b.v. de „zakdragers". Dieze ma ken ook een kokertje van stengels, bladeren en aarde. Onderaan hangt het popomhulsel. Je kunt deze kokertjes soms vinden met aan het uiteinde liet verlaten pop-omhulsel. Plantenresten zijn uitnemend materiaal voor insectenwoningen. Uit de Lichaampjes komt vaak spinsel, dat als bindmiddel dienst doet. In die 'woninkjes zijn steeds een of meer openingen, zoodat ze er vrij uit en in kunnen gaan. Maar in tijden van gevaar" worden deze openingen vaak heel vernuftig dicht gemet seld. 't Gebeurt ook wel, dat ze eerst een een voudig spinsel als tehuis hebben. Langzamer hand, misschien omdat ze vaak bedreigd worden, komt om het spinsel een ommuring. Deze ommuring toestaat uit stengels en bla den. Er bestaat een Amerikaansche rups soort (uit Amerika komt nu eenmaal veel wonderlijks) die uit afgesneden stengels een blokhuis bouwt. Dit blokhuis hangt dan aan een boomtak. Andere soorten maken een huisje van zand dat op een slakkenhuis gelijkt. In de nabijheid van gasfabrieken heeft men van die kokertjes gevonden, die uit cokes- deeltjes en sinteldeeltjes bestaan. Het is ge woon een wonder, hoe kleine diertjes dit harde materiaal bewerkt hebben. Er is natuurlijk veel schadelijk gedierte onder deze nijvere werkertjes, maar toch zouden we zoo'n mooi kunstig woninkje niet kunnen vernietigen. In Denemarken heeft het juist de aandacht getrokken, dat het- aantal -insecten de- laatste 'twintig jaar zoo verminderd is. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk, dat de vruchten kweekers hun boomen met allerlei soort ver giftige stoffen bespuiten, 't Is nuttig en noo- dig, dat dit schadelijke gedierte verdelgd wordt. Toch moeten we niet vergeten, dat er ook nuttige insecten zijn. Nu behooren de koker juffertjes niet tot d;e schadelijke. Dus zie je zulke mooie kokertjes, vernietig ze niet. Wat de schadelijke insecten betreft, is 't een geluk, dat er vogels zijn. Zij zijn voornaamste insecten-verdelgers. Hoe veel insecten er wel door vogels onschadelijk wor den gemaakt, is eens door enkele doctoren onderzocht. Daartoe werden in den broed tijd aan enkele vogelnesten electrische con tacten aangebracht, diie sloten, wanneer er een vogel tegen aanvloog. Op datzelfde oogentolik kwam er dan op een schijf, die net als een klok de cijfers I tot en met 24 te lezen gaf, een punt te staan. Uit dit aantal punten kon men opmaken, hoe vaak de vogel uitvloog om voedsel te halen. Men kwam tot de conclusie, dat een vogel van 3 uur 's mor gens tot 6 uur 's avonds ongeveer 500 keer zijn nest verlaat en bij zijn terugkeer tel kens één .insect meebrengt. Als men berekent, dat het mannetje evenveel keeren als het vrouwtjie uitvliegt, dan komt men tot de slotsom, dat door éé\i vogelpaar per dag on,ge veer 1000 insecten gedood worden. Nu is er nog niet eens bij gerekend, dat de ouders ook voor eigen voedsel moeten zorgen. Een vogel eet per dag 2 1/2 maal zijn eigen gewicht op. Jullie kunnen hieruit al weer opmaken, hoe verbazend nuttig vogels zijn. Wees nu maar niet bang dat de vogels alle insecten opeten. Dat is een onmogelijkheid. Neem b.v. een vlieg, een der allerschadelijkste insecten, om dat ze in de eerste plaats overbrengster van de vreeselijkste bacillen. Eén vlieg dan legt in één zomer 120 miliioen eitjes. Een bosch vol vogels zou zich daar al mee kun nen voeden. Hoe veel wonderlijks er in de insectenwe reld is, toch is de vogelwereld ons nog liever. W. B.—Z Frits heeft in 't water gelegen en komt druipnat thuis. Toch zegt hij zegevierend tot zijn moeder: „We speelden, wie 't verst over den kant durfde kruipen, maar ik heb het lekker ge wonnen." EEN KRANIGE LEERLING. Oplossing van de vorige week. Op-bovenstaande wijze loste Jacob de Wit het vraagstuk op. GESTRAFTE BABBELZUCHT. VAN WIE IS HET HORLOGE? Wies loopt den weg af, die naar de stad voert. Aan haar arm hangt een groote mand vol met boter. De zon brandt fel: groote zweetdruppels staan op haar voorhoofd. Maar ze stapt stevig door. En daar is wel een reden voor ook! Den avond te voren was ze bij haar moe der gekwnen en had met een vleiend stem metje gezegd: „Moeder, op mijn nieuwe blauwe jurk zou een kraag van kant mooi staan. Ik heb in de stad zulke mooie zien liggen. Zou ik er één mogen koopen?" „Ja Wiesje. Maar op de voorwaarde, dat jij dan nu boter karnt en naar de stad brengt. Van het geld dat je er voor krijgt mag je een kanten kraag koopen. Ga dan nu maar aan het werk". En daarom loopt Wiesje zoo vroolijk met haar zware mand door de brandende zon. Ze heeft een doek over de boter gelegd, dan smelt ze minder gauw. Ze denkt met genoe gen aan den kraag, die ze straks gaat koo pen. Spottend mompelt ze: „Ik zal er beter uitzien dan Emmie, die altijd zulke leelijke jurken draagt. vEn ook beter dan Marie, die eeuwig een strookjesjurk aan heeft. Maar kijk. daar komt iemand aan op den weg. Oh, het is Jeanne. Dag Jeanne!" De beide meisjes blijven staan, en dan begint het babbelen. „Heb je die mooie kragen in de stad ge zien?" „Ja, snoezig zijn ze „Verbeeld je, Lien was in den winkel, toen ik naar de kragen stond te kijken en ze heeft toch een blouse uitgezocht, een blouse zóó leelijk, dat de musschen ervan zullen schrik ken." „Oh ja? Zóó leelijk?" „Ja. met roode en gele stippen. Het lijken wel zuurtjes." Wiesje lacht zoo hard ze kan. Zij heeft haar mand op den grond gezet om beter met haar vriendin te kunnen praten. Het is zoo grappig om anderen uit te lachen! Het is toch niet Wiesjes schuld, dat Lucie altijd een pruillip heeft! Dat Pleuntje zoo'n leelijken naam heeft! Dat Anna zulk stroohaar heeft! En dat Lien zulke groote voeten heeft!! Wat lachten de twee meisjes!! „Och. Jeanne, ik moet doorloopen. Heb is al laat." Daai-komen buurman en .huurvrouw terug van de markt. „Waar ga je heen, Wies?" „Naar de markt, mijn boter verkoopen". „Je boter? Zie je dan niet, dat die gesmol ten is en uit je mandje druipt!? Ik denk dat niemand wel meer je boter zal wil len hebben, meisje". Haastig neemt Wiesje den doek van haar mand. Wat een schrik! Al die mooie boter is gesmolten en druipt in dikke gele druppels door den mand. Nu zal ze geen geld hebben, om een kraag te koopen Ja Wiesje, als je daar straks met Jeanne de andere meisjes niet zoo had uit gelachen, zou je niet zoo'n verdriet heb ben!! TANTE TINE. 1IIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1I1II1IIIIIIIII1I1 hart had, had Klaartje met eieren en ver sterkende middelen gestuurd; want de man was werkloos. Hij werkte een of twee dagen in een fabriek; maar hij was dapper en pro beerde van alles, om brood te verdienen voor zijn vrouw en dochtertje. Hij had zoo goed en kwaad als 'het ging, zelf een bedje voor zijn dochtertje getim merd; maar het was zoo groot (omdat het lang mee moest gaan), zoodat het kindje wel niet erg warm zou liggen. „Waar moet de wieg bezorgd worden?" vroeg de verkoopster, klaar om op te schrij ven. Plotseling wist Klaartje het. „Mag ik met mijn prijs doen, wat ik wil, Moeder?" vroeg ze met smeekende oogen. „Zeker kind." zei Moeder, die iets ver moedde. Het meisje maakte een sprong van vreugde: „Juffrouw, zou het mogelijk zijn, de pop penwieg te ruilen voor een babywieg? Als die duurder is, zal ik wel bijbetalen," zei ze kleurend. „Maar die babywieg hoeft niet zoo mooi te zijn als deze." De verkoopster keek een beetje verbaasd; ze maakte een kleine berekening. „We zouden een goede wieg voor denzclf- den prijs kunnen leveren. Dan komen er geen geborduurde lakentjes in, en katoenen inplaats van zijden gordijntjes. Maar het is een heel goed en warm wiegje. Ik zal er eens met Mevrouw over spreken." Mevrouw kwam en was even vriendelijk als 'haar verkoopster. „Ik vind het zelfs heel prettig, dat ik de poppenwieg voor reclame kan houden. Ze wordt in-de etalage gezet en er zullen heel wat kleine meisjes komen kijken." „Ik zal het aan al mijn vriendinnetjes ver- lellen," zei.Klaartje met vuur. „Dank U wel jongejuffrouw. Ik denk dat de babywieg voor een goed doel bestemd is en wij zullen ons best doen, om de wieg zoo prettig en sterk mogelijk te maken." Moeder 'bedankte Mevrouw ook voor haar met hel prettige idee het arme gezin een huis met het prettige idee het arme gezin een weldaad te hebben gedaan. Suze was, eerlijk gezegd, een beetje teleur gesteld: maar toen haar verteld werd, dat er nu een heusch klein kindje in zou sla pen, niet meer. Wat Klaartje betreft, al haar vrijen tijd bracht ze op het zolderkamertje door; ze hielp het kindje aan- en uitkleeden, was- schen, enz. Zoo had de prijsvraag van de radiogids een ongedacht gevolg gehad. DINA' VAN Z. Opgewonden staan beiden voor den com missaris van politie. „Het is werkelijk mijn horloge, mijnheer de commissaris," zegt Paul van Dalen. „Hij vergist zich, als hij zegt, dat het zijn horloge is. Ik kan U zelfs het nummer van 't klokje zeggen. Ik ben hier nu al een paar weken; iedereen kent me en nu heb ik plotseling een horloge gestolen." „Wat zeg jij daarvan?" vraagt de com missaris aan Jan de Waal. „Vertel jij nog eens hoe het gegaan is." ,.Ik ben hier ook al eenige weken voor mijn gezondheid. Vandaag heb ik voor het. eerst mijn horloge afgedaan, toen ik ging zwemmen. Voor dien tijd mocht ik dat niet van den dokter. Ik legde het klokje in mijn strandstoel; toen ik uit het water kwam was het verdwenen. Ik heb nog een tijd gezocht, maar kon het niet vinden. Toen zag ik zoo even dezen jongen, die mijn horloge droeg. Want het is werkelijk mijn horloge, hoewel ik het. nummer niet uit mijn hoofd ken. Wel staat het in een boekje, maar dat heb ik op het oogenblik niet bij mij." De commissaris kijkt de beide jongens eens goed aan; dan. zegt hij langzaam: „Het horloge is vanTegen moet ik een vervolging instellen." Kunnen jullie ook raden van wie het hor loge hoort? En hoe de commissaris dat wist? Oplossing komt de volgende week. TANTÈ TINE VACANTIE. Al sinds langen tijd had de tweeling Pim en Sim van Leeuwen naar de zomervacantie verlangd. En waarom? Wel. ze waren ic lo- geeren gevraagd bij oom Wim en tante An nie, die een groote boerderij hadden. Nu. de jongens vonden het natuurlijk erg fijn, stel je voor, op een boerderij Eindelijk was de vacantie aangebroken. Pim en Sim hadden 4 weken vacantie en daarvan gingen ze 3 weken naar oom en tante. Moeder vond het ook wel prettig, dat ze haar lastposten eens een tijdjekwijt was, want ze haalden heel wat uit, hoor! Vader en moeder zouden de jongens wegbrengen, want om die bengels alleen op reis te sturen, vertrouwden ze niet goed. Moeder had voor elk een koffer ingepakt. Flinke, stevige kleeren had ze meegegeven, dan konden ze lekker ravotten. Op den dag, dat ze zouden vertrekken, ke ken Pim en Sim telkens op de klok, om te zien of ze nog niet weg moesten. Eindelijk, daar gingen ze! Na een treinreis van een paar uren bereikten ze het dorp, waar Oom en Tante dicht bij woonden. Vader had aan Oom geschreven, of hij hen aan het station netje wildé afhalen, en ja. hoor, daar stond oom met een leuk tentwagentje. Na een har telijke begroeting stapten ze allemaal in en re den langs mooie velden naar de boerderij van Oom Wim. Van verre zagen ze al dat tante Annie met haar zoontjes Gijs en Toontje naar hen stond uit te kijken. Tante was blij hen allen te zien en nam ze al gauw mee naar binnen waar ze zich eer/c hun buik vol konden eten aan brood met zelfgc- karnde boter en kaas en kersversehc eitjes. Toen troonden Gijs en Toontje de twee ling mee naar buiten om alles te bekijken. Er was een groote waakhond aan een ketting, maar Pim en Sim durfden er niet dicht bij te komen, want hij keek zoo kwaad! De konijntjes waren erg leuk; er was een kleintje bij met een schattig snuitje. Lang zamerhand werd het tijd voor vader en moe der om weer terug te gaan. Toen keken hun zoontjes wel even een beetje sip, maar toen ze van Oom elk een paar groote pruimen kre gen klaarden hun gezichtjes weer op. Daar na mochten ze eerst de kippen voer geven cn toen voorzichtig de eieren uit het hok halen, wat ze erg gewichtig vonden. Daarna moch ten ze met oom mee naar het land, het hooi helpen keeren. Zoo vloog de dag om, en toen ze 's avonds in bed kropen, waren ze zóó moe, dat ze meteen in slaap vielen. De volgende dagen gingen ook prettig voorbij. De logés aten brood met zelfgekarnde boter (tenminste, dit verbeeldden ze zich, maar ze hadden tante alleen maar een beetje gehol pen met het karnen). Ze aten zich bijna ziek aan de onrijpe appels, die van de boomen afgevallen waren, stoeiden met de geit,, speel den met de vier kleintjes van de poes, moch ten probeeren te melken, en nog vele andere pretjes meer. Zoo vlogen de dagen voorbij, tot eindelijk de dag aanbrak, waarop vader en moeder hun bengels weer kwamen halen. Die bengels vonden het natuurlijk verschrikkelijk jam mer, weg te moeben, want ze hadden heer lijke weken gehad en toen ze weer op school terug waren, raakten ze niet uitgepraat over de fijne vacantie, die ze gehad hadden. IDA BUSKING, oud 14 jaaü, v BIJVOEGSEL EEN PRIJS!! Dien avond zat de heele familie van Vuur- hen in de huiskamer en luisterde naar de radio. Vader laad het toestel pas gekocht en daar het dus nog een nieuwtje was luisterde iedereen aandachtig naar de mooie muziek, die uitgezonden werd. Het was na het eten; Vader zal, een beetje uit te rusten. Moeder was aan het breien en de kinderen hadden hun huiswerk klaar en deden nu, wat zij het prettigste vonden. De jongens teekenden, de meisjes handwerkten. Er was dien avond nog een speciale reden om aandachtig te luisteren: want de win naars van de prijsvraag uit de radiogids zou den bekend gemaakt worden. De prijsvraag bestond uit twee deelen, het woord had Klaartje gemakkelijk gevonden: kruiswoord raadsel. Het tweede gedeelte was moeilijker: „Hoe veel oplossingen krijgen we?" Dat zou wel een waar toeval zijn om dat goed te raden. Het kleine meisje had lang nagedacht, toen had ze maar een getal bedacht: 375. In haar groote, ronde kinderlijke schrift had ze het opgeschreven, haar naam en adres er bij de enveloppe dichtgeplakt. Haar broer Paul had den brief voor haar op de bus gedaan. Klaartje had het niemand van de broertjes en zusjes verteld, alleen Moeder en Paul wisten er iets van. Het orkest eindigde juist de symphonie en de stem van den omroeper weerklonk: „Ge achte luisteraars, hier volgt het resultaat van de prijsvraag uit onze radiogids. Eerste prijs: een poppenwieg, aangeboden door het „Magazijn van Wals", werd gewonnen door Klara van Vuursen, Langstraat 3, Hoogwou den. Het woord was: kruiswoordraadsel. Het aantal oplossingen: 373. Tweede prijs: een electrische fietslantaarn Maar er werd al niet meer geluisterd, en iedereen zei iets: „Nee, maar, dat is Klaartje!" „Wat een geluksvogel." „Ze heeft niemand iets gezeg-d. „Mijn kleine dochter kan een geheim be waren," zei Vader lachend, „dat vind ik het grappigst van alles." „Moeder wist het en Paul. Ik vond het veel leuker om jullie allemaal te verrassen, als ik toevalllig iets zou winnen," zei Klara verlegen. „En de eerste prijs nog wel!" „Geweldig!" „Krijg ik die wieg van je? Jij speelt toch niet meer met poppen," vroeg plotseling Suusje met een vleiend stemmetje. Bij die woorden kreeg Klara een vuur- roode kleur. Zij speelde niet meer met pop- VACANTIE-WEDSTRIJDEN. 't Aantal deelnemers is lang zoo groot niet geweest als bij andere wedstrijden. Vooral de kleintjes hebben 't niet aangedurfd. 't Meeste aantal deelnemers bevindt zich bij den teekenwedstrijd. B. v. d. WOR1P, oud 13 jaar steekt boven de anderen uit. Hij ont vangt als 1ste prijswinner een doos met tu ben verf. Op hem volgt J. DALENOORD, oud 15 jaar. J. krijgt als 2de prijswinner een school-étui met inhoud. Ten slotte ontvangt ZOMERBLOEMPJE oud 13 jaar den 3den prijs. Zij krijgt een groot schetsboek. Jonker komt een eervolle vermelding toe. Het werk van Moeders Beste is zeer goed. Het beste opstel kreeg ik van IDA BUS KING, oud 14 jaar. Zij mag mij den titel op geven van een boek, dat ze gaarne als 1ste prijswinster wou ontvangen. Op haar volgt SNEEUWVLOKJE, oud 13 jaar, die als 2de prijs ook een boek ontvangt. Ten slotte verdient DE KLEINE DAMMER oud 13 jaar, den 3den prijs. Hij krijgt een school-étui. Een eervolle vermelding komt toe aan Schrikkelkindje. Zeer goed was 't werk van Hendrik van Eyken, en W. va<n Huis. Alle prijswinners mogen Woensdag 20 September bij mij hun prijzen komen halen. pen, maai- dat belette haar niet om toch nog heel veel van ze te houden. In gedach ten zag ze haar oude pop Elsje al in die mooie nieuwe wieg liggen, vlak naast haal bed. lederen avond voor ze slapen ging, gaf ze haar laatste, zorgvuldig bewaarde pop een kus en dekte haar lekker toe. Ze kon niet rustig slapen zonder dit ge daan te hebben. En nu wilde Suze die wieg voor haar pop pen hebben. Wat zou er dan van terecht komen? „Krijg ik die wieg?" herhaalde Suze's stem. Maar Moeder, die raadde wat er in Klaar tje omging, kwam haar oudste dochtertje te hulp. „Laat Klaar met rust, Suze. We zullen wel eens zien." Klaartje wist niet wat ze doen moest. Eigenlijk was ze ook wel wat te groot (12 jaar) om met een poppenwieg te spelen; maar haar aan Suze te geven, beteekende de wieg aan een zekere vernietiging prijs te geven. Ze wist het ook nog niet, toen ze met Moe der naar het „Magazijn van Wals" ging, waar ze door een vriendelijke verkoopster werden ontvangen „Oh is dit de jongedame, die den prijs ge wonnen heeft. Ik feliciteer U. De wieg is de mooiste, die we kunnen maken. U begrijpt, dat we dezelfde wiegen voor babies maken. De poppenwieg was voor reclame. Wilt U mee gaan naar achteren, dan kunt U de wieg zien." Klaartje staat voor de mooiste wieg, die ze in haar leven gezien heeft. Heel groot, op wielen, met rose gordijnen; niets ontbrak er. Geborduurde lakentjes, een snoeperig kus sentje, dekentjes, een sprei alles!! Maar plotseling zag Klara in gedachten, een armoedig zolderkamertje. Daar woonde hun vroegere dienstmeisje. Sinds eenige we ken was er een baby. Moeder, die een goed IETS OVER DEN ALPEN STEENBOK. SLIM KINDJE. „Oma, ik weet wat ik. U voor Uw verjaar dag geef!" „Wat dan, Ada?" „Een bril." „Maar die heb ik toch al." „Nee, want die heb ik gebroken." miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiM E. W. Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Hoog boven in de bijna ontoegankelijke gedeelten van de bergen, daar huist de alpen steenbok. Alleen in den winter, door den honger gedreven, komen ze tot in de bos- schen. In vroegere tijden kwam de steenbok voor in de geheele alpenketen; maar de gletschers van den ijstijd drongen ze terug. De steenbok is ten allen tijde sterk ver volgd en gejaagd en wel hoofdzakelijk om het reusachtige gewei, dat zij op den kop dragen. En hoewel de zwaarste straffen op het jagen van steenbokken gesteld werden, tot zelfs de galg, niets kon verhinderen dat in 1820 de laatste Zwitsersche en om streeks 1809 de laatste Salzburgsche steen bok geschoten werden. Een kolonie van deze dieren in Gran Paradiso in Italië, Zuidelijk van Val Aosta, werd echter door de staat dusdanig beschermd, dat het aantal dieren tegenwoordig weer. tot ongeveer 3800 stuks aangegroeid.-is. Ook op- andere-plaatsen, bijv. -in St. Anna en in Stiermarken, ha Zwitserland en in de Salzburger Alpen werd de steenbok met groote moeite en kosten weer ingevoerd, zoo dat het aantal steenbokken op het oogenblik ongeveer 4200 stuks bedraagt. Wat de schoen is voor den bergbeklimmer is de hoef voor den steenbok. De hoef heeft een harde rand, zoodat hij een ideaal klirn- werktuig vormt. Daarom kan een groote zware steenbok klimmen tegen i-otswanden die voor men- schen absoluut ontoegankelijk zijn. Zijn ruwe beharing maakt het mogelijk, dat hij den strengen bergwinter zonder na deel kan doorstaan. Zijn kleur is zwartbruin terwijl zijn gewicht niet zelden 240 pond be draagt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 9