VAN HET GOEDE TE VEEL.
ZATERDAG 7 OCTOBER 1933
HAARLEM'S DAGBLAD
5
BIJVOEGSEL
HAARLEM'S
DAGBLAD
AAN ALLEN.
Langzaam maar zeker gaat de zomer voor
bij. En langzaam maar zeker nadert de
herfst. Volgens de kalender zitten we al een
paar weken in de herfst. Maar je vergat dit
door 't mooie weer. En je vergat 't ook door
de bloemenweelde in onze tuinen en parken.
Dit was al weer het gevolg van het mooie
weer. De boomen zitten nog dicht in 't blad
en toch behoef je niet eens zoo heel goed
te kijken, om te zien hoe veelkleurig de bla
dertooi al is. Als je een wandeling maakt,
ruik je aan de kruidige, vochtige lucht, dat
er een ander jaargetijde regeeren gaat.
Een herfstwandeling is een bizonder .ge
not. Ik weet wel, dat 't anders is dan 's zo
mers. De vogels kwinkeleeren niet meer.
Overal is 't stiller. Ook al, omdat er minder
gewandeld wordt. Maar voor de rasechte
wandelaar is 't heuseh niet minder prettig
dan 's zomers. Loop je in 't Bloemendaalsche
bosch in den Neethof, dan merk je al, hoe
dicht het bladtapijt is. En wat een padde
stoelen. Ik zag Zondag veel paarlstuifzwam-
men. Wat staan die witte zilverachtige pad
destoelen mooi tusschen de bruine en gele
bladeren.
Ook een duinwandeling kan ik je aanbe
velen. Bramen zijn er wel niet meer te pluk
ken. Van een Zandvoorter vernam ik, dat de
tegenwoordige bramen toch maar heel „pe
tieterig" waren. En er waren er lang zoo
veel niet meer als een 25 jaar terug. Hoe of
dat kwam? Vroeger, dat wil zeggen, voor
de kanalen van de Amsterdamsche duin
waterleiding er waren, zat er natuurlijk veel
meer water in de duinen. Dat schijnt voor
den bramengroei beter te zijn geweest. Uit
mijn jeugd herinner ik me, hoe de -Zand-
voortsche jeugd blootvoets te Haarlem kwam
met emmers vol bramen. Ze werden dan aan
de huizen verkocht voor een stuiver het pond.
In den bramentijd at iedere Haarlemmer
bramen.
Er groeiden toen ook nog aardbeien m
het duin. Het heele duinlandschap is anders
geworden, ja eigenlijk armer geworden. Je
kon er ook zoo mooi zilverblad plukken en
zonnedauw, dat tegenwoordig weer zoo in
de mode komt. En dan waren er koortsbloe-
men, dat waren mooie, roode bloemen, die
een geneesmiddel bevatten tegen koorts. Ze
werden indertijd door de Zandvoorters ge
zocht om ze aan den apotheker te verkoo-
pen. Dat waren allemaal planten, die op
vochtigen bodem tierden.
Toen 55 jaar geleden het IJmuiden-
sche kanaal gegraven werd, liep al het wa
ter daar naar toe. Een jaar daarna was er
geen koortsbloem meer te vinden. Met de
du in waterkanalen werden de duinen steeds
droger. Die kanalen zijn heel diep, dus al
't water loopt daar naar toe. De nieuwe ka
nalen graven ze nog dieper dan de oude. De
duinen zijn nu wel zoo uitgedroogd, dat er
ook geen aardbei meer groeien kan. Ook
geen zilverblad. Vroeger zat er ook petro
leum in den grond.
Vroeger jaren was er die boerderij m Bent
veld, die er thans nog is. Een 50 jaar ge
leden moeten er op dat weiland wel 20 koeien,
hebben gegraasd. Toen het kanaal gegraven
werd was na 2 jaar al het vee verdwenen. In
't Mariënbosch is 't ook veel droger dan
vroeger. Vroeger was daar een meertje, dat
altijd water had. Thans is het bijna droog.
Watervogels komen er al lang niet meer
voor.
Bij 't droger worden van de duinen is ae
konijnenplaag gekomen. Heel merkwaardig
is het, dat er vroeger geen konijnen, maar
wel hazen in de duinen voorkwamen. Bij het
droog worden van den grond hebben ze ko
nijnen uit het buitenland aangevoerd en in
de duinen uitgezet. Er zijn toen kunstmatige
konijneholen uitgegraven.
's Winters werd er zelfs schaatsen gere
den op de bevroren duinpiassen, 's Zomers
lieten de jongens er hun schuitjes varen.
Omdat het tusschen Bentveld en Haarlem
het droogst was, zijn ze daar het eerst be-
sonnen met de waterleiding. Tusschen Zand-
voort en Bentveld lagen wel vijf groote wei
landen met koeien en paarden.
De Zandvoortsche grond was toen heel wat
goedkooper dan nu. De grond, waarop nu
Hotel d'Orange staat, is door de gemeente
Zandvoort verkocht voor 10 cent de M2. 60
jaar geleden liep er al een soort electrisch
trammetje van Kostverloren naar 't station.
25 jaar geleden kwam de electrische tram.
Door den tijd verandert veel, maar alle ver
andering is niet alleszins verbetering.
W. B. Z.
HET VOORNAAMSTE.
Een verhaal voor meisjes.
„Waar ga je toch zoo vlug heen, Louise?"
,Mijn nieuwe hoed halen bij de modiste
'„Goed, wil je dan meteen even naar den
schoenmaker doorloopen om te vragen, of
mijn nieuwe schoenen al klaar zijn
„Doe je boodschappen maar zelf, meisje Ik
heb er geen tijd voor".
„Maak je maar geen zorg, Suze. Ik moet
toch naar den schoenmaker, om de schoen
tjes van mijn broertje te halen en dan wil ik
de jouwe wel meenemen", riep 'n heldere
stem.
„Oh Lies. je bent een schat om het te doen.
want ik moet r.og mijn nieuwe jurk strijken
en er de strikken op naaien!"
Zonder verder te blijven babbelen liep Lies
het dorp in. Zij kocht bij den slager een klem
stukje vleesch voor Grootmoeder, die het noo-
dig had om op te knappen en ook voor haar
broertje, die zoo bleek zag. Verder kocht zij
aardappelen. Zij zou alleen aardappelen eten,
zij had geen vleesch noodig; want zij was
sterk en gezond.
In den boekwinkel kocht zij een mooi blauw
potlood voor Jantje, want hij had het zijne
verloren. Toen haalde zij zijn schoentjes en
vergat niet die van Suze mee te nemen.
Ina verzorgde de nachtegalen
zoo goed, en toch stierven zij.
Mijnheer Vogelaar had één liefhebberij en
deze liefhebberij bestond uit het houden van
vogels. Allerlei soorten waren bij hem ver
tegenwoordigd. B.v. lijsters, roodborstjes,
meesjes, kanaries, nachtegalen, een vinkje,
papagaaien e.a.
De nachtegalen, dat waren wel z'n groot
sten trots, want je moet weten, dat er haast
geen vogelliefhebbers zijn, die deze beestjes
goed kunnen verzorgen.
Nu wilde deze mijnheer eens dolgraag met
z'n vrouw op reis; maar het grootste be
zwaar was altijd, dat hij niemand de ver
zorging van zijn vogels toevertrouwde.
Mijnheer Vogelaar had een dochtertje, Ina
genaamd, deze nu was groot genoeg, dacht
hij, om voor de beestjes te zorgen. Hij ont
bood Ina bij zich en zei; .Luister eens, meis
je; je vader en moeder gaan op reis en nu
moet jij voor m'n vogels zorgen. Maar denk
er om, dat je, voor alles, heel goed voor ze
bent". Ina vond het wel een zware taak
maar ze zou haar uiterste best doen.
Den dag voordat haar ouders op stap gin
gen moest ze zeker wel honderd keer van
haar vader hooren, hoe ze de beestjes moest
voederen, zoodat ze dit wel droomen kon.
Den eersten dag dat Ina heelemaal alleen
voor de vogels zorgde ging alles uitstekend
Als ze bij de kooien kwam dan wisten ze al
hoe laat het was, dan was het een lawaai,
dat hooren en zien je verging. De een voor
de ander wilde het eerst gevoerd worden,
't was een ware wedijver en als de beestjes
water kregen dan moest je het geploeter van
ze zien; ze „badderden" naar hartelust.
De eerste dagen ging dit zoo heel goed. Pa
pa kreeg een keurig verslag over de verzor
ging van z'n geliefde vogels. De ..nachte
pieten" sloegen dat je er 's nachts wakker
van werd. Zoo omstreeks een uur of vier.
half vijf, kweelden ze hun hoogste lied. Ina
wilde de beestjes voor dit mooie gezang be-
loonen en ze zou ze van morgen af aan eens
extra lekker eten geven.
De veelbelovende dag voor onze nachte
galen was gekomen. Ze zouden getracteerd
worden op pas gezochte miereneieren, dus
kersversche
De miereneieren lagen nog niet in het
voerbakje of de vogels zetten hun groote
kijkers nog wijder open dan anders en slox-
ten ze gulzig naar binnen. Binnen een mi
nimum van tijd waren de voerbakjes leeg
en hoorde je de snavels van de heer en in
de bakken kloppen, alsof ze zeggen wilden;
„Krijg ik niet meer, het was zoo lekker".
Het gevolg w?s dat Ineke al weer met een
nieuwe voorraad kwam aanrennen, die even
vlug als de vorige verorberd werd. Daar
stond ze van te kijken; dat die kleine beest
jes zóóveel konden eten. had ze nooit gedacht.
Eiken dag kregen alle vogels het eten en
drinken dat ze noodig hadden en de nachte
galen bovendien hun bakjes heelemaal vol
met miereneieren. De beestjes kregen een
uitstekende verzorging en alles liep reusach
tig goed; tot op een morgen Ineke weer bij
de nachtegaalkooien kwam en er ééntje
dood vond. Wat schrok ze daarvan! Maar
hoe kon dat? Ze had het beestje toch net
zooveel voer gegeven als de andere twee. die
nog leefden en lustig op hun stokjes wipten.
Hoe moest ze haar vader deze droeve bood
schap brengen? Ze zou maar niets schrij
ven. Het kind wilde, dat hij maar niet was
weggegaan, dan zou dit aardige beestje ook
niet gestorven zijn. Nu lag het onder in de
kooi en ze dorst er haast niet naar te kij
ken.
Twee dagen daarna waren twee andere
nachtegalen ook dood. De beestjes hadden
het voedsel zeker te lekker gevonden en er
te veel van gegeten. Ze hadden heele dikke
buikjes. Denzelfden avond kwamen Ineke's
ouders thuis en kregen het droeve nieuws te
hooren. Haar vader was niet eens zoo heel
erg boos. Ineke begreep er niets van. Hij
zei alleen, dat het heel jammer voor de vo
geltjes was. Maar vader en moeder hadden
buiten zoo genoten en vader had zooveel
vogels hooren fluiten, veel mooier dan in
al die nare kooien. Hij zag nu zelf in,
dat, wilde je van het gefluit en gezang der
vogels genieten, dan moest je ze in de "vrije
natuur hooren. daar waren ze op het mooist.
En z'n huisliefhebberij? daar had hij mee
afgedaan! Alle vogels gingen hun vrijheid
tegemoet.
En Ineke? Ze mocht fijn de volgende week
mee een week-end naar het Gooi, daar zou
ze het gefluit van de „echte" nachtegalen
hooren en van nog veel meer andere vogels,
die haar vader haar allen bij namen zou
noemen en dan kon ze ook zien hoe de vo
gels in de natuur hun voedsel zochten. Ze
zouden er dus samen een echt leuk reisje
van maken. Wat vond ze dat fijn, de heele
week moest ze eraan denken.
TO BR.
1 „Het zijn nieuwe!" riep ze, toen de schoen
maker ze haar liet zien.
„Ik heb nog mooiere voor Uw voetjes, juf
frouw Liesje", zei de man.
„En zij zijn niet duur, dat verzeker ik U".
Maar Liesje lachte vroolijk en verklaarde:
„Daar heb ik toch geen geld voor. Een vol
gende keer!" en weg was ze.
De uren gingen voorbij en Louise, Suze,
Jeanne en alle andere meisjes waren druk
bezig hun jurken in orde te maken voor de
bruiloft van den volgenden dag. Een van de
rijkste jongens van het dorp ging trouwen en
iedereen was uitgenoodigd om te komen op het
feest, dat Zondags gegeven zou worden.
Wat Liesje betreft, zij maakte het huisje
schoon, zooals iederen Zaterdag; lapte de gla
zen en hing er schoone witte gordijntjes voor.
„En, meisje", zei plotseling Grootmoeders
stem, „heb je er nog aan gedacht je mooi te
maken voor het feest van morgen?"
„Oh ja, Grootmoeder. Ik heb mijn jurk
even opgestreken, gelijk met de gordijntjes.
En als U het morgen dan even zonder mij
kunt stellen, ga ik ook naar het feest. Maar
ik zal niet te lang blijven".
„Lief kind", mompelde de grootmoeder
zuchtend. „Het zou hoog noodig zijn, dat je
eens een nieuwe jurk zou krijgen. Nu heb je
het zoo druk met den kleinen jongen en met
zoo'n oude vrouw als ik ben, dat je geen mi
nuut aan je zelf kunt denken".
Maar Liesje hoorde hier allemaal niets van;
zingend vouwde ze het waschgoed op, dat ze
zooeven van de lijn had gehaald.
Nog iemand had Liesje gadegeslagen, zon
der dat ze het wist. En dat was: Klaas, de
molenaarszoon.
Hij was pas weer in het dorp gekomen,
nadat hij twee jaar in een andere streek bij
een oom gewoond had, wiens erfgenaam hij
was. Hij zou morgen ook op de bruiloft van
zijn vriend komen.
Zou het daarom misschien zijn, dat alle
dorpsmeisjes zich zooveel moeite gaven voor
hun jurken en schoenen, dat ze vergaten het
huis schoon te maken?
De dag van de bruiloft was gekomen. Onder
de bruiloftsgasten bevond zich ook de mole
naarszoon. Hij danste met alle meisjes een
keer, ook met Liesje, die het laatst gekomen
was en het eerst naar huis ging. Ze zag er
wel eenvoudig uit: want zij had niets anders
om mooi te zijn, dan haar vroolijke oogen en
haar lachende mond.
Den volgenden dag na het middageten
klopte de molenaar zijn zoon op den schouder
en zei: „Wel mijn jongen, nu heb je alle meis
jes van het dorp gisteren gezien. Nu moet je
een vrouw gaan kiezen; want je Moeder en
ik, we worden oud en we zouden graag onze
aanstaande schoondochter leeren kennen".
Klaas moest heimelijk lachen; maar hij ant
woordde rustig:
„Ga maar eens mee een wandeling maken
door het dorp, dan zal ik U iets laten zien".
De molenaar en zijn zoon gingen op weg.
Hier prees de molenaar de rijkdom van het
eene meisje; daar de zuinigheid van het
andere; een derde had een groote boerderij.
Maar Klaas schudde aldoor het hoofd en zei
niets.
Eindelijk aan het eind van het dorp bleef
Klaas stil staan en op een heel eenvoudig
huisje wijzend, zei hij:
„Daar woont het meisje, dat ik tot mijn
vrouw wil hebben. Terwijl alle anderen zich
mooi gingen maken en aan hun kleeren dach
ten. maakte zij haar huisje schoon. Zij zorgde
voor haar grootmoeder en haar broertje; hing
schoone gordijntjes op en nam de wasch af,
terwijl de anderen het hoofd vol hadden met
het feest. Zij zal een lieve, verstandige vrouw
worden enals zij wil, mijn vrouw!"
Zoo gebeurde het, dat de eenvoudige Liesje
den rijksten jongen van het dorp trouwde en
Klaas heeft er nooit spijt van gehad. Ook de
molenaar en zijn vrouw waren heel blij met de
keus van hun zoon.
DINA VAN Z.
CRIETE'S
NIEUWE SCHOENTJES.
„Wel Griete, ik denk dat deze roode schoen
tjes je precies zullen passen", zei tante Ber
tha. die een week bij de familie had gelogeerd.
„Je hebt zooveel voor me gedaan, dat ik graag
had, dat je ze aannam. Ze zijn me bovendien
een beetje te klein en jou zullen ze precies
passen."
„Oh, juffrouw!" zei Griete. „Ze zijn nog
heelemaal nieuw."
„Ik hoop, dat je ze met plezier zult dragen
als ik weg ben," zei tante Bertha vriendelijk.
„Ze zijn leuk en ik weet, dat je dol bent op
rood."
Mopsje wist, dat tante Bertha gelijk had.
Hij was op de kamer bij tante, terwijl ze haar
koffer aan het pakken was. Griete was dol op
r-ood, ze had een roode zakdoek voor Zon
dags een roode veer op haar Zondagschen
hoed. Toen tante Bertha haar de schoentjes
gaf, werd haar gezicht rood van blijdschap
„Zeg Griete, waar zijn je schoentjes?" blafte
Mopsje, toen tante Bertha vertrokken was.
Maar Griete wist niet wat hij bedoelde.
Dien dag holde ze verschillende malen naar
boven om naar iets in haar slaapkamer te
kijken. Dat waren natuurlijk de roode
schoentjes.
Mopsje wachtte tot Zondag, want misschien
zou Griete hem dan mee uitnemen, en haar
roode schoentjes dragen; maar voor het Zon
dag was, scheen Griete haar schoentjes heele
maal vergeten te hebben. Haar oogen, inplaats
van haar wangen, waren rood geworden, toen
ze een brief van huis had gekregen.
„Oh, Marie," zei ze tegen de keukenmeid.
„Moeder heeft een zware kou gevat doordat
ze op kapotte schoenen liep. Ze heeft die
schoenen al drie winters."
„Dan moet je sparen óm een paar schoenen
te koopen voor den volgenden winter, meisje."
zei Marie.
Maar volgenden winter duurde nog zoo lang.
„Oh, Mopsje, had ik nu maar geen nieuwe
jurk voor me zelf gekocht," zei Griete.
„Maar moeder zei, dat ik er een noodig had
en daarom kocht ik er een."
Dat was waar, Griete, die hard groeide,
had een nieuwe jurk noodig gehad. Dat zei
Marie ook, en ze zei er bij, dat Griete zich zelf
geen verwijten behoefde te maken. „Kijk eens
Griete," zei Marie. „Dat zou het geval zijn, als
je allemaal overbodige dingen had. Maar je
hebt alleen maar de noodige kleeren." Plotse
ling bij deze woorden werd Griete rood en
Mopsje wist, dat ze aan de roode schoentjes
dacht. Misschien zou ze nu wel wat opvroolij-
ken. hoopte hij en toen ze plotseling aan Ma
rie vroeg, of ze even met Mopsje mocht wan
delen, wist Mopsje zeker, dat de gedachte aan
de roode schoentjes haar opgevroolijkt had.
..Mopsje", zei Griete, toen ze naar beneden
kwam met een pakje onder haar mantel, „we
gaan even naar Annie, het dienstmeisje hier
naast Mopsje vond Annie niet aardig, hoe
wel Griete en Annie vriendinnen waren. An
nie liet Mopsje altijd buiten de keuken, omdat
hij den grond smerig maakte. Zoo ook nu.
Mcpsje moest buiten blijven: maar hij ver
maakte zich wel door tegen Annies kat te
brommen, die voor het venster zat. Eindelijk
kwam Griete weer buiten. „Ze zijn mooi." riep
Annie haar nog na. „Ze zijn wel vijf gulden
waard."
„Vijf gulden." dacht Mopsje. „Wat is vijf
gulden waard?"
Annie gaf nooit iets: nooit kreeg Mopsje
een kluifje van haar. Marie had wel gelijk,
als ze zei, dat Annie gierig was. Maar Griete
zelf was veel te aardig om van een ander
kwaad te denken. En toen ze nu naar huis
gingen glimlachte Griete gelukkig.
Maar toen Mevrouw den volgenden dag
iets tegen haar zei, lachte Griete niet meer.
„Ik hoop, dat je vandaag die mooie schoen
tjes zal dragen, die tante Bertha je gaf, kind
lief!" zei Mevrouw.
Griete stond heel stil.
„Ze zijn weg!" zei ze toen.
..Weg?" zeiden Mevrouw en Marie tegelij
kertijd. In datzelfde oogenblik zag Mopsje
de roode schoentjes. Ze liepen voorbij het
tuintje en ze zaten aan Annies voeten.
„Grrrrr!" gromde Mopsje en hij rende zoo
hard hij kon achter de roode schoentjes aan.
„Oh!" schreeuwde Annie, zoo luid, dat Me
vrouw en Marie naar buiten kwamen hollen.
Mopsje een standje gaven en hem naar bin
nen wilden halen. Toen zagen ze de roode
schoentjes en dat was juist wat Mopsje wilde.
„Ik kocht ze van Griete", zei Annie brutaal.
„Ze waren toch van haar, dus ze mocht ze ook
wel verkoopen.".
„Oh ja, mevrouw. Het is eerlijk, Annie gaf
me er één gulden voor," fluisterde Griete be
schaamd.
„Ik wilde beginnen met sparen, om voor
Moeder een paar nieuwe schoenen te koopen.
Ik kan toch niet mooie roode schoentjes dra
gen. terwijl Moeder een paar oude en kapotte
aan heeft, waar ze ziek van wordt."
„Eén gulden voor een paar nieuwe schoen
tjes. Annie is even gierig als Griete aardig is,"
zei Marie boos.
Dat vond iedereen; en iedereen vond ook
dat Grietes Moeder werkelijk een paar nieuwe
schoenen noodig had.
„Ik wilde je Moeder toch iets sturen, Griete"
zei Mevrouw. „Maar nu zullen we maar alles
bij elkaar doen. Jouw eene gulden en van mij
twee
„En van mij een rijksdaalder!" onderbrak
Marie.
„OhGrietes wangen werden zoo rood
als zij nog nooit geweest waren.
En toen ze even daarna uitging met Me
vrouw om de schoenen voor Moeder te koopen
waren zelfs haar ooren rood.
DINA VAN Z.
UIT DE NATUUR.
LENTE IN HUIS.
DMrs
nare 5
Nog liggen de prachtige zomerdagen ons
versch in het geheugen, maar toch naderen
we steeds meer en meer den winter met
sneeuw en ijs. Om de donkere dagen wat
op te vrooiijken kunnen we in ons huis veel
moois naar binnenhalen, maar om met
Kerstmis al volop in de voorjaarsbloemen
te zitten, moeten we nu reeds druk aan het
werk.
We denken hierbij vooral aan de vele soor
ten bolgewassen, die ons die pracht kunnen
geven. Nu is het de tijd om onze bollen op
glazen te zetten of in aarde of grint te plan
ten. Veel hebben we er niet voor noodig:
voor grint is een platte glazen bak of kom
het aardigste, voor aarde een platte aarden
schotel en voor glascultuur de bekende bol-
lenglazen.
Hyacinthen, tulpen, crocussen, narcissen
enz. moeten voor vroegen bloei zoo vroeg
mogelijk in het najaar worden opgepot. Zij
moeten dan zoolang in een koele donkere
ruimte worden gehouden tot de spruiten
79 cm. lang zijn. De aarde waarin ze staan
moet geregeld vochtig gehouden worden en
het water op het grint zoo noodig bijgevuld.
In elk geval is het een eerste vereischte de
bollen van een goed bekend staanden han
delaar te betrekken, om zeker te zijn goede
bloemen te krijgen.
Er zijn wel veel variëteiten van de ver
schillende bloembollen, maar enkele wil ik
hier onder noemen.
De Romeinsche hyacinthen met kleine
bollen, kunnen reeds tegen Sint Nicolaas
bloeien als ze eind September zijn opgepot.
Ze geven uit elke bol 3-5 kleine trosjes sier
lijke bloemen. Ze leenen zich ook om op wa
ter en grint in bloei te worden gebracht.
Het is aardig om een bakje met deze bolle
tjes te vullen en ze als Sint Nicolaas cadeau
tje te bestemmen.
Ook de grootere soorten kunnen met Kerst
mis reeds in bloei staan, als men ze maar
in het donker en vorstvrij laat staan tot de
spruiten minstens 9 c.m. zijn en de bloem
tros zichtbaar is en telkens controleert of
de aarde niet te droog is en bij glascultuur
of het water wel tot den wortelkrans reikt.
De vroegste tulpen zijn wel de Due van
Tholl, kleine helderroode tulpjes, die met
Kerstmis als tafelversiering worden gebruikt.
Deze worden meest in platte aarden pan
of schotel gekweekt.
De crocus, die zoowel in aarde als in grint
en water groeit kan absoluut geen droge
kamertemperatuur verdragen en als de bol
len te vroeg binnenkamers worden gehaald
verdrogen de knoppen in het loof. Hoe koe
ler standplaats de crocus krijgt, des te meer
succes heeft men hiermee. Voor cultuur op
grint en water kan de gele crocus niet wor
den gebruikt.
Narcissen leenen er zich ook uitstekend
voor om vroeg in bloei getrokken te worden.
Voor potcultuur dienen ze nu te worden ge
plant en buiten ingegraven, zoodat de pot-
rand 3 c.m. onder den grond komt. Is het
een droog en warm najaar dan is het goed
ze nu en dan flink te besproeien. Kunnen
ze tegen den winter niet in een kouden bak
geplaatst worden, dan moeten ze nog met
een decimeter aarde worden bedekt. Indien
de neuzen ongeveer 10 c.m. boven den pot-
rand uitkomen, kunnen ze op een vorst-
vrijen dag binnenshuis gehaald worden, waar
de bleeke bladpunten weldra in groen ver
anderen.
De vroege narcissen Pa per white en Grand
Soleil d'or worden op zrint en water ge
trokken en z!;n heel wet gem.-.-:k 'Te
kunnen direct in het licht gen!" war
den, maar op een koel en luchtig pin te,
dus niet in een kamer waar volop gestookt
wordt.
Er zijn nog veel meer bolgewassen: Tritil-
laria imperialis (keizerskroon), Gladiolus
Muscari (druifjes hyacinth), Richardia
(Aaronskelk), sneeuwklokjes, lelietjes van da
len enz. zijn ook geschikt voor potcultuur,
terwijl Winteraconiet, Sneeuwroem, Anemo
nen, Iris, Kerstroos, lelien, Oxalis (geluks-
klaver). ranonkels, scilla's enz. beter voor
buiten geschikt zijn.