purijschew
LETTEREN EN KUNST
Het nieuwe filmseizoen.
Tentoonstelling-de Bordes
WOENSDAG 4 OCTOBER 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
9
I
filmkunst. DON QUICHOTTE VAN
LUXOR
Ook het Luxor-theater begint het seizoen
met grootsche plannen. October belooft een
voor dit theater historische gebeurtenis.
Reeds heeft dit blad herinnerd aan het zil
veren jubileum van den directeur, den heer
B. C. Hartman. Het ligt voor de hand, dat
ook de bioscoopbezoekers op eenigerlei wijze
in deze herdenking zullen worden betrok
ken.
Op welke wijze, kan voor hen alvast geen
verassing meer zijn. Want de onooglijke
struikelblokken, waardoor zij zich de laat
ste weken een weg moeten banen en die
zoo'n schrille tegenstelling vormen in de
ordelijke en keurige omgeving, welke zij in
dit theater gewend zijn, hebben het geheim
reeds verraden. Verbouwing! En een verbou
wing, welke in dit geval een verbetering be-
teekent. Met alleen het trappenhuis, waar
om dit karwei aanvankelijk is begonnen,
wordt onderhanden genomen, maar ook de
tusschenverdieping met de foyer, de garde
robe en de toiletten. De opmerkzame toe
schouwer kan thans reeds uit dezen chaos
bespeuren, welk een luisterrijk interieur hem
straks, als alles voor het jubileum in orde is,
zal omgeven.
Misschien zal er, gelijk dit bij de opening
van deze bioscoop op 16 Juni 1921, dus thans
bijna twaalf en een half jaar geleden, ook
het geval is geweest, een gelegenheidsvoor
stelling worden gegeven. Het zou niet on
aardig zijn, zoo de heer Hartman dan uit
zijn oude archief nog eens een paar journaals
of een speelfilm te voorschijn kon halen, welke
het verschil tussöhen toen en nu duidelijk zou
demonstreeren.
In afwachting van deze nog in het waas
van de verrassing verhulde gebeurtenis kun
nen wij ons alvast verheugen op hetgeen
veilig en wel in de doozen ligt ingepakt om
in de komende winterdagen voor ons op het
witte doek te worden afgedraaid.
Ook bij de productie, waarvan Luxor zich
het vertooningsrecht heeft- verzekerd, is veel
belangwekkends. De directie verzekerde ons,
steeds te zullen zorgen, dat de première van
de te verwachten filmwerken door haar zoo
spoedig mogelijk in Haarlem zal worden ge
geven.
Onder de „groote" films, welke de direc
tie op het repertoire heeft staan, treft ons
allereerst het werk van den Engelschman
Frank Lloyd: Cavalcade. Deze film is in het
buitenland uitstekend ontvangen. Niet al
leen door de pers, ook door het publiek. We
spraken een paar „gewone" jonge menschen,
die haar onlangs te Brussel hadden gezien
en die er verrukt van waren.
Deze film, vervaardigd naar het gelijkna
mige werk van Noel Coward, behandelt het
leven van 190a tot 1933, zooals dat door twee
Engelsche families, het gezin van een. aris
tocraat en het gezin van zijn bediende, door
leefd wordt .De Boerenoorlog, dewereldoor
log, daartusschen het vergaan van de Tita
nic en allerlei andere reminiscentiën. Het
werk heeft eeen humaniseerende strekking
en moet ook als kunstwerk geslaagd zijn. Ca
valcade bewijst, hoe ook de Engelsche film
productie een beter en belangrijker stadium
is ingetreden.
Behalve dit „epos een-er generatie" staat
een werk van niet minder faam op het pro
gram: Het testament van dr. Mabuse, ver
vaardigd door den Duitschen regisseur Fritz
Lang, die als cineast ruim tien jaar geleden
naam heeft gemaakt met zijn De moede
dood, Nibelungen, De vrouw in de maan en
Metropolis, dat hier verleden winter nog bij
gelegenheid van het internationale smalfilm
congres in de studio van den heer Mol is
vertoond.
Een van Lang's eerste films was Dr. Mabu
se, de speler. Op deze, thans meer dan tien
jaar oude film heeft de kunstenaar nu een
vervolg gemaakt, dat een criminalistischen
inslag heeft en dat met Lang's bekende pom
peuze fantasie uitgewerkt is.
Als derde spécialité kunnen we noemen een-
nieuw werk van den sneeuwsport-filmer dr.
Arnold Fanck, door zijn vorige films bij het
Haarlemsche publiek welbekend. Met zijn
trouwe medewerkers, den vlieger Udet en
de filmactrice Leni Riefenstahl heeft dr.
Fanck het hooge noorden bezocht en is daar
tusschen ijs en sneeuw aan allerlei gevaren en
bedreigingen blootgesteld geweest. Deze expe
ditie heeft hij verfilmd in dit nieuwe werk:
S. O. S. IJsberg
Misschien meer als een curiositeit dan als
een belangrijk werk op te vatten is het door
John Francis Dillou geregistreerde De On
tembare vrouw, waarin de verbleekte filmster
Clara Bow opnieuw schittert. De tekst en de
foto's uit het prospectus geven den indruk,
dat men hier met een sensatie-drama te ma
ken krijgt, dat den toeschouwer kan doen
sidderen of schaterlachen, maar dat hem in
elk geval amuseert.
Op de plaatjes afgaande, krijgt men een
vermakelijken indruk van de filmklucht Jan
maat op stap, waarin de komiek Sammy Co-
hen de hoofdrol vervult. In het komische
genre al is het in dit geval ietwat tragi
komisch getint, brengt Luxor Kermismiu-
naars, geregisseerd door Henry King en ge
speeld o.a. door Janet Gaynor, Wil Rogers,
Lew Ayres en Sally Eilers, Sensationeel is we
derom Paniek in den dierentuin, vervaardigd
door Rowland V. Lee, wiens Chineesche
„thriller" Dr. Fu Manchu men zich nog zal
herinneren. Het stuk is opgenomen in den
dierentuin te Boedapest en ontleent zijn aan
trekkelijkheid door het optreden van een
nieuw filmwonderkind, het jongetje Waliy
Albright.
Lilian Harvey, naar Amerika overgestoken,
debuteert aldaar in Mijn lippen verleiden,
dat, wat den titel betreft, doet denken aan
De kus voor den spiegel, het tooneelstuk uit
het vorige seizoen, dat wij dit jaar, ook in
Luxor, op de film te zien krijgen. Behalve in
het bovengenoemde stuk zullen we Lilian Har
vey nog mogen genieten in de eveneens Ame-
rikaansche operette Mijn zwakheid.
Uit den verderen overvloed van het Luxor -
repertoire stip ik nog aan: Chandu, de moor
dende straal (met Edmund Lowe) Jeugdzon
den (met Joan Crawford), Een vrije opvoe
ding (met Lionel Barrymore), Een afge
dwongen bekentenis (met Janet Gaynor en
Charles Farrell). de sensatie-film Slaapziek
te. en De wereld zonder mannen, met Raoul
Roullen in de hoofdrol.
H. G. CANNEGIETER
C. W. PABST.
De film. welke in den nacht van a.s. Zater
dag op Zondag in tegenwoordigheid van den
vervaardiger in het Rembrandf-theater zal
worden vertoond, is de Engelsche versie. Gelijk
men weet, heeft Pabst zijn Don Quichotte ook
in een Fransche bewerking gecomponeerd.
Het is deze Fransche bewerking, welke ik reeds
in Parijs heb gezien en waaraan ik eenigen
tijd geleden in mijn opstel over de film in
Frankrijk eenige regelen heb gewijd.
Men had mij gezegd, dat er tusschen de
Engelsche en de Fransche uitgave een onder
scheid van beteekenis bestaat. Dit kan ik,
nadat de directie van het Rembrandt-theater
de pers in de gelegenheid heeft ge&teld, ook
met de Engelsche versie kennis te maken, niet
toegeven. Er mogen hier en daar eenige ver
schillen zijn op te merken, deze zijn toch van
weinig belang.
Het eenige, wat tot een vergelijking zou
kunnen nopen, is de figuur van Sancho Panza,
onderscheidenlijk door den Franschman Dor-
ville en den Engelschman George Robey ge
speeld. Er zijn er. die de uitbeelding van Ro
bey verre boven die van Dorville stellen. Eer
lijk gezegd, begrijp ik dit niet. De overeen
komst in uiterlijk tusschen de twee acteurs is
zoo treffend, dat men ze niet uit elkaar kent
en in de mimiek moge Robey wat weeker en
fijner wezen, ook de meer robuuste creatie
van den Franschman is verre van banaal.
Maar we hebben hier niet met een tooneel-
wedstrijd te maken en bepalen ons dus tot de
film. Ik ben blij, haar tweemaal te hebben
gezien. Want juist het taalverschil en de ge
deeltelijk gewijzigde bezetting, welke een her
haling van sommige belangrijke, ja vermoede
lijk door de voortdurende aanwezigheid van
Sancho zelfs van verreweg de meeste scènes
noodzakelijk heeft gemaakt, laat den prin-
cipieelen ondergrond van het werk te duide
lijker uitkomen.
En deze tweede vertooning heeft mijn aan-
vankelijk oordeel bevestigd. Dit kan in het
kort aldus luiden. Don Quichotte is een film,
welke uit allerlei hoofde de belangstelling ten
volle waard is, al zijn er tegen haar als ci
neastisch werk overwegende bezwaren in te
brengen
Allereerst treft in deze film de fotogra
fische pracht. Er zijn schilderijen in. welke
men onvoorwaardelijk bewondert. Natuur-
tafreelen in het heideachtige rotsland met de
heerlijke schapen en waarin ook de menschen.
boeren die met meelzakken naar den molenaar
trekken, ontvluchtende galeiboeven, herders
en politie-ruiters, een indrukwekkende stof-
fage vormen. Met kunstenaarsoog hebben de
operateurs Nicolas Farkas en Paul Portier
partij getrokken van lucht en wolken en
vooral ook van de schaduwen in het land
schap.
Ook de figuur van den hoofdpersoon leverde
hun daarbij een profijtelijk sujet. De lange,
rijzige gestalte van Feodor Chaliapine in de
romantische pose van den dolenden ridder
leent zich bij uitstek als beeld tegen een strak-
ken horizon. Hoe prachtig komt zijn verschij
ning uit, wanneer hij, in een wit hemd. de
gevelde lans in de hand, op het dak van zijn
gammel kasteel de hem zoekende gerechts
dienaren opwacht.
Chaliapine als opera-acteur en zanger: een
tweede aantrekkelijkheid van de film. De me
lancholieke zang, waarmee hij, onzichtbaar,
de laatste acte besluit, terwijl voor onze oogen
de verbrande boeken als door een wonder in
hun vorige gestalte worden hersteld, maakt
indruk door een weidschen, mystieken klank.
Zijn smartelijk masker, waarin de bezeten
oogen gloeien als met een valsch vuur; de ge
brokenheid van zijn geestdriftig gebaar en de
extatische starheid tegenover de hem hoo-
nende en bedreigende menigte bewijzen, dat
deze groote zanger tevens een groot acteur is.
Chaliapine heeft den Don geheel opgevat
als ridder van de droevige figuur. De droef
geestigheid overheerscht in zijn grotesk élan.
Het tragische moment, waarop de arme gek
bij de ontmaskering van zijn tegenstander in
het duel als Carasko ontdekt, dat heel dit
hoofsche spel slechts gediend heeft om hem
voor den mal te houden, geeft Chaliapine met
een onverbeterlijke mimiek weer.
Daarbij is ook Sancho van Robey voort
durend belangwekkend om zijn geestige ge
moedelijkheid.
Behalve de genoemde aantrekkelijkheden
rest dan ook nog de film. het bestanddeel,
waarvoor inzonderheid Pabst aansprakelijk is.
Ook uit cineastisch oogpunt biedt deze film
enkele fragmenten van blijvende beteekenis.
Allereerst, hoe ongerijmd het klinke, het slot:
de verbranding van de boeken en het door
het terugdraaien van de film verkregen sym
bolisch effect van het herstel in den oorspron-
kelijken staat. Dan: de stormloop van den
Don tegen de molens en zijn omwenteling
aan een der wieken door het luchtruim. Hier
werkt ook het geluid, het unheimische
knarsen van de assen. mee om het fan
tastisch effect te voltooien. En ten slotte
eenige goed gecomponeerde massa-bewegingen
waarvan het her- en der rennen van de
schapen en het ruitergevecht met het terug
vluchtend publiek uit de poort een paar voor
beelden leveren.
De rest is tooneel en tableau vivant, neer
gezet in een veelal kunstmatig opgezet kader,
waarvan geen andere suggestie uitgaat dan
die van een zorgvuldig en artistiek uitgevoerd
variété-amusement.
De eindindruk is. dat juist iemand als
Pabst, in wien naast de fantasie het humane
gevoel zoo sterk leeft, van dit rijke gegeven
oneindig veel meer had kunnen maken. Het
werk van Cervantes is in deze proeve te veel
veruiterlijkt: de ontroerende kern is niet vol
doende ontbloot. De weergave van het klas
sieke gegeven is te anecdotarisch gebleven.
Geen fout is het, dat Pabst met enkele typee-
rende episoden heeft meenen kunnen vol
staan. Maar het cement, dat deze bouwstee-
nen verbindt, is niet krachtig genoeg. Met een
uitsluitend op filmmiddelen berustenden op
zet en een centrale gedachte had Pabst het
wonder kunnen bereiken, dat hem nu door
(misschien noodzakelijke) toegeeflijkheid
jegens zijn lastgevers ontgaan is. Deze spe
culatie op de prachtlievendheid van het ba
nale publiek is, als zoovele speculaties in
crisiswanhoop bedreven, mislukt.
H. G. CANNEGIETER.
CHARLIE CHAPLIN WIL ZIJN SNORRETJE
NIET KWIJT.
HOLLYWOOD Oct. (Reuter) In strijd
met loopende geruchten heeft Charlie
Chaplin verklaard dat hij" zijn snorretje niet
zal laten verwijderen. Hij denkt er niet aan
om zijn zoo karakteristiek geworden snor
retje weg te doen, ook al meent men, dat
hij hiermee zooveel op Hitler lijkt.
heerlik bros met zachte crèmevulling
(Adv. Ingez. Med.)
Ten Prinsenhove.
In een van de architecten-vakbladen
waagden wij ons bij den dood van onzen be
treurden collega en vriend Ir. P. F. de
Bordes aan de uitspraak, dat het in zijn
positie als ambtenaar-architect zoo zelden
voorkomt, dat hij persoonlijk waardeering
oogst voor werk, dat uit zijn geest en hand
is gevloeid. Immers, de opdrachtgever, i.e. de
gemeenschap, vertegenwoordigd in steeds
wisselende overheidscoileges, mist het per
soonlijke, het onmiddellijke belanghebbende
en zelfs menigmaal belangstellende, dat zoo
zeer uitgangspunt is bij vele opdrachten in
de particuliere architecten-praktijk.
Wel lijnrecht in tegenspraak hiermede is
de buitengewoon gulle wijze, waarop het
gemeentebestuur heeft gemeend getuigenis
te moeten afleggen van zijn waardeering
voor het werk, dat onder leiding van een
zijner zeer verdienstelijke hoofdambtenaren
tot stand kwam. Dat deze uiting van waar
deering eerst komt, nu zijn vaardige arbeid
zame hand voorgoed rust, wekt één oogen-
blik een weemoedige gedachte, die echter
spoedig vervaagt, wanneer we bedenken hoe
wars hij was van huldebetoon en daarbij
tevens hoe duchtig hij gewapend was met
zelf-critiek. Dit deed hem waakzaam zijn,
zoodra hij geprezen werd en het woord „te
vredenheid" was hem in dit verband
vreemd. Hier is de ware zoeker, die bij veel
lofbetoon de argwaan van den speurder in
zich voelt opkomen en die vaag vermoedt,
dat er dan zeker nog iets niet in den haak
moet zijn. En dat prikkelt hem tot her
nieuwde krachtsinspanning.
Nu het beeld van zijn werk, want het is
toch eigenlijk zijn werk over een twaalf
tal jaren overzichtelijk, vóór ons hangt, be
sluiten we al aanstonds tot een woord van
groote lof en instemming, alleen reeds om
den zorgvuldigen, nauwgezetlen, liefdevollen
arbeid zelve, die hier volbracht is.
Zeker, de opgaven waren aantrekkelijk:
nieuwe scholen voor nieuwe menschen. Bij
zijn werk gesteund door een staf van be
kwame werkers, opgewekt door zijn bezie
lende leiding, in staat tot het uitwerken van
zijn gedachten. Maar hij, die eens even aan
dachtig kijkt naar zijn „laatste teekening",
wordt wel doordrongen van het besef, hoe hij
waarlijk de geestelijken vader mocht heeten
van het werk. dat onder zijn leiding vorm
kreeg en waarvoor hij de verantwoording
droeg. Ik behoef er nauwelijks bij te voe
gen, dat dit geen verkorting is van de ver
diensten van hen, die zijn getrouwe mede
werkers waren en wier invloed hij menig
maal grootmoedig duldde en erkende. Uit
deze laatste teekening spreekt helder de
geest van hem, die wikt en weegt en die niet
dan na rijp beraad besluit in het besef, het
beste te hebben gegeven, wat hij op dat
oogenbllk vermocht te geven. Bereid critiek'
te verdragen en bezield met den onverzette-
lijken wil niet te versagen.
Deze teekening, die de eerste ontwerpen
te zien geeft voor de nieuwe H.B.S. voor
Meisjes, weerspiegelt voor wie het vermag te
zien, geheel en al zijn wezen en is een gang
naar deze tentoonstelling alleen al waard.
Voor den buitenstaander, die het werk meer
kent als dat van „d e gemeente", vormt de
collectie foto's een belangwekkende reeks.
Wij zien daar, als een der vroegere scholen,
die aan de Karolingenstraat, waarin een trek
naar monumentalen platbouw kenmerkend is.
met mooie, diepe schaduwpartijen en gezond
rhythme in de groepeering der elementaire
bouwdetails. Misschien wat al te robust hier
en daar, maar toch sterk en vooral goed ge
situeerd. Een blik op den moeilijken terrein-
vorm toont duidelijk op welk een vinding
rijke wijze hieraan is tegemoet gekomen.
De school aan de Wilgenstraat, waarvan
een zeer mooie foto aanwezig is. toont even
dat zekere invloeden van bekend werk. hoe
zou 't ook anders kunnen, hem niet onbe
wogen hebben gelaten. Al zijn deze invloeden
dan ook zéér knap verwerkt. Doch hieruit wist
hij zich spoedig los te werken en dan toont hij
zichzelf. Hoe onopgesmukt, zonder pretentie,
treffend-eenvoudig groepeert en schikt hij de
noodzakelijkheden te zamen tot een aantrek
kelijk geheel. De voorbereidende school aan
de Saracenenstraat en andere, waaronder ze
ker ook de Dr. Huetschool, zijn daarvan goede
voorbeelden.
Daar is de openluchtschool in zijn gearti
culeerde expressie, als vanzelf gegroeid uit de
praktische grondeischen en niet zooals men
licht zou denken uit een neiging tot een be
paald architectonisch streven, vaag aange
duid met het woord „nieuwe zakelijkheid".
De school aan het Junoplantsoen staat er
monumentaal in zijn klaren eenvoud.
Zoo gaan we door en dan passeeren we de
kleinere objecten, als politieposten, wacht-
lokaaltjes, dienstwoningen.
En dan hebben we nog alleen maar den
buitenkant gezien. De vele foto's van knap
interieurwerk toonen andere facetten van
zijn kunnen. Zie de zaal in 't Frans Hals
museum. zijn trappenhuizen, zijn meubelen-
Zij bewi.izen hoe zijn zorgen zich niet alleen
om het schoone uiterlijk bewogen, maar hoe
zijn scheppingen in- en uitwendig van har
monischer. samenhang zijn.
We moeten nog memoreeren zijn zéér voor-
loopige ontwerpen („proeven" zouden we
kunnen zeggen) van de brug over het Z.-B.
Spaarne en de uitbreidingsplannen voor het
Raadhuis en dan komen we aan datgene,
waarmede we eigenlijk hadden kunnen be
ginnen. nl. aan de platte gronden. Zonder
deze toch kan van een eigenlijke beoordee
ling van het werk van den architect geen
sprake zijn. Al blijft voor de meeste beschou
wers de buitenzijde het eenige, dat aan het
werk waarde verleent. Voor wie dieper ziet,
toonen deze plattegronden eerst duidelijk
welk een goede, gezonde samenhang er in
dit werk bestaat. Wie in staat is ze met de
foto's van den opbouw te vergelijken krijgt
nieuwe waardeering voor zijn gedegen arbeid.
Zoo komt men tot de erkenning, dat de
waarde van den arbeid van den architect
ruim heen grijpt over de compositie van den
buitenkant alleen en dat onder zijn handen
eerst dan het werkelijke bouw-werk kan
groeien, indien hij alle tot het bouwen be-
hoorende factoren volkomen beheerscht.
Tot we eindelijk staan in het stille hoekje
van hem alleen bij de vrije teekeningen van
zijn hand. Kinderportretjes. En dan gaan
we maar
Met in ons hart een stille lof voor hem, die
in ons hoogste stadscollege het initiatief nam
tot deze tentoonstelling.
AUG. M. J. SEVENHUIJSEN,
Architect B.N.A.
muziek
Eerste abonnementsconcert
der H. O. V.
Soliste Else Rijkens.
In twee opzichten was ons Haarlemseh or
kest onfortuinlijk. Ten eerste was zijn diri
gent Frits Schuurman door ziekte van tame
lijk ernstigen aard genoodzaakt voor dit eer
ste concert zijn plaats af te staan aan den
tweeden dirigent En ten tweede trof het
slecht dat het concert van „Toonkunst" in
den Stadsschouwburg noodwendig op Dins
dag moest plaats vinden, omdat de heeren
Van Beïnum en Van Leeuwen Boomkamp
geen anderen avond disponibel hebben.
Maar er was een lichtzijde, en die heeft ons
dezen avond zoo 't nog noodig was. in lichte
laaie gezet voor onze HO.V. Door de samen
werking van dé orkestleden en den tweede)1,
dirigent. Marinus Adam. is er op dit eerste
abonnementsconcert werk geleverd, dat een
voudigweg als superieur mag worden aange
merkt. Bij Weber's ouverture „Der Freischiitz"
werd dadelijk het beste van het beste gege
ven. Enkele mutaties (en versterkingen) bij
de violen zijn het orkest ten goede gekomen,
en ;t bleef heel den avond opvallend, hoe
goed de violenklank was. De dirigent heeft
het bovendien aangedurfd, om twee als eerste
uitvoering aangekondigde stukken (van
Schönberg en Rimsky Korssakovi toch te
doen spelen, hoewel hij uit den aard der zaak
niet veel met het orkest had kunnen repe-
teeren. Het leeuwenaandeel onder deze nieu
we stukken had „Shéhérazade" van Rémsky
Korssakow, een der sprookjesdichter, van den
Russischen colorist, dat evenals gelijksoortige
als „Sadko", of „Russian en Ludmilla" sinds
lang vermaardheid geniet. Eerste eisch is na
tuurlijk een vlekkelooze uitvoering, die aan
het coloriet volle aandacht wijdt. En 't mag
gezegd zijn dat orkest en dirigent in dit op
zicht hoogst loffelijk werk gaven. Behalve den
concertmeester, wiens broze, ietwat ijle viool
toon in de omvangrijke soli de juiste sfeer
trof, mogen ook de andere solisten (fagot,
hobo, cello) met eere genoemd worden, en
niet minder droegen de bedienaars van het
slagwerk het hunne bij, om rhythme en kleur
levendig te houden. Het vierdeelig werk vulde
het programma na de pauze.
Voordien had het orkest zich van zijn beste
zijde getoond in de muziek van Schönberg.
Het gaf, eveneens in eerste uitvoering, een
deel uit de „Gurrelieder", waarvan velen zich
nog uitL.de na-oorlogsjaren de geweldige uit
voering onder Schönberg's leiding zullen her
inneren.. Al bereikte thans het orkest niet den
volumineuzen-klank die destijds het Concert
gebouworkest bereikte, de kleur was er zeker
en daar deze met zeer aparte middelen wordt
bereikt, moet hier wel met opvallend grooto
toewijding zijn gewerkt. Dit overwegend,
kwam een gevoel van spijt, van teleurstelling
over mij, nu ik de positie van deze orkestle
den thans zwakker weet dan ooit. Een voor
beeldig mooie uitvoering als deze, bijgewoond
door veel'en veel te weinig hoorders, moet
bestuur en leiders ontmoedigen, dat kan niet
uitblijven. En waar andermaal het orkest
weer heeft bewezen, welk een rijk bezit Haar
lem op dit moment nog heeft, heeft het ook
het recht, aanspraak te maken op volledige
medewerking van stadgenooten en omwonen
den. Halfvolle zalen, of erger nog, kan de
HO.V. niet tolereeren, en houders van abon
nementen moeten niet versagen, maar zon
der ophouden in de weer blijven, om het le
dental uit te breiden. Wie Dinsdag voor het
eerst, als introducé, dit voor-beeldig concert
bijwoonde, is reeds als lid ingeschreven, dit is
buiten twijfel. En zóó. ja zóó moet het ge
beuren: men verstrekke, uit eigen beurs, een
introductiekaart aan vriend of kennis, en de
muziek doet de rest.
Daar was ook dé bijzonder prijzenswaar
dige zang der soliste Else Rijkens. Voorname
voordracht, voleerde zangkunst, maakten
zelfs Tsjaikowsky's niet heel sterke muziek
uit „Jeanne d'Arc" nog in vele opzichten aan
nemelijk. en deden het zijne om de hoogst be
langrijke muziek van Schönberg's Gurrelieder
zóó te helpen uitvoeren, dat dit stuk terecht
mocht worden aangemerkt als een der glans
punten van den avond. Een avond die de
serie abonnementsconcerten glorieus heeft
ingezet,
G. J. KALT.
HET BALLET JOOSS.
Het afscheid van den soldaat uit
De Groene Tafel.
Het ballet Jooss. dat hier in het vorige sei
zoen een onvergetelijken indruk heeft ge
maakt met de opvoering van Der Grüne
Tisch zal Zondagavond weder in onzen Stads
schouwburg optreden. Het ballet, dat in het
afgeloopen jaar zeer veel succes oogstte te
Parijs. Londen en in de stad van de „groene
tafel' Genève, vertrekt 18 October naar Ame
rika. In zeer korter, tijd heeft Jooss zich een
wereldnaam veroverd. En geen wonder! Het
groote geheim van zijn kunst is zijn onna
volgbare regie. Hij weet van zijn dansers en
danseressen acteurs en actrices te maken.
Wie eenmaal Der grüne Tisch van dit ensem
ble heeft gezien zal de herinnering aan dit
prachtige en aangrijpende ballet altijd bij
blijven.
Wij kunnen nog meedeelen, dat Der grüne
Tisch ook nu weer het hoofdnummer van "net
programma zal vormen.
M.t. B.d.T Afd. Haarlem en Omstreken
Eerste Ledenconcert.
Het eerste ledenconcert van „Toonkunst"
heeft ons gedurende een paar uren terugge
bracht in de sfeer der muziekbeoefening, zoo
als d)e ongeveer twee eeuwen geleden plaats
vond. Een salon, een clavecin in 't midden,
daarvóór een antieke stoei (Ed. van Beinum
gebruikte wijselijk geen modernen klavier-
zetel!) een strijkensemble er om heen, zie
daar het decor en de réquisiten Dinsdag
avond in onzen Stadsschouwburg. Er ont
brak nog wel een en ander aan om een vol
komen 18de eeuwsche omgeving te schep
pen. en ook de kleedij der uitvoerenden was
niet naar de dracht van dien tijd, maar deze
bijzaken konden den indruk der uitvoering
niet schaden: de vertolking was prachtig in
stijl, en dat is de hoofdzaak.
Er is gemusiceerd met een voornaamheid,
een smaak, een toewijding, die de oude wer
ken van Torelli. Böddeker. Bach iPh. Em. en
Joh. Seb.) en Mozart in het schoonste licht
plaatste. Oud moge deze kunst zijn, verou
derd bleek zij in geenen deeie. hoe snel wij
tegenwoordig ook leven, hoe gauw alle
„ismen" alweer uit de mode zyn. Doch die
oude kunst huldigt geen „ismen", geen spe
culatieve theorieën, waaraan het hart vreemd
blijft. Haar beoefenaren wilden schoonen
klank in schoone vormen geven, zij wilden
tevens gelegenheid geven, de speelvreugde
den teugel te vieren hoe zij er in geslaagd
zijn, hoe levend hun kunst nog is, mocht de
bijval bewijzen, die na elk der nummers
weerklonk.
We hadden gaarne de geboorte- en sterf
jaren der componisten op het programma
vermeld gezien. Torelli, tijdgenoot van Co-
relli (de eerste overleed in 1708, de tweede
in 1713» was de eerste 'van wien, in 1709,
concerti gfossi in druk verschenen. Hij is
echter niet de schepper van dezen kunst
vorm, want. Corelli had reeds in 1682 door
zulke werken de aandacht op zich gevestigd.
Omtrent Böddeker heb ik geen nadere ge
gevens kunnen vinden. C. Ph. Em. Bach
leefde van 1714 tot '88 en was dus grooten-
deels tijdgenoot van Mozart (1756-'91). Joh.
Seb. Bach van 16851750.
Na deze korte historische opsomming wil
len we onze aandacht even tot de werken en
hun uitvoerders bepalen.
Ik weet niet welke wijzigingen of toevoe
gingen Ed. van Beinum door zijn bèWéridu-
gen van Torelli's concerto grosso heeftoaan-
gebracht. De oorspronkelijke b'èzéuing was
2 concerteerende en 2 aanvullende violen, alt
en continuo (cembalo). De versterking van
het continuo door cello en bas is dus ver
moedelijk van Van Beinum's hand, Hoe 't
ook zij, het werk klonk uitstekend en de bei
de concerteerende violisten (Fred. Helmann
en Ben Meijer) hadden er een dankbare taak
in. Het eerste Allegro is wat stijf, het Adigo
daarentegen zeer mooi, het fugatische slot-
Allegro vol levendigheid en geest. In het
„Weihnachtskonzert" van Böddeker is de
tegenstelling tusschen de behandeling der
Latijnsche en die der Duitsche strofen merk
waardig en niet minder merkwaardig is het
gebruik, dat de componist gemaakt heeft
van de melodie van het oude Maria-lïedje,
die later o.a, ook door Brahms in zijn „Geist-
liches Wiegenlied" aangewend is. Mevr. Jo
Vincent, discreet door van Beinum begeleid,
gaf de tegenstellingen goed weer en haar
stem en zangtechniek glansden als steeds.
De schrijfwijze van C. Ph. Em. Bach vormt
al de overbrugging naar die van Mozart's
tijd. In zijn celloconcert is vooral het Largo
mento indrukwekkend, al had het misschien
wat beknopter kunnen uitvallen. Doch het
spel van Carel van Leeuwen Boomkamp deed
alle bezwaren vervliegen. Het was van een
voornaamheid, een doordachtheid en daar
bij van een instrumentale volmaaktheid, als
men zelden aantreft, en de speler heeft
weer eens bewezen tot de grootsten der thans
levende cellisten gerekend te mogen worden.
De wereldlijke cantate van Bach „Weichet
nur, betrübte Schatten" heeft mij eenigs-
zins teleurgesteld. Zij begint heel mooi en
bevat verder in de aria „Phöbus eilt mit
schnêllen Rferden" een vurtiozenstukje. dat
zelfs in onzen tijd. waar de snelheid des
paards niet meer telt, bewondering af
dwingt en we hebben dan ook de keelvaar-
dlgheid van Jo Vincent en de clavecinis-
tische vaardigheid van Van Beinum behoor
lijk bewonderd, en we hebben in andere ge
deelten Georg Blanchard heel mooi de obli
gaat-hobopartij hooren vertolken, maar ver
der gaf deze Bachcantate weinig groote en
zeker geen nieuwe indrukken.
Het tweede hoogtepunt van den avond 'het
eerste was het celloconcert» werd gevormd
door het Divertimento van Mozart. Mozart
schreef niet minder dan 31 van zulke Cas-
satio. Serenade of Divertimento genoemde
stukken die dus min of meer tot de amuse
mentsmuziek van de aanzienlijken van zijn
tijd gerekend moeten worden. Maar welk
een edel gehalte heeft Mozartsmuziek. Zoo
men al in de rondo-finale het luchtige dei-
bedoeling herkent, zoo het begin-Allegro
hoofdzakelijk speelvreugde openbaart de
drie daartusschen gelegen deelen. vooral het
Thema met Variaties en het Adagio bevat
ten muziek van Beethovensche diepte en
ernst. En de Menuet wekte bij vele hoorders
een aangename herinnering aan de bekende
bewerking voor viool en piano door Kreisler
op. In het Divertimento werkten de uitmun
tende hoornisten Rich. Sell en A. Tooren-
spits. die ook van de Concertgebouw-Kamer-
muziekvereeniging deel uitmaken, mede.
Er was een volle Stadsschouwburgzaal.
ondanks het samenvallen van dit concert
met het eerste ledenconcert der H.O.V. Na
wat er een vorig jaar over het schadelijke
van zulke coïncidenties voor beide partijen
geschreven is. mag deze nieuwe wel zeer ver
wonderlijk heeten, doch we kunnen geen ver
wijten maken, alvorens de oorzaak te ken
nen. Was het nooaig?
K. DE JONG,