VAN HET GOEDE TE VEEL. ZATERDAG 7 OCTOBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 5 BIJVOEGSEL HAARLEM'S DAGBLAD AAN ALLEN. Langzaam maar zeker gaat de zomer voor bij. En langzaam maar zeker nadert de herfst. Volgens de kalender zitten we al een paar weken in de herfst. Maar je vergat dit door 't mooie weer. En je vergat 't ook door de bloemenweelde in onze tuinen en parken. Dit was al weer het gevolg van het mooie weer. De boomen zitten nog dicht in 't blad en toch behoef je niet eens zoo heel goed te kijken, om te zien hoe veelkleurig de bla dertooi al is. Als je een wandeling maakt, ruik je aan de kruidige, vochtige lucht, dat er een ander jaargetijde regeeren gaat. Een herfstwandeling is een bizonder .ge not. Ik weet wel, dat 't anders is dan 's zo mers. De vogels kwinkeleeren niet meer. Overal is 't stiller. Ook al, omdat er minder gewandeld wordt. Maar voor de rasechte wandelaar is 't heuseh niet minder prettig dan 's zomers. Loop je in 't Bloemendaalsche bosch in den Neethof, dan merk je al, hoe dicht het bladtapijt is. En wat een padde stoelen. Ik zag Zondag veel paarlstuifzwam- men. Wat staan die witte zilverachtige pad destoelen mooi tusschen de bruine en gele bladeren. Ook een duinwandeling kan ik je aanbe velen. Bramen zijn er wel niet meer te pluk ken. Van een Zandvoorter vernam ik, dat de tegenwoordige bramen toch maar heel „pe tieterig" waren. En er waren er lang zoo veel niet meer als een 25 jaar terug. Hoe of dat kwam? Vroeger, dat wil zeggen, voor de kanalen van de Amsterdamsche duin waterleiding er waren, zat er natuurlijk veel meer water in de duinen. Dat schijnt voor den bramengroei beter te zijn geweest. Uit mijn jeugd herinner ik me, hoe de -Zand- voortsche jeugd blootvoets te Haarlem kwam met emmers vol bramen. Ze werden dan aan de huizen verkocht voor een stuiver het pond. In den bramentijd at iedere Haarlemmer bramen. Er groeiden toen ook nog aardbeien m het duin. Het heele duinlandschap is anders geworden, ja eigenlijk armer geworden. Je kon er ook zoo mooi zilverblad plukken en zonnedauw, dat tegenwoordig weer zoo in de mode komt. En dan waren er koortsbloe- men, dat waren mooie, roode bloemen, die een geneesmiddel bevatten tegen koorts. Ze werden indertijd door de Zandvoorters ge zocht om ze aan den apotheker te verkoo- pen. Dat waren allemaal planten, die op vochtigen bodem tierden. Toen 55 jaar geleden het IJmuiden- sche kanaal gegraven werd, liep al het wa ter daar naar toe. Een jaar daarna was er geen koortsbloem meer te vinden. Met de du in waterkanalen werden de duinen steeds droger. Die kanalen zijn heel diep, dus al 't water loopt daar naar toe. De nieuwe ka nalen graven ze nog dieper dan de oude. De duinen zijn nu wel zoo uitgedroogd, dat er ook geen aardbei meer groeien kan. Ook geen zilverblad. Vroeger zat er ook petro leum in den grond. Vroeger jaren was er die boerderij m Bent veld, die er thans nog is. Een 50 jaar ge leden moeten er op dat weiland wel 20 koeien, hebben gegraasd. Toen het kanaal gegraven werd was na 2 jaar al het vee verdwenen. In 't Mariënbosch is 't ook veel droger dan vroeger. Vroeger was daar een meertje, dat altijd water had. Thans is het bijna droog. Watervogels komen er al lang niet meer voor. Bij 't droger worden van de duinen is ae konijnenplaag gekomen. Heel merkwaardig is het, dat er vroeger geen konijnen, maar wel hazen in de duinen voorkwamen. Bij het droog worden van den grond hebben ze ko nijnen uit het buitenland aangevoerd en in de duinen uitgezet. Er zijn toen kunstmatige konijneholen uitgegraven. 's Winters werd er zelfs schaatsen gere den op de bevroren duinpiassen, 's Zomers lieten de jongens er hun schuitjes varen. Omdat het tusschen Bentveld en Haarlem het droogst was, zijn ze daar het eerst be- sonnen met de waterleiding. Tusschen Zand- voort en Bentveld lagen wel vijf groote wei landen met koeien en paarden. De Zandvoortsche grond was toen heel wat goedkooper dan nu. De grond, waarop nu Hotel d'Orange staat, is door de gemeente Zandvoort verkocht voor 10 cent de M2. 60 jaar geleden liep er al een soort electrisch trammetje van Kostverloren naar 't station. 25 jaar geleden kwam de electrische tram. Door den tijd verandert veel, maar alle ver andering is niet alleszins verbetering. W. B. Z. HET VOORNAAMSTE. Een verhaal voor meisjes. „Waar ga je toch zoo vlug heen, Louise?" ,Mijn nieuwe hoed halen bij de modiste '„Goed, wil je dan meteen even naar den schoenmaker doorloopen om te vragen, of mijn nieuwe schoenen al klaar zijn „Doe je boodschappen maar zelf, meisje Ik heb er geen tijd voor". „Maak je maar geen zorg, Suze. Ik moet toch naar den schoenmaker, om de schoen tjes van mijn broertje te halen en dan wil ik de jouwe wel meenemen", riep 'n heldere stem. „Oh Lies. je bent een schat om het te doen. want ik moet r.og mijn nieuwe jurk strijken en er de strikken op naaien!" Zonder verder te blijven babbelen liep Lies het dorp in. Zij kocht bij den slager een klem stukje vleesch voor Grootmoeder, die het noo- dig had om op te knappen en ook voor haar broertje, die zoo bleek zag. Verder kocht zij aardappelen. Zij zou alleen aardappelen eten, zij had geen vleesch noodig; want zij was sterk en gezond. In den boekwinkel kocht zij een mooi blauw potlood voor Jantje, want hij had het zijne verloren. Toen haalde zij zijn schoentjes en vergat niet die van Suze mee te nemen. Ina verzorgde de nachtegalen zoo goed, en toch stierven zij. Mijnheer Vogelaar had één liefhebberij en deze liefhebberij bestond uit het houden van vogels. Allerlei soorten waren bij hem ver tegenwoordigd. B.v. lijsters, roodborstjes, meesjes, kanaries, nachtegalen, een vinkje, papagaaien e.a. De nachtegalen, dat waren wel z'n groot sten trots, want je moet weten, dat er haast geen vogelliefhebbers zijn, die deze beestjes goed kunnen verzorgen. Nu wilde deze mijnheer eens dolgraag met z'n vrouw op reis; maar het grootste be zwaar was altijd, dat hij niemand de ver zorging van zijn vogels toevertrouwde. Mijnheer Vogelaar had een dochtertje, Ina genaamd, deze nu was groot genoeg, dacht hij, om voor de beestjes te zorgen. Hij ont bood Ina bij zich en zei; .Luister eens, meis je; je vader en moeder gaan op reis en nu moet jij voor m'n vogels zorgen. Maar denk er om, dat je, voor alles, heel goed voor ze bent". Ina vond het wel een zware taak maar ze zou haar uiterste best doen. Den dag voordat haar ouders op stap gin gen moest ze zeker wel honderd keer van haar vader hooren, hoe ze de beestjes moest voederen, zoodat ze dit wel droomen kon. Den eersten dag dat Ina heelemaal alleen voor de vogels zorgde ging alles uitstekend Als ze bij de kooien kwam dan wisten ze al hoe laat het was, dan was het een lawaai, dat hooren en zien je verging. De een voor de ander wilde het eerst gevoerd worden, 't was een ware wedijver en als de beestjes water kregen dan moest je het geploeter van ze zien; ze „badderden" naar hartelust. De eerste dagen ging dit zoo heel goed. Pa pa kreeg een keurig verslag over de verzor ging van z'n geliefde vogels. De ..nachte pieten" sloegen dat je er 's nachts wakker van werd. Zoo omstreeks een uur of vier. half vijf, kweelden ze hun hoogste lied. Ina wilde de beestjes voor dit mooie gezang be- loonen en ze zou ze van morgen af aan eens extra lekker eten geven. De veelbelovende dag voor onze nachte galen was gekomen. Ze zouden getracteerd worden op pas gezochte miereneieren, dus kersversche De miereneieren lagen nog niet in het voerbakje of de vogels zetten hun groote kijkers nog wijder open dan anders en slox- ten ze gulzig naar binnen. Binnen een mi nimum van tijd waren de voerbakjes leeg en hoorde je de snavels van de heer en in de bakken kloppen, alsof ze zeggen wilden; „Krijg ik niet meer, het was zoo lekker". Het gevolg w?s dat Ineke al weer met een nieuwe voorraad kwam aanrennen, die even vlug als de vorige verorberd werd. Daar stond ze van te kijken; dat die kleine beest jes zóóveel konden eten. had ze nooit gedacht. Eiken dag kregen alle vogels het eten en drinken dat ze noodig hadden en de nachte galen bovendien hun bakjes heelemaal vol met miereneieren. De beestjes kregen een uitstekende verzorging en alles liep reusach tig goed; tot op een morgen Ineke weer bij de nachtegaalkooien kwam en er ééntje dood vond. Wat schrok ze daarvan! Maar hoe kon dat? Ze had het beestje toch net zooveel voer gegeven als de andere twee. die nog leefden en lustig op hun stokjes wipten. Hoe moest ze haar vader deze droeve bood schap brengen? Ze zou maar niets schrij ven. Het kind wilde, dat hij maar niet was weggegaan, dan zou dit aardige beestje ook niet gestorven zijn. Nu lag het onder in de kooi en ze dorst er haast niet naar te kij ken. Twee dagen daarna waren twee andere nachtegalen ook dood. De beestjes hadden het voedsel zeker te lekker gevonden en er te veel van gegeten. Ze hadden heele dikke buikjes. Denzelfden avond kwamen Ineke's ouders thuis en kregen het droeve nieuws te hooren. Haar vader was niet eens zoo heel erg boos. Ineke begreep er niets van. Hij zei alleen, dat het heel jammer voor de vo geltjes was. Maar vader en moeder hadden buiten zoo genoten en vader had zooveel vogels hooren fluiten, veel mooier dan in al die nare kooien. Hij zag nu zelf in, dat, wilde je van het gefluit en gezang der vogels genieten, dan moest je ze in de "vrije natuur hooren. daar waren ze op het mooist. En z'n huisliefhebberij? daar had hij mee afgedaan! Alle vogels gingen hun vrijheid tegemoet. En Ineke? Ze mocht fijn de volgende week mee een week-end naar het Gooi, daar zou ze het gefluit van de „echte" nachtegalen hooren en van nog veel meer andere vogels, die haar vader haar allen bij namen zou noemen en dan kon ze ook zien hoe de vo gels in de natuur hun voedsel zochten. Ze zouden er dus samen een echt leuk reisje van maken. Wat vond ze dat fijn, de heele week moest ze eraan denken. TO BR. 1 „Het zijn nieuwe!" riep ze, toen de schoen maker ze haar liet zien. „Ik heb nog mooiere voor Uw voetjes, juf frouw Liesje", zei de man. „En zij zijn niet duur, dat verzeker ik U". Maar Liesje lachte vroolijk en verklaarde: „Daar heb ik toch geen geld voor. Een vol gende keer!" en weg was ze. De uren gingen voorbij en Louise, Suze, Jeanne en alle andere meisjes waren druk bezig hun jurken in orde te maken voor de bruiloft van den volgenden dag. Een van de rijkste jongens van het dorp ging trouwen en iedereen was uitgenoodigd om te komen op het feest, dat Zondags gegeven zou worden. Wat Liesje betreft, zij maakte het huisje schoon, zooals iederen Zaterdag; lapte de gla zen en hing er schoone witte gordijntjes voor. „En, meisje", zei plotseling Grootmoeders stem, „heb je er nog aan gedacht je mooi te maken voor het feest van morgen?" „Oh ja, Grootmoeder. Ik heb mijn jurk even opgestreken, gelijk met de gordijntjes. En als U het morgen dan even zonder mij kunt stellen, ga ik ook naar het feest. Maar ik zal niet te lang blijven". „Lief kind", mompelde de grootmoeder zuchtend. „Het zou hoog noodig zijn, dat je eens een nieuwe jurk zou krijgen. Nu heb je het zoo druk met den kleinen jongen en met zoo'n oude vrouw als ik ben, dat je geen mi nuut aan je zelf kunt denken". Maar Liesje hoorde hier allemaal niets van; zingend vouwde ze het waschgoed op, dat ze zooeven van de lijn had gehaald. Nog iemand had Liesje gadegeslagen, zon der dat ze het wist. En dat was: Klaas, de molenaarszoon. Hij was pas weer in het dorp gekomen, nadat hij twee jaar in een andere streek bij een oom gewoond had, wiens erfgenaam hij was. Hij zou morgen ook op de bruiloft van zijn vriend komen. Zou het daarom misschien zijn, dat alle dorpsmeisjes zich zooveel moeite gaven voor hun jurken en schoenen, dat ze vergaten het huis schoon te maken? De dag van de bruiloft was gekomen. Onder de bruiloftsgasten bevond zich ook de mole naarszoon. Hij danste met alle meisjes een keer, ook met Liesje, die het laatst gekomen was en het eerst naar huis ging. Ze zag er wel eenvoudig uit: want zij had niets anders om mooi te zijn, dan haar vroolijke oogen en haar lachende mond. Den volgenden dag na het middageten klopte de molenaar zijn zoon op den schouder en zei: „Wel mijn jongen, nu heb je alle meis jes van het dorp gisteren gezien. Nu moet je een vrouw gaan kiezen; want je Moeder en ik, we worden oud en we zouden graag onze aanstaande schoondochter leeren kennen". Klaas moest heimelijk lachen; maar hij ant woordde rustig: „Ga maar eens mee een wandeling maken door het dorp, dan zal ik U iets laten zien". De molenaar en zijn zoon gingen op weg. Hier prees de molenaar de rijkdom van het eene meisje; daar de zuinigheid van het andere; een derde had een groote boerderij. Maar Klaas schudde aldoor het hoofd en zei niets. Eindelijk aan het eind van het dorp bleef Klaas stil staan en op een heel eenvoudig huisje wijzend, zei hij: „Daar woont het meisje, dat ik tot mijn vrouw wil hebben. Terwijl alle anderen zich mooi gingen maken en aan hun kleeren dach ten. maakte zij haar huisje schoon. Zij zorgde voor haar grootmoeder en haar broertje; hing schoone gordijntjes op en nam de wasch af, terwijl de anderen het hoofd vol hadden met het feest. Zij zal een lieve, verstandige vrouw worden enals zij wil, mijn vrouw!" Zoo gebeurde het, dat de eenvoudige Liesje den rijksten jongen van het dorp trouwde en Klaas heeft er nooit spijt van gehad. Ook de molenaar en zijn vrouw waren heel blij met de keus van hun zoon. DINA VAN Z. CRIETE'S NIEUWE SCHOENTJES. „Wel Griete, ik denk dat deze roode schoen tjes je precies zullen passen", zei tante Ber tha. die een week bij de familie had gelogeerd. „Je hebt zooveel voor me gedaan, dat ik graag had, dat je ze aannam. Ze zijn me bovendien een beetje te klein en jou zullen ze precies passen." „Oh, juffrouw!" zei Griete. „Ze zijn nog heelemaal nieuw." „Ik hoop, dat je ze met plezier zult dragen als ik weg ben," zei tante Bertha vriendelijk. „Ze zijn leuk en ik weet, dat je dol bent op rood." Mopsje wist, dat tante Bertha gelijk had. Hij was op de kamer bij tante, terwijl ze haar koffer aan het pakken was. Griete was dol op r-ood, ze had een roode zakdoek voor Zon dags een roode veer op haar Zondagschen hoed. Toen tante Bertha haar de schoentjes gaf, werd haar gezicht rood van blijdschap „Zeg Griete, waar zijn je schoentjes?" blafte Mopsje, toen tante Bertha vertrokken was. Maar Griete wist niet wat hij bedoelde. Dien dag holde ze verschillende malen naar boven om naar iets in haar slaapkamer te kijken. Dat waren natuurlijk de roode schoentjes. Mopsje wachtte tot Zondag, want misschien zou Griete hem dan mee uitnemen, en haar roode schoentjes dragen; maar voor het Zon dag was, scheen Griete haar schoentjes heele maal vergeten te hebben. Haar oogen, inplaats van haar wangen, waren rood geworden, toen ze een brief van huis had gekregen. „Oh, Marie," zei ze tegen de keukenmeid. „Moeder heeft een zware kou gevat doordat ze op kapotte schoenen liep. Ze heeft die schoenen al drie winters." „Dan moet je sparen óm een paar schoenen te koopen voor den volgenden winter, meisje." zei Marie. Maar volgenden winter duurde nog zoo lang. „Oh, Mopsje, had ik nu maar geen nieuwe jurk voor me zelf gekocht," zei Griete. „Maar moeder zei, dat ik er een noodig had en daarom kocht ik er een." Dat was waar, Griete, die hard groeide, had een nieuwe jurk noodig gehad. Dat zei Marie ook, en ze zei er bij, dat Griete zich zelf geen verwijten behoefde te maken. „Kijk eens Griete," zei Marie. „Dat zou het geval zijn, als je allemaal overbodige dingen had. Maar je hebt alleen maar de noodige kleeren." Plotse ling bij deze woorden werd Griete rood en Mopsje wist, dat ze aan de roode schoentjes dacht. Misschien zou ze nu wel wat opvroolij- ken. hoopte hij en toen ze plotseling aan Ma rie vroeg, of ze even met Mopsje mocht wan delen, wist Mopsje zeker, dat de gedachte aan de roode schoentjes haar opgevroolijkt had. ..Mopsje", zei Griete, toen ze naar beneden kwam met een pakje onder haar mantel, „we gaan even naar Annie, het dienstmeisje hier naast Mopsje vond Annie niet aardig, hoe wel Griete en Annie vriendinnen waren. An nie liet Mopsje altijd buiten de keuken, omdat hij den grond smerig maakte. Zoo ook nu. Mcpsje moest buiten blijven: maar hij ver maakte zich wel door tegen Annies kat te brommen, die voor het venster zat. Eindelijk kwam Griete weer buiten. „Ze zijn mooi." riep Annie haar nog na. „Ze zijn wel vijf gulden waard." „Vijf gulden." dacht Mopsje. „Wat is vijf gulden waard?" Annie gaf nooit iets: nooit kreeg Mopsje een kluifje van haar. Marie had wel gelijk, als ze zei, dat Annie gierig was. Maar Griete zelf was veel te aardig om van een ander kwaad te denken. En toen ze nu naar huis gingen glimlachte Griete gelukkig. Maar toen Mevrouw den volgenden dag iets tegen haar zei, lachte Griete niet meer. „Ik hoop, dat je vandaag die mooie schoen tjes zal dragen, die tante Bertha je gaf, kind lief!" zei Mevrouw. Griete stond heel stil. „Ze zijn weg!" zei ze toen. ..Weg?" zeiden Mevrouw en Marie tegelij kertijd. In datzelfde oogenblik zag Mopsje de roode schoentjes. Ze liepen voorbij het tuintje en ze zaten aan Annies voeten. „Grrrrr!" gromde Mopsje en hij rende zoo hard hij kon achter de roode schoentjes aan. „Oh!" schreeuwde Annie, zoo luid, dat Me vrouw en Marie naar buiten kwamen hollen. Mopsje een standje gaven en hem naar bin nen wilden halen. Toen zagen ze de roode schoentjes en dat was juist wat Mopsje wilde. „Ik kocht ze van Griete", zei Annie brutaal. „Ze waren toch van haar, dus ze mocht ze ook wel verkoopen.". „Oh ja, mevrouw. Het is eerlijk, Annie gaf me er één gulden voor," fluisterde Griete be schaamd. „Ik wilde beginnen met sparen, om voor Moeder een paar nieuwe schoenen te koopen. Ik kan toch niet mooie roode schoentjes dra gen. terwijl Moeder een paar oude en kapotte aan heeft, waar ze ziek van wordt." „Eén gulden voor een paar nieuwe schoen tjes. Annie is even gierig als Griete aardig is," zei Marie boos. Dat vond iedereen; en iedereen vond ook dat Grietes Moeder werkelijk een paar nieuwe schoenen noodig had. „Ik wilde je Moeder toch iets sturen, Griete" zei Mevrouw. „Maar nu zullen we maar alles bij elkaar doen. Jouw eene gulden en van mij twee „En van mij een rijksdaalder!" onderbrak Marie. „OhGrietes wangen werden zoo rood als zij nog nooit geweest waren. En toen ze even daarna uitging met Me vrouw om de schoenen voor Moeder te koopen waren zelfs haar ooren rood. DINA VAN Z. UIT DE NATUUR. LENTE IN HUIS. DMrs nare 5 Nog liggen de prachtige zomerdagen ons versch in het geheugen, maar toch naderen we steeds meer en meer den winter met sneeuw en ijs. Om de donkere dagen wat op te vrooiijken kunnen we in ons huis veel moois naar binnenhalen, maar om met Kerstmis al volop in de voorjaarsbloemen te zitten, moeten we nu reeds druk aan het werk. We denken hierbij vooral aan de vele soor ten bolgewassen, die ons die pracht kunnen geven. Nu is het de tijd om onze bollen op glazen te zetten of in aarde of grint te plan ten. Veel hebben we er niet voor noodig: voor grint is een platte glazen bak of kom het aardigste, voor aarde een platte aarden schotel en voor glascultuur de bekende bol- lenglazen. Hyacinthen, tulpen, crocussen, narcissen enz. moeten voor vroegen bloei zoo vroeg mogelijk in het najaar worden opgepot. Zij moeten dan zoolang in een koele donkere ruimte worden gehouden tot de spruiten 79 cm. lang zijn. De aarde waarin ze staan moet geregeld vochtig gehouden worden en het water op het grint zoo noodig bijgevuld. In elk geval is het een eerste vereischte de bollen van een goed bekend staanden han delaar te betrekken, om zeker te zijn goede bloemen te krijgen. Er zijn wel veel variëteiten van de ver schillende bloembollen, maar enkele wil ik hier onder noemen. De Romeinsche hyacinthen met kleine bollen, kunnen reeds tegen Sint Nicolaas bloeien als ze eind September zijn opgepot. Ze geven uit elke bol 3-5 kleine trosjes sier lijke bloemen. Ze leenen zich ook om op wa ter en grint in bloei te worden gebracht. Het is aardig om een bakje met deze bolle tjes te vullen en ze als Sint Nicolaas cadeau tje te bestemmen. Ook de grootere soorten kunnen met Kerst mis reeds in bloei staan, als men ze maar in het donker en vorstvrij laat staan tot de spruiten minstens 9 c.m. zijn en de bloem tros zichtbaar is en telkens controleert of de aarde niet te droog is en bij glascultuur of het water wel tot den wortelkrans reikt. De vroegste tulpen zijn wel de Due van Tholl, kleine helderroode tulpjes, die met Kerstmis als tafelversiering worden gebruikt. Deze worden meest in platte aarden pan of schotel gekweekt. De crocus, die zoowel in aarde als in grint en water groeit kan absoluut geen droge kamertemperatuur verdragen en als de bol len te vroeg binnenkamers worden gehaald verdrogen de knoppen in het loof. Hoe koe ler standplaats de crocus krijgt, des te meer succes heeft men hiermee. Voor cultuur op grint en water kan de gele crocus niet wor den gebruikt. Narcissen leenen er zich ook uitstekend voor om vroeg in bloei getrokken te worden. Voor potcultuur dienen ze nu te worden ge plant en buiten ingegraven, zoodat de pot- rand 3 c.m. onder den grond komt. Is het een droog en warm najaar dan is het goed ze nu en dan flink te besproeien. Kunnen ze tegen den winter niet in een kouden bak geplaatst worden, dan moeten ze nog met een decimeter aarde worden bedekt. Indien de neuzen ongeveer 10 c.m. boven den pot- rand uitkomen, kunnen ze op een vorst- vrijen dag binnenshuis gehaald worden, waar de bleeke bladpunten weldra in groen ver anderen. De vroege narcissen Pa per white en Grand Soleil d'or worden op zrint en water ge trokken en z!;n heel wet gem.-.-:k 'Te kunnen direct in het licht gen!" war den, maar op een koel en luchtig pin te, dus niet in een kamer waar volop gestookt wordt. Er zijn nog veel meer bolgewassen: Tritil- laria imperialis (keizerskroon), Gladiolus Muscari (druifjes hyacinth), Richardia (Aaronskelk), sneeuwklokjes, lelietjes van da len enz. zijn ook geschikt voor potcultuur, terwijl Winteraconiet, Sneeuwroem, Anemo nen, Iris, Kerstroos, lelien, Oxalis (geluks- klaver). ranonkels, scilla's enz. beter voor buiten geschikt zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 5