VRIJDAG 15 SEPTEMBER 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
9
HAARLEM'S
DAGBLAD
AAN ALLEN.
Nu we zoo'n bijzonder prachtigen nazo
mer hebben, kunnen we weer allerlei won-
dersehoone dingen in de Natuur waarnemen.
Soms komt het voor, dat we niet weten met
•iets plantaardigs, of iets dierlijks te doen te
hebben. Zoo zag ik onlangs een soort puntig
uitloopend kokertje van zand en steentjes.
Er omheen zaten nog wat stengels en stukjes
bladen. Toen ik het heel nauwkeurig bekeek,
bleek er een rups in te zitten.
Bij nader onderzoek vernam ik, dat deze
rups een larve was van een kokerjuffer. De
ze kokerjuffers zijn zeker knappe bouw
meesters. 't Woninkje zat heel stevig in el
kaar. En wat is het toch een klein insect
Misschien hebben ze juist die wondere gave
gekregen, omdat hun lichaampje zoo bijzon
der teer is. Nu zijn ze in hun stevig huisje
goed 'beschut.
Daar heb je b.v. de „zakdragers". Dieze ma
ken ook een kokertje van stengels, bladeren
en aarde. Onderaan hangt het popomhulsel.
Je kunt deze kokertjes soms vinden met aan
het uiteinde liet verlaten pop-omhulsel.
Plantenresten zijn uitnemend materiaal voor
insectenwoningen. Uit de Lichaampjes komt
vaak spinsel, dat als bindmiddel dienst doet.
In die 'woninkjes zijn steeds een of meer
openingen, zoodat ze er vrij uit en in kunnen
gaan. Maar in tijden van gevaar" worden deze
openingen vaak heel vernuftig dicht gemet
seld.
't Gebeurt ook wel, dat ze eerst een een
voudig spinsel als tehuis hebben. Langzamer
hand, misschien omdat ze vaak bedreigd
worden, komt om het spinsel een ommuring.
Deze ommuring toestaat uit stengels en bla
den. Er bestaat een Amerikaansche rups
soort (uit Amerika komt nu eenmaal veel
wonderlijks) die uit afgesneden stengels een
blokhuis bouwt. Dit blokhuis hangt dan aan
een boomtak.
Andere soorten maken een huisje van zand
dat op een slakkenhuis gelijkt.
In de nabijheid van gasfabrieken heeft men
van die kokertjes gevonden, die uit cokes-
deeltjes en sinteldeeltjes bestaan. Het is ge
woon een wonder, hoe kleine diertjes dit
harde materiaal bewerkt hebben.
Er is natuurlijk veel schadelijk gedierte
onder deze nijvere werkertjes, maar toch
zouden we zoo'n mooi kunstig woninkje niet
kunnen vernietigen.
In Denemarken heeft het juist de aandacht
getrokken, dat het- aantal -insecten de- laatste
'twintig jaar zoo verminderd is. De oorzaak
hiervan is waarschijnlijk, dat de vruchten
kweekers hun boomen met allerlei soort ver
giftige stoffen bespuiten, 't Is nuttig en noo-
dig, dat dit schadelijke gedierte verdelgd
wordt.
Toch moeten we niet vergeten, dat er ook
nuttige insecten zijn. Nu behooren de koker
juffertjes niet tot d;e schadelijke. Dus zie je
zulke mooie kokertjes, vernietig ze niet.
Wat de schadelijke insecten betreft, is 't
een geluk, dat er vogels zijn. Zij zijn
voornaamste insecten-verdelgers. Hoe veel
insecten er wel door vogels onschadelijk wor
den gemaakt, is eens door enkele doctoren
onderzocht. Daartoe werden in den broed
tijd aan enkele vogelnesten electrische con
tacten aangebracht, diie sloten, wanneer er
een vogel tegen aanvloog. Op datzelfde
oogentolik kwam er dan op een schijf, die
net als een klok de cijfers I tot en met 24 te
lezen gaf, een punt te staan. Uit dit aantal
punten kon men opmaken, hoe vaak de vogel
uitvloog om voedsel te halen. Men kwam tot
de conclusie, dat een vogel van 3 uur 's mor
gens tot 6 uur 's avonds ongeveer 500 keer
zijn nest verlaat en bij zijn terugkeer tel
kens één .insect meebrengt. Als men berekent,
dat het mannetje evenveel keeren als het
vrouwtjie uitvliegt, dan komt men tot de
slotsom, dat door éé\i vogelpaar per dag on,ge
veer 1000 insecten gedood worden. Nu is er
nog niet eens bij gerekend, dat de ouders ook
voor eigen voedsel moeten zorgen. Een vogel
eet per dag 2 1/2 maal zijn eigen gewicht op.
Jullie kunnen hieruit al weer opmaken, hoe
verbazend nuttig vogels zijn. Wees nu maar
niet bang dat de vogels alle insecten opeten.
Dat is een onmogelijkheid. Neem b.v. een
vlieg, een der allerschadelijkste insecten, om
dat ze in de eerste plaats overbrengster
van de vreeselijkste bacillen. Eén vlieg dan
legt in één zomer 120 miliioen eitjes. Een
bosch vol vogels zou zich daar al mee kun
nen voeden.
Hoe veel wonderlijks er in de insectenwe
reld is, toch is de vogelwereld ons nog liever.
W. B.—Z
Frits heeft in 't water gelegen en komt
druipnat thuis.
Toch zegt hij zegevierend tot zijn moeder:
„We speelden, wie 't verst over den kant
durfde kruipen, maar ik heb het lekker ge
wonnen."
EEN KRANIGE LEERLING.
Oplossing van de vorige week.
Op-bovenstaande wijze loste Jacob de Wit
het vraagstuk op.
GESTRAFTE BABBELZUCHT.
VAN WIE IS HET HORLOGE?
Wies loopt den weg af, die naar de stad
voert. Aan haar arm hangt een groote mand
vol met boter. De zon brandt fel: groote
zweetdruppels staan op haar voorhoofd.
Maar ze stapt stevig door. En daar is wel een
reden voor ook!
Den avond te voren was ze bij haar moe
der gekwnen en had met een vleiend stem
metje gezegd:
„Moeder, op mijn nieuwe blauwe jurk zou
een kraag van kant mooi staan. Ik heb in de
stad zulke mooie zien liggen. Zou ik er één
mogen koopen?"
„Ja Wiesje. Maar op de voorwaarde, dat
jij dan nu boter karnt en naar de stad
brengt. Van het geld dat je er voor krijgt
mag je een kanten kraag koopen. Ga dan nu
maar aan het werk".
En daarom loopt Wiesje zoo vroolijk met
haar zware mand door de brandende zon. Ze
heeft een doek over de boter gelegd, dan
smelt ze minder gauw. Ze denkt met genoe
gen aan den kraag, die ze straks gaat koo
pen. Spottend mompelt ze: „Ik zal er beter
uitzien dan Emmie, die altijd zulke leelijke
jurken draagt. vEn ook beter dan Marie, die
eeuwig een strookjesjurk aan heeft. Maar
kijk. daar komt iemand aan op den weg. Oh,
het is Jeanne. Dag Jeanne!"
De beide meisjes blijven staan, en dan
begint het babbelen.
„Heb je die mooie kragen in de stad ge
zien?"
„Ja, snoezig zijn ze
„Verbeeld je, Lien was in den winkel, toen
ik naar de kragen stond te kijken en ze heeft
toch een blouse uitgezocht, een blouse zóó
leelijk, dat de musschen ervan zullen schrik
ken."
„Oh ja? Zóó leelijk?"
„Ja. met roode en gele stippen. Het lijken
wel zuurtjes."
Wiesje lacht zoo hard ze kan. Zij heeft
haar mand op den grond gezet om beter met
haar vriendin te kunnen praten.
Het is zoo grappig om anderen uit te
lachen! Het is toch niet Wiesjes schuld, dat
Lucie altijd een pruillip heeft! Dat Pleuntje
zoo'n leelijken naam heeft! Dat Anna zulk
stroohaar heeft! En dat Lien zulke groote
voeten heeft!!
Wat lachten de twee meisjes!!
„Och. Jeanne, ik moet doorloopen. Heb is
al laat."
Daai-komen buurman en .huurvrouw terug
van de markt.
„Waar ga je heen, Wies?"
„Naar de markt, mijn boter verkoopen".
„Je boter? Zie je dan niet, dat die gesmol
ten is en uit je mandje druipt!? Ik denk
dat niemand wel meer je boter zal wil
len hebben, meisje".
Haastig neemt Wiesje den doek van haar
mand. Wat een schrik!
Al die mooie boter is gesmolten en druipt
in dikke gele druppels door den mand. Nu zal
ze geen geld hebben, om een kraag te koopen
Ja Wiesje, als je daar straks met
Jeanne de andere meisjes niet zoo had uit
gelachen, zou je niet zoo'n verdriet heb
ben!!
TANTE TINE.
1IIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1I1II1IIIIIIIII1I1
hart had, had Klaartje met eieren en ver
sterkende middelen gestuurd; want de man
was werkloos. Hij werkte een of twee dagen
in een fabriek; maar hij was dapper en pro
beerde van alles, om brood te verdienen voor
zijn vrouw en dochtertje.
Hij had zoo goed en kwaad als 'het ging,
zelf een bedje voor zijn dochtertje getim
merd; maar het was zoo groot (omdat het
lang mee moest gaan), zoodat het kindje
wel niet erg warm zou liggen.
„Waar moet de wieg bezorgd worden?"
vroeg de verkoopster, klaar om op te schrij
ven.
Plotseling wist Klaartje het.
„Mag ik met mijn prijs doen, wat ik wil,
Moeder?" vroeg ze met smeekende oogen.
„Zeker kind." zei Moeder, die iets ver
moedde.
Het meisje maakte een sprong van
vreugde:
„Juffrouw, zou het mogelijk zijn, de pop
penwieg te ruilen voor een babywieg? Als
die duurder is, zal ik wel bijbetalen," zei ze
kleurend. „Maar die babywieg hoeft niet zoo
mooi te zijn als deze."
De verkoopster keek een beetje verbaasd;
ze maakte een kleine berekening.
„We zouden een goede wieg voor denzclf-
den prijs kunnen leveren. Dan komen er
geen geborduurde lakentjes in, en katoenen
inplaats van zijden gordijntjes. Maar het is
een heel goed en warm wiegje. Ik zal er eens
met Mevrouw over spreken."
Mevrouw kwam en was even vriendelijk
als 'haar verkoopster.
„Ik vind het zelfs heel prettig, dat ik de
poppenwieg voor reclame kan houden. Ze
wordt in-de etalage gezet en er zullen heel
wat kleine meisjes komen kijken."
„Ik zal het aan al mijn vriendinnetjes ver-
lellen," zei.Klaartje met vuur.
„Dank U wel jongejuffrouw. Ik denk dat
de babywieg voor een goed doel bestemd is
en wij zullen ons best doen, om de wieg zoo
prettig en sterk mogelijk te maken."
Moeder 'bedankte Mevrouw ook voor haar
met hel prettige idee het arme gezin een
huis met het prettige idee het arme gezin een
weldaad te hebben gedaan.
Suze was, eerlijk gezegd, een beetje teleur
gesteld: maar toen haar verteld werd, dat
er nu een heusch klein kindje in zou sla
pen, niet meer.
Wat Klaartje betreft, al haar vrijen tijd
bracht ze op het zolderkamertje door; ze
hielp het kindje aan- en uitkleeden, was-
schen, enz.
Zoo had de prijsvraag van de radiogids
een ongedacht gevolg gehad.
DINA' VAN Z.
Opgewonden staan beiden voor den com
missaris van politie.
„Het is werkelijk mijn horloge, mijnheer
de commissaris," zegt Paul van Dalen. „Hij
vergist zich, als hij zegt, dat het zijn horloge
is. Ik kan U zelfs het nummer van 't klokje
zeggen. Ik ben hier nu al een paar weken;
iedereen kent me en nu heb ik plotseling
een horloge gestolen."
„Wat zeg jij daarvan?" vraagt de com
missaris aan Jan de Waal. „Vertel jij nog
eens hoe het gegaan is."
,.Ik ben hier ook al eenige weken voor
mijn gezondheid. Vandaag heb ik voor het.
eerst mijn horloge afgedaan, toen ik ging
zwemmen. Voor dien tijd mocht ik dat niet
van den dokter. Ik legde het klokje in mijn
strandstoel; toen ik uit het water kwam was
het verdwenen. Ik heb nog een tijd gezocht,
maar kon het niet vinden. Toen zag ik zoo
even dezen jongen, die mijn horloge droeg.
Want het is werkelijk mijn horloge, hoewel
ik het. nummer niet uit mijn hoofd ken. Wel
staat het in een boekje, maar dat heb ik op
het oogenblik niet bij mij." De commissaris
kijkt de beide jongens eens goed aan; dan.
zegt hij langzaam:
„Het horloge is vanTegen
moet ik een vervolging instellen."
Kunnen jullie ook raden van wie het hor
loge hoort? En hoe de commissaris dat wist?
Oplossing komt de volgende week.
TANTÈ TINE
VACANTIE.
Al sinds langen tijd had de tweeling Pim
en Sim van Leeuwen naar de zomervacantie
verlangd. En waarom? Wel. ze waren ic lo-
geeren gevraagd bij oom Wim en tante An
nie, die een groote boerderij hadden. Nu. de
jongens vonden het natuurlijk erg fijn, stel
je voor, op een boerderij
Eindelijk was de vacantie aangebroken.
Pim en Sim hadden 4 weken vacantie en
daarvan gingen ze 3 weken naar oom en
tante. Moeder vond het ook wel prettig, dat
ze haar lastposten eens een tijdjekwijt
was, want ze haalden heel wat uit, hoor!
Vader en moeder zouden de jongens
wegbrengen, want om die bengels alleen op
reis te sturen, vertrouwden ze niet goed.
Moeder had voor elk een koffer ingepakt.
Flinke, stevige kleeren had ze meegegeven,
dan konden ze lekker ravotten.
Op den dag, dat ze zouden vertrekken, ke
ken Pim en Sim telkens op de klok, om te
zien of ze nog niet weg moesten. Eindelijk,
daar gingen ze! Na een treinreis van een
paar uren bereikten ze het dorp, waar Oom
en Tante dicht bij woonden. Vader had aan
Oom geschreven, of hij hen aan het station
netje wildé afhalen, en ja. hoor, daar stond
oom met een leuk tentwagentje. Na een har
telijke begroeting stapten ze allemaal in en re
den langs mooie velden naar de boerderij
van Oom Wim. Van verre zagen ze al dat
tante Annie met haar zoontjes Gijs en
Toontje naar hen stond uit te kijken. Tante
was blij hen allen te zien en nam ze al gauw
mee naar binnen waar ze zich eer/c hun
buik vol konden eten aan brood met zelfgc-
karnde boter en kaas en kersversehc
eitjes. Toen troonden Gijs en Toontje de twee
ling mee naar buiten om alles te bekijken. Er
was een groote waakhond aan een ketting,
maar Pim en Sim durfden er niet dicht bij te
komen, want hij keek zoo kwaad!
De konijntjes waren erg leuk; er was een
kleintje bij met een schattig snuitje. Lang
zamerhand werd het tijd voor vader en moe
der om weer terug te gaan. Toen keken hun
zoontjes wel even een beetje sip, maar toen
ze van Oom elk een paar groote pruimen kre
gen klaarden hun gezichtjes weer op. Daar
na mochten ze eerst de kippen voer geven cn
toen voorzichtig de eieren uit het hok halen,
wat ze erg gewichtig vonden. Daarna moch
ten ze met oom mee naar het land, het hooi
helpen keeren. Zoo vloog de dag om, en toen
ze 's avonds in bed kropen, waren ze zóó
moe, dat ze meteen in slaap vielen.
De volgende dagen gingen ook prettig
voorbij.
De logés aten brood met zelfgekarnde boter
(tenminste, dit verbeeldden ze zich, maar ze
hadden tante alleen maar een beetje gehol
pen met het karnen). Ze aten zich bijna ziek
aan de onrijpe appels, die van de boomen
afgevallen waren, stoeiden met de geit,, speel
den met de vier kleintjes van de poes, moch
ten probeeren te melken, en nog vele andere
pretjes meer.
Zoo vlogen de dagen voorbij, tot eindelijk
de dag aanbrak, waarop vader en moeder hun
bengels weer kwamen halen. Die bengels
vonden het natuurlijk verschrikkelijk jam
mer, weg te moeben, want ze hadden heer
lijke weken gehad en toen ze weer op school
terug waren, raakten ze niet uitgepraat over
de fijne vacantie, die ze gehad hadden.
IDA BUSKING,
oud 14 jaaü, v
BIJVOEGSEL
EEN PRIJS!!
Dien avond zat de heele familie van Vuur-
hen in de huiskamer en luisterde naar de
radio. Vader laad het toestel pas gekocht en
daar het dus nog een nieuwtje was luisterde
iedereen aandachtig naar de mooie muziek,
die uitgezonden werd.
Het was na het eten; Vader zal, een beetje
uit te rusten. Moeder was aan het breien en
de kinderen hadden hun huiswerk klaar en
deden nu, wat zij het prettigste vonden. De
jongens teekenden, de meisjes handwerkten.
Er was dien avond nog een speciale reden
om aandachtig te luisteren: want de win
naars van de prijsvraag uit de radiogids zou
den bekend gemaakt worden. De prijsvraag
bestond uit twee deelen, het woord had
Klaartje gemakkelijk gevonden: kruiswoord
raadsel.
Het tweede gedeelte was moeilijker: „Hoe
veel oplossingen krijgen we?" Dat zou wel
een waar toeval zijn om dat goed te raden.
Het kleine meisje had lang nagedacht, toen
had ze maar een getal bedacht: 375.
In haar groote, ronde kinderlijke schrift
had ze het opgeschreven, haar naam en
adres er bij de enveloppe dichtgeplakt. Haar
broer Paul had den brief voor haar op de
bus gedaan. Klaartje had het niemand van
de broertjes en zusjes verteld, alleen Moeder
en Paul wisten er iets van.
Het orkest eindigde juist de symphonie en
de stem van den omroeper weerklonk: „Ge
achte luisteraars, hier volgt het resultaat
van de prijsvraag uit onze radiogids. Eerste
prijs: een poppenwieg, aangeboden door het
„Magazijn van Wals", werd gewonnen door
Klara van Vuursen, Langstraat 3, Hoogwou
den. Het woord was: kruiswoordraadsel. Het
aantal oplossingen: 373. Tweede prijs: een
electrische fietslantaarn
Maar er werd al niet meer geluisterd, en
iedereen zei iets:
„Nee, maar, dat is Klaartje!"
„Wat een geluksvogel."
„Ze heeft niemand iets gezeg-d.
„Mijn kleine dochter kan een geheim be
waren," zei Vader lachend, „dat vind ik het
grappigst van alles."
„Moeder wist het en Paul. Ik vond het
veel leuker om jullie allemaal te verrassen,
als ik toevalllig iets zou winnen," zei Klara
verlegen.
„En de eerste prijs nog wel!"
„Geweldig!"
„Krijg ik die wieg van je? Jij speelt toch
niet meer met poppen," vroeg plotseling
Suusje met een vleiend stemmetje.
Bij die woorden kreeg Klara een vuur-
roode kleur. Zij speelde niet meer met pop-
VACANTIE-WEDSTRIJDEN.
't Aantal deelnemers is lang zoo groot niet
geweest als bij andere wedstrijden. Vooral
de kleintjes hebben 't niet aangedurfd.
't Meeste aantal deelnemers bevindt zich
bij den teekenwedstrijd. B. v. d. WOR1P, oud
13 jaar steekt boven de anderen uit. Hij ont
vangt als 1ste prijswinner een doos met tu
ben verf.
Op hem volgt J. DALENOORD, oud 15 jaar.
J. krijgt als 2de prijswinner een school-étui
met inhoud.
Ten slotte ontvangt ZOMERBLOEMPJE
oud 13 jaar den 3den prijs. Zij krijgt een
groot schetsboek.
Jonker komt een eervolle vermelding toe.
Het werk van Moeders Beste is zeer goed.
Het beste opstel kreeg ik van IDA BUS
KING, oud 14 jaar. Zij mag mij den titel op
geven van een boek, dat ze gaarne als 1ste
prijswinster wou ontvangen.
Op haar volgt SNEEUWVLOKJE, oud 13
jaar, die als 2de prijs ook een boek ontvangt.
Ten slotte verdient DE KLEINE DAMMER
oud 13 jaar, den 3den prijs. Hij krijgt een
school-étui.
Een eervolle vermelding komt toe aan
Schrikkelkindje.
Zeer goed was 't werk van Hendrik van
Eyken, en W. va<n Huis.
Alle prijswinners mogen Woensdag 20
September bij mij hun prijzen komen halen.
pen, maai- dat belette haar niet om toch
nog heel veel van ze te houden. In gedach
ten zag ze haar oude pop Elsje al in die
mooie nieuwe wieg liggen, vlak naast haal
bed.
lederen avond voor ze slapen ging, gaf ze
haar laatste, zorgvuldig bewaarde pop een
kus en dekte haar lekker toe.
Ze kon niet rustig slapen zonder dit ge
daan te hebben.
En nu wilde Suze die wieg voor haar pop
pen hebben. Wat zou er dan van terecht
komen?
„Krijg ik die wieg?" herhaalde Suze's
stem.
Maar Moeder, die raadde wat er in Klaar
tje omging, kwam haar oudste dochtertje te
hulp.
„Laat Klaar met rust, Suze. We zullen wel
eens zien."
Klaartje wist niet wat ze doen moest.
Eigenlijk was ze ook wel wat te groot (12
jaar) om met een poppenwieg te spelen;
maar haar aan Suze te geven, beteekende de
wieg aan een zekere vernietiging prijs te
geven.
Ze wist het ook nog niet, toen ze met Moe
der naar het „Magazijn van Wals" ging, waar
ze door een vriendelijke verkoopster werden
ontvangen
„Oh is dit de jongedame, die den prijs ge
wonnen heeft. Ik feliciteer U. De wieg is de
mooiste, die we kunnen maken. U begrijpt,
dat we dezelfde wiegen voor babies maken.
De poppenwieg was voor reclame. Wilt U mee
gaan naar achteren, dan kunt U de wieg
zien."
Klaartje staat voor de mooiste wieg, die
ze in haar leven gezien heeft. Heel groot, op
wielen, met rose gordijnen; niets ontbrak er.
Geborduurde lakentjes, een snoeperig kus
sentje, dekentjes, een sprei alles!!
Maar plotseling zag Klara in gedachten,
een armoedig zolderkamertje. Daar woonde
hun vroegere dienstmeisje. Sinds eenige we
ken was er een baby. Moeder, die een goed
IETS OVER DEN ALPEN
STEENBOK.
SLIM KINDJE.
„Oma, ik weet wat ik. U voor Uw verjaar
dag geef!"
„Wat dan, Ada?"
„Een bril."
„Maar die heb ik toch al."
„Nee, want die heb ik gebroken."
miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiM
E. W.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
Hoog boven in de bijna ontoegankelijke
gedeelten van de bergen, daar huist de alpen
steenbok. Alleen in den winter, door den
honger gedreven, komen ze tot in de bos-
schen. In vroegere tijden kwam de steenbok
voor in de geheele alpenketen; maar de
gletschers van den ijstijd drongen ze terug.
De steenbok is ten allen tijde sterk ver
volgd en gejaagd en wel hoofdzakelijk om
het reusachtige gewei, dat zij op den kop
dragen. En hoewel de zwaarste straffen op
het jagen van steenbokken gesteld werden,
tot zelfs de galg, niets kon verhinderen
dat in 1820 de laatste Zwitsersche en om
streeks 1809 de laatste Salzburgsche steen
bok geschoten werden. Een kolonie van deze
dieren in Gran Paradiso in Italië, Zuidelijk
van Val Aosta, werd echter door de staat
dusdanig beschermd, dat het aantal dieren
tegenwoordig weer. tot ongeveer 3800 stuks
aangegroeid.-is.
Ook op- andere-plaatsen, bijv. -in St. Anna
en in Stiermarken, ha Zwitserland en in de
Salzburger Alpen werd de steenbok met
groote moeite en kosten weer ingevoerd, zoo
dat het aantal steenbokken op het oogenblik
ongeveer 4200 stuks bedraagt.
Wat de schoen is voor den bergbeklimmer
is de hoef voor den steenbok. De hoef heeft
een harde rand, zoodat hij een ideaal klirn-
werktuig vormt.
Daarom kan een groote zware steenbok
klimmen tegen i-otswanden die voor men-
schen absoluut ontoegankelijk zijn.
Zijn ruwe beharing maakt het mogelijk,
dat hij den strengen bergwinter zonder na
deel kan doorstaan. Zijn kleur is zwartbruin
terwijl zijn gewicht niet zelden 240 pond be
draagt.