Dc schat in 't oude Holland BARON DE VOS VAN STEENWIJK, voorzitter der Eerste Kamer (links) en de heer J. ter Haar (rechts), die dcc! uitmaakten van de deputatie uit de Eerste Kamer die Vrijdag aan H. M. de Koningin ten Paleizc Noordcindc tc den Haag de memorie van antwoord op de troonrede overhandigde. FEUILLETON (Een geval uit de practijk van Wil J. Sanders, detective). door UDO VAN EWOUD» (Nadruk verboden. 23 Nieuwenhuis was direct een en al aan dacht. Opwindende gebeurtenissen? Wat heb ban jullie dan allemaal beleefd? Vertel me dat eens gauw alsjeblieft..En in één adem voortgaande: „Menschen. menschen, wat een reis naar dat oord hier. Bijna 24 uur aan één stuk in deii treingelukkig, dat ik aan het station die limousine nog op den kop kon tikkenhij moest extra voor mij uit het museum worden gehaald, waar hij bij de prae-historische vervoermiddelen was opge borgenMaar hoe is 't nou? Hebben jul lie den man al. die or in geslaagd is vier vol wassen menschen naar het andere eind van de wereld te brengen....?" Sanders onderbrak zijn woordenstroom. „Mijn heeren. het lijkt me minder ge- wenscht, dat wij hier aan do openbare straat dit. babbeltje voortzetten. Tk zou de heeren willen verzoeken één voor één en zoo moge lijk onbemerkt naar mijn kamer te gaan nr. 12, meneer Nieuwenhuis. Wat u persoon lijk betreft: laat u de hotelgasten voorloopig niet zien, dat u bij ons behoort. Ik hoop u straks op mijn kamer de reden van dit ver zoek duidelijk te maken. Laat u zich nu eerst door iemand van 't personeel uw kamer wij zen en vervoegt u zich daarna bij ons op nummer 12". Ook Nieuwenhuis. hoewel eerst kort in ons gezelschap en dus niet. gewend aan de onver biddelijke wijze, waarop Sanders in gevallen als deze de leiding placht te nemen, onder wierp zich onmiddellijk aan den detective. Zonder verder nog een woord te zeggen, be gaf hij zich naar binnen, waair een kellner zich over hem ontfermde om hem naar zijn kamer te brengen. Vijf minuten later verliet Sanders het terras van het hotel om via het marktplein en het steegje de poort in den tuin te bereiken en weer vijf minuten latei- liep van Dobben naar boven met de doelbe wuste stap van den hotelgast, die haastig op zijn kamer iets gaat halen. Tenslotte volgde ik. Het hotel bood voor hen, die prijs stellen op comfort, weinig aantrekkelijks. De eenvou dige slaapkamers lagen aan weerszijden van een breeden gang op de eerste verdieping. Zij waren zeer bescheiden ingericht: een ledi kant, een waschtafel. een divan, een groote ronde tafel en een paar stoelen maakten vrij wel het geheele meubilair uit, maar alles zag er zeer helder uit en meer konden wij in dit kleine provincieplaatsje met slechts weinig vreemdelingenverkeer bezwaarlijk verlangen. Toen ik dc bovenste trede van de trap be reikt had, hoorde ik stemmen en even latei- zag ik. dat een kellner met een presenteer blad. waarop een kannetje koffie, melk en suiker, voor de deur van een der kamers het woord voerde met iemand, die zich daarbin nen bevond. Ik bleef staan en luisterde scherp toe. „Hier is uw koffie, professor", hoorde ik hem zeggen en eenige seconden later werd de deur geopend en overhandigde de kellner den bewoner van de kamer het blaadje, waarna de deur weer gesloten werd. Sanders had gelijk gehad; de professor was 'dus weer op zijn kamer en naar het scheen, was hij niet van plan deze voorloopig te ver laten. Ware dat wel het geval, dan zou hij zeker geen koffie hebben laten aanrukken. Met iets van voldoening constateerde ik, dat mijn speurdersneigingen zich meer en meer ontwikkelden. Het feit, dat ik uit dit simpele voorval onmiddellijk een conclusie trok, vorm de, zoo meende ik, daarvoor een afdoend be wijs. Sanders mocht dan aan mijn capaci teiten als medewerker niet veel waarde hech ten, in ieder geval had hij een dankbare leer ling aan mij, die er steeds op uit was zich verder in het speurdersvak te bekwamen. Ik had intusschen mijn eigen slaapsalet bereikt en na mij even verfrischt te hebben, begaf ik mij naar de kamer van Sanders, waar ik de anderen reeds aantrof. De detective nam. als president van deze kleine vergadering, plaats aan de zich ook in dit vertrek bevindende ronde tafel, welke hij bij de divan had geschoven, zoodat dit meu belstuk in het tekort aan stoelen kon voor zien. Daar deze divanplaats nog onbezet was, legde ik daar beslag op en onmiddellijk daar na nam Sanders op fluisterenden toon het woord. In korte trekken bracht hij allereerst Nieu wenhuis van den stand van zaken op de hoogte, verhaalde hem van den mislukten aanslag in het bosch bij Wannsee en den daarop gevolgden „gasaanval" in den D- trein om te besluiten met een korte beschrij ving van den persoon van den Noorschen professor, tegen wien zulke ernstige verden kingen gerezen waren. Zijn woorden maakten zichtbaar indruk op Nieuwenhuis, die nu alle luchthartigheid, welke hij bij zijn aankomst tentoon spreidde, had afgelegd en met het noodige ontzag en klimmende verbazing naar de woorden van den detective luisterde. Deze laatste gaf eindelijk nog een kort resumé van hetgeen er dezen dag gebeurd was, waarbij ik scherp oplette, of hij nog iets nieuws vertelde over de achtervolging van den professor door Elburg, maar daarin werd ik teleurgesteld. Toen hij eindelijk was uitgesproken, wist Nieuwenhuis slechts met één woord aan zijn verbazing lucht te geven: ..Zeldbaam!" Een kwalificatie, welke van Dobben als zijn trou we en eensgezinde compagnon meende te moeten onderstreepen met het woord „Inder daad" en daarop zwegen wij alle drie gedu rende eenige seconden. Nauwelijks echter had Nieuwenhuis zijn eerste indrukken verwerkt, of hij werd wat spraakzamer en informeerde naar verschillende details, welke Sanders bij zijn overzicht van de belangrijke feiten zou hebben kunnen vergeten. Deze begreep wel, dat al die vragen vroeg of laat toch zouden worden gesteld: Nieuwenhuis' nieuwsgierig heid was wellicht niet grooter, maar toch ook niet geringer dan die van andere stervelin gen en waar van nu af aan zijn medewerking vereischt werd, was het zelfs noodzakelijk, dat hij een juist inzicht kreeg van den stand van zaken. Sanders beantwoordde de tot hem gerichte vragen dan ook op de hem eigen korte duidelijke wijze om eindelijk, toen de tot dusver zakelijke bijeenkomst dreigde te verloopen in een genoeglijk, maar onvrucht baar babbeltje, waarin de drie leeken hun, niet altijd van veel schranderheid getuigen de veronderstellingen tegen elkaar uitwissel den, in te grijpen en ons er aan te herinneren, dat wij bijeen gekomen waren met het doel te overleggen, wat ons verder te doen stond. „In de eerste plaats", zoo zei hij, „ben ik den heer Nieuwenhuis nog een verklaring- schuldig in verband met mijn verzoek voor loopig niet te laten bemerken, dat hij bij ons behoort. Wij mogen namelijk veronderstellen, dat de Noorsche professor, al lang begrepen heeft, dat wij hem verdenken met deze zaak iets uitstaande te hebben en hoezeer hij op zijn qui vive is, hebben wij vanmiddag nog kunnen constateeren. Het is dus voor ons zeer gewenscht in bepaalde omstandigheden te kunnen beschikken over iemand, van wien verondersteld wordt, dat hij geheel buiten deze geschiedenis staat. Ik heb daarbij na tuurlijk voornamelijk het oog op een even tueel noodzakelijke achtervolging van onzen verdachte op klaarlichten dag, wanneer hij zijn onderzoek naar.de verborgen schat mocht voortzetten. Wanneer u dus straks het vreem- delingenboek wordt voorgelegd, meneer Nieu wenhuis zoudt u het beste doen, u in te schrijven als de heer Schulze uit Berlijn. Het dunkt mij niet kwaad, dat u terloops bij de andere hotelgasten den indruk wekt. dat u hier een paar dagen voor zaken moet door brengen. Misschien wilt u beginnen met een taak op u te nemen, waarvan de heer Wils zich vanmiddag reeds op zoo'n voortreffe lijke wijze gekweten heeft nl. die van bewa ker van het tuinpoortje Ik voelde de spot in deze overdreven lof- tuiging. maar was zoo verstandig daar niets van te laten blijken en toen Nieuwenhuis met een komisch-plechtig gebaar beloofde niets te zullen nalaten om te trachten mijn voet sporen te drukken, liet ik ook dat over zijn kant gaan hem haastig verzekerend, dat daar voor niets anders vereischt werd dan dat hij zonder ons in de eetzaal dineerde. „Toch!" meende Nieuwenhuis. ,.'t Dunkt me minstens even noodzakelijk, dat ik weet hoe die verdachte meneer er uitziet. Een zoo duidelijk mogelijk signalement zou mij niet onwelgevallig zijn. Stel je voor. dat ik een verkeerde achtervolg! Mijn reputatie als amateur detective is er mee gemoeid!" Het kwam mij voor, dat Sanders zich eenigs zins ergerde aan den schertsenden toon waar op dit gezegd werd en die niet in overeen stemming was met de ernst van het onder werp waarover wij hier beraadslaagden. Hij liet dit evenwel niet blijken, maar gaf Nieu wenhuis rustig de noodige inlichtingen, om daarna zich weer tot ons allen wendend, voort te gaan: „Met een spiomage van uit de eetzaal zullen we helaas niet kunnen vol-, staan. (Wordt vervolgd). DE BEKLAAGDENBANK tijdens het proces inzake den brand van het Rijksdaggebouw. Men onderscheidt duidelijk den Nederlander van der Lubbe. Links op dc zelfde rij de beklaagde Torglcr. EEN OVERZICHT VAN DE GERECHTSZAAL te Leipzig tijdens het proce^ inzake den brand van het Rijksdaggebouw. Op den achtergrond dc recht bank tijdens het verhoor van Marinus van der Lubbe. MISS ISOBEL WATLING tc Londen geniet het voorrecht dc ccnigc jongedame te zijn, die van het Engelschc ministerie van Oorlog toe stemming heeft verkregen parachutes te ver vaardigen ten dienste der luchtstrijdkrachten. Ook voor Mollison vervaardigde zij een der gelijk instrument. DE BEZOEKERS voor het proces te Leipzig inzake den brand van het Rijksdaggebouw werden bij het betreden van het gerechtsgebouw door de Scupo scherp gecontroleerd. LUITENANT VAN DER GIESSEN, dc leider van de expeditie, die op IJsland onderzoe kingen verrichtte in verband met het Pooljaar, is Vrijdig op Schiphol teruggekeerd. Officieren van het vliegkamp tc Soesterberg namen luitenant van der Giessen bij aan komst op de schouders.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 18