LETTEREN EN KUNST N*C.C«-i»r Ijs vraag MAANDAG 9 OCTOBER 1933 HAARLEM'S DAGBLAD 7 HET TOONEEL DE JUBJLEUM-AVOND MEVROUW DE BOER-VAN RIJK. LEVENSAVOND. Haarlem is niet achtergebleven bij andere isteden in hartelijkheid bij de huldiging van mevrouw de Boervan Rijk. Ook hier vond de actrice Zaterdagavond een stampvollen schouwburg, die haar bij herhaling op de meest overtuigende wijze getoond heeft, hoe Zeer zij in de Spaarne-stad geliefd is. Men had mevrouw de Boer ook buiten den schouwburg willen huldigen en de Harmonie „Crescendo" had aangeboden haar van het station af te halen, om haar in f eestelij ken stoet met muziek naar den schouwburg te ge leiden, maar het huldigings-,comité hoe zeer de bedoeling ook waardeerend had ge meend dit aanbod in verband met de ver moeienissen van de toch reeds uit den aard zoo zenuw-spannende tournee van mevrouw de Boer te moeten afslaan. Zoo kregen wij hier dus alleen een huldiging in den schouwburg op het' Wilsonsplein, hartelijk, warm en op recht, zooals de Haarlemmers het op zulke feestavonden vermogen te doen. Reeds bij de eerste verschijning van de be kende kleine, tengere figuur voor het raam van de door Jaap van der Poll voor haar ex- presselijk in elkaar getimmerde huize Van Veen, dat zij bij haar jubileum-tocht tot do micile heeft gekozen, klonk in de zaal dave rend applaus, dat aanzwol tot een ovatie, toen zij even later het tooneel betrad. Mevrouw de Boer dankte met een lichte buiging, maar da delijk nam de actrice haar taak weer op en verdrong de grootmoeder in Levensavond de jubileerende tooneelspeelster. En zij was dat tot dankbare vreugde van het publiek heel den verderen avond tot aan de huldiging, die na het einde der voorstelling plaats vond. Maar toen zij dan ook als mevrouw de Boer ,en niet meer als mevrouw Van Veen op het met bloemen versierde tooneel verscheen, toen stonden al die honderden menschen in de zaal tegelijk recht en juichten de populaire actrice zoo warm en enthousiast toe, dat zij wel'gevoeld moet hebber), hoe groot de bewon dering en de liefde der Haarlemmers voor haar is. Allereerst was het de heer M. A. Reinalda, die als voorzitter van het huldigings-comité mevrouw de Boer toesprak. Wanneer zoo ongeveer zei de heer Reinalda de geboorte- acte het niet uitwees, zou zeker niemand liet hebben willen gelooven, dat mevrouw de Boer- van Rijk haar tachtigsten verjaardag reeds achter den rug had. Hij rekende mevrouw de Boer tot de groote Nederlandsche figuren, die een glorie zijn van ons land. Zulke groote figuren zij mogen kunstenaars, geleerden of.politici wezen maken op ons.een onuit- wischbaren indruk, Mevrouw de Boer had giobte. werken der litteratuur op het tooneel tot' leven gebracht en de heer Reinalda noem de in dit verband met piëteit den naam van den helaas te vroeg gestorven Herman Heyer- mans. Een door haar gespeelde figuur zou zeker wel het langst in de herinnering blijven, namelijk Kniertje in Op Hoop van Zegen. Als zij niet anders dan Kniertje had gecreëerd, dan zou zij reeds de dankbaarheid van het Nederlandsche publiek verdienen. De heer Reinalda dacht bij dit jubileum aan een an deren jubilaris, aan Jan van Zutfen „Oome Jan" die dezen dag zijn 70sten verjaardag vierde. Zooals naar den stichter van „Zonne straal", ging ook naai1' mevrouw de Boervan Rijk de genegenheid van heel'het Nederland sche volk in al zijn lagen uit en dit gaf aan dit jubileum een zoo bijzonder hooge waarde. Namens de Haarlemsche vrienden bood spre ker aan mevrouw de Boer een bloemenmand en een enveloppe met inhoud aan, waarna hij nog eenige hartelijke woorden sprak namens den oud-directeur van den Stadsschouwburg, den heer Carel van Plees,die door ziekte tot zijn groot leedwezen verhinderd was te komen, maar toch van zijn groote bewonde ring op dezen avond wilde getuigen. En tot slot bood de heer Reinalda namens de sociaal democratische arbeiders van Haarlem me vrouw de Boer nog een bouquet roode rozen aan als dank voor alles, wat zij met haar kunst voor de arbeidersbeweging had gedaan. Toen- trad mevrouw N. Dyserinck—van Gilse van der Pais als vic.e-voorzitster van de Haar lemsche afdeeling van de Ver. van Huisvrou wen naar voren en zij wist als vrouw dadelijk den zuiveren en gevoeligen toon te treffen met haar zoo warm. uitgesproken woord. „Pittige, hartelijke, lieve grootmoeder! Ik ben zelf grootmoeder" zoo ongeveer sprak mevrouw Dyserinck „en daarom heeft mij de door u gespeelde grootmoedér in dit fijn-geschreven stuk zoo zeer getroffen". Zij zag in de groot moeder uit deze comedie mevrouw de Boer, die hetzelfde innig-vrouwelijk gevoel had, denzelfden fijnen humor, dezelfde pittigheid. Welk een voorrecht moet het zijn om zulk een grootmoeder te hebben. Mevrouw de Boer had thans de 8 kruisjes bereikt. Acht kruisjes be- teekenen in een stramien werk het begin, in het gewone leven weten wij, dat het werk dan de voltooiing nadert. Maar een ieder zal zeker hopen, dat dit bij mevrouw de,-Boer nog lang niet het geval zal zijn en zij haar prachtige taak nog vele jaren moge voorzetten. Het zeer hartelijke en langdurige applaus, waarmee de zaal op deze sympathieke woor den reageerde, was wel het beste bewijs, hoe mevrouw Dyserinck die namens de „Huis vrouwen" bloemen aanbood tot de harten van allen had gesproken. De heer W. Kruyshoop, die namens de Kon. Letterlievende Vereeniging J. J. Cremer met bloemen kwam, was de laat-ste der sprekers. Hij herinnerde er aan, hoe mevrouw de Boer als dilettante begonnen was en nog steeds trotsch was op haar gouden medaille, die zij als jong meisje in een tooneelwedstrijd te Tiel „nee, nee te Gor-kum", verbeterde mevrouw de Boer vlug gewonnen had. De dilettanten erkennen, dat zij vergeleken bij mevrouw de Boer nog op de onderste sporten van den lad der der kunst staan, maar hij gaf namens hen -de verzekereinig, dat zij althans wil den beproeven naar hun beste kunnen de tooneelspeelkimst te dienen. En toen was het oogenblik gekomen, dat mevrouw de Boer-van Rijk zelf het woord nam om het „lieve publiek" te danken. Het was te Haarlem, als zij optrad, wel niet altijd zot) vol als op dezen jubileum-avond, maar zij had toch zelden te klagen gehad over de be langstelling der Haarlemmers. Het was Za terdag de veertiende avond van haar jubi leum-tournee en overal, van Barsingerhorn tot Amsterdam, was het stampvol geweest en toch had eenigen tijd geleden een tooneel- directeur tot haar gezegd, dat zij niet overal in ons land bekend was. „Nou vraag ik u, ben ik bekend, of ben ik niet bekend?" vroeg zij. Een daverend gelach klonk op uit de zaal. ,Met eenige hartelijke woorden dankte zij het publiek en allen op het tooneel, die zoo veel hadden bijgedragen tot het slagen van den jubileum-avond. En zij deed dit bij me vrouw Dyserinck vergezeld gaan met een paar hartelijke zoenen, een bewijs, hoe zeer ook zij door haar woorden getroffen was ge weest. Nog eens, en voor het laatst was het aan het publiek om te getuigen. Telkens en tel kens weer moest het doek omhoog en thans geheel alleen op het groote tooneel stond daar het kleine tengere persoontje, dankend voor de hulde, die de enthousiast-gestemde zaal haar bracht. Toen wij mevrouw de Boer voor het verla ten van den schouwburg nog even spraken, vroeg een der dames haar: „En is u nu niet moe?" „Moe? wel nee!" was het antwoord. „Maar ik zal natuurlijk wel blij wezen als ik zit, wan neer ik thuis ben!" Ze zei liet zoo losjes weg. alsof het alles heel gewoon en niets was, zoo'n afmattende tournee. En toch stond zij aan het eind van een w-eek van aldoor reizen, trekken en spelen was zij den vorigen avond in Dordt,_ Donder dag te Eindhoven, Woensdag te Amsterdam, Dinsdag te Tilburg opgetreden, had zij over al steeds staande toespraken aange hoord, telkens een heel den avond vullende rol gespeeld. „Ik reken zelf, dat ik pas veer tig en niet tachtig ben geworden!" zei ze in haar dankwoord tot het publiek. Er zijn vele vrouwen van veertig, die van moeheid in elkaar zouden zakken, als zij maar de helft moesten presteeren van wat mevrouw de Boer-van Rijk doet. „Een voorbeeld van een grootmoeder!" noemde mevrouw Dyserinck haar. Wij zouden het nog willen uitbreiden en zeggen: „een voorbeeld van een vrouw!" Over stuk en opvoering behoef ik, na wat ik na de voorstelling te Amsterdam schreef, niet meer uit. te weiden. Levensavond heeft alle kenmerken van te zijn gemaakt „op be stelling". Dit gelegenheidsstuk van-Jaap van der Poll zal niet langer leven dan de jubi leum-tournee duurt, of het moest zijn, dat het dilettanten tooneel waarvoor deze co medie ontegenzeggelijk vele kwaliteiten be zit het zal overnemen. Het stuk heeft de verdienste, dat het ons mevrouw de Boer in een rol laat zien, die veel overeenkomst ver toont met de persoon van de actrice. Groot moeder van Veen is een zelfde hartelijke, warme, pit'tige en van humor tintelende per soon als mevrouw de Boer-van Rijk. En op een feestavond als deze zien wij de kunste nares gaarne als de sympathieke, kwieke, levendige en vitale vrouw, die zij in werke lijkheid is en wij vergeten, dat wat Jaap van der Poll om haar heen heeft gegroepeerd nu niet zoo bijzonder belangrijk kan worden ge noemd. Enkel en alleen om mevrouw, de Boer- van Rijk zijn wij Zaterdag naar den schouw burg gegaan en door haar zullen wij de her innering aan dit stuk blijven bewaren. J. B. SCHUIL. FILMKUNST. NACHTVOORSTELLINC IN HET REMBRANDT-THEATER. G. IV. Pabst leidt zijn film Don Quichotte in. De eerste nachtvporstelling in Haarlem is in alle opzichten voortreffelijk geslaagd. Het publiek was in grooten getale opgekomen om getuige te zijn van deze buitengewone gebeur tenis, welke, naar de heer Th.- B. F. Hoyer in een openingstoespraakje opmerkte, Haarlem eensklaps onder de „groote steden' rang schikt. Aan de vertooning van Don Quichotte ging behalve het journaal van Polygoon de kristal- film van Mol vooraf, welk werk den buiten- landschen gast in staat stelde kennis te ma ken met de productie van de stad waar hij vertoefde.- Een waardige keuze zoowel voor den gast als voor het publiek; hoemeer men dit werk van Mol ziet, te sterker komt men onder den indruk van de decoratieve werking van deze natuurlijke kaleidoscoop. Een hartelijk handgeklap verwelkomde den heer Pabst, zoodra deze op het podium ver scheen. om met een enkele toelichting zijn film in te leiden. Spreker wilde niet trachten een uiteenzet ting te geven omtrent het ingewikkelde pro ces, waarvan een fil.mvertooning de uitkomst is. Maar wel achtte hij het mogelijk, iets te doen beseffen van de gedachte, waarvan hij was uitgegaan, toen hij het plan opvatte om Don Quichotte op het witte doek te brengen. De strijd van Don Quichotte komt overeen met den strijd van den filmregisseur tegen den filmproducent. Het is de jtrijd van den door een idee bezeten mensch tegen zijn om geving, tegen de werkelijkheid, tegen het /er- stand. Om deze gedachte in een filmwerk, dat zijn uiterlijke verschijning aan een boek als de roman van Cervantes ontleenen zou, te be lichamen, heeft de kunstenaar een zware taak moeten verrichten. Want Pabst huldigt bij zijn arbeid vóór alles het beginsel, dat de film het hedien tot het heden moet laten spreken, met andere woorden dus- actueel moet zijn. En deze actualiteit moet in het gegeven ge val worden gebracht in een costuumstuk uit lang vervlogen eeuwen, spelend in eien ver land met verouderde gebruiken en toestanden. Wat is het nu, heeft spreker zich. afge vraagd, dat in Don Quichotte op den huidigen dag nog actueel is? Ieder onzer heeft wel eens tegen windmolens gevochten en weet aan den lijve wat dit beteekent. Er ligt dus in de figuur van Don Quichotte een eeuwig mènschelijke kern. Het merkwaardige is, dat Cervantes, toen hij zijn roman condoleerde, iets geheel an ders van plan was. Hij wilde een boek schrij ven. waarin de mensch die toen ook al even als nu in een moeilijke wereld te leven had. den strijd met de werkelijkheid ontvlucht, nu in het rooskleurige verleden ziöh veilig te stellen. Don Quichotte zou deze vlucht in de U kunt net zooveel oplos singen insturen als U wilt, mits elke briefkaart maar aan de eischen voldoet! GIRO Kneuterdijk 20 - Den Haag. (Adv. Ingez. Med.) romantiek verpersoonlijken en in deze figuur wilde Cervantes de lafheid van zijn tijdgenoo- ten bespotten. Maar toen onder het schrijven de figuur voor Cervantes ging leven leerde hij allengs in dezen Don Quichotte iets anders kennen: de algemeen-menschelijke en eeuwige drang naar het ideaal, dat te-gen de ruwe, nuchtere werkelijkheid botst, maar dat den mensch zóó geheel inneemt, d_at hij er voor offert en lijdt. Zoo wordt deze komische oude man den lezer lief evenals zijn onnoozele dienaar San- cho Panza die ook aan de werkelijkheid van het hem toegezegde eiland trouwhartig ge looft. Aldus heeft Pabst de ironische philosophie van Cervantes op het witte doek willen vast leggen en hij meende dit het beste te kunnen doen door de tragiek van den ridder van de droevige figuur in een paar acties samen te persen al wist hij dat hij hiermee niet den geheelen roman heeft verfilmd. In verband met dezen opzet heeft Pabst ook afstand gedaan van fototechnische trucs, waar het de spoken betreft, die de bezetene zag in de dingen van zijn dagelijksche om geving. De schapen zijn schapen gebleven en de molens molens en als het publiek onte vreden vraagt, waarom, nu de filmproducent zooveel kosten aan dit werk heeft besteed, er geen beter paard op heeft kunnen overschie ten dan deze oude knol, dan heeft het met een hierop het antwoord. De spot van de -om standers wordt op 't witte doek plotseling afgebroken door liefde en. eerbied, als ze den armen bezetene tenslotte als offer van zijn waan zien ineenzinken. Zoo wordt Don Qui chotte het symbool van een algemeen men- schelijke tragiek. Na de vertooning van de film, die het pu bliek sterk onder den indruk'heeft gebracht, bleef er in het hotel Brinkmann gelegenheid om de kennismaking met Pabst voort te zetten. Er is daar onder het souper door verschillende personen het woord gevoerd en ook Pabst zelf heeft in een geestig tafel- speechje den nadruk nog eens gelegd op de ernstige taak, welke hij met zijn filmwerk tracht te- vervullen. Hij meent zijn levensarbeid thans beter in Amerika dan in Europa te kunnen tot stand brengen. Voor sociaal-kritische kunst is men thans in Amerika onder invloed van de crisis ontvankelijk geworden en de nieuwe geest, welke Hollywood is gaan bezielen, be looft voor den ernstigen werker meer kan sen dan het verdeelde Europa, waarin staten en volksgroepen elkaar wantrouwig en naijverig den weg versperren. „Als Euro peaan ga ik naar Amerika,", verklaart Pabst, „en ik hoop als Europeaan in de nieuwe wereld daarginds mijn voordeel te doen voor het nieuwe Europa, dat mij, naar ik hoop, bij mijn terugkeer zal wachten". De indruk, die van Pabst's pe'«->onlijkheid uitgaat, stemt overeen met dieir van zijn werk. Een physiek en psychisch oerkrachtig man, die het uithoudingsvermogen bezit, waarover een filmregisseur moet beschik ken; een man, wien geest, opgewektheid en levensdurf in de oogen tintelen en die in hof felijke en luchtige vormen een onverzette- lijken ernst openbaart; een man, die niet speelt met zijn kunst maar ook in zijn scherts getrouw blijft aan zijn ideale levens beginsel, waarmee hij als mensch en als kunstenaar volkomen één is geworden. In de handen van zóó'n man kan de film een geweldigs middel worden tot opbouw van de menschengemeenschap. Dit is het ook, wat Pabst zelf zich bewust is; daarom be schouwt hij den inhoud van de film en het publiek niet als bijzaken; ze zijn hoofdzaak voor hem. „Ik had een schatrijk man kunnen zijn", heeft hij in een particulier gesprek verklaard, „als ik me had gevoegd naar den wil van hen, die achter het publiek aanloopen. Ik tracht het publiek vóór te zijn. vandaar dat het mij net altijd even te laat begrijpt. Als ik uit Amerika terugkom, en men aan mijn tegenwoordig werk gewend zal zijn, zal ik alweer een stap verder wezen. Ik schiet ze altijd vooruit zooals de uitloopers van die kristallen van Mol Met hartelijke wenschen voor zijn succes in Apierika heeft men, laat in den nacht, van Pabst afscheid genomen H. G. CANNEGIETER. RECTIFICATIE. De heer Ochse heeft er mijn aandacht op gevestigd, dat de door mij als fragmenten uit Ivens' Zuiderzeefilm vermelde gedeelten uit het Polygoon-journaal van de opening van den Afsluitdijk eigen opnamen geweest zijn, ontleend aan destijds door Polygoon ver toonde journalen van het dempingswerk. Gaarne herstel ik hier deze vergissing. C. NED R.K. VOLKSBOND. Ter gelegenheid van de jaarfeesten van den Ned. R.K. Volksbond, afd. Haarlem zal een triduum plaats hebben op Woensdag, Donderdag en Vrijdag 18, 19 en 20 October in de St. Joseph-Kerk in de Jansstraat. De oefeningen worden geleid door Kape laan W. C. C. M. van Alphen, te 's-Graven- hage. Zondag 22 October wordt na den dienst in de kerk een gemeenschappelijk ontbijt ge houden in het gebouw St. Bavo, Smedestraat. Op de avonden van 7, 9, 12, 15, 17, 19, 21, 23 en 28 November voert de Tooneelvereeni- ging „Alberdingk Thijm" op: „Nathan heeft Mazzel" spel van ernst en luim in drie be drijven. MUZIEK. CONCERT DER H.O.V. SOLISTE- MIEP MEDER, Een jonge violoncelliste was de soliste op het eerste der Zondag-abonnementsconcer ten en trad voor ons op met de voordracht van twee werken, die we vroeger van haar leermeester Marix Loévensohn hoorden: het Concert in G van Boccherini en de Sympho- Tiische Variaties van Rudolf Mengelberg. Al valt het te waardeeren dat mej.. Meder de stukken van het gebruikelijke repertoire ver meed, is het toch nog niet zeker, of haar keuze in allen deele gelukkig te noemen valt. Het verouderde, droge concert van Bocche rini eischt meer dan een degelijke, correcte vertolking om het voor ons ten minste nog eenigszins te doen' leven; de fantasie van den speler dient de ontbrekende van den com ponist te vervangen. Dat was bij de voor dracht door mej. Meder nog niet het geval en zoo gaf zij ons alleen de blijken van een goed ontwikkelde techniek, die alle moeilijk heden behalve enkele in de zeer overbodige cadensen meester bleek. Overbodig was ook de herhaling in het langzame hoofddeel, waarvan de pianobegeleiding vrij zonderling afstak tegen de orkestbegeleiding der andere twee boofddeelen. Loevensohn speelde het indertijd met begeleiding van orgel. Zou het geen aanbeveling verdienen als iemand die partij eens voor strijkkwintet bewerkte? Boven de moeilijkheden van R. Mengel- berg's werk stond Miep Meder niet zoo volko men; daarentegen was haar vertolking daar van veel vrijer en minder schoolsch dan die van Boccherini's concert. Mengelberg's Sym- phonische Variaties bevatten prachtige mo menten in de langzame gedeelten: de snelle vallen erg uit het karakter en lijken gefor ceerd. Aan Boccherini vooraf gingen Mozart en Rameau. De Figaro-Ouverture werd door het orkest met de gewone routine gespeeld: bij de vertolking' van Rameau's Ballet-suite zou een goede dosis' sierlijkheid en fijnheid niet ten onpas gekomen zijn. De tot besluit van het conceTt gespeelde Cyrano-Ouvert-ure van Joh. Wagenaar geeft evenals de orkestwerken van Berlioz, Liszt en Rich. Strauss, wier invloed men in Wage- naar's werk bespeurt, dank zij de schitteren de orkestratie uit zich zelf veel meer dan b.v. Rameau's muziek. Het slotstuk werd dan ook het beste van den middag, wat ons or kest betreft. Wanneer we uit het bezoekersaanal van dit eerste der Zondagnamiddagconcerten van de nieuwe reeks een prognose zouden moe ten stellen zou deze niet gunstig uitvallen voor de komende. De zaal was akelig slecht bezet; zelfs het bestuur der H.O.V. was in pleno afwezig. Het valt niet te ontkennen dat een factor, die een groote aantrekkingskracht zou kunnen beteekenen ontbreekt. Zonder aan de verdiensten van den waaraemenden di rigent iets te kort te 'willen doen, meenen we dat het aanbeveling zou verdienen ook op de leidersplaats eens wisseling te geven door het laten optreden van gastdirigenten. Variatio dilectat: we hebben het 1.1. Woensdag erva ren. Het resultaat der gemeentelijke orgelcon certen moge tot waarschuwend voorbeeld strekken. K. de JONG. INSTITUUT VOOR ARBEIDERSONTWIKKELING. Ie Avond in t Gem. Concertgebouw. Onder gunstige voorteekenen opende de afdeeling Haarlem van het Instituut voor arbeidersontwikkeling het winterseizoende groote zaal was geheel gevuld, en dit gaf den voorzitter dezer afdeeling die het openings woord sprak, moed om het cultureele werk, ook zonder subsidie, te durven voortzetten. Het lag op den weg dat men zou overgaan tot inkorting van het arbeidsprogramma, maar 't was ook duidelijk dat dit tot eiken prijs moet worden vermeden, wat alleen mo gelijk was door toetreding van een groot aantal leden. Vier zangsolisten voerden een programma uit van opera-aria's, die voor 't grootste deel op naam stonden van Italianen. Alleen de altzange'res maakte hier een gunstige uit zondering, en voornamelijk, toen zij als in- lasch (de tenorzanger was door ongesteld heid verhinderd als solist mee te werken en bepaalde zijn optreden tot den samenzang) twee liederen koos van Hugo Wolf. Eens volgde ook de bariton dit goede voorbeeld, toen hij om dezelfde reden een aria uit We ber's „Freischütz" inlaschte. Nu moet ons van 't hart, dat deze Hollandsche dames en heeren een heel wat beter figuur slaan, wan neer zij zich bepalen tot de zangkunst die zich aanpast bij hun volksaard. De aria uit „Freischütz", door Otto Couperus ingelascht, voldeed in elk opzicht, zij had de note per- sonnelle, die wij bij de Italiaansche aria's misten. Verdi iRïgoletto) had een glimp van Antenore Reali's werk, maar ik kon dit on mogelijk anders zien dan als een tekortko ming, want zulk zingen als van Reali wordt alleen in evenwicht gehouden door onover troffen en niet te volgen speelkunst, die na tuurlijk op het concert podium uitgesloten is, maar in een gelijk geval toch nooit door den Italiaan geheel wordt, genegeerd. Om kort te gaan: de Hollander mist de ge schiktheid om Verdi of Rossini te zingen. Van het Bel canto spreek ik nog niet eens; ieder had gelegenheid genoeg, om in een sopraan aria uit Traviata, behalve bewondering voor nog zóóveel technische bekwaamheid, de te korten aan te voelen. 't'Is natuurlijk even belachelijk den Italiaan Faust te hooren zin gen, of erger nog; Lohengrin. Wie. het Mercè, mercè cigno gentii" (nun sei be dankt. mein lieber Schwan") heeft, gehoord, weet genoeg. Bij Offenbach, en ook in .Air ds> Lia" van Debussy voldeed de sopraan Eline Emrica bijzonder. Den eerepalm zij geschonken aan Agathe Rengers, die Gluck en Saint-Saëns heerlijk zong. maar meer nog schonk in Hugo Wolf. Het werd echter, niet voldoende door he,t publiek gewaardeerd, wat buitengewoon pijn lijk aandeed. In deze stem. in dit. zingen, ligt een kapitaal verborgen, een kapitaal dat ons allen, den armste zoowel als den rijkste, rijker maakt. En dan in het kwartetzingenHier brachten onze Hollanders waarlijk prachtig werk. Hoe goed ook was het kwintet, uit de Tooyerfluit. Voor 't volmaakt ensemble mogen wij stenig den kunstzinnigen en zeer bekwamen Antoon Krelage dank brengen. Hij begeleidde ook alles, niet alleen vaardig, doch intelligent bovenal. Was 't wonder, dat na de pauze de voorzitter van 't Centraal Bestuur van ,,A- O.", de heer Noordhof, naar 't podium kwam en de afd. Haarlem hulde bracht? De heer Noord hof zette ook voor buitenstaanders de groote beteekenis van het „Inst. voor A. O." duidelijk uiteen en wekte op tot medewerking. Zijn helder woord vond warmen bijval. Toch zou, zonder de medewerking van het Bewegingskoor, onder mej. Els Keezer, de avond niet zijn geweest wat hij is geworden. De leidster kwam met een prachtig geoefend ensemble, dat blijk gaf. op de muziek volko men te reageeren. Zelfs bij Bach, al voel ik hier voor plastische uitbeelding geen enkele noodzaak^ kwam de tweestemmigheid van het praeludium (men vindt dit d-moll in 't eerste deel van het Wohltemp. klav.) duidelijk tot uiting. Met veel meer recht was dit bij de Be- wegingsmuziek van Heinz Tobi 't geval, en men bisseerde terecht. Ook het Oud Russisch voLkslied. dat in een Treurdans de gesneuvel den in de Russische revolutie herdacht, was vol zin. Goed aangebrachte verlichting ver hoogde het harmonisch evenwicht van deze even frissche als bekoorlijke groependans, waarvoor terecht aan Els Keeser hulde werd gebracht. Volledigheidshalve vermeld ik gaarne, dat de door ongesteldheid gehandicapte tenor zanger Michel Gobets in het ensemble zeer voldeed, en 'dat de Hugo-Wolf-liederen van Agathe Rengers' waren: „Gesang Weilas" en „Wo find' ich Trost". Ook aan deze liederen gaf Antoon Krelage een prachtig relief. G. J. KALT. CIRCUS IN STAD! „RAUSCH" HEEFT ZIJN TENTEN OPGESLAGEN AAN DE HEEMSTEEDSCHE SPORTPARKLAAN. Vroeger was het een evenement als er „cir cus in stad" zou komen. Weken van> te voren kondigden affiches het aan, de bevolking be reidde zich voor., de intocht was feestelijk en de straten waren zwart als de stoet langs trok. Moderner vermaak doet het circus op den achtergrond komen/sommigen beschouwen het als kermisgedoe. en zien de kunstwaarde die de circusartisten brengen niet. Circus Rausch (directeur Jos. Mullens) dat van Zaterdag tot en met Woensdag zijn ten ten aan de Sportoarklaan te Heemstede heeft opgeslagen, bewijst dat het circus zijn recht van bestaan nog niet heeft verloren, dat be- wiist de volle tent en dat bewees vooral de 1600 plaatsen bevattende tent niet jeugd. Zon dagmiddag. Vuurroode ooren en wangen had den de kinderen van het lachen om de gv,ao- pen van den dommen August, die nog dom mer was dan-ie er uit zag. „Daar komen de cyclonenleerde een vader zijn zoontje, terwijl hij op de clowns 'wees, en het ventje maakte eenigen t.iid later een leven als een oordeel, omdat hij dacht dat de klapoen die August te incasseeren had, „heusche" tikken waren. De avondvoorstelling voor de volwassenen ïs nog veel uitgebreider, doch de kindervoor stelling gaf reeds veel goede kunst en acro batiek te zien. Namen als Senórita di Torinto y Padre, Troupe Kiefers en Serierse. Robertie Jr., Gebr. Victorio en Name Orlof, Miss Univers, Carlo en Coco, Les Brasso's, Karl Röber, Mr. G. Bau dewitz, Mr. René Hubert, Mr. Maurice en Vi- talo Carlo Pepino zijn wel een verontschuldi ging dat wij niet bij elk nummer wisten wie de uitvoerenden waren, wat overigens weinig ter zake doet, daar alle uitvoeringen perfect waren; 't best was er geen een, maar alle te gelijk. Een nummer waarbij een acrobaat zich zelf opvouwt om zich daarna weer in een anderen vorm te ontplooien, ontlokte een jongetje de vraag of „dat nu wel een levende man." was.... Een waterballet sloeg geweldig in, en bij het ezeltje-rijden was hét gegier niet van de lucht. Stel u voor: een ezeltje van nog meter hoogte, het publiek wordt uitgenoodigd een, ritje te maken, geheel gratis! Drie mannen' loopen er achter aan, een houdt het beest aan den kop, een- ander in het midden en wanneer de derde er op wil springen, missen de achteruitslaande pooten van langoor op luttele centimeters den aspirant-ezelrijder,die ijlings de vlucht neemt. Krachttoeren zonder weerga worden ge toond, met een vroolijkén inslag. Wij denken aan de vuurpijl-broek aan het wandrek, en aan den doodenval van drie tafels hoogte...! Wie in de gelegenheid is en lust gevoelt een degelijk, ouderwetsch circus te zien, vei-zui- me niet de staaltjes van kracht en schoonheid te bewonderen die onder het gespannen zeil aan de Sportparklaan te zien zijn. Paardendressuur, fietstechniek. koorddan sers. acrobatiek en gynmastiekkunst, clow nerie en prachtige lichteffecten, goochelvaar- digheid en raadselgrollen, zie hier een korte samenvatting van het uitgebreidde circus menu. NIEUW-GUINEA Hedenavond heeft een vergadering plaats van de afd. Haarlem der Nederlandsche Kolo- nisatievereeniging „Nieuw-Guinea" in een dei- zalen van café-rest. Brinkmann, Gr. Markt. Deze vergadering is toegankelijk voor de leden en introducees. Als sprekers zullen op treden de heeren H. A. Torcque, J. F. J. K. van Deun en W. Dolf in: tevens verklaarde de heer E. van Millegen te Santpoort zich bereid te zullen spreken over 't Gewest Nieuw- Guinea, in het bijzonder Vogelkop.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1933 | | pagina 7